Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen de leden Kamminga en Van der Burg over het bericht 'Burkina Faso volgende Afrikaanse land dat homoseksualiteit strafbaar wil maken'
Vragen de leden Kamminga en Van der Burg (beiden VVD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp en van Buitenlandse Zaken over het bericht «Burkina Faso volgende Afrikaanse land dat homoseksualiteit strafbaar wil maken» (ingezonden 15 juli 2024).
Antwoord van Minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp) en van Minister
Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 29 augustus 2024)
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Burkina Faso volgende Afrikaanse land dat homoseksualiteit
strafbaar wil maken»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de voorgestelde wetswijziging waarmee homoseksualiteit strafbaar
wordt ongewenst is?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u een nadere specificatie van de implicaties van deze wet geven?
Antwoord 3
Het verslag van de Burkinese minsterraad verwijst naar de strafbaarstelling van homoseksualiteit.
Het door de Burkinese ministerraad goedgekeurde wetsvoorstel betreft echter een wijziging
van de personen- en familiewet die bepaalt dat het huwelijk uitsluitend tussen man
en vrouw mogelijk is. Deze wetswijziging treedt pas in werking na goedkeuring door
het Burkinese transitieparlement.
De juridische gevolgen voor de Burkinese lhbtiq+-gemeenschap zijn nog onduidelijk.
Deze hangen grotendeels af van mogelijke codificatie van strafbaarstelling in het
strafrecht en de mate van navolging. Desalniettemin is het kabinet bezorgd omdat de
goedkeuring in de ministerraad al heeft geleid tot toenemende dreiging tegen de lhbtiq+-gemeenschap
in Burkina Faso.
Vraag 4
Op welke wijze draagt Nederland bij aan het verbeteren van de mensenrechtensituatie
in Burkina Faso, waaronder de fundamentele rechten van lhbti+’ers?
Antwoord 4
Nederland steunt het beschermen van de maatschappelijke ruimte, inclusief de ruimte
om op te komen voor gelijke rechten voor lhbtiq+-personen, en werkt samen met organisaties
zoals CIVICUS om deze ruimte te monitoren en activisten en lokale organisaties te
versterken. Binnen het beleidskader «Versterking maatschappelijk middenveld», dat
is ingezet door het vorige kabinet, zijn er diverse partnerschappen die zich inzetten
voor de mensenrechtensituatie in Burkina Faso.
Vraag 5
Is het mogelijk voor Nederlandse en internationale hulporganisaties om hulp te verlenen
aan de lhbti+-gemeenschap in Burkina Faso? Zo ja, op welke manieren? Zo nee, hoe kan
worden gewaarborgd dat deze gemeenschap niet alleen komt te staan?
Antwoord 5
Nederland bereikt de lhbtiq+-gemeenschap in Burkina Faso via partnerschappen gericht
op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Vanwege de gevoeligheid van het
onderwerp wordt de lhbtiq+-gemeenschap op indirecte wijze ondersteund.
Vraag 6
Ontvangen organisaties in Burkina Faso, via Nederlandse dan wel Europese gelden voor
ontwikkelingshulp, steun voor lhbti+’ers?
Antwoord 6
Ja, de Nederlandse inzet wordt genoemd in het antwoord op vraag 4 en 5. Ook de EU
ondersteunt de lhbtiq+-gemeenschap op indirecte wijze via programma’s op het gebied
van tegengaan van ongelijkheid.
Vraag 7
Is het kabinet dan wel de ambassade in contact getreden met het regime in Burkina
Faso naar aanleiding van de voorgenomen wet? Zo ja, wat is er uit dit contact voortgekomen?
Zo nee, bent u bereid dit zo snel mogelijk te doen?
Antwoord 7
De Nederlandse ambassade heeft deze kwestie met de Burkinese autoriteiten besproken.
Tijdens dit gesprek zijn verschillende inzichten uitgewisseld en heeft de Nederlandse
ambassade aandacht gevraagd voor universele rechten zoals vrijheid van seksuele oriëntatie.
De Nederlandse ambassade in Ouagadougou onderhoudt daarnaast contact met verschillende
(Burkinese) ngo’s en met de lhbtiq+-gemeenschap en volgt hun advies op om behoudend
te reageren.
Vraag 8
Bent u voornemens om het regime in Burkina Faso op te roepen om de wetgeving te herzien?
Zo ja, op welke termijn en op welke manier zal u dit doen?
Antwoord 8
Vanwege de kwetsbare positie van lhbtiq+-personen in Burkina Faso, de gevoeligheid
van het onderwerp, en het scherpe publieke debat, bekijkt het kabinet voortdurend
bij welke steun en benadering de lhbtiq+-gemeenschap in Burkina Faso het meeste gebaat
is. Hierbij staan uiteraard de belangen, de veiligheid en het welzijn van de lhbtiq+-gemeenschap
in Burkina Faso voorop.
De huidige inschatting is dat publieke uitspraken door Nederland en andere gelijkgezinde
landen (zoals die verenigd in de Equal Rights Coalition) in deze fase van het wetgevingsproces
averechtse consequenties zou kunnen hebben.
Vraag 9
Hebben vertegenwoordigers namens de Nederlandse overheid contacten met het regime
van Burkina Faso en/of parlementsleden die dit beleid hebben geïntroduceerd? Zo ja,
bent u het ermee eens dat deze relaties per direct verbroken moeten worden?
Antwoord 9
Het kabinet maakt zich zorgen over de ontwikkelingen in Burkina Faso. Nederland, en
de EU, heeft belangen in het land en de bredere Sahel-regio op het gebied van migratie,
veiligheid en het behalen van de SDG’s. Het kabinet verwijst hierbij naar de Kamerbrief
over de Nederlandse inzet in de Sahel.
Het onderhouden van relaties met de regimes in de Sahel is in het Nederlands en Europees
belang. Nederland blijft daarom in dialoog met de autoriteiten van Burkina Faso om
zo gevoelige kwesties, zoals in dit geval deze wetgeving, aan te kaarten.
Vraag 10
Kunt u voor 2023 en 2024 inzichtelijk maken hoeveel geld Nederland aan ontwikkelingssteun
heeft gegeven aan Burkina Faso en aan welke projecten dit was?
Antwoord 10
Nederland geeft ontwikkelingshulp vorm met een focus op de bevolking en het maatschappelijk
middenveld. Nederland wil aan de bevolking van Burkina Faso laten zien dat Nederland
en de EU een aantrekkelijker en meer duurzaam alternatief bieden op de midden en lange
termijn dan concurrerende geopolitieke spelers zoals Rusland.
Voor 2023 was het gerealiseerde bedrag aan ontwikkelingssteun (ODA) aan Burkina Faso
EUR 51,9 miljoen. Dit bedrag bestaat uit het gedelegeerde budget, waarvoor de ambassade
verantwoordelijk is, van EUR 27,1 miljoen en een deel van de centrale budgetten die
aan Burkina Faso kunnen worden toegerekend voor een bedrag van EUR 23,8 miljoen. Bij
de centrale middelen gaat het om programma’s die vanuit Den Haag worden beheerd. Sommige
programma’s zijn bijvoorbeeld bijdragen aan organisaties die wereldwijd actief zijn,
waaronder in Burkina Faso. Het is daarom niet mogelijk om precies te zeggen welk gedeelte
hiervan in Burkina Faso terecht komt. Voor 2024 is de verwachting op dit moment dat
er EUR 61,2 miljoen uitgegeven zal