Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Dobbe over de situatie op het voormalige terrein van de Hoenderloo Groep
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Jeugd, Preventie en Sport) over de situatie op het voormalige terrein van de Hoenderloo Groep (ingezonden 8 juli 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Karremans (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
5 september 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2234.
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel Dorpelingen ontzet over criminaliteit: «Jeugdzorg
wordt onze ondergang»?1
Antwoord 1
Uit het artikel maak ik op dat inwoners van het dorp Hoenderloo overlast hebben ervaren
van cliënten die verblijven bij de zorgaanbieders op het terrein van de voormalige
Hoenderloo Groep. Hun ongenoegen begrijp ik. Naar aanleiding van het artikel heb ik
gesproken met de gemeente Apeldoorn. De gemeente heeft de afgelopen periode, in samenspraak
met De Vos Groep, inwoners van Hoenderloo, politie, een regionale welzijnspartner
en aanbieders, verschillende stappen ondernomen om de situatie voor zowel jeugdigen
als bewoners verbeteren.
Vraag 2
Welke stappen gaat u zetten om ervoor te zorgen dat de veiligheid van de jongeren
die op dit terrein verblijven wordt gewaarborgd?
Antwoord 2
Incidenten op en om het terrein van de voormalige Hoenderloo Groep waren in oktober
2023 de aanleiding om onder technisch voorzitterschap van de gemeente Apeldoorn een
platform in te stellen. Daaraan nemen deel zorgaanbieders, vertegenwoordigers van
bewoners, de wijkagent, De Vos Groep, de regionale welzijnsorganisatie en een inhoudelijke
jeugdzorg-expert de van gemeente Apeldoorn. Dit platform is erop gericht om de lijnen
tussen de verschillende partijen in het gebied kort te houden om zodoende sneller
in te kunnen grijpen bij eventuele incidenten. In de praktijk ziet Apeldoorn dat dit
zijn vruchten afwerpt: bij incidenten kan snel worden geschakeld waardoor inmiddels
snel ingegrepen wordt. Het platform komt met regelmaat bij elkaar om te zorgen dat
de relatieve rust die nu is ontstaan, blijvend is. Dit alles neemt niet weg dat de
gemeente Apeldoorn de huidige situatie onwenselijk vindt. Hoewel de sturingsmogelijkheden
voor de gemeente Apeldoorn in directe zin beperkt zijn, is de gemeente aan het onderzoeken
welke mogelijkheden er zijn om de huidige situatie van de grote hoeveelheid verschillende
aanbieders dicht bij elkaar te wijzigen.
Vraag 3
Is de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) al betrokken bij de situatie op het
voormalige terrein van de Hoenderloo Groep? Zo ja, welke stappen zetten zij om de
veiligheid van de jongeren te verbeteren?
Antwoord 3
Ja. De IGJ heeft mij laten weten op basis van alle beschikbare informatie toezichtactiviteiten
uit te voeren die een bijdrage leveren aan het zicht op en verbetering van de kwaliteit
en veiligheid van de geleverde zorg op het terrein.
De IGJ betrekt hierbij ook andere partijen. De IGJ neemt alle zorgaanbieders op het
terrein, die onder het toezicht van de IGJ vallen, mee in lopende en toekomstige toezichtactiviteiten.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het een onwerkbare situatie is als er zoveel verschillende en
wisselende zorgaanbieders (met ook nog eens veel variatie in de zorgverleners) met
zeer verschillende doelgroepen op één terrein zitten, zonder goede samenwerkingsafspraken?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 4
De situatie zoals die ontstaan was een zorgelijke. Het ongenoegen van bewoners kan
ik begrijpen. Het is daarom goed dat de gemeente Apeldoorn in samenspraak met De Vos
Groep, inwoners van Hoenderloo, politie, een regionale welzijnspartner en aanbieders,
verschillende stappen heeft ondernomen om de situatie voor zowel jeugdigen als bewoners
te verbeteren.
Vraag 5
Deelt u de analyse dat de decentralisatie van de jeugdzorg naar 342 gemeenten deze
wildgroei aan aanbieders gestimuleerd heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5
In de Jeugdwet is niet nader omschreven welke vormen van jeugdhulp een gemeente wel
en niet dient te vergoeden. Jeugdhulp kent daardoor vele vormen. Binnen de Hervormingsagenda
Jeugd wordt daarom gekeken naar mogelijke aanpassingen in wetgeving om de reikwijdte
van de jeugdhulpplicht scherper af te bakenen.
