Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 557 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geldend voor Caribisch Nederland, met het oogmerk de rechten en verplichtingen van werkenden en ingezetenen in Caribisch Nederland te verduidelijken en te verbeteren (Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024)
Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 6 september 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Na artikel III, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ea
Artikel 12, vierde lid, komt te luiden:
4. De herziening van het ouderdomspensioen in verband met artikel 8a, eerste en tweede
lid, gaat, in afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, in op de dag,
met ingang waarvan op grond van artikel 8a, eerste en tweede lid, de in de artikelen 7,
7a, eerste en derde lid, onderdeel e, en 7b, eerste lid, genoemde bedragen van het
ouderdomspensioen zijn herzien.
2
In artikel IV, onderdeel E, wordt in het eerste onderdeel «hij» vervangen door «zijn».
3
In artikel IV, onderdeel I, wordt «de erkende instelling van weldadigheid of een instelling
van weldadigheid als vorenbedoeld» vervangen door «erkende instelling van weldadigheid».
4
Na artikel IV, onderdeel I, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ia
Na artikel 23a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 23b
1. Onze Minister kan een beschikking herzien dan wel intrekken indien:
a. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van de artikelen 35,
eerste lid en 37a, heeft geleid tot een te hoog of ten onrechte toegekend pensioen;
b. ten onrechte pensioen is toegekend;
c. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van de artikelen 35,
eerste lid en 37a, ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op pensioen
bestaat; of
d. degene aan wie pensioen is toegekend, ingevolge het op grond van deze wet bepaalde,
daarvoor niet of niet of niet meer in aanmerking komt, dan wel voor een hoger of lager
pensioen in aanmerking komt.
2. De herziening van het pensioen, die voortvloeit uit een wijziging van de omstandigheden
en die een verhoging van dit pensioen tot gevolg heeft, gaat in op de eerste dag van
de maand, volgende op de maand waarin de wijziging van die omstandigheden heeft plaats
gevonden. Het bepaalde in artikel 15, is van overeenkomstige toepassing.
3. De intrekking van het pensioen of de herziening daarvan, die een verlaging van
dit pensioen tot gevolg heeft, gaat, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur
aan te wijzen gevallen, in op de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin
de dag van de dagtekening van de beschikking is gelegen.
4. De herziening van het pensioen in verband met artikel 12a, eerste en tweede lid,
gaat, in afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, in op de dag, met
ingang waarvan op grond van artikel 12a, eerste en tweede lid, de in de artikelen 11,
eerste en derde lid, en 12, eerste, tweede en derde lid genoemde bedragen van het
pensioen zijn herzien.
5. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan Onze Minister geheel of gedeeltelijk
van herziening of intrekking afzien.
6. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden gegeven ter
uitvoering van dit artikel.
5
Na artikel VI, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 6 vervalt.
6
Artikel VI, onderdeel F, komt te luiden:
F
In artikel 14 komt het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid te
vervallen.
7
Na artikel VI, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa
In artikel 14 wordt na «die in aanmerking wenst te komen voor kinderbijslag BES» ingevoegd
«als bedoeld in artikel 5 en, indien van toepassing, artikel 5a, eerste lid».
8
Na artikel VI, onderdeel N, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Na
Artikel 24, eerste lid komt te luiden:
1. Alle gegevens en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze
wet, worden aan Onze Minister kosteloos verstrekt door de SVB, voor zover het betreft
de toepassing van de Algemene Kinderbijslagwet.
9
Na artikel VII, onderdeel G, worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
Ga
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Een ieder» vervangen door «Eenieder» en wordt «een ieder»
vervangen door «eenieder».
2. In het tweede lid wordt na de tweede zin ingevoegd: «De werknemer, dan wel diens
nagelaten betrekkingen, gewezen werknemer en werkgever zijn verplicht uit eigen beweging
aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken waarvan redelijkerwijs duidelijk moet
zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte of de duur
van de uitkering.».
3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Gb
Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 7, onderdelen d of e» vervangen door «artikel 7,
eerste lid, onderdelen d of e».
2. In het tweede en derde lid wordt «De werknemer, dan wel diens nagelaten betrekkingen,»
vervangen door «De werknemer, dan wel diens nagelaten betrekkingen en werkgever,»
Gc
Na artikel 12b worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 12c
1. Onze Minister kan de betaling opschorten of schorsen, indien op grond van duidelijke
aanwijzingen het oordeel is of het gegronde vermoeden bestaat, dat:
a. het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat;
b. het recht op een lagere uitkering bestaat; of
c. de werknemer of werkgever een verplichting, die op grond van de artikelen 12, tweede
lid en 12b is opgelegd, niet is nagekomen.
2. Geen opschorting of schorsing vindt plaats indien het niet nakomen van de verplichting,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor
het recht op een uitkering.
3. Voordat Onze Minister overgaat tot opschorting of schorsing van de betaling, heeft
de werknemer of werkgever de gelegenheid een zienswijze bekend te maken voor zover:
a. de beschikking steunt op gegevens over feiten die de werknemer of werkgever betreffen;
en
b. die gegevens niet door de werknemer of werkgever zelf zijn verstrekt.
4. Onze Minister doet schriftelijk mededeling van de opschorting of schorsing.
Artikel 12d
1. Onze Minister kan een beschikking herzien dan wel intrekken indien:
a. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12,
tweede lid, of 12b heeft geleid tot een te hoge of ten onrechte toegekende uitkering;
b. ten onrechte een uitkering is toegekend; of
c. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12,
tweede lid, of 12b ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op een
uitkering bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan Onze Minister geheel of gedeeltelijk
van herziening of intrekking afzien.
Artikel 12e
1. Onze Minister is bevoegd een ten onrechte uitbetaalde uitkering terug te vorderen
van diegene aan wie de uitkering is betaald, indien:
a. het ten onrechte uitbetalen het gevolg is van het niet verstrekken van inlichtingen
of het verstrekken van onjuiste inlichtingen;
b. het ten onrechte uitbetalen het gevolg is van het geheel of gedeeltelijk verlies
van het recht op een uitkering op grond van artikel 7, eerste lid; of
c. Onze Minister anderszins foutief of ten onrechte een uitkering heeft uitbetaald.
2. In afwijking van artikel 203 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES, kan de
werkgever het teruggevorderde bedrag niet verhalen op de werknemer, indien de terugvordering
in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking
tot dit artikel.
