Schriftelijke vragen : De uitspraak van de CRvB dat er sprake is van discriminatie vanwege handicap bij de berekening van het dagloon van de WIA, waarbij de loonloze tijdvakken in de WIA wel meegeteld worden bij de berekening van het dagloon en dat bij de WW niet gebeurt.
Vragen van het lid Patijn (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de uitspraak van de CRvB dat er sprake is van discriminatie vanwege handicap bij de berekening van het dagloon van de WIA, waarbij de loonloze tijdvakken in de WIA wel meegeteld worden bij de berekening van het dagloon en dat bij de WW niet gebeurt (ingezonden 10 september 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 juli
2024 over de berekening van het Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-)dagloon?1
Vraag 2
Bent u het ermee eens dat de praktijk dat loonloze tijdvakken worden meegeteld bij
het bepalen van het WIA-dagloon aangepast moet worden, nu de CRvB geconcludeerd heeft
dat er sprake is van discriminatie op grond van handicap in strijd met artikel 1 van
het Twaalfde Protocol en artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de
Mens (EVRM)? Betekent dit in uw ogen dat de berekenwijze van het dagloon in de WIA
gelijkgetrokken moet worden met de berekenwijze van het dagloon in de Werkloosheidswet
(WW)? Zo ja, op welke wijze en in welk tijdsbestek bent u voornemens dit te doen?
Zo niet, waarom niet?
Vraag 3
Hoeveel mensen met een lopende WIA-uitkering hebben te maken met loonloze tijdvakken
en zijn dus mogelijk geraakt door de discriminerende berekenwijze? Hoe groot is het
aandeel flexwerkers onder hen?
Vraag 4
Kunt u delen in hoeveel gevallen aanpassingen van het WIA-dagloon zullen leiden tot
een verhoging van de uitkering van enkele euro’s per maand en in hoeveel gevallen
het gaat om meer dan 100 euro per maand?
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat de uitspraak van de CRvB betekent dat de hoogte van de WIA-uitkering
van mensen die te maken hebben met loonloze tijdvakken opnieuw berekend dient te worden?
Deelt u de conclusie dat de uitspraak betekent dat een aanzienlijke groep mensen recht
heeft op een hogere uitkering dan deze groep nu krijgt, hetgeen betekent dat uitkeringen
naar boven bijgesteld moeten worden en dat deze groep recht heeft op compensatie van
het te laag ontvangen bedrag voorafgaand aan de herberekening?
Vraag 6
Gaat u zorgen dat mensen met een lopende WIA-uitkering die te maken hebben gehad met
loonloze tijdvakken in het refertejaar actief benaderd worden? Zo ja, op welke wijze?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 7
Zijn er nog andere groepen die mogelijkerwijs geraakt worden door de conclusie dat
het betrekken van loonloze tijdvakken bij de berekening van de hoogte van een uitkering
niet meegeteld dient te worden bij het bepalen van het dagloon?
Vraag 8
Wat is de omvang van het herstel dat nodig is na deze uitspraak? In hoeverre is het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) op dit moment toegerust om deze
hersteloperatie uit te voeren, in het licht van de tekorten bij het UWV en van het
nieuws dat tienduizenden mensen een te hoge of te lage uitkering hebben gekregen van
het UWV?2
Vraag 9
Indien overgegaan wordt tot compensatie van het te laag ontvangen bedrag wegens het
onterecht meetellen van loonloze tijdvakken bij het bepalen van het dagloon, welke
effecten heeft dit op in het verleden toegekende toeslagen en aanvullende bijstand?
Overweegt u om compensatie toe te kennen in de vorm van een schadevergoeding, zodat
de compensatie hier geen nadelige effecten op heeft? Zijn er andere manieren om mensen
te compenseren zonder nadelige fiscale effecten vanwege ontvangen toeslagen?
Vraag 10
In hoeverre stelt u zowel extra middelen beschikbaar voor de hogere uitkeringen die
mogelijk voortkomen uit de herberekening van het dagloon van deze mensen, alsmede
voor compensatie van het te laag ontvangen bedrag voorafgaand aan de herberekening?
Vraag 11
Wat zijn de financiële gevolgen indien de dagloonberekening binnen de WIA voortaan
plaatsvindt conform de uitspraak? Maakt u hier bij de komende begroting extra middelen
voor vrij, net zoals uw voorganger bij de Voorjaarsnota naar aanleiding van een eerdere
uitspraak van de CRvB3 extra middelen beschikbaar heeft gesteld om mensen met een lopende WIA-uitkering
te compenseren die vanuit de WW arbeidsongeschikt zijn geraakt en bij wie onterecht
een loonloze periode meegeteld is bij het bepalen van het dagloon? Zo nee, wanneer
wel?
Vraag 12
In hoeverre herkent u het in de uitspraak omschreven beeld dat het probleem dat in
onderhavige casus speelt, al vaker is aangekaart vanuit het UWV, maar dat hier geen
oplossingen voor zijn gekomen? Hoe kan het dat deze knelpunten zijn blijven liggen?
Welke van de reeds aangedragen oplossingen uit de in de uitspraak genoemde documenten
zijn volgens u geschikt? Op welke wijze gaat u dit oppakken? Zijn er andere knelpunten
die bekend zijn, maar nog niet zijn opgepakt?
Vraag 13
Hoe beziet u onderhavige uitspraak en de eerdere uitspraak van de CRvB4 in het licht van het nieuws dat tienduizenden mensen een te hoge of te lage uitkering
hebben gekregen van het UWV? Kunt u voor deze drie zaken uitsplitsen hoeveel mensen
er geraakt worden door de foutieve berekeningen en om welke bedragen het gaat?
Vraag 14
In hoeverre wordt het herstel van deze drie zaken in samenhang opgepakt? Wat betekent
dit komende jaren voor de reguliere werkzaamheden van het UWV?
Vraag 15
Indien een (spoed)debat wordt ingepland over het nieuws dat tienduizenden mensen bij
het UWV een te hoge of te lage uitkering hebben ontvangen, zou u deze vragen dan kunnen
beantwoorden voorafgaand aan dit debat?
Indieners
-
Gericht aan
Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Indiener
Mariëtte Patijn, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.