Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dijk over het bericht ‘Veel Nederlandse tandartsen gaan binnenkort met pensioen, alleen in Italië studeren er minder nieuwe af’
Vragen van het lid Dijk (SP) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Veel Nederlandse tandartsen gaan binnenkort met pensioen, alleen in Italië studeren er minder nieuwe af» (ingezonden 19 augustus 2024).
Antwoord van Minister Agema (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 10 september
2024).
Vraag 1
Heeft u het bericht «Nederland leidt minder tandartsen op dan de rest van Europa:
tekorten lopen op» gelezen en wat is uw reactie?1
Antwoord 1
Ja. De toegankelijkheid van de (mond)zorg voor alle patiënten in alle regio’s in Nederland
is voor mij heel belangrijk. De vraag naar mondzorg zal naar verwachting stijgen,
onder andere vanwege bevolkingsgroei, epidemiologische, sociaal-culturele en vakinhoudelijke
ontwikkelingen. Dit betreft onder andere toename van de tandheelkundige vraag onder
jongeren en ouderen en toename van de behandelopties door digitalisering. Daarom vind
ik het belangrijk dat er voldoende tandartsen worden opgeleid in Nederland. Het krantenartikel
schetst echter alleen het aantal opgeleide tandartsen. Het houdt geen rekening met
het aantal werkzame tandartsen per land. Het houdt ook geen rekening met andere beroepen
die in de mondzorg werken, zoals mondhygiënisten en tandprothetici. Bovendien verschilt
de organisatie en vergoeding van de mondzorg per land. Het aantal nieuwe tandartsen
per land is dus niet 1 op 1 te vergelijken. De ramingen van het Capaciteitsorgaan
houden wel rekening met dergelijke factoren.
Vraag 2
Hoe verklaart u dat er behalve in Italië nergens anders in Europa minder tandartsen
zijn opgeleid in 2022 dan in Nederland? Heeft dit alleen te maken met het aantal plekken
of ook de interesse voor dit beroep?
Antwoord 2
De wijze waarop wordt bepaald hoeveel tandartsen nodig zijn, met welke factoren rekening
wordt gehouden en hoeveel plekken vervolgens worden toegekend, verschilt per land.
De belangstelling voor de opleiding Tandheelkunde is groot. Er zijn meer aanmeldingen
dan opleidingsplaatsen. Voor de opleiding tandheelkunde hebben zich vijf keer meer
kandidaten aangemeld dan dat er plaatsen zijn. Het aantal opleidingsplaatsen is op
dit moment gemaximeerd op een jaarlijkse instroom van 259 voor 2024.
Vraag 3
Gaat u het advies van onderzoeksbureau Capaciteitsorgaan om de instroom op de opleiding
tandheelkunde te verhogen naar minstens 345 plekken per jaar opvolgen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Ja. Er wordt stapsgewijs toegewerkt naar het minimumadvies van het Capaciteitsorgaan.
De opleiding Tandheelkunde wordt door het Ministerie van OCW bekostigd. Voor de kabinetsreactie
op de driejaarlijkse raming van het Capaciteitsorgaan (2024–2027) verwijs ik naar
de eerdere Kamerbrieven hierover. Op 13 juni 2023 heeft de Tweede Kamer de kabinetsreactie
op het Capaciteitsplan 2024–2027 ontvangen (TK 29 282, nr. 521). In de Kamerbrief van 13 december 2023 is ingegaan op de uitvoering van de kabinetsreactie
en de consequenties voor de initiële zorgopleidingen (TK 29 282, nr. 553).
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat 22,8% van het totale aantal in Nederland werkzame tandartsen
hun opleiding in het buitenland heeft gevolgd?
Antwoord 4
Ten opzichte van eerdere jaren is er geen stijging van het aantal nieuw geregistreerde buitenlands gediplomeerde tandartsen in Nederland, maar het totaal
aantal geregistreerde tandartsen op basis van een buitenlands diploma neemt de laatste
jaren wel toe. Voor goede mondzorg is het belangrijk dat de beschikbare capaciteit
wordt benut. Daarbij is belangrijk dat de kwaliteit van de inzet van buitenlands gediplomeerde
tandartsen wordt geborgd. Daarom geldt een toelatingsprocedure voor zorgverleners
met een buitenlands diploma die in Nederland willen werken. Zij moeten voldoen aan
de minimum opleidingseisen die zijn overeengekomen in Europa. Ook de taaltoets is
een onderdeel van de toelatingsprocedure. Hoewel het belangrijk is dat de benodigde
capaciteit wordt benut, baart het mij zorgen dat inmiddels meer dan een vijfde van
de tandartsen buitenlands gediplomeerd is. Dit terwijl we tegelijkertijd ook zien
dat buitenlands gediplomeerden niet per definitie bijdragen aan een toekomstbestendige
arbeidsmarkt. Ondanks de beleidsinzet in 2007 blijft de vraag naar tandartsen onverminderd
groot en de opgave is dan ook om het aantal opleidingsplaatsen voor tandheelkunde
uit te breiden, passend binnen de financiële kaders die er zijn. Het vorige kabinet
heeft ervoor gekozen om in te zetten op de verkorting van de opleiding Tandheelkunde,
zodat er ruimte ontstaat om sneller en meer tandartsen op te leiden.