10
Na artikel VII, onderdeel H, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
I
Na artikel 15b wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:
Overgangsbepalingen
Artikel 15c
1. Een herziening of intrekking van een beschikking op grond van artikel 12d, vindt
uitsluitend plaats indien de herziening of intrekking ziet op een periode op of na
de dag van inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel Gc.
2. Een terugvordering van een ten onrechte uitbetaalde uitkering op grond van artikel 12e,
vindt uitsluitend plaats indien de terugvordering ziet op een periode op of na de
dag van inwerkingtreding van artikel VII, onderdeel Gc.
11
Na artikel VIII, onderdeel B, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Ba
Het opschrift volgend op artikel 3 vervalt.
12
In artikel VIII, onderdeel D, wordt in het voorgestelde artikel 4a, derde lid, «artikel 4,
vierde of vijfde lid» vervangen door «artikel 4, derde of vierde lid» en wordt «artikel 4,
vijfde lid» vervangen door «artikel 4, vierde lid».
13
In artikel VIII, onderdeel D, wordt na het voorgestelde artikel 4b een artikel ingevoegd,
luidende:
Artikel 4ba. Tegemoetkoming ontbrekende uitkering zwangerschap en bevalling
1. Onze Minister kan een financiële tegemoetkoming verstrekken aan een zelfstandige,
meewerkende echtgenoot of gelijkgestelde waarvan aannemelijk is dat deze ten tijde
van diens bevalling voldeed aan de voorwaarden voor een uitkering in verband met zwangerschap
en bevalling op basis van deze wet en die:
a. zwanger was of is bevallen op of na 10 oktober 2010 en voor inwerkingtreding van
artikel VIII, onderdeel C, van de Wijzigingswet SZW-wetten BES 2024;
b. geen uitkering heeft gehad in verband met diens zwangerschap en bevalling.
2. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:
a. het bedrag van de tegemoetkoming dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
b. de aanvraag van de tegemoetkoming en de besluitvorming daarover;
c. de voorwaarden waaronder het recht op de tegemoetkoming tot stand komt;
d. de voorwaarden waaronder de tegemoetkoming verstrekt wordt aan nabestaanden, indien
de rechthebbende is overleden;
e. de verwerking van persoonsgegevens benodigd voor de uitvoering van dit artikel.
3. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
14
Na artikel VIII, onderdeel I, worden vier onderdelen ingevoegd, luidende:
Ia
In artikel 7a vervalt «van de verzekerde».
Ib
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Een ieder» vervangen door «Eenieder» en wordt «een ieder»
vervangen door «eenieder».
2. In het tweede lid wordt «De verzekerde is verplicht uit eigen beweging aan Onze
Minister inlichtingen te verstrekken waarvan de verzekerde redelijkerwijs kan vermoeden
dat deze aanleiding kunnen geven tot verlies of beëindiging van het recht op uitkering
op grond van artikel 3, eerste lid» vervangen door «De werknemer, alsmede de werkgever
is verplicht uit eigen beweging aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken waarvan
redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op
uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering»
3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Ic
Artikel 12b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 7, onderdelen d of e» vervangen door «artikel 7,
eerste lid, onderdelen d of e».
2. In het tweede en derde lid wordt «De werknemer» vervangen door «De werknemer, alsmede
de werkgever».
Id
Na artikel 12b worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 12c
1. Onze Minister kan de betaling opschorten of schorsen, indien op grond van duidelijke
aanwijzingen het oordeel is of het gegronde vermoeden bestaat, dat:
a. het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat;
b. het recht op een lagere uitkering bestaat; of
c. de werknemer of werkgever een verplichting die op grond van de artikelen 12, tweede
lid en 12b is opgelegd, niet is nagekomen.
2. Geen opschorting of schorsing vindt plaats indien het niet nakomen van de verplichting,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, redelijkerwijs geen gevolgen kan hebben voor
het recht op een uitkering.
3. Voordat Onze Minister overgaat tot opschorting of schorsing van de betaling, heeft
de werknemer of werkgever de gelegenheid een zienswijze bekend te maken voor zover:
a. de beschikking steunt op gegevens over feiten die de werknemer of werkgever betreffen;
en
b. die gegevens niet door de werknemer of werkgever zelf zijn verstrekt.
4. Onze Minister doet schriftelijk mededeling van de opschorting of schorsing.
Artikel 12d
1. Onze Minister kan een beschikking herzien dan wel intrekken indien:
a. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12,
tweede lid, of 12b heeft geleid tot een te hoge of ten onrechte toegekende uitkering;
b. ten onrechte een uitkering is toegekend; of
c. het niet of niet behoorlijk nakomen van een verplichting op grond van artikel 12,
tweede lid, of 12b ertoe leidt dat niet kan worden vastgesteld of nog recht op een
uitkering bestaat.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan Onze Minister geheel of gedeeltelijk
van herziening of intrekking afzien.
Artikel 12e
1. Onze Minister is bevoegd een ten onrechte uitbetaalde uitkering terug te vorderen
van diegene aan wie de uitkering is betaald, indien:
a. het ten onrechte uitbetalen het gevolg is van het niet verstrekken van inlichtingen
of het verstrekken van onjuiste inlichtingen;
b. het ten onrechte uitbetalen het gevolg is van het geheel of gedeeltelijk verlies
van het recht op een uitkering op grond van artikel 7, eerste lid; of
c. Onze Minister anderszins foutief of ten onrechte een uitkering heeft uitbetaald.
2. In afwijking van artikel 203 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES, kan de
werkgever het teruggevorderde bedrag niet verhalen op de werknemer, indien de terugvordering
in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking
tot dit artikel.
15
Na artikel VIII, onderdeel J, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
K
Na artikel 15b wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:
Overgangsbepalingen
Artikel 15c
1. Een herziening of intrekking van een beschikking op grond van artikel 12d, vindt
uitsluitend plaats indien de herziening of intrekking ziet op een periode op of na
de dag van inwerkingtreding van artikel VIII, onderdeel Id.
2. Een terugvordering van een ten onrechte uitbetaalde uitkering op grond van artikel 12e,
vindt uitsluitend plaats indien de terugvordering ziet op een periode op of na de
dag van inwerkingtreding van artikel VIII, onderdeel Id.
16
Artikel X wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel VI, onderdelen Ba, F, en Na, in
werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze
wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2024.
