Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Van Vroonhoven over het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie, uitgekomen op 24 juli 2024
Vragen van de leden Omtzigt en Van Vroonhoven (beiden Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie, uitgekomen op 24 juli 2024 (ingezonden 31 juli 2024).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister
van Economische Zaken (ontvangen 2 september 2024)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie (COM (2024)
800 van 24 juli 2024) waarin de Commissie onder meer haar zorgen uit over de handhaving
van de journalistieke standaarden in Nederland?
Antwoord 1
Ja. Uw Kamer zal, zoals gebruikelijk, nog een kabinetsreactie op het rechtsstaatrapport
ontvangen.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Europese Commissie dat de Raad voor de
Journalistiek onvoldoende is toegerust om haar toezichthoudende rol te kunnen waarmaken?
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om de Raad voor de Journalistiek beter in
positie te brengen?
Antwoord 2
In het rechtsstaatrapport is de positie van het zelfregulerende orgaan in de journalistiek,
de Raad voor de Journalistiek, aan de orde gesteld. De Europese Commissie verwijst
daarbij naar een breder onderzoek van Free Press Unlimited (FPU) naar de omvang van
juridische druk op journalisten.1
De Raad voor de Journalistiek is een onafhankelijk, zelfregulerend orgaan dat geheel
gedragen wordt door de sector. De Raad ontvangt geen overheidsbijdrage voor zijn activiteiten
en is ook anderszins niet afhankelijk van de overheid, juist vanuit het oogpunt van
onafhankelijkheid. Een gevolg hiervan is dat de Raad voor inkomsten afhankelijk is
van de journalistieke sector. Dat de Nederlandse journalistieke sector zelf een journalistiek
orgaan opzet om klachten van het publiek te behandelen, is veelzeggend voor de professionaliteit
van de journalistiek in Nederland. Het is van fundamenteel belang dat de overheid
zich hier zo min mogelijk in mengt.
Door het zelfregulerende karakter, kan de Raad geen bindende sancties opleggen. Aansluiting
is geheel vrijwillig. Wel is het zo dat de uitspraken als gezaghebbend in de sector
gezien worden.
In het rapport van FPU is opgenomen dat met name onderzoeksjournalisten merken dat
de Raad steeds meer een voorportaal wordt voor gerechtelijke procedures. Dit is te
merken aan groeiende dossiers en de deelname van advocaten bij zittingen van de Raad.
Om dit tegen te gaan heeft de Raad eigenstandig de procedures aangescherpt per 1 januari
2024, met als beginsel «ga je naar de Raad, dan ga je niet naar de rechter».2
Op grond van mijn rol en verantwoordelijkheid zijn mijn opties beperkt, maar zal ik
altijd pleiten voor een sterke journalistieke sector en daarmee voor een sterke rechtsstaat.
Ik ben bereid om in overleg te treden met de Raad over de geïdentificeerde problematiek,
maar ik kan derhalve geen garanties bieden omtrent een eventueel vervolg. Subsidiëring
is niet aan de orde, gelet op de onafhankelijkheid van de Raad. Dit zou ook het aangekaarte
probleem van de juridificering niet oplossen.
Vraag 3
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Europese Commissie dat door de ondoorzichtigheid
van het eigenaarschap en de toegenomen concentraties in het medialandschap de verscheidenheid
en pluriformiteit van onze journalistiek onder druk is komen te staan? Bent u zich
ervan bewust dat de Europese Commissie hier ook expliciet wijst op de passage in het
Hoofdlijnenakkoord dat dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) aanvullende instrumenten
moet krijgen om de pluriformiteit in het medialandschap te kunnen garanderen? Welke
concrete instrumenten denkt u te introduceren?
Antwoord 3
De zorgen en uitdagingen die de Europese Commissie benoemt zijn bekend.
Ten aanzien van de geconstateerde ondoorzichtigheid van het eigenaarschap van mediabedrijven
is het op dit moment zo dat het Commissariaat voor de Media (CvdM) dit jaarlijks in
kaart brengt.3 Het CvdM vult die taak in met de jaarlijkse publicatie van de Mediamonitor. Met de
nieuwe Europese verordening mediavrijheid zullen mediabedrijven zelf transparanter
moeten gaan worden over hun eigendomsstructuur.4
Het is goed om te zien dat de Commissie kennis heeft genomen van de passage uit het
Hoofdlijnenakkoord over het meewegen van pluriformiteit bij media-concentraties. Dat
is een belangrijke passage die beoogt de genoemde uitdagingen of zorgen weg te nemen.
Hieronder licht ik toe welke instrumenten er nu al zijn en wat het kabinet beoogt
te introduceren.
Sinds 2021 bestaat er een samenwerking tussen de ACM en het Commissariaat voor de
Media via het Samenwerkingsplatform Digitale Toezichthouders (SDT). Het SDT is opgericht
door de ACM, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Autoriteit Persoonsgegevens
(AP) en het CvdM. In dit platform werken verschillende onafhankelijke toezichthouders
samen bij het toezicht op digitale diensten om ervoor te zorgen dat ieders toezichtactiviteiten
goed op elkaar aansluiten. In de huidige praktijk is er daarom al samenwerking tussen
de ACM en het CvdM bij media-concentraties, bijvoorbeeld bij het lopende onderzoek
naar de voorgenomen overname van RTL Nederland door DPG Media.5
De passage in het hoofdlijnenakkoord beoogt te borgen dat de gevolgen voor de pluriformiteit
van het media-aanbod in brede zin mee worden gewogen bij de beoordeling van een fusie
of overname van een of meer mediabedrijven. Samen met de Minister van Economische
Zaken ga ik met de ACM en het CvdM in gesprek over rolverdeling tussen de toezichthouders
die daarbij passend is, binnen de kaders van de onlangs aangenomen Europese verordening
mediavrijheid.
Vraag 4
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Commissie dat de herzieningsvoorstellen
van de publieke omroep een risico vormen om de journalistieke standaarden hoog te
kunnen houden? Deelt u de zorgen van de NPO zelf dat zij niet kunnen voldoen aan de
eisen die gesteld worden aan de European Media Freedom Act? Zo nee, hoe denkt u de
Europese Commissie en de NPO gerust te kunnen stellen? Zo ja, welke acties kunnen
wij van u verwachten?
Antwoord 4
Navraag bij de NPO leert dat de zorgen die de NPO heeft geuit vooral betrekking hebben
op een stabiele en toekomstgerichte financiering en heldere structuur van het publieke
bestel, die voldoende rust en bestaanszekerheid bieden om zich toe te kunnen leggen
op de uitvoering van de in de Mediawet 2008 verankerde publieke taakopdracht (het
bieden van pluriform, hoogwaardig (journalistiek) media-aanbod zonder politieke of
commerciële invloeden). Dat betrof allereerst de waarborg, genoemd in artikel 5 lid
3 van de Europese verordening mediavrijheid (European Media Freedom Act, EMFA), voor
financieringsprocedures zodat de publieke omroep kan beschikken over «duurzame en
voorspelbare financiële middelen voor het vervullen van hun publieke opdracht en om
zich in het kader van die opdracht te kunnen ontwikkelen.» De redactionele onafhankelijkheid
moet met de financiering kunnen worden gewaarborgd.
De NPO heeft ook aandacht gevraagd voor het kunnen waarborgen van andere voorschriften
uit de Europese verordening mediavrijheid voor de vervulling van de publieke mediaopdracht,
zoals het garanderen van de veiligheid van journalisten, bescherming van journalistieke
bronnen en communicatie en het verminderen van de afhankelijkheid van grote techplatforms
die door inhoudelijke moderatie en hun algoritmes media-aanbod van de publieke omroepen
minder zichtbaar of zelfs ontoegankelijk kunnen maken.
De Commissie geeft in het rapport de aanbeveling om het bestuur van publieke media
en hun vermogen om journalistieke normen te handhaven te versterken, rekening houdend
met de Europese normen inzake publieke media.
Voor wat betreft de wijze waarop de journalistieke codes worden gewaarborgd, wil ik–zoals
is aangegeven in de Kamerbrief uit april 2024 met de ambtelijke verkenning op het
rapport van het Adviescollege Publieke Omroep–de tijd nemen en hierbij ook externe
deskundigheid betrekken.6 Dit onderwerp zal nadrukkelijk een plek krijgen in de discussie over de brede hervorming
van de landelijke publieke omroep.
Bij de uitvoering van de Europese verordening mediavrijheid zal ik rekening houden
met de geuite zorgen door de NPO. Zoals aangegeven in de Kamerbrief over het definitief
akkoord over de verordening, verwacht ik dat het Nederlandse stelsel voldoet aan de
vereisten van de nieuwe Europese verordening.7
Vraag 5
Welke concrete stappen zult u nemen om beter te waarborgen dat alle publieke omroepen,
inclusief Ongehoord Nederland (ON), zich houden aan de journalistieke standaarden?
Antwoord 5
Zoals in het vorige antwoord aangegeven, zal ik het onderwerp van de journalistieke
code nadrukkelijk een plek geven in de discussie over de brede hervorming van de landelijke
publieke omroep.
Vraag 6
Wat is uw standpunt over de aanbeveling van de Europese Commissie om de toelatings-
en verantwoordingscriteria voor publieke omroepen te verbeteren?
Antwoord 6
De aanbeveling van de Europese Commissie ging niet over de toelatings- en verantwoordingscriteria,
de aanbeveling ziet op het versterken van het bestuur (in de Engelse tekst wordt het
begrip «governance» gebruikt) van de publieke media. Overigens kan verwacht worden
dat het vraagstuk over de toelatings- en verantwoordingscriteria onderdeel zullen
zijn van de hervorming van de landelijke publieke omroep.
Vraag 7
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Europese Commissie dat nu onvoldoende duidelijk
is onder welke voorwaarden de overheid reclame mag maken via de Publieke Omroep? Op
welke wijze gaat u de toewijzing van overheidsreclame transparanter en eerlijker maken
om politieke beïnvloeding en bevoordeling te voorkomen?
Antwoord 7
De Europese Commissie heeft dergelijke zorgen niet geuit in de richting van Nederland.
In de nieuwe Europese verordening mediavrijheid is wel een artikel opgenomen waarin
transparantie over toewijzing van «overheidsreclame» verplicht wordt. Ook moeten overheden
bijhouden hoeveel budget er per aanbieder van mediadienst wordt uitgegeven. Op deze
manier wordt transparant voor publiek en politiek hoe de overheid haar advertentiebudget
verdeelt.
In Nederland zijn vakdepartementen inhoudelijk verantwoordelijk voor de overheidscampagnes;
veel (grote) overheidscampagnes worden uitgevoerd door de Dienst Publiek en Communicatie
(DPC), ressorterend onder het Ministerie van Algemene Zaken. De inzet van mediabudget
voor deze campagnes wordt bepaald aan de hand van de doelgroep en de doelstellingen
van de campagne.
Er wordt zendtijd voor overheidsvoorlichting toegewezen op de radio en televisiezenders
van de landelijke publieke omroep. Deze zendtijd mag op grond van de wet uitsluitend
worden gebruikt voor overheidsvoorlichting. Het CvdM brengt over de toewijzing van
de zendtijd advies uit aan de Minister van OCW, na daarbij ook de NPO gehoord te hebben.
Het Commissariaat stelt die uren vervolgens ter beschikking aan de Minister van Algemene
Zaken.8
Daarbovenop kan DPC extra reclamezendtijd (laten) inkopen via de Ster. De inkomsten
van de Ster worden, via de OCW-begroting, weer gebruikt om de publieke mediadienst
op landelijk niveau te bekostigen. Deze bedragen zijn, in de bekostiging van de NPO,
niet meer toe te schrijven aan de inkoper van reclamezendtijd.
Vraag 8
Heeft u kennisgenomen van de zorgen van de Commissie over de toegenomen onveiligheid
en intimidatie van journalisten in Nederland? Welke concrete maatregelen heeft u in
voorbereiding?
Antwoord 8
Het kabinet acht het van groot belang voor de democratie en de rechtsstaat dat journalisten
in vrijheid hun werk kunnen doen. De veiligheid van journalisten is een aanhoudend
onderwerp van zorg. Zo heeft de Europese Commissie het ook geformuleerd. De afgelopen
jaren zijn er in Nederland belangrijke stappen gezet, bijvoorbeeld met de oprichting
van PersVeilig. Dit initiatief werkt op basis van een samenwerking tussen de Nederlandse
Vereniging van Journalisten, het Genootschap van Hoofdredacteuren, het Openbaar Ministerie
en de politie. PersVeilig wordt internationaal vaak genoemd als goed voorbeeld van
maatregelen om journalisten beter te beschermen. Binnenkort zal ik samen met de Minister
van Justitie en Veiligheid uw Kamer de evaluatie over PersVeilig doen toekomen en
daarbij ook naar de toekomst kijken. Hierbij wordt ook gekeken naar het bestendigen
van de positie van PersVeilig.
De Europese Commissie heeft het in haar rapport over SLAPP-zaken. De regering werkt
momenteel aan een wetsvoorstel ter uitvoering van de Europese anti-SLAPP-richtlijn.9 Zoals al eerder aan de Kamer gemeld, is het de inzet om het wetsvoorstel in de tweede
helft van 2024 ter advisering aan te bieden aan de Raad van State.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
D.S. Beljaarts, minister van Economische Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.