Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pierik over organische stofrijke meststoffen binnen de fosfaatgebruiksnorm
Vragen van het lid Pierik (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over organische stofrijke meststoffen binnen de fosfaatgebruiksnorm (ingezonden 13 juni 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
9 september 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2106.
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat in de wetgeving een differentiatie bestaat in de mate
waarin bepaalde organische stofrijke meststoffen meetellen binnen de fosfaatgebruiksnorm?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat deze differentiatie alleen geldt voor strorijke mest
van o.a. runderen, schapen, geiten, paarden en biologisch gehouden varkens, maar niet
van niet-biologisch gehouden varkens op strooisel zoals bijv. Livarvarkens (3 sterren
Beter Leven keurmerk), Zonvarkens (3 sterren Beter Leven keurmerk), Krullvarkens (1 ster
Beter Leven keurmerk) en Zuiderzeevarkens?
Antwoord 2
Ook de strorijke vaste mest van niet-biologisch gehouden varkens is aangewezen, maar
wel op de voorwaarde dat deze wordt toegepast op een biologisch bedrijf voor plantaardige
productie. Op biologische bedrijven wordt immers in principe alleen dierlijke mest
van biologische oorsprong gebruikt. Indien dit niet voldoet aan de nutritionele behoeften
dan kan onder voorwaarden gebruik worden gemaakt van niet-biologische mest. Abusievelijk
is in de toelichting bij de regelgeving hieromtrent, een wijziging van de Uitvoeringsregeling
Meststoffenwet (Stcrt. 2023, 5152), ten onrechte aangegeven dat het moet gaan om varkensmest van biologisch gehouden
varkens. De artikelen in de regeling kloppen echter wel en zijn leidend. Ook op de
RVO-website is aangegeven dat differentiatie in de fosfaatgebruiksnorm van strorijke
vaste mest van niet-biologisch gehouden varkens op biologische bedrijven voor plantaardige
productie is toegestaan.
Vraag 3
Kunt u uitleggen waarom strorijke mest van niet-biologische gehouden varkens anders
behandeld wordt dan strorijke mest van koeien, geiten, schapen en biologisch gehouden
varkens?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Bent u ervan op de hoogte dat in het Besluit gebruik meststoffen een aparte definitie
opgenomen is voor vaste mest en vaste strorijke mest?
Antwoord 4
Ja.
Beide begrippen waren gedefinieerd in het Besluit gebruik meststoffen (Bgm). Met de
komst van de Omgevingswet is het Besluit gebruik meststoffen echter vervallen. In
het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), een algemene maatregel van bestuur onder
de Omgevingswet, is alleen het begrip «vaste mest» gedefinieerd in bijlage I. Omdat
het begrip vaste strorijke mest niet veel voorkomt in het Bal is de begripsbepaling
van vaste strorijke mest niet bij de overige definities in bijlage I opgenomen. In
het Bal is in de bepalingen de beschrijving van vaste strorijke mest verwerkt: «vaste
mest waarin zichtbaar een substantiële hoeveelheid stro aanwezig is». Deze beschrijving
komt overeen met de wijze waarop vaste strorijke mest in het Bgm was gedefinieerd.
Ook de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (Urm) onder de Meststoffenwet kent een definitie
van vaste mest, gelijkluidend aan die in het Bal, en bepalingen over «strorijke vaste
mest», onder andere over strorijke vaste mest van varkens, zoals ook naar voren kwam
in het antwoord op de tweede vraag.
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat de verschillende definities van vaste mest en vaste
strorijke mest in diverse wetteksten, toelichtingen en onderzoeksrapporten door elkaar
gebruikt worden?
Antwoord 5
Zoals blijkt uit het antwoord bij vraag 4, worden deze definities in diverse wetteksten
en toelichting niet door elkaar gebruikt. Ik ben niet op de hoogte van alle manieren
waarop deze definities in onderzoeksrapporten worden gebruikt.
Vraag 6
Bent u ervan op de hoogte dat het gebruik van verschillende definities van vaste mest
en vaste strorijke mest kan leiden tot een verkeerde interpretatie van onderzoeksresultaten
omdat het effectieve organische stofgehalte in strorijke vaste mest logischerwijs
hoger is dan in vaste mest?
Antwoord 6
Het hanteren van verschillende definities kan er inderdaad toe leiden dat onderzoeken
lastiger te vergelijken zijn. Daarom is het goed om in wetenschappelijk onderzoek
ook de bedrijfs- en stalsystemen waaruit deze mestsoorten afkomstig zijn in acht te
nemen en de juiste definitie te hanteren en dus de verschillen tussen vaste strorijke
mest en andere vaste mest.
Vraag 7
Bent u bekend met het rapport van «Kengetallen HC en EOS van organische meststoffen
en bodemverbeteraars»?1
Antwoord 7
Ja.
Vraag 8
Bent u ervan op de hoogte dat in dit rapport wordt geconcludeerd dat er van een achttal
dierlijke mestsoorten en composten actuele gegevens van de humificatie-coëfficiënt
(HC) (en dus de effectieve organische stof (EOS)) beschikbaar zijn?
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Bent u op de hoogte van het feit dat strorijke mest van niet-biologisch gehouden varkens
is uitgesloten van de stimuleringsregeling organische stofrijke meststoffen?
Antwoord 9
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 10
Bent u ervan op de hoogte dat hierdoor het houden van niet-biologische varkens op
stro juist wordt gedemotiveerd in plaats van gestimuleerd, omdat sprake is van een
ongelijk speelveld bij de mestafzet?
Antwoord 10
Er is geen sprake van een ongelijk speelveld, zie mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 11
Bent u ervan op de hoogte dat het demotiveren van het gebruik van strohuisvesting
bij varkens de omschakeling naar een meer dierwaardige varkenshouderij vertraagt?
Antwoord 11
Het gebruik van strohuisvesting wordt niet gedemotiveerd. Zie mijn antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Bent u ervan op de hoogte dat, indien de actuele gegevens van de HC worden toegepast
uit het rapport «Kengetallen HC en EOS van organische meststoffen en bodemverbeteraars»,
dat strorijke mest van varkens ruimschoots voldoet aan de criteria die het ministerie
stelt aan organische stofrijke meststoffen zoals beschreven in de toelichting van
de Ontwerpregeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 december
2019, nr. WJZ/ 19085872, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet in
verband met de implementatie van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn?
Antwoord 12
Strorijke vaste mest van varkens komt in aanmerking voor de stimuleringsregeling organisch
stofrijke meststoffen wanneer dit wordt gebruikt op een biologisch bedrijf voor plantaardige
productie. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Vraag 13
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 3 juli 2024 in verband met het commissiedebat
inzake het mestbeleid?
Antwoord 13
Helaas is de beantwoording voor het aangegeven tijdstip niet gelukt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.