De stijging in het aantal aanbieders is sinds de decentralisatie vooral te zien in
het aanbod van lichtere vormen van (ambulante) zorg die vaak lokaal is ingekocht en
minder in het specialistisch aanbod wat veelal regionaal wordt ingekocht. Het is mogelijk
dat het aanbod in sommige gemeenten of regio’s sterk is gestegen door de wijze waarop
de inkoop van deze zorgvormen is opgezet. Dit wordt nu nader onderzocht. De resultaten
kan ik in het najaar met uw Kamer delen.
Vraag 6
Deelt u de analyse dat het feit dat 342 gemeenten verantwoordelijk zijn voor specialistische
jeugdzorg ervoor heeft gezorgd dat het lastiger wordt om goed overzicht te houden
over die zorg?2
Antwoord 6
In veel gevallen is de schaal van individuele gemeenten te klein om met name specialistische
jeugdzorg goed te kunnen organiseren. Samenwerking op regionaal niveau is dan ook
noodzakelijk. Voor de uitvoering van de Jeugdwet hebben gemeenten in eerste instantie
42 regio’s gevormd. In de praktijk is het echter geen uitzondering dat gemeenten zich
opsplitsen, dat de kaders van de regio’s veranderen en dat binnen de regio’s kleinere
samenwerkingsbestanden bestaan. Ik zie dat de regionale samenwerking erg verschilt
in het land wat leidt tot verschillen in de slagkracht en regie van gemeenten en regio’s
op de organisatie van jeugdzorg. Zo kopen sommige regio’s maar een aantal onderdelen
van specialistische jeugdzorg in, waar andere regio’s alle vormen gezamenlijk inkopen.
Ook zijn er regio’s die een gezamenlijke administratieve organisatie hebben die namens
alle gemeenten in de regio de facturen aanbiedt, terwijl andere regio’s alleen informele
afspraken hebben. Door deze versnippering in gemeentelijke contractering en de werkwijze
in de uitvoering heeft de regionale samenwerking nog onvoldoende vorm gekregen. Een
gevolg daarvan is dat de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg onder druk
staat, het in algemene zin lastig is om het zicht te houden op het specialistisch
jeugdzorglandschap, en dat er onnodig hoge uitvoeringslasten zijn door de diversiteit
in de afspraken bij administratieve processen.
Om deze problemen op te lossen heeft mijn voorganger eind april 2024 het wetsvoorstel
«Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg» ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel
stelt onder andere regionale samenwerking verplicht voor bepaalde zorgvormen en stelt
eisen aan de wijze van uitvoering. Dit draagt op twee manieren bij aan een verbeterde
beschikbaarheid van specialistische zorg voor jeugdigen. Enerzijds wordt hiermee voor
gemeenten bevorderd dat er voor deze zorg een contractbasis is. Anderzijds wordt voorkomen
dat de vraag te versnipperd raakt, waardoor aanbieders te weinig vraag ontvangen om
het benodigde aanbod in kwalitatieve zin (verantwoorde hulp) of bedrijfseconomische
zin (gezonde bedrijfsvoering) te kunnen blijven leveren. Daarnaast moeten regio’s
een regiovisie opstellen waarin zij onder meer beschrijven hoe de regionale ingekochte
hulp zich verhoudt tot het lokale aanbod en waarin afspraken wordt gemaakt over samenwerking
met de aanbieders. Door ook te verplichten dat er op een meer uniforme wijze in de
regio administratief wordt samengewerkt verminderen de administratieve lasten voor
aanbieders die voor meerdere gemeenten werken. Hierdoor verbetert de beschikbaarheid
van jeugdzorg voor de meest kwetsbare kinderen.
Vraag 7
Zo ja, deelt u de mening dat het beter zou zijn om de specialistische jeugdzorg landelijk
in te kopen?
Antwoord 7
In veel gevallen is de schaal van individuele gemeenten te klein om de specialistische
jeugdzorg goed te kunnen organiseren. Samenwerking is dan noodzakelijk. Voor veel
vormen van specialistische jeugdzorg geldt dat dit het beste op regionaal niveau kan
worden georganiseerd en ingekocht. Slechts een beperkt aantal zorgvormen is dusdanig
hoogspecialistisch en weinig voorkomend dat inkoop op regionale schaal – met de maatregelen
uit het hierboven genoemde wetsvoorstel – onvoldoende is. Deze jeugdhulp vraagt om
organisatie op landelijke schaal.