Vraag 5
Welke gevolgen heeft het tandartsentekort op dit moment, zowel voor heel Nederland
als voor specifieke regio’s? Welke gevolgen hebben regionale tekorten aan tandartsen
voor de beschikbaarheid van tandzorg in bepaalde regio’s?
Antwoord 5
Uit onderzoek blijkt dat mensen niet lang hoeven te zoeken naar een nieuwe tandartsenpraktijk
én dat de wachttijd voor een afspraak voor het overgrote deel (80%) minder dan een
maand is. Daaruit blijkt ook dat de mate van toegankelijkheid ook voldoende lijkt
geborgd.2 Daarnaast is sprake van een krapper wordende arbeidsmarkt. En tegelijkertijd zal
de komende 10 jaar ook de zorgvraag stijgen. Er is op dit moment sprake van regionale
tekorten in enkele regio’s in Nederland. De provincies Noord-Holland, Groningen, Utrecht,
Gelderland hebben de grootste tandartsdichtheid. Zeeland en Flevoland de laagste.
Het Capaciteitsorgaan neemt deze ontwikkelingen ook mee in het advies voor de benodigde
instroom in de opleiding Tandheelkunde.
Vraag 6
Hoe denkt u dat het huidige tekort aan tandartsen is ontstaan?
Antwoord 6
Uit deelrapport 3b van het Capaciteitsplan 2024–2027 van het Capaciteitsorgaan volgt
er in bepaalde regio’s in Nederland een tekort aan tandartsen is. Op basis van microdata van CBS
is een beeld te schetsen van de regionale spreiding, uiteenlopend van 95 tandartsen
per 100.000 inwoners in Noord Holland tot 39 en 34 per 100.000 inwoners in respectievelijk
Zeeland en Flevoland. Los van de regionale tekorten aan tandartsen tekent zich in
de breedte van de mondzorg een toenemende krapte op de arbeidsmarkt af.
In het verleden zag het kabinet binnen de beschikbare middelen geen mogelijkheid om
het advies van het Capaciteitsorgaan op te kunnen volgen, immers gaf het advies van
het Capaciteitsorgaan in het verleden geen aanleiding om opleidingsplaatsen elders
te verlagen (bijv. bij Geneeskunde), zodat er ruimte kon ontstaan voor Tandheelkunde
en werd op dat moment nog niet overwogen om de opleidingsduur van tandheelkunde in
te korten.
Vraag 7
Hoe gaat u voorkomen dat de tekorten aan tandartsen groter worden?
Antwoord 7
Ik vind het belangrijk dat mondzorg goed en betaalbaar is voor iedereen. In dat kader
is het belangrijk om in te blijven zetten op het opleiden van tandartsen en toe te
werken naar het minimumadvies van het Capaciteitsorgaan. Naast de opleidingscapaciteit
is het belangrijk dat ook andere mondzorgverleners, zoals mondhygiënisten, tandartsassistenten
en tandprothetici, ingezet worden naar diens competenties en goed met elkaar samenwerken.
Dat geldt in de gehele mondzorgsector en in het bijzonder in de regio’s waar de tekorten
het grootst zijn, zoals Flevoland en Zeeland. Door gebruik te maken van de mogelijkheden
die de Wet BIG biedt in het kader van de opdrachtregeling, kunnen mondzorgprofessionals
optimaal naar bekwaamheden worden ingezet. Hiervoor is in augustus jl. een nieuwe
infographic met betrekking tot de opdrachtregeling in de mondzorg op de website van
de Rijksoverheid geplaatst en in de mondzorgsector verspreid via de KNMT en NVM.3
Vraag 8
Welke relatie ziet u tussen de opkomst van private equity en het tekort aan tandartsen
in Nederland?
Antwoord 8
Ik zie niet direct een relatie tussen de opkomst van private equity en het tekort
aan tandartsen. Private equity bedrijven hebben mogelijk de neiging om te investeren
in (winstgevendere) praktijken die zich vaak in stedelijke gebieden bevinden. Dit
kan mogelijk bijdragen aan een tekort aan tandartsen in minder winstgevende, landelijke
gebieden, doordat praktijken in deze regio’s niet worden overgenomen of uitgebreid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.