TOELICHTING
I. Algemeen
§ 1. Inleiding
Geconstateerd is dat zowel de Wet ongevallenverzekering BES (hierna: OV BES) als de
Wet ziekteverzekering BES (hierna: ZV BES) inhoudelijk geen sluitend systeem vormen
als het gaat om de inlichtingenverplichtingen, het opvolgen van controlevoorschriften
door de werkgever, herziening of intrekking van de beschikking en terugvordering.
Het gevolg hiervan is dat de RCN-unit SZW als uitvoerder namens de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid niet adequaat kan acteren. Dit vormt bovendien een risico
op onrechtmatigheid, doordat onvoldoende duidelijk is dat een onverschuldigde betaling
kan worden teruggevorderd. In de na de staatkundige transitie tot stand gekomen Wet
kinderbijslagvoorziening BES is wel in een systeem van uitvoering, inlichtingen en
toezicht (met inbegrip van terugvordering) voorzien. Met het oog op de uitvoerbaarheid
wordt voorgesteld de OV BES en de ZV BES op dit punt (waar mogelijk) bij deze systematiek
van de Wet kinderbijslagvoorziening BES te doen aansluiten. Daarnaast wordt ook een
vergelijkbare aanpassing van de Wet algemene weduwen- en wezen verzekering BES (hierna:
AWW BES) in deze nota van wijziging opgenomen.
De voorgestelde wijzigingen dragen bij aan de balans tussen rechten en plichten die
er behoort te zijn. Hierbij zij nadrukkelijk opgemerkt dat de menselijke maat bij
de handhaving van regelgeving het uitgangspunt is. Indien een maatregel wordt opgelegd,
wordt deze afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de rechthebbende
de gedraging verweten kan worden. Met het oog op de menselijke maat is ten aanzien
van het instrument terugvordering gekozen voor het introduceren van een bevoegdheid.
Steeds zal er aandacht moeten zijn voor de gevolgen voor het individu. Wanneer uit
de aard van de regeling voortvloeit dat bij het opleggen van een herstelsanctie de
bestaanszekerheid van het individu in het geding is, dient ook die factor te worden
meegewogen.
Ten aanzien van de toepassing van de voorgestelde bepalingen kan dit nader worden
uitgewerkt bij algemene maatregel van bestuur of in beleidsregels. Het ligt voor de
hand dat elementen uit relevante beleidsregels van (bijvoorbeeld) het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen (UWV) houvast kunnen bieden bij de uitwerking van beleidsregels
voor de RCN-unit SZW op dit punt. Hierbij is in elk geval te denken aan de Beleidsregel
maatregelen UWV en de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening
uitkeringen 2006.
Deze nota van wijziging is in nauwe samenspraak met de RCN-unit SZW tot stand gekomen,
waardoor een formele uitvoeringstoets overbodig is. Deze nota van wijziging heeft
geen budgettaire effecten.
§ 2. Wijzigingen betrekking op de Wet kinderbijslagvoorziening BES
In Caribisch Nederland ontvangen ouders een tegemoetkoming in de kosten van kinderen
via de kinderbijslag BES. Daarnaast kunnen kinderen studiefinanciering ontvangen.
Het is niet mogelijk om allebei te ontvangen: ouders hebben geen recht op kinderbijslag
BES voor kinderen die studiefinanciering ontvangen.
De regering vindt het onwenselijk dat ouders de kinderbijslag BES verliezen wanneer
het kind studiefinanciering ontvangt. Uit het rapport «Een waardig bestaan» van de
Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland volgt dat gezinnen met kinderen de grootste
tekorten hebben1. In de kabinetsreactie op het rapport heeft het kabinet aangegeven dat zij de kinderbijslag
BES fors heeft verhoogd om gezinnen te ondersteunen2. De verhoging bedraagt ongeveer 90 USD per maand. Daarmee is de kinderbijslag BES
een belangrijk onderdeel van het besteedbare inkomen.
Deze groep ouders heeft echter geen voordeel van deze investering in de kinderbijslag
BES. Het verlies van de kinderbijslag BES vanwege studiefinanciering is daarom onwenselijk.
Het heeft grote financiële gevolgen voor een hele kleine groep ouders.
Vanwege de grote financiële gevolgen heeft de Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen de RCN-unit SZW gevraagd te anticiperen op het voorstel. Anticiperen
heeft alleen positieve gevolgen voor burgers omdat zij eerder de kinderbijslag BES
ontvangen. De Tweede en Eerste Kamer zijn over het anticiperen geïnformeerd3. Het is wenselijk dat deze ouders zo snel mogelijk de kinderbijslag BES kunnen ontvangen.
Het eerst uitvoerbare moment voor de RCN-unit SZW was juli 2024. Per juli 2024 ontvangen
ouders van kinderen met studiefinanciering weer recht op kinderbijslag BES. De regering
kiest ervoor om in deze situatie te anticiperen op de wetswijziging vanwege het belang
van de kinderbijslag BES in het besteedbare inkomen van gezinnen. De relevante wijzigingen
werken terug tot 1 juli 2024.
Er zijn momenteel zeven kinderen voor wie geen recht op kinderbijslag BES bestaat
vanwege studiefinanciering. Omdat het hier om een hele kleine groep gaat is het voor
de RCN-unit uitvoerbaar om per 1 juli 2024 weer kinderbijslag BES uit te betalen.
Op die manier wordt op een uitvoerbare wijze deze wijziging zo snel als mogelijk toegepast
en krijgt deze groep ouders meer financiële ruimte. Ouders moeten hiervoor opnieuw
een aanvraag indienen. De RCN-unit SZW benadert hen gericht om te attenderen op het
recht op kinderbijslag BES.
Met deze wijziging sluit de systematiek aan bij de kinderbijslag in Europees Nederland:
in Europees Nederland behouden ouders de kinderbijslag wanneer het kind studiefinanciering
ontvangt.
In de voorjaarsbesluitvorming van 2024 is budget gereserveerd voor dit voorstel. Het
budgettaire effect komt neer op ongeveer € 17.000 per jaar.
§ 3. Wijzigingen betrekking op de Wet ongevallenverzekering BES en de Wet ziekteverzekering
BES
Adequate inlichtingenverplichtingen kunnen in geen enkele socialezekerheidswet worden
gemist. Met het oog op de sluitendheid daarvan wordt in deze nota van wijziging voor
de OV BES en de ZV BES in een aanvulling op de inlichtingenverplichtingen voorzien.