Het is wenselijk om ook deze landelijke inkoop onder verantwoordelijkheid van de gemeenten
te laten plaatsvinden. Hiermee blijft geborgd dat bij een hulpvraag van een jeugdige
of diens ouders integraal wordt gekeken naar de benodigde hulp (ongeacht het niveau
waarop die hulp is gecontracteerd), op- of afschaling van de jeugdhulp gemakkelijk
plaatsvindt en gemeenten de verbinding kunnen leggen met andere sociaal domeinbrede
oplossingen. Indien de inkoop van deze hoogspecialistische jeugdhulp bij het Rijk
zou worden belegd, zou er een schot ontstaan tussen de niveaus waarop de verschillende
jeugdhulpvormen worden georganiseerd: lokaal en regionaal enerzijds (toeleiding en
financiering bij gemeente) en landelijk anderzijds (toeleiding en financiering bij
het Rijk). Daarmee zou integraal kijken naar de benodigde hulp voor een jeugdige en
diens ouders worden belemmerd en op- en afschaling in de praktijk complexer worden.
Voor de jeugdhulp die door het Rijk wordt gecontracteerd en gefinancierd zal immers
een extra (nog in te richten) loket moeten worden ingericht waar wordt bepaald of
toeleiding naar een landelijk gecontracteerde hulpvorm noodzakelijk is. Naast de extra
administratieve lasten voor het stelsel, kan dit leiden tot vertraging bij de inzet
van jeugdhulp en tot discussie over de noodzakelijke jeugdhulpvorm tussen de verschillende
verantwoordelijke partijen (gemeenten en Rijk) met het risico dat een jeugdige tussen
wal en schip raakt, terwijl het hier vaak gaat om de meest kwetsbare kinderen en gezinnen.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het absurd is en onwenselijk dat gemeenten niet weten waar kinderen
en jongeren worden geplaatst?
Antwoord 8
Vanuit het woonplaatsbeginsel, dat sinds 2022 van kracht is, blijft de gemeente van
oorsprong financieel verantwoordelijk voor een jeugdige, ook als deze buiten de eigen
gemeente geplaatst is. Het is bekend dat niet alle gemeenten in Nederland hun data
op orde hebben. Daarom wordt vanuit de Hervormingsagenda onder andere ingezet op betere
(landelijke) monitoring en het versterken van datagedreven werken bij gemeenten. Dit
laat onverlet dat gemeenten zelf ook verantwoordelijk zijn voor het op orde krijgen
en inzichtelijk maken van hun data.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het voor gemeenten niet mogelijk is om toe te zien op de kwaliteit
van zorg als zij niet eens weten waar kinderen en jongeren worden geplaatst?
Antwoord 9
Het toezicht op kwaliteit van de geleverde zorg in de Jeugdwet is belegd bij de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Als het gaat om de toezichthoudende rol van de gemeenten
richt die zich op toezicht op rechtmatigheid van de zorg, daarvoor is het nodig dat
zij weten bij welke aanbieder de jeugdige verblijft.
Dit is informatie waarover zij beschikken vanuit de inkooprelatie met een betreffende
aanbieder. Het is niet altijd bekend op welke locatie de cliënt verblijft. Overigens
is ingeval van een Persoonsgebonden Budget de naam van het zorgbedrijf vaak niet bekend
bij de gemeente, aangezien de budgethouder zelf verantwoordelijk blijft.
Vraag 10
Wie houdt er wel toezicht op de kwaliteit van de jeugdzorg op het moment dat gemeenten
zelf niet weten waar de jongeren waar zij verantwoordelijk voor zijn geplaatst zijn?
Antwoord 10
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor een kwalitatief toereikend aanbod en moeten duidelijke
(kwaliteits)eisen stellen aan de aanbieders bij wie zij jeugdhulp inkopen. De IGJ
houdt risicogestuurd toezicht op kwaliteit en veiligheid van zorg en jeugdhulp. De
IGJ brengt toezichtbezoeken aan individuele jeugdhulpaanbieders en publiceert de rapporten
met daarin haar bevindingen.
Vraag 11
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat kinderen en jongeren ver weg van hun
thuis worden geplaatst en dat dit extra ontwrichtend kan werken voor het kind en gezin?
Antwoord 11
Een uithuisplaatsing is een vergaande maatregel waarvan de schadelijke effecten lange
tijd onvoldoende onderkend zijn. Daarom is één van de opgaven uit de Hervormingsagenda
Jeugd dat indien het noodzakelijk is dat jeugdigen uit huis worden geplaatst, dit
gebeurt in een zo thuis mogelijke omgeving, zoals bij voorkeur pleegzorg, een gezinshuis
of een regionaal georganiseerde kleinschalige voorziening.
Vraag 12
Herinnert u zich de uitspraak van uw voorganger De Jonge, die stelde dat «200 jongeren
in de bossen niet meer van deze tijd is»?3 Deelt u de analyse dat de huidige onoverzichtelijke situatie die is ontstaan na de
verkoop door Pluryn geen verbetering is ten opzichte van de oude situatie?
Antwoord 12
De uitspraak dat «200 jongeren in de bossen niet meer van deze tijd zijn» was ingegeven
door de breed gedragen doelstelling dat als jeugdigen uithuisgeplaatst moeten worden
zij dan in een zo thuis mogelijke regionaal georganiseerde kleinschalige voorziening
kunnen verblijven. Daaraan voldeed de Hoenderloo Groep niet; bovendien waren er zorgen
over de financiën en de kwaliteit van de geboden zorg.
Of de geboden zorg nu passend is voor de jeugdigen die nu op het terrein van de voormalige
Hoenderloo Groep verblijven kan ik niet beoordelen. De gemeenten die deze jeugdhulpaanbieders
hebben gecontracteerd zijn verantwoordelijk voor passende jeugdhulp.
Vraag 13
Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderen en jongeren zo dicht bij huis als mogelijk worden
geplaatst, zodat zij, ook als thuiswonen even niet gaat, wel zoveel en snel mogelijk
hun gewone vertrouwde leven weer kunnen oppakken?
Antwoord 13
De doelstelling is dat kinderen zo thuis mogelijk opgroeien. En als thuis wonen niet
meer verantwoord is, moet de hulp zo thuis mogelijk zijn: pleegzorg, een gezinshuis
of regionaal georganiseerde kleinschalige voorzieningen. Dit is de gezamenlijke ambitie
van Rijk, gemeenten, aanbieders, cliëntenorganisaties en professionals. Dat moet eraan
bijdragen dat zij hun gewone vertrouwde leven weer snel kunnen oppakken. Met aanbieders
en gemeenten is afgesproken dat zij gaan investeren in alternatieve vormen van zorg
om uithuisplaatsing te voorkomen en succesvolle terugkeer te bevorderen.
Vraag 14
Hoe kijkt u aan tegen kleinschalige jeugdzorginstellingen zoals bijvoorbeeld het Heppie
(t)Huis, in vergelijking met de commerciële instellingen die jongeren ver weg plaatsen
van hun vertrouwde huis en waar onduidelijkheid is over de kwaliteit?
Antwoord 14
Eén van de opgaven uit de Hervormingsagenda Jeugd is dat uithuisgeplaatste jeugdigen
in een zo thuis mogelijke regionaal georganiseerde kleinschalige voorziening verblijven.
Heppie (t)Huis is daarvan een goed voorbeeld.
Vraag 15
Wie is er momenteel uiteindelijk verantwoordelijk en aan te spreken op de gang van
zaken op en rond het voormalige terrein van de Hoenderloo Groep?
Antwoord 15
Er zijn meerdere partijen verantwoordelijk voor de gang van zaken op en rond het voormalige
terrein van de Hoenderloo Groep. De eigenaar van het terrein (De Vos Groep) is samen
met de zorgaanbieders verantwoordelijk voor de veiligheid op het terrein. De zorgaanbieders
zijn verantwoordelijk voor de zorg aan hun cliënten, waarbij de individuele gemeenten
verantwoordelijk zijn de jeugdigen die op het terrein verblijven passende hulp ontvangen.
De gemeente Apeldoorn is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid.
Vraag 16
Welke stappen gaat u zetten om de problemen die nu spelen op het voormalige terrein
van de Hoenderloo Groep aan te pakken, om ervoor te zorgen dat jongeren de zorg krijgen
die zij nodig hebben, in een veilige situatie en dat de overlast voor het dorp afneemt?
Antwoord 16
Gemeenten hebben de wettelijke taak voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend
aanbod en zijn er daarmee verantwoordelijk voor dat de jeugdigen die verblijven op
het terrein van de voormalige Hoenderloo Groep passende hulp ontvangen. De gemeente
Apeldoorn heeft stappen ondernomen om de situatie voor zowel jeugdigen als bewoners
te verbeteren. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.P.G. Karremans, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.