Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 578 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 11 september 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
I.
Algemeen
1
1.
Aanleiding en doelen
2
2.
Gevolgen voor burgers, bedrijven en overheid
4
3.
Consultatie en toetsen
5
II.
Overig
6
I. Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het wetsvoorstel met interesse gelezen. Zij hebben enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting
1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar
het nieuwe pensioenstelsel en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben
daarover enkele vragen.
1. Aanleiding en doelen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering om toe te lichten in welke gevallen de transitieperiode nogmaals
verlengd zou moeten worden. Kan de regering hier voorbeelden van geven? Hoe waarschijnlijk
acht de regering deze voorbeelden? Hoe groot acht de regering de kans dat de transitieperiode
nogmaals verlengd moet worden?
Daarnaast vragen deze leden naar de betrokkenheid van de Staten-Generaal bij een dergelijke
beslissing. Is de regering van plan een algemene maatregel van bestuur met betrekking
tot dit onderwerp altijd aan het parlement voor te leggen, of alleen als leden van
de Kamers daar om vragen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd naar het belang van spreiding
van werkzaamheden voor de uitvoerende organisaties. Kan de regering aangeven voor
welke uitvoerende organisaties er knelpunten ontstaan en welke knelpunten dat zijn?
Zijn er specifieke pensioenfondsen die gevraagd kunnen worden om de transitie uit
te stellen om deze knelpunten weg te nemen, en zo ja, welke fondsen zijn dat? Is de
regering bereid om zo nodig met deze fondsen in overleg te treden over de planning
met betrekking tot hun transitie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering voorts in welke situaties
ook de compensatieperiode verlengd zou moeten worden. In hoeverre acht de regering
deze situaties waarschijnlijk?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er bij een langere compensatieperiode arbeidsmarkteffecten en budgettaire
effecten zijn. Op welke gegevens is deze uitspraak gebaseerd? Op welke manier wegen
deze effecten op tegen het wel of niet aanhouden van een ruimere compensatieperiode?
De leden van de NSC-fractie lezen in de memorie van toelichting hoeveel pensioenfondsen begin 2024 voornemens
waren om in te varen in 2025, 2026, 2027 en 2028. Hieruit blijkt onder meer dat 14
fondsen voornemens waren om in te varen in 2025, 74 fondsen in 2026, 44 in 2027 en
5 fondsen op 1 januari 2028. Kan de regering een update geven van de voornemens om
in te varen op de verschillende data? Kan de regering voor de pensioenfondsen die
inmiddels hun voornemen van begin 2024 toch niet lijken te halen, schetsen wat de
belangrijkste oorzaken van het uitstel van invaren zijn geweest? Hoeveel fondsen zijn
er volgens de meest recente cijfers nog voornemens om in 2026 in te varen? Kan de
regering aangeven hoeveel fondsen dit per pensioenuitvoeringsorganisatie betreft?
Vindt de regering het realistisch dat er zoveel pensioenfondsen tegelijk overstappen
op een nieuwe premieregeling voor nieuwe pensioenopbouw en invaren? Kan de regering
bij verschillende pensioenfondsen en/of uitvoeringsorganisaties die afgelopen jaren
ervaringen hebben opgedaan met een wisseling van administratiesysteem nagaan hoelang
een omzetting van één pensioenfonds van het ene administratiesysteem naar een ander
administratiesysteem totdat alles volledig correct is geïmplementeerd gemiddeld duurt
en waar die pensioenfondsen tegenaan liepen? In hoeverre verwachten de pensioenfondsen
en/of uitvoeringsorganisaties dat deze transitie naar een nieuwe premieregeling inclusief
invaren anders en vlotter verloopt dan de overgangen in voorgaande jaren?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Raad van State in haar advies aangeeft dat
de uiterste transitiedatum beter in de wetgeving kan worden aangepast in plaats van
via een algemene maatregel van bestuur. Waarom heeft de regering deze aanbeveling
niet overgenomen? Deze leden zien niet in waarom er geen tijd is om het verlengen
van de transitieperiode via een normaal wetgevingsproces te doen. Kan de regering
hierop reflecteren?
De leden van de NSC-fractie lezen dat er als alternatief is aangegeven de totale transitietermijn
op voorhand met bijvoorbeeld twee jaar te verlengen, maar dat er op dit moment nog
geen aanleiding is om dit besluit te nemen en het nog te vroeg is om verdergaande
stappen te zetten. Waarom is het dan nu al nodig om de verlenging van transitieperiode
naar een algemene maatregel van bestuur te verplaatsen, terwijl er blijkbaar nog tijd
is?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de andere alternatieve maatregel om geen eindtijd
te koppelen aan de transitieperiode en het huidige pensioenstelsel overeind te houden,
volgens de toelichting zou betekenen dat er twee pensioenstelsels naast elkaar blijven
bestaan wat volgens de regering het pensioenstelsel complexer zou maken voor de burger,
minder efficiënt in de uitvoering en complexer voor toezichthoudende instanties. Realiseert
de regering zich dat het huidige pensioenstelsel, het financieel toetsingskader (ftk),
sowieso overeind zal blijven voor pensioenfondsen die niet kunnen of willen invaren
en voor de vaste uitkeringsfase in een flexibele premieregeling bij pensioenfondsen?
Realiseert de regering dat het nu veelal bij pensioenfondsen ook al het geval is dat
zij een uitkeringsregeling onder het ftk en bijvoorbeeld een excedent- of nettoregeling
in de vorm van een premieregeling voeren, ofwel dat pensioenfondsen nu ook al veelal
twee regelingen met heel verschillende wetgeving naast elkaar voeren?
De leden van de NSC-fractie vragen of als alternatief ook is overwogen om de einddatum
1 januari 2028 wel gewoon in de wetgeving te zetten zoals de Raad van State adviseert.
Waarom is hier niet voor gekozen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de regering aangeeft dat een logische consequentie
van het verlengen van de transitietermijn voor verzekeraars en premiepensioeninstellingen
is om ook de deadlines om het transitieplan en het implementatieplan definitief in
te dienen uit te stellen. Waarom gaat die logica volgens de regering ook niet op voor
pensioenfondsen? Kan de regering dit verschil uitleggen aan werkgevers die ofwel bij
een pensioenfonds zitten ofwel bij een verzekeraar?
Is de regering er ook van op de hoogte dat er pensioenfondsen zijn die onder tijdsdruk
komen te staan, omdat de sociale partners niet tijdig hun besluit nemen over het transitieplan,
zo vragen de leden van de NSC-fractie. Is de regering er ook van op de hoogte dat
dit er in de praktijk toe leidt dat het hoorrecht niet in voldoende mate kan worden
uitgevoerd omdat er teveel tijdsdruk is? Gezien de huidige deadline (1 januari 2025)
voor het transitieplan al zeer snel is, is de regering van mening dat de deadline
voor het transitieplan ook niet uitgesteld zal moeten worden?
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering ervan op de hoogte is dat er geen
sanctie staat op het te laat afronden van een transitieplan. Is de regering van plan
om alsnog een sanctie te verbinden aan het niet binnen de mijlpalen opleveren van
het transitieplan om de hieruit mogelijk volgende problemen te voorkomen?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de tijd tussen implementatieplan en werkelijke
overgang bij pensioenfondsen bij de huidige wettelijke deadlines erg groot kan worden
en omstandigheden kunnen op het moment van werkelijke overgang heel anders zijn, waardoor
plannen achterhaald kunnen zijn. Hoe kijkt de regering tegen dit probleem aan?
De leden van de NSC-fractie lezen dat bij schokken als gevolg van aanpassingen in
de scenarioset van De Nederlandsche Bank (DNB), waardoor de premiegrens meer dan 5%-punt
zou stijgen of dalen, er tussentijds aanpassing zal plaatsvinden aan de fiscaal maximale
premiegrens. DNB kan technische aanpassingen doen aan de scenarioset, zoals zij nu
bijvoorbeeld onderzoek doet naar mogelijke aanpassingen aan de scenarioset in het
kader van de «rentedip». Daarbij constateren deze leden dat DNB ook in eerdere jaren
technische aanpassingen deed aan de scenariosets, waardoor de uitkomsten berekend
op basis van de scenariosets flink konden wijzigen. In hoeverre kunnen dit soort technische
aanpassingen vanuit DNB invloed hebben op de fiscaal maximale premiegrens? Behoort
een aanpassing van de rente ook tot een aanpassing van de scenarioset waardoor de
premiegrens kan stijgen of dalen? Hoe zou de berekening van de fiscaal maximale premie
uitkomen als die nu gemaakt zou worden? Hoe vaak wordt de doorrekening gemaakt om
te controleren of de premiegrens niet meer dan 5%-punt afwijkt en wie maakt die berekening?
De leden van de SGP-fractie wijzen op het risico dat niet de formele wetgever de snelheid van de transitie bepaald,
maar de uitvoerende organisaties. Nu de transitieperiode vrij eenvoudig aangepast
kan worden, is er een risico dat de wetgever de snelheid van de uitvoering moet volgen.
Wat is de reactie van de regering daarop?
Daarnaast vragen de leden van de SGP-fractie hoe wordt bepaald of de transitieperiode
in de toekomst al dan niet verlengd moet worden. Welke voorwaarden zijn daarvoor noodzakelijk?
Zijn daar objectieve gronden voor opgesteld?
Welke gevolgen heeft het niet verlengen van de compensatieperiode voor de deelnemers,
zo vragen de leden van de SGP-fractie. Hoe groot acht de regering het risico dat compensatie
buiten de pensioensfeer aantrekkelijker wordt?
De Raad van State wijst op de evenwichtigheid in het transitie-ftk als gevolg van
het wetsvoorstel, zo constateren de leden van de SGP-fractie. Deze leden willen deze
opmerking van de Raad van State onderschrijven. Door een lagere transitieperiode mag
er langer gerekend worden met meer soepele regels, volgend uit het transitie-ftk.
Erkent de regering dat dit ook (financiële) gevolgen zal hebben voor diverse groepen
deelnemers? Kan de regering hier meer op ingaan, en deze (financiële) gevolgen beter
duiden?
2. Gevolgen voor burgers, bedrijven en overheid
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering hoe zij ervoor gaat zorgen dat pensioenfondsen, deelnemers in
pensioenfondsen en werkgevers zekerheid hebben over hun pensioen en de transitie naar
het nieuwe stelsel, aangezien met dit wetsvoorstel de transitietermijn relatief eenvoudig
aangepast kan worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering ook om de gevolgen voor
deelnemers in kaart te brengen als een pensioenfonds langer over de transitie doet
en er daardoor een kortere compensatieperiode overblijft. Wat merken deelnemers van
deze kortere compensatieperiode? Wat vindt de regering van deze gevolgen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd of de verlenging van de
transitieperiode gevolgen heeft voor de middelen uit het Herstel- en Veerkrachtplan.
Zo ja, wat zijn deze gevolgen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het verlengen van de transitietermijn met een jaar gevolgen kan hebben
voor de afspraken die gemaakt zijn in het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan.
Deze leden zouden graag een toelichting ontvangen waarin de omvang wat betreft financiële
middelen binnen de Herstel- en Veerkrachtfaciliteitmiddelen uiteen wordt gezet.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering het risico ziet dat bij het verder wijzigen van tijdlijnen
per algemene maatregel van bestuur de mijlpalen uit het Herstel- en Veerkrachtplan
in gevaar komen. Kan de regering toezeggen dat de aan Nederland toegezegde gelden
niet in gevaar komen, ook als op enig moment besloten wordt de transitie nog verder
uit te stellen per algemene maatregel van bestuur? De Afdeling advisering van de Raad
van State heeft aangegeven dat het tijdpad voor de transitie niet zonder intensief
overleg met de Europese Commissie kan worden aangepast, wat het belang onderstreept
dat ook de medewetgever betrokken is bij besluiten tot verlenging van de transitieperiode.
Kan de regering hierop reflecteren? Realiseert de regering dat – zeker gezien de link
met de mijlpalen in het Herstel- en Veerkrachtplan – door voor een algemene maatregel
van bestuur te kiezen de Tweede Kamer een belangrijk deel van haar mandaat weggeeft?
Op grond waarvan vindt de regering dat een goed idee?
3. Consultatie en toetsen
De leden van de VVD-fractie lezen dat met de Belastingdienst is besproken dat toetsing van het wetsvoorstel plaatsvindt
bij het besluit. Wat zijn de voor- en nadelen van beide opties en op basis waarvan
is tot dit besluit gekomen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat dit wetsvoorstel als doel heeft om voor alle uitvoerende partijen een zorgvuldige,
beheerste transitie beter mogelijk te maken. Geldt dit ook voor de (actuarieel, juridische
en communicatie) adviseurs? WTW heeft gedurende de internetconsultatie gevraagd om
meer tijd voor de tussenliggende mijlpalen. Het Koninklijk Actuarieel Genootschap
heeft in januari 2024 in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven dat er meer tijd
nodig is voor de transitie- implementatie- en communicatieplannen om een zorgvuldige
transitie mogelijk te maken. Ook in het rondetafelgesprek over pensioenen van 20 juni
2024 in de Tweede Kamer is dit aangegeven door meerdere adviseurs (Koninklijk Actuarieel
Genootschap/WTW/Ortec). Kan de regering aangeven waarom er tot nu toe niets met deze
signalen is gedaan? Vindt de regering het niet ook belangrijk dat het opstellen van
de plannen zorgvuldig en beheerst gebeurt? Is de regering nog steeds de mening toegedaan
dat het niet wenselijk is om de mijlpalen van het transitieplan (1-1-2025) en van
het implementatieplan (1-7-2025) aan te passen in het belang van de voortgang van
de transitie? Zo nee, waarom is de regering van mening veranderd en welke aanpassingen
heeft de regering in gedachten?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Raad van State terecht aangeeft dat het transitie-ftk
ook langer doorloopt en dat dit volgens de Wet toekomst pensioenen gevolgen heeft
voor de evenwichtigheid. Hoe reflecteert de regering daarop?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Pensioenfederatie aangeeft graag in gesprek
te blijven met de Minister over de uiterste datum voor indiening van het implementatieplan,
gezien de voorgenomen verlenging van de transitieperiode tot 1 januari 2028. Er staat
dat bij de weegmomenten ook gesproken zal worden met verschillende pensioenfondsen
en de Pensioenfederatie. Is de regering bereid om ook te spreken met het Koninklijk
Actuarieel Genootschap, adviesbureaus zoals bijvoorbeeld WTW, Ortec en Sprenkels?
II. Overig
De leden van de NSC-fractie constateren dat op de website werkenaanonspensioen.nl al maandenlang staat dat de
uiterste transitiedatum 1 januari 2028 is. Hoe kan het dat werkenaanonspensioen.nl,
mede opgezet en onderhouden vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
al zonder voorbehoud praat over 2028 als einddatum voor de pensioentransitie, terwijl
die wetgeving nog niet naar de Tweede Kamer gebracht was en daar nog niet behandeld
is? Welke andere informatie vooruitlopend op nieuwe aanpassingen in de pensioenwetgeving
toont werkenaanonspensioen.nl nu al als waarheid? Wie houdt hier controle op? Wanneer
mag werkenaanonspensioen.nl op wetgeving vooruitlopen, zonder dit overigens expliciet
te melden aan de bezoekers van die website, volgens de regering?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de regeringscommissaris in de brief van
4 september 2024 adviseert om de uiterste indieningsdatum van het implementatieplan
en communicatieplan afhankelijk te maken van de verwachte transitiedatum, door een
dynamische indieningsdatum (T-x maanden) te hanteren.1 Kan de regering reflecteren op dit voorstel? Deelt de regering de zorg dat een dynamische
indieningsdatum kan leiden tot uitstel van de verwachte transitiedatum, simpelweg
omdat dan meer tijd beschikbaar is voor het implementatieplan? In hoeverre is de regering
van plan om de tussenliggende mijlpalen naar aanleiding van dit advies aan te passen,
wanneer wil de regering dit doen en op welke manier (bijvoorbeeld vaste data, de voorgestelde
T-x methode of andere alternatieven)?
De leden van de NSC-fractie lezen in de brief van de regering van 10 september 2024
over uitstel inwerkingtredingsdatum bedrag ineens dat (vertegenwoordigers van) pensioenuitvoerders
hebben aangegeven na instemming van beide Kamers ten minste zes tot negen maanden
nodig te hebben om deelnemers goed te kunnen informeren.2 Een bedrag ineens is slechts een relatief kleine keuzemogelijkheid, waar invaren
de totale (en mogelijk al lopende) pensioenuitkeringen flink kunnen wijzigen (zowel
qua hoogte, uitkeringenpatroon als risico). Is de regering van mening dat om deelnemers
goed te kunnen informeren over het invaren ook ten minste zes tot negen maanden nodig
zullen zijn? In hoeverre zijn de deelnemers van de pensioenfondsen die per 1 januari
2025 willen invaren al geïnformeerd? Kan de regering die informatie die fondsen al
gedeeld hebben ook delen met de Kamer, eventueel voor enkele geanonimiseerde voorbeelddeelnemers?
Indien de deelnemers van de koploperfondsen nog niet uitgebreid geïnformeerd zijn,
wanneer kunnen zij die informatie verwachten en vindt de regering dit niet erg laat
gezien iemands pensioenuitkering mogelijk op 1 januari 2025 al wijzigt? Kan de regering
nagaan bij de pensioenfondsen die van plan zijn op 1 januari 2025 in te varen wanneer
deelnemers volgens de planning van die pensioenfondsen inzicht krijgen in de exacte
uitkering die zij ontvangen voor en na het invaren? Wat vindt de regering van deze
termijn? Hebben bijvoorbeeld gepensioneerde deelnemers hiermee volgens de regering
voldoende tijd en handelingsperspectief?
De fungerend voorzitter van de commissie, L. de Jong
De adjunct-griffer van de commissie, Meester-Schaap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.