De verplichting om uit eigen beweging inlichtingen te verstrekken waarvan redelijkerwijs
duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op het recht op of de hoogte en duur
van de uitkering, geldt zowel voor de (gewezen) werknemer als voor de werkgever. Dit
wordt met de opgenomen aanvulling verduidelijkt.
Zowel in de OV BES als in de ZV BES is bepaald dat de Minister controlevoorschriften
kan vaststellen (artikel 12b Wet ongevallenverzekering BES en artikel 12b Wet ziekteverzekering
BES). Dit is naar analogie van de Europees Nederlandse arbeidsongeschiktheidswetten,
die het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) de bevoegdheid toekennen
controlevoorschriften vast te stellen. In de «BES-wetgeving» ligt die bevoegdheid
bij de Minister, omdat de Minister met de uitvoering is belast. De RCN-unit SZW doet
dit namens de Minister.
In deze nota van wijziging wordt verduidelijkt dat de controlevoorschriften zich mede
tot de werkgever kunnen uitstrekken.
In de OV BES en in de ZV BES zijn er geen bepalingen die zien op de handhaving van
de controlevoorschriften. Europees Nederlandse arbeidsongeschiktheidswetten kennen
wel bepalingen die zien op de handhaving van de controlevoorschriften. In de Wet kinderbijslagvoorziening
BES is dat ook het geval. Het is wenselijk om voor de OV BES en ZV BES aan het niet
naleven van de gestelde controlevoorschriften passende consequenties voor de uitkering
kunnen te verbinden. Het ontbreken van bepalingen over herziening, intrekking en terugvordering
doet bovendien afbreuk aan de inspanningen om het financieel beheer te verbeteren
en betekent dat een risico op onrechtmatigheid blijft bestaan. Het ontbreken van passende
instrumenten voor handhaving is onwenselijk en is niet goed voor het vertrouwen in
het stelsel. De RCN-unit SZW als uitvoerder namens de Minister kan niet zonder die
instrumenten.
Zoals gezegd in paragraaf 1 wordt voorgesteld hiervoor aan te sluiten bij het instrumentarium
dat in de Wet kinderbijslagvoorziening BES is opgenomen. Daarmee wordt gekozen voor
uniformiteit en consistentie binnen het stelsel. Het draagt er ook aan bij dat de
wijzigingen eenvoudig geïmplementeerd kunnen worden.
Vanuit de beoogde aansluiting op het systeem van de Wet kinderbijslagvoorziening BES
wordt de bestaande bepaling over het opschorten van de uitkering uitgebreid tot een
nieuwe bepaling over schorsing en opschorting, naar analogie van artikel 18 van de
Wet kinderbijslagvoorziening BES. Tevens wordt een nieuw artikel over herziening of
intrekking geïntroduceerd naar analogie van artikel 13 van de Wet kinderbijslagvoorziening
BES. Tot slot wordt een terugvorderingsbepaling voorgesteld, die in lijn is met artikel 21
van de Wet kinderbijslagvoorziening BES.
De voor de OV BES en ZV BES voorgestelde bepaling over herziening of intrekking is
erop gericht de bevoegdheid te creëren om een besluit te herzien of in te trekken
als er sprake is van het niet nakomen van de inlichtingenverplichting of controlevoorschriften
door de werknemer of de werkgever. Dit betekent dat herziening of intrekking beperkt
is tot de volgende situaties:
o Het niet nakomen van de informatieplicht of controlevoorschriften door de werknemer
of de werkgever waardoor onterecht betaling van een uitkering heeft plaatsgevonden.
o Het ten onrechte zijn toegekend van een uitkering door bijvoorbeeld een administratieve
fout.
o Het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieplicht of een op grond van de
controlevoorschriften opgelegde verplichting, waardoor niet kan worden vastgesteld
of nog recht op uitkering bestaat.
De hoofdregel is dat een uitkering wordt ingetrokken of herzien, zo nodig met terugwerkende
kracht tot en met de dag waarop niet langer recht op uitkering bestaat of recht bestaat
op een lagere uitkering.
Het opschorten van de uitkering bij niet nakomen van de verplichtingen is momenteel
zeer summier geregeld in artikel 12, derde lid OV BES en artikel 12, derde lid ZV
BES. Met deze nota van wijziging wordt voorgesteld om deze bepalingen, in een nieuw
artikel, uit te breiden naar analogie van artikel 18 van de Wet kinderbijslagvoorziening
BES. Deze uitbreiding vergroot de rechtszekerheid doordat de situaties waarin opschorting
of schorsing aan de orde kunnen zijn, duidelijker worden omschreven. Bovendien zijn
situaties opgenomen waarin er geen opschorting plaatsvindt of waarin de rechthebbende
in de gelegenheid wordt gesteld zijn zienswijze bekend te maken alvorens tot opschorting
van de betaling wordt overgegaan.
Gedurende de periode waarin de betaling van de uitkering wordt opgeschort of geschorst
kan nader worden uitgezocht of de vermoedens of aanwijzingen die aan de opschorting
of schorsing ten grondslag hebben gelegen, juist zijn. Afhankelijk van de uitkomst
wordt de uitbetaling van de uitkering dan beëindigd of hervat, met ingang van de datum
waarop de uitbetaling was geschorst of opgeschort. De opschorting of schorsing voorkomt
dat een uitkering ten onrechte doorloopt, waardoor later de noodzaak tot terugvordering
zou bestaan.
Indien en voor zover terugvordering aan de orde zou zijn, is dit op grond van het
onderhavige voorstel een bevoegdheid van Onze Minister en geen verplichting. Dit is
met het oog op het herstellen van de rechtmatige toestand, waarbij het kunnen hanteren
van de menselijke maat, zoals toegelicht in paragraaf 1, geborgd is.
In de voorgestelde terugvorderingsbepaling is een bepaling opgenomen waarmee is beoogd
de werknemer tegen ongewenste gevolgen van een terugvordering te beschermen. De werkgever
ontleent het recht op uitkering aan het wettelijk voorschrift dat de werkgever de
werknemer verplicht is een uitkering gelijk aan de door de Minister toegekende uitkering
aan de werknemer uit te betalen, waarbij is bepaald dat de werkgever die op grond
van deze verplichting de uitkering uitbetaalt, in plaats van de werknemer het recht
op de desbetreffende uitkering en de uitbetaling daarvan toekomt. Het recht op de
uitkering is dus onlosmakelijk met de (loon)doorbetalingsverplichting verbonden. Dit
houdt een risico in dat de werkgever in geval de aan hem uitbetaalde uitkering wordt
teruggevorderd, deze terugvordering wenst te verhalen op de werknemer. Hierbij dient
een onderscheid te worden gemaakt tussen situaties waarin de terugvordering voortvloeit
uit verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer en situaties waarin de terugvordering
in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen.
In dat laatste geval, waarbij het bijvoorbeeld kan gaan om het bewust verstrekken
van onjuiste gegevens over het loon, is verhaal op de werknemer onwenselijk. Daarom
is er in dit voorstel dan ook voor gekozen verhaal op de werknemer in die situatie
uit te sluiten.
Er is een specifieke overgangsbepaling opgenomen om te bewerkstelligen dat de nieuw
geïntroduceerde sanctiebepalingen niet kunnen worden toegepast voor gedragingen uit
de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wijzigingswet SZW-wetten 2024
BES.
In deze nota van wijziging wordt bovendien voorgesteld om de ZV BES aan te vullen
met een artikel dat de grondslag biedt voor het gedurende een afgebakend tijdvak verstrekken
van een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling ten behoeve van zelfstandigen,
voor de periode die aan de inwerkingtreding van de Wijzigingswet SZW-wetten 2024 BES
voorafgaat4. Deze voorziening wordt verder uitgewerkt in een ministeriële regeling. De voorwaarden
zullen op hoofdlijnen aansluiten bij de voorwaarden die gelden voor de structurele
voorziening zoals deze met het oog op het voldoen aan het VN-vrouwenverdrag is vastgelegd
in artikel VIII, onderdeel C van het wetsvoorstel.
§ 4. Wijzigingen betrekking op de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES en
de Wet algemene ouderdomsverzekering BES
Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES
Herziening of intrekking is in de AWW BES niet expliciet geregeld. Met deze nota van
wijziging wordt voorgesteld daar alsnog in te voorzien. Het adequaat regelen van de
mogelijkheid van herziening of intrekking is van belang met het oog op zowel rechtszekerheid
als rechtmatigheid. In paragraaf 1 van de toelichting is ten aanzien van de OV BES
en de ZV BES reeds gewezen op het belang dat er een sluitend systeem is als het gaat
om de inlichtingenverplichtingen, het opvolgen van controlevoorschriften, herziening
of intrekking van de beschikking en terugvordering. Bij de AWW BES is er ten opzichte
van de OV BES en de ZV BES sprake van een beperkt hiaat, dat louter het ontbreken
van de mogelijkheid van herziening of intrekking van de beschikking betreft. De wijze
waarop het onderhavige voorstel daarin voorziet, ligt in lijn met het eerder aangehaalde
artikel 13 van de Wet kinderbijslagvoorziening BES en het eveneens daarop gebaseerde
overeenkomstige voorstel ten aanzien van de OV BES en de ZV BES. Daarbij is ook aansluiting
gezocht bij de systematiek van artikel 12 in de Wet algemene ouderdomsverzekering
BES wat betreft het ingaan van een eventuele verhoging of verlaging. Daarop aansluitend
zal de werkingssfeer van het Besluit intrekking, schorsing en opschorting Wet algemene
ouderdomsverzekering BES worden uitgebreid waardoor de AWW BES ook onder de werkingssfeer
valt. Zodra dat is geregeld is het wettelijk kader ten aanzien van intrekking, herziening,
schorsing en opschorting bij de AOV BES en de AWW BES onderling grotendeels gelijk.
Naast het expliciet regelen van intrekking of herziening in de AWW BES komt dit de
uitvoerbaarheid in belangrijke mate ten goede.
Wet algemene ouderdomsverzekering BES
De voorgestelde wijzigingen in de Wet algemene ouderdomsverzekering BES (AOV BES)
zijn beperkt en hebben een technisch karakter. Het betreft het aanvullen van enkele
verwijzingen.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel 1 – Artikel III Wet algemene ouderdomsverzekering BES
Abusievelijk zijn sommige verwijzingen niet opgenomen in artikel 12, vierde lid, van
de AOV BES. Een verwijzing naar de artikelen 7a, eerste en derde lid, onderdeel e,
en 7b, eerste lid, wordt met deze voorgestelde wijziging opgenomen. Ook wordt een
verwijzing naar artikel 8, tweede lid, toegevoegd.
Onderdelen 2, 3 en 4 – Artikel IV Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES
Onderdelen E en I (artikelen 8 en 17)
In artikel IV, onderdeel E, wordt een technische wijziging van artikel 8 opgenomen.
Abusievelijk was het verkeerde woord opgenomen. In artikel IV, onderdeel I, wordt
een technische wijziging van artikel 17 opgenomen. Abusievelijk was het verkeerde
zinsdeel opgenomen.
Onderdeel Ia (artikel 23b)
Dit artikel regelt in welke situaties de Minister een beschikking kan herzien of intrekken,
waarbij deels aansluiting is gezocht bij artikel 12 van de AOV. In de volgende vier
situaties is herziening of intrekking mogelijk. Ten eerste is herziening of intrekking
mogelijk als de informatieverplichtingen of controlevoorschriften niet of niet behoorlijk
worden nagekomen. Ten tweede is herziening of intrekking mogelijk indien er ten onrechte
een uitkering is toegekend. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als abusievelijk pensioen
is uitgekeerd of een foutief bedrag is vastgesteld. Ten derde is herziening of intrekking
mogelijk indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieverplichting
of controlevoorschriften ertoe leidt dat niet vastgesteld kan worden of er nog een
recht op pensioen bestaat. Ten slotte is herziening of intrekking mogelijk indien
op grond van in de wet bepaalde situaties, degene daarvoor niet of niet of niet meer
in aanmerking komt, dan wel voor een hoger of lager pensioen in aanmerking komt. Hierbij
kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat de nabestaande pensioen ontvangt
naar het bedrag van de hoogste leeftijdscategorie in verband met een kind die ten
laste komt van de nabestaande (artikel 11, derde lid). Doordat het kind achttien jaar
is geworden komt het kind niet meer ten laste van de nabestaande. Op grond van de
wet heeft de nabestaande dan geen recht meer op een pensioen naar het bedrag van de
hoogste leeftijdscategorie.
In het tweede lid wordt geregeld dat een herziening van het pensioen, die voortvloeit
uit een wijziging van de omstandigheden en die een verhoging van dit pensioen tot
gevolg heeft, ingaat op de eerste dag van de maand, volgende op de maand waarin de
wijziging van die omstandigheden heeft plaats gevonden. Het bepaalde in artikel 15,
is van overeenkomstige toepassing. Dit houdt in dat het pensioen niet eerder kan ingaan
dan 12 maanden vóór de eerste dag van de maand volgende op de maand, waarin de aanvraag
is ingediend of waarin ambtshalve toekenning heeft plaatsgevonden. De Minister kan
in bijzondere gevallen hiervan afwijken. In het derde lid wordt geregeld dat een intrekking
of herziening van het pensioen die een verlaging tot gevolg heeft ingaat op de eerste
dag van de maand, volgende op maand waarin de dag van de dagtekening van de beschikking
heeft plaatsgevonden. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden aangewezen
waar de verlaging op een ander moment wordt vastgesteld. Dit kan zich bijvoorbeeld
voordoen als een te hoog bedrag is toegekend door het verstekken van onjuiste inlichtingen.
In het vierde lid wordt geregeld dat een herziening in verband met artikel 12a, eerste
lid, ingaat op het moment dat de genoemde bedragen van het pensioen zijn gewijzigd.
Hierdoor wordt een wijziging op grond van de consumentenprijsindexcijfers op het moment
van de wijziging gewijzigd en niet een maand later. Het vijfde lid regelt dat de Minister
kan afzien van een herziening of intrekking, indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn. Het zesde lid regelt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften
kunnen worden gegeven ter uitvoering van het artikel. Hierbij wordt gekozen om zo
veel mogelijk om aan te sluiten bij het Besluit intrekking, schorsing en opschorting
algemene ouderdomsverzekering BES.
Onderdelen 5, 6, 7 en 8 – Artikel VI Wet kinderbijslagvoorziening BES
Onderdeel Ba (artikel 6)
Dit artikel regelt dat de samenloop van de kinderbijslag BES met studiefinanciering
BES en studiefinanciering 2000 vervalt. Ook een uitzondering voor een reisvoorziening
voor de mbo-student is met het vervallen van de samenloop overbodig en vervalt.
Onderdelen F, Fa en Na (artikelen 14 en 24)
Met het vervallen van de samenloop van de kinderbijslag BES met studiefinanciering
BES en studiefinanciering 2000 zijn twee wijzigingen wenselijk. In artikel 14 vervalt
het deel dat ziet op studiefinanciering en de informatieplicht. In artikel 24 vervalt
het deel dat ziet op de gegevensdeling in verband met de studiefinanciering BES en
de studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000.
Onderdelen 9 en 10 – Artikel VII Wet ongevallenverzekering BES
Met onderdeel 9 worden drie onderdelen (Ga, Gb en Gc) ingevoegd.
Ga (Artikel 12)
Met de voorgestelde wijziging van artikel 12 wordt geregeld dat de werknemer (of diens
nagelaten betrekkingen), de gewezen werknemer en werkgever verplicht zijn uit eigen
beweging inlichtingen te verstrekken. Deze verplichting geldt voor inlichtingen waarvan
redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht, de
hoogte of de duur van de uitkering. Daarnaast komt het derde lid te vervallen. Het
schorsen en opschorten van de uitkering wordt voortaan geregeld in het voorgestelde
artikel 12c. In verband met de vernummering klopt de grondslag, genoemd artikel 2
van het besluit inlichtingenverplichtingen werknemersverzekeringen BES, niet meer.
Via een wijziging van het besluit wordt dit aangepast.
Gb (Artikel 12b)
Dit artikel regelt een technische wijziging in verband met een aanpassing van artikel 7.
Daarnaast wordt geregeld dat de verplichting om de controlevoorschriften op te volgen
ook voor de werkgever geldt.
Gc (Artikelen 12c, 12d en 12e)
Met onderdeel Gc worden drie artikelen toegevoegd. Deze voorgestelde artikelen regelen
de opschorting of schorsing van de betaling, het herzien of intrekken van een beschikking
en het terugvorderen van een onverschuldigde betaling van de uitkering.
Artikel 12c
In het voorgestelde artikel 12c wordt de schorsing en opschorting van de betaling
van de uitkering geregeld. Het schorsen of opschorten voorkomt dat de uitkering wordt
doorbetaald, met als gevolg dat deze later alsnog moet worden teruggevorderd. De Minister
kan hiertoe overgaan, indien op grond van duidelijke aanwijzingen het oordeel is of
het gegronde vermoeden bestaat dat, het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat,
het recht op een lagere uitkering bestaat, of dat er niet is voldaan aan het gestelde
in de artikelen 12, tweede lid, en 12b. Het kan bijvoorbeeld gaan om de situatie wanneer
het gegronde vermoeden bestaat dat iemand zonder toestemming het eiland heeft verlaten.
Daardoor kan iemand het recht op een uitkering verliezen. De Minister kan in deze
situatie de betaling van de uitkering schorsen, mits is voldaan aan het overige gestelde.
De schorsing of opschorting wordt beëindigd zodra de situatie om tot schorsing of
opschorting over te gaan niet meer bestaat. Er wordt niet overgegaan tot het schorsen
of opschorting van de betaling als het niet nakomen van een verplichting, op grond
van de artikelen 12, tweede lid en 12b, geen gevolgen kan hebben voor het recht op
een uitkering. Het tweede lid regelt dit. Het derde lid regelt dat er niet overgegaan
wordt tot schorsing of opschorting voordat de werknemer of werkgever in de gelegenheid
is gesteld om zijn zienswijze bekend te maken. Tot het bieden van gelegenheid om een
zienswijze te geven hoeft alleen overgegaan te worden indien de beschikking gebaseerd
is op gegevens over feiten of omstandigheden die de werknemer of werkgever betreffen,
maar niet door diegene zelf zijn verstrekt.
Het vierde lid regelt dat de schorsing of opschorting schriftelijk wordt medegedeeld.
De schorsing en opschorting is een beschikking, waartegen een bezwaarschrift kan worden
ingediend en beroep open staat op grond van de artikelen 7 en 55 van de Wet administratieve
rechtspraak BES.
Artikel 12d
Dit artikel regelt in welke situaties de Minister een beschikking kan herzien of intrekken.
Het uitgangspunt bij de toepassing van deze bevoegdheid is dat de beschikking wordt
herzien of ingetrokken, indien een hieronder genoemde situatie zich voordoet. Het
dient te worden voorkomen dat ten onrechte een uitkering wordt verleend. In de volgende
drie situaties is herziening of intrekking mogelijk. Ten eerste is herziening of intrekking
mogelijk indien de werknemer of werkgever de informatieverplichtingen of controlevoorschriften
niet of niet behoorlijk nakomt. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien de werkgever
bij twijfel over de hoogte van het loon of de omvang van de arbeidstijd weigert gevraagde
nadere informatie te verstrekken. Ten tweede is herziening of intrekking mogelijk
indien er ten onrechte een uitkering is toegekend. Dit doet zich bijvoorbeeld voor
als er abusievelijk een uitkering is toegekend of een foutief bedrag is vastgesteld.
Ten slotte is herziening of intrekking mogelijk indien het niet of niet behoorlijk
nakomen van de informatieverplichting of controlevoorschriften ertoe leidt dat niet
vastgesteld kan worden of er nog een recht op een uitkering bestaat. Hierbij kan bijvoorbeeld
gedacht worden aan de situatie dat de arbeidsongeschikte werknemer weigert op het
spreekuur van de controlerend geneesheer te verschijnen, zodat de arbeidsongeschiktheidsstatus
van de werknemer niet langer vastgesteld kan worden. Er kunnen zich echter onvoorziene
situaties voordoen waar een herziening of intrekking, ook al is deze op grond van
het eerste lid goed te motiveren, onevenredige gevolgen kent. Deze dienen voorkomen
te worden. Het tweede lid regelt dat de Minister geheel of gedeeltelijk kan afzien
van een herziening of intrekking, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Artikel 12e
Dit voorgestelde artikel regelt dat een onverschuldigd betaalde uitkering kan worden
teruggevorderd. Het uitgangspunt is dat een onverschuldigd betaalde uitkering wordt
teruggevorderd, waardoor de rechtmatige toestand wordt hersteld. De Minister kan overgaan
tot terugvordering als dit het gevolg is van een herziening of intrekking. Daarnaast
kan de Minister terugvorderen indien de onverschuldigd betaalde uitkering het gevolg
is van het geheel of gedeeltelijk verlies van het recht op uitkering op grond van
artikel 7, eerste lid. Mocht de Minister foutief of ten onrechte een uitkering uitbetalen,
dan kan ook dit bedrag worden teruggevorderd. Het tweede lid regelt dat de werkgever
in een specifieke situatie de uitkering niet kan verhalen op de werknemer. Dit doet
zich voor indien een terugvordering in redelijkheid voor rekening van de werkgever
behoort te komen. Zou dit wel mogelijk zijn, dan zijn er geen financiële consequenties
voor de werkgever indien deze zijn verplichtingen niet nakomt. De terugvordering zou
afgewenteld kunnen worden op de werknemer op grond van artikel 6:203 BW BES. Het bepaalde
in het tweede lid voorkomt dit. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels
worden bepaald wanneer terugvordering dient plaats te vinden en onder welke omstandigheden.
Met onderdeel 10 wordt een onderdeel ingevoegd.
Onderdeel I (Artikel 15c)
Vanwege de wijzigingen met betrekking op de informatieverplichting, controlevoorschriften,
opschorting, herziening en terugvordering is een herziening, intrekking of terugvordering
op grond van de artikelen 12d en 12e van de Wet OV BES alleen wenselijk indien dit
ziet op een periode na de inwerkingtreding van de betreffende wijzigingen. Dit betekent
dat alleen overtredingen van de inlichtingenplicht en controlevoorschriften op of
na de dag van inwerkingtreding van de betreffende onderdelen kunnen leiden tot een
herziening, intrekking of terugvordering op grond van de artikelen 12d en 12e van
de Wet OV BES.
Onderdelen 11 en 12 – Artikel VIII Wet ziekteverzekering BES
Het opschrift volgend op artikel 3 (Geneeskundige behandeling en verpleging) vervalt.
Daarnaast is abusievelijk in het voorgestelde artikel 4a, derde lid, een verkeerde
verwijzing opgenomen.
Onderdeel 13 – Artikel VIII Wet ziekteverzekering BES
Onderdeel D (Artikel 4ba)
In het voorgestelde artikel 4ba zijn een aantal essentiële onderdelen opgenomen die
in de regeling moeten worden uitgewerkt.
Onderdelen 14 en 15 – Artikel VIII Wet ziekteverzekering BES
Met onderdeel 14 worden vier onderdelen (Ia, Ib, Ic en Id) toegevoegd.
Ia (artikel 7a)
Met het vervallen van «van de verzekerde» wordt verduidelijkt dat tevens de werkgever
onder de reikwijdte van de hardheidsclausule kan vallen.
Ib (Artikel 12)
Met de voorgestelde wijziging wordt geregeld dat de werkgever, naast de werknemer,
verplicht is uit eigen beweging inlichtingen te verstrekken. Deze verplichting geldt
voor inlichtingen waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen
zijn op het recht, de hoogte of de duur van de uitkering. Het derde lid komt te vervallen.
Het schorsen en opschorten van de uitkering wordt geregeld in het voorgestelde artikel 12c.
In verband met de vernummering klopt de grondslag, genoemd artikel 2 van het besluit
inlichtingenverplichtingen werknemersverzekeringen BES, niet meer. Via een wijziging
van het besluit wordt dit aangepast.
Ic (Artikel 12b)
Met de voorgestelde wijziging wordt geregeld dat de verplichting om de controlevoorschriften
op te volgen, naast de werknemer, ook voor de werkgever geldt. Daarnaast regelt dit
artikel een technische wijziging in verband met een wijziging van artikel 7.
Id (artikelen 12c, 12d en 12e)
Met onderdeel Id worden drie artikelen ingevoegd. Deze voorgestelde artikelen regelen
de opschorting of schorsing van de betaling, het herzien of intrekken van een beschikking
en het terugvorderen van een onverschuldigde betaling van de uitkering.
Artikel 12c
In het voorgestelde artikel 12c wordt de schorsing en opschorting van de betaling
van de uitkering geregeld. Het schorsen of opschorten voorkomt dat de uitkering wordt
doorbetaald, met als gevolg dat deze later alsnog moet worden teruggevorderd. De Minister
kan hiertoe overgaan, indien op grond van duidelijke aanwijzingen het oordeel is of
het gegronde vermoeden bestaat dat, het recht op een uitkering niet of niet meer bestaat,
het recht op een lagere uitkering bestaat, of dat er niet is voldaan aan het gestelde
in de artikelen 12, tweede lid, en 12b. Het kan bijvoorbeeld gaan om de situatie wanneer
het gegronde vermoeden bestaat dat iemand zonder toestemming het eiland heeft verlaten.
Daardoor kan iemand het recht op een uitkering verliezen. De Minister kan in deze
situatie de betaling van de uitkering schorsen, mits is voldaan aan het overige gestelde.
De schorsing of opschorting wordt beëindigd zodra de situatie om tot schorsing of
opschorting over te gaan niet meer bestaat. Er wordt niet overgegaan tot het schorsen
of opschorting van de betaling als het niet nakomen van een verplichting, op grond
van de artikelen 12, tweede lid en 12b, geen gevolgen kan hebben voor het recht op
een uitkering. Het tweede lid regelt dit. Het derde lid regelt dat er niet overgegaan
wordt tot schorsing of opschorting voordat de werknemer of werkgever in de gelegenheid
is gesteld om zijn zienswijze bekend te maken. Tot het bieden van gelegenheid om een
zienswijze te geven hoeft alleen overgegaan te worden indien de beschikking gebaseerd
is op gegevens over feiten of omstandigheden die de werknemer of werkgever betreffen,
maar niet door diegene zelf zijn verstrekt. Het vierde lid regelt dat de schorsing
of opschorting schriftelijk wordt medegedeeld. De schorsing en opschorting is een
beschikking, waartegen een bezwaarschrift kan worden ingediend en beroep open staat
op grond van de artikelen 7 en 55 van de Wet administratieve rechtspraak BES.
Artikel 12d
Dit artikel regelt in welke situaties de Minister een beschikking kan herzien of intrekken.
Het uitgangspunt bij de toepassing van deze bevoegdheid is dat de beschikking wordt
herzien of ingetrokken, indien een hieronder genoemde situatie zich voordoet. Het
dient te worden voorkomen dat ten onrechte een uitkering wordt verleend. In de volgende
drie situaties is herziening of intrekking mogelijk. Ten eerste is herziening of intrekking
mogelijk indien de werknemer of werkgever de informatieverplichtingen of controlevoorschriften
niet of niet behoorlijk nakomt.
Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien de werkgever bij twijfel over de hoogte van
het loon of de omvang van de arbeidstijd weigert gevraagde nadere informatie te verstrekken.
Ten tweede is herziening of intrekking mogelijk indien er ten onrechte een uitkering
is toegekend.
Dit doet zich bijvoorbeeld voor als er abusievelijk een uitkering is toegekend of
een foutief bedrag is vastgesteld. Ten slotte is herziening of intrekking mogelijk
indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de informatieverplichting of controlevoorschriften
ertoe leidt dat niet vastgesteld kan worden of er nog een recht op een uitkering bestaat.
Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de situatie dat de arbeidsongeschikte
werknemer weigert op het spreekuur van de controlerend geneesheer te verschijnen,
zodat de arbeidsongeschiktheidsstatus van de werknemer niet langer vastgesteld kan
worden. Er kunnen zich echter onvoorziene situaties voordoen waar een herziening of
intrekking, ook al is deze op grond van het eerste lid goed te motiveren, onevenredige
gevolgen kent. Deze dienen voorkomen te worden. Het tweede lid regelt dat de Minister
kan afzien van een herziening of intrekking, indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn.
Artikel 12e
Dit voorgestelde artikel regelt dat een onverschuldigd betaalde uitkering kan worden
teruggevorderd. Het uitgangspunt is dat een onverschuldigd betaalde uitkering wordt
teruggevorderd, waardoor de rechtmatige toestand wordt hersteld. De Minister kan overgaan
tot terugvordering als dit het gevolg is van een herziening of intrekking. Daarnaast
kan de Minister terugvorderen indien de onverschuldigd betaalde uitkering het gevolg
is van het geheel of gedeeltelijk verlies van het recht op uitkering op grond van
artikel 7, eerste lid. Mocht de Minister foutief of ten onrechte een uitkering uitbetalen,
dan kan ook dit bedrag worden teruggevorderd. Het tweede lid regelt dat de werkgever
in een specifieke situatie de uitkering niet kan verhalen op de werknemer. Dit doet
zich voor indien een terugvordering tot de risicosfeer van de werkgever behoort. Zou
dit wel mogelijk zijn, dan zijn er geen financiële consequenties voor de werkgever
indien deze zijn verplichtingen niet nakomt. De terugvordering zou afgewenteld kunnen
worden op de werknemer op grond van artikel 6:203 BW BES. Het bepaalde in het tweede
lid voorkomt dit. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden bepaald
wanneer terugvordering dient plaats te vinden en onder welke omstandigheden.
Met onderdeel 15 wordt onderdeel K toegevoegd.
Onderdeel K (Artikel 15c)
Vanwege de wijzigingen met betrekking op de informatieverplichting, controlevoorschriften,
opschorting, herziening en terugvordering is een herziening, intrekking of terugvordering
op grond van de artikelen 12d en 12e van de Wet ZV BES alleen wenselijk indien dit
ziet op een periode na de inwerkingtreding van de betreffende wijzigingen. Dit betekent
dat alleen overtredingen van de inlichtingenplicht en controlevoorschriften op of
na de dag van inwerkingtreding van de betreffende onderdelen kunnen leiden tot een
herziening, intrekking of terugvordering op grond van de artikelen 12d en 12e van
de Wet ZV BES.
Onderdeel 16 – Artikel X Inwerkingtreding
De inwerkingtredingsbepaling wordt gewijzigd in verband met het terugwerken van verschillende
onderdelen. Artikel VI, onderdelen Ba, F, en Na treedt in werking met ingang van de
dag na de datum van uitgifte van het betreffende Staatsblad en werkt terug tot en
met 1 juli 2024.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.N.J. Nobel, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid