Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bromet en Bushoff over het vogelgriepvirus dat overspringt van koeien op mensen
Vragen van de leden Bromet en Bushoff (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het vogelgriepvirus dat overspringt van koeien op mensen (ingezonden 10 juli 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur), mede
namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 13 september 2024).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2157.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Vogelgriep uit koeien bindt aan receptor in de menselijke
luchtwegen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reageert u op het nieuwe onderzoek van wetenschapsblad Nature waaruit blijkt dat
het vogelgriepvirus zich nu kan binden aan receptoren in de luchtweg van mensen?
Antwoord 2
Het artikel in Nature toont aan dat de variant van het vogelgriepvirus, dat nu in
de Verenigde Staten (VS) voor uitbraken zorgt, in een laboratoriumtest in staat bleek
te binden aan receptoren die ook in de luchtwegen van mensen aanwezig zijn. In het
frettenmodel dat in dit onderzoek gebruikt is, lijkt er geen sprake te zijn van zeer
efficiënte overdracht van het virus van zoogdier-op-zoogdier. Desalniettemin kan dit
mogelijk wijzen op een volgende stap in de verandering van het virus naar een virus
dat uiteindelijk wel efficiënt van zoogdier-op-zoogdier en van mens-op-mens overdraagbaar
wordt. Het is van belang dat de ontwikkelingen van het vogelgriepvirus wereldwijd
goed in de gaten worden gehouden. En dat dit soort onderzoek gepubliceerd wordt zodat
de wetenschap dit wereldwijd kan blijven volgen. Ook in Nederland wordt bij uitbraken
van vogelgriep het virus onderzocht op eventuele genetische wijzigingen.
Naast receptorbinding hebben echter ook diverse andere factoren en viruseigenschappen
invloed op de mogelijkheid mensen te infecteren en overdracht tussen mensen te laten
plaatsvinden. Veel van deze eigenschappen zijn niet compleet bekend. De variant van
het virus dat rondgaat in de VS is overigens een andere variant van het H5N1 vogelgriepvirus
dat in Europa onder andere bij pluimvee is gevonden.
Vraag 3
Hoe zorgelijk is deze nieuwe mutatie van het vogelgriepvirus, dat nu rondgaat bij
melkkoeien in de VS en makkelijker aanslaat op de mens? Klopt het dat een volgende
pandemie door deze mutatie een stap dichterbij is?
Antwoord 3
In de VS zijn inmiddels meer dan tien mensen met deze nieuwe H5N1-variant besmet geraakt
via direct contact met koeien, en bij het ruimen van pluimvee. De Amerikaanse autoriteiten
onderzoeken momenteel ook een humane besmetting waarvan de bron nog onbekend is. Dit
zijn meer besmettingen dan we in de periode 2021–2024 in Europa hebben gezien met
de andere, nog steeds in Europa circulerende H5N1-variant. De besmette mensen hadden
milde verschijnselen en herstelden snel. Mensen die direct contact hadden met de besmette
mensen zijn zelf niet ziek geworden. Er zijn momenteel geen aanwijzingen dat het virus
van mens-op-mens overdraagbaar is.
Het is niet bekend of het binden aan receptoren in luchtwegen van de mens, zoals aangetoond
in het in Nature gepubliceerde onderzoek, de oorzaak is van de besmettingen bij mensen
in de VS. Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven zijn er ook andere factoren
en eigenschappen van een virus van invloed op hoe makkelijk een virus de mens kan
infecteren. De conclusie dat met het aantonen van het kunnen binden van het virus
aan de receptoren in luchtwegen van de mens een pandemie een stap dichterbij is, is
daarom niet één op één te trekken.
Vraag 4
Deelt u de zorgen van de indiener dat de grote dichtheid van vee in Nederland ons
bijzonder kwetsbaar maakt voor de verdere mutatie en verspreiding van het vogelgriepvirus?
Kunt u uw antwoord wetenschappelijk onderbouwen en afzonderlijk ingaan op de risico’s
van een grote dichtheid van koeien, kippen en varkens?
Antwoord 4
Ik begrijp de vragen en zorgen over mogelijke mutaties en verspreiding van het vogelgriepvirus
in relatie tot bedrijfs- en dierdichtheid. Echter, ondanks de vele introducties van
het vogelgriepvirus op pluimveebedrijven in de afgelopen jaren, is er vrijwel geen
verspreiding tussen bedrijven geweest en zijn er geen mensen besmet geraakt. Verdenkingen
van besmetting met vogelgriep worden snel gemeld door de pluimveehouders waardoor
snel de nodige maatregelen genomen kunnen worden om verspreiding te voorkomen.
In 2023 is er op verzoek van mijn ambtsvoorganger onderzoek gedaan naar het risico
op de verspreiding van ziekteverwekkers tussen bedrijven (tussenbedrijfstransmissie).
Met de Kamerbrief van 29 maart 2023 (Kamerstuk 29 683, nr. 273) is het rapport «Preventie van efficiënte transmissie van zoönotische ziektekiemen
tussen veehouderijbedrijven» aan de Kamer gestuurd. In het rapport heeft een expertgroep,
onder leiding van de voorzitter van het Netherlands Centre for One Health, een aantal
vragen over tussenbedrijfstransmissie beantwoord. De experts geven aan dat het algemene
beeld is dat een hoge bedrijfsdichtheid de kans op tussenbedrijfstransmissie vergroot.
In dit rapport wordt met modellering wetenschappelijk onderbouwd dat een hogere bedrijfsdichtheid
van pluimveebedrijven de kans op tussenbedrijfstransmissie van het vogelgriepvirus
vergroot. Naast de bedrijfsdichtheid hebben volgens de onderzoekers ook het bioveiligheidsniveau
en de emissie van deeltjes van bedrijven invloed op de kans op tussenbedrijfstransmissie.
Het is aannemelijk dat bij een langdurige circulatie van het vogelgriepvirus, er een
verhoogd risico is op een mutatie. Dit valt echter niet te kwantificeren. De afgelopen
jaren is er bij de uitbraken in Nederland geen sprake geweest van langdurige circulatie
van het vogelgriepvirus tussen bedrijven.
Ook varkens en runderen kunnen besmet raken met het vogelgriepvirus. Over de (mogelijke)
verspreiding van het vogelgriepvirus tussen deze andere dieren en deze andere typen
veehouderijen, is nog zeer weinig bekend. In Nederland zijn geen besmettingen van
vogelgriepvirussen bij varkensbedrijven en rundveebedrijven bekend.
Vraag 5
In hoeverre draagt een hoge dichtheid van vee bij aan het risico dat het vogelgriepvirus
zodanig muteert dat het mensen kan infecteren en onderling verspreid kan worden?
Antwoord 5
Het is niet te kwantificeren in welke mate een hoge bedrijfs- en dierdichtheid bijdraagt
aan het risico op mutatie van het virus. Ook zijn er meer factoren van invloed, zoals
de mate van interactie tussen mens en dier en de hoeveelheid virus dat aanwezig is.
In vergelijking met andere plaatsen op de wereld is er in de Nederlandse veehouderij
minder direct contact tussen (potentieel besmette) dieren en mensen. Daarnaast wordt
er bij een uitbraak van hoogpathogene vogelgriep (HPAI) bij een pluimveebedrijf snel
geruimd (meestal binnen 24 uur) om de grote hoeveelheid virus zo snel mogelijk te
verwijderen.
Ten algemene kan gesteld worden dat een hoge bedrijfs- en dierdichtheid een verhoogd
risico geeft op tussenbedrijfstransmissie. Bij (langdurige) circulatie van het virus,
zijn er altijd mutaties en is er dus ook een verhoogde kans dat er een mutatie ontstaat
waardoor het virus makkelijker mensen kan infecteren. Zoals aangegeven in het antwoord
op vraag 4 is er in Nederland geen sprake geweest van langdurige circulatie van het
virus onder pluimveebedrijven.
Vraag 6
Kunt u uiteenzetten hoe een kleinere veestapel in Nederland zou bijdragen aan het
verkleinen van de kans dat het vogelgriepvirus hier verder muteert en verspreidt?
Antwoord 6
Het vogelgriepvirus komt endemisch voor bij wilde vogels over de hele wereld. Er is
altijd een kans dat er ergens een mutatie optreedt, hetzij bij wilde vogels, hetzij
bij gehouden pluimvee of andere dieren.
Ten algemene geldt dat bij een lagere bedrijfs- en dierdichtheid, een hoog bioveiligheidsniveau
en een lage emissie van deeltjes, er ook een lagere kans is op tussenbedrijfstransmissie.
De kans dat er door (langdurige) circulatie van het virus tussen bedrijven een mutatie
van het virus optreedt, is daarmee ook lager. De invloed van een lagere bedrijfs-
en dierdichtheid is niet te kwantificeren. De bijdrage aan verminderen van dat risico
door verkleining van de veestapel in Nederland zal relatief zeer beperkt zijn, aangezien
vogelgriep wereldwijd voorkomt en dieren besmet.
Vraag 7
Is de verdere mutatie en verspreiding van het vogelgriepvirus volgens u onvermijdelijk?
Welke maatregelen neemt u nu om dit tegen te gaan? Welke aanvullende maatregelen kunt
u nemen die bewezen effectief zijn?
Antwoord 7
Zoals ik in het antwoord op de vorige vraag heb aangegeven, komt het vogelgriepvirus
endemisch voor bij wilde vogels over de hele wereld. Een verdere verspreiding van
het virus is daarmee onvermijdelijk. En ook is het zo dat het vogelgriepvirus tijdens
verspreiding altijd muteert. Mijn invloed op dat proces is beperkt, maar ik kan wel
maatregelen nemen om in Nederland de kans op besmetting, verspreiding en het ontstaan
van zoönotische varianten zo veel mogelijk te beperken. Om die reden is het Intensiveringsplan
preventie vogelgriep (Kamerstuk 28 807, nr. 291) gemaakt met uiteenlopende maatregelen ten behoeve van de volksgezondheid, en de
gezondheid van wilde en gehouden dieren. Deze inspanning past bij de huidige vogelgriepsituatie
en de specifieke Nederlandse risico’s waarbij veel mensen en dieren samenleven. Ik
houd ook rekening met mogelijke scenario’s waarbij andere varianten van het vogelgriepvirus
in Nederland zouden circuleren, onder vogels, onder zoogdieren of onder mensen. Voor
nadere informatie over deze maatregelen verwijs ik u naar het genoemde Intensiveringsplan
en de voortgangsrapportage daarover (Kamerstuk 28 807, nr. 296).
Vraag 8
Welke aanvullende maatregelen, die het risico op mutatie en verspreiding van vogelgriep
bij melkvee verkleinen, kunt u nog nemen? Wanneer bent u bereid deze te nemen?
Antwoord 8
Er zijn geen aanwijzingen dat het vogelgriepvirus bij melkkoeien in Nederland voorkomt.
Zoals in de Kamerbrief van 28 mei jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 300) aangegeven hebben we in Nederland een goed monitoringsysteem waarmee we signalen
van infectieziekten bij dieren vroegtijdig opsporen en opvolgen, de zogenaamde basismonitoring
uitgevoerd door Royal GD (GD). Daarnaast worden bij iedere uitbraak van vogelgriep
op een pluimveebedrijf waar ook herkauwers aanwezig zijn, de herkauwers gescreend
op vogelgriep. Ook is het verplicht om een positieve laboratoriumuitslag van HPAI
bij zoogdieren, waaronder melkvee, te melden bij de NVWA en voert de GD in opdracht
van LVVN een retrospectief bloedonderzoek uit bij runderen. Hiermee kunnen infecties
van vogelgriep uit het verleden worden opgespoord. De resultaten verwacht ik kort
na de zomer.
Een eventuele verspreiding via wilde vogels is niet te voorkomen. In Nederland hebben
we een monitoring voor zowel dode als levende wilde vogels, waarin wordt bijgehouden
of, en zo ja welk type HPAI er rondgaat onder wilde vogels. Momenteel worden er niet
tot nauwelijks (wilde) vogels met vogelgriep gevonden in Nederland. Aanvullende maatregelen
acht ik daarom op dit moment niet nodig. Als de situatie verandert en er maatregelen
zijn waarmee melkveehouders hun dieren kunnen beschermen, dan volgt hier communicatie
over. Wel wordt melkveehouders geadviseerd om contact op te nemen met hun dierenarts
als hun koeien een combinatie van de volgende ziekteverschijnselen vertonen: plotselinge
daling in de melkproductie, dikke verkleurde melk, koorts en verlies van eetlust.
Daarnaast wordt er gewerkt aan een draaiboek voor vogelgriep bij melkkoeien. Hierin
worden maatregelen beschreven die kunnen worden toegepast, naast de maatregelen die
staan beschreven in het algemeen beleidsdraaiboek bestrijdingsplichtige dierziekten2, op het moment dat er melkkoeien in Nederland worden gevonden met vogelgriep. Ik
verwacht het draaiboek voor het eind 2024 af te ronden en op de website van de rijksoverheid
te publiceren.
Vraag 9
Welke aanvullende maatregelen, die het risico op mutatie en verspreiding van vogelgriep
tussen kippen en watervogels in waterrijke gebieden verkleinen, kunt u nog nemen?
Wanneer bent u bereid deze te nemen?
Antwoord 9
Om dit risico te verminderen zijn door mijn ambtsvoorganger in het Intensiveringsplan
preventie vogelgriep zogeheten «structuurmaatregelen» voor de pluimveehouderij opgenomen.
Daarin is het streven naar een verbod op nieuwvestiging van pluimveebedrijven in waterrijke
gebieden en pluimveedichte gebieden opgenomen, en een verkenning naar een verbod op
uitbreiding van pluimveebedrijven in waterrijke gebieden en pluimveedichte gebieden.
Dit zijn ingrijpende maatregelen, waarvoor nieuwe juridische bevoegdheden nodig zijn.
Ook is een gedegen onderbouwing nodig waaruit blijkt dat deze maatregelen proportioneel,
geschikt en noodzakelijk zijn. Hiertoe wordt momenteel een impactanalyse uitgevoerd,
deze is door mijn ambtsvoorganger uitgezet. Experts van Wageningen Economic Research
(WEcR) onderzoeken de financieel-economische impact van deze maatregelen op de pluimveesector.
Andere experts zullen een analyse uitvoeren naar de impact van deze maatregelen op
de volks- en diergezondheid. Ik hecht aan een zorgvuldige en gedegen impactanalyse.
Ik verwacht de resultaten van deze analyses in het tweede kwartaal van 2025. Mede
op basis van de uitkomsten van bovenstaande onderzoeken en de impact van de eerder
geformuleerde maatregelen, zal ik mij beraden en besluiten over de eventuele invoering
van deze maatregelen.
Daarnaast is in het Intensiveringsplan opgenomen dat ik het bioveiligheidsplan in
regelgeving zal uitwerken en verplicht zal stellen voor alle commerciële pluimveebedrijven. Een goede bioveiligheid is van belang om zo veel mogelijk
te voorkomen dat een bedrijf met vogelgriep besmet raakt. Het streven is dat de regeling
in het najaar van 2024 wordt gepubliceerd, zodat deze 1 januari 2025 van kracht kan
worden.
Vraag 10
Welke aanvullende maatregelen, die het risico op mutatie en verspreiding van vogelgriep
bij varkens verkleinen, kunt u nog nemen? Wanneer bent u bereid deze te nemen? Kunt
u specifiek ingaan op de nabijheid van pluimveebedrijven als risicofactor?
Antwoord 10
Varkens staan in de wetenschappelijke literatuur bekend als een dier waar potentieel
vermenging van influenzavirussen van verschillende diersoorten (waaronder de mens)
kan plaatsvinden. In het Intensiveringsplan preventie vogelgriep zijn daarom diverse
maatregelen opgenomen die betrekking hebben op varkenshouderijen (Kamerstuk 28 807, nr. 291). In 2023 is een meldplicht voor HPAI bij zoogdieren ingevoerd. Daarnaast is HPAI
bij varkens aangewezen als besmettelijke dierziekte, waardoor er een bestrijdingsbevoegdheid
is gecreëerd, en de overheid bestrijdingsmaatregelen kan treffen in geval van een
besmetting. Deze maatregelen zijn beschreven in het beleidsdraaiboek HPAI bij gehouden
varkens (Kamerstuk 28 807, nr. 296).
Daarnaast is de Kamer eerder geïnformeerd over het versterken van de surveillance
op influenzavirussen op varkensbedrijven. Het beleid aangaande vogelgriep bij varkens
is gericht op die bedrijven, waar de kans op introductie van het vogelgriepvirus volgens
deskundigen het grootst is: gemengde bedrijven (varkens en pluimvee), varkensbedrijven
met buitenloop of varkensbedrijven in waterrijke gebieden. Voor nadere details over
de verschillende surveillancewerkzaamheden verwijs ik u naar de Kamerbrief van 28 mei
jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 300). Het HPAI-virus is in Nederland nog geen enkele keer aangetoond bij gehouden varkens.
Vraag 11
Kunt u vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Antwoord 11
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur -
Mede namens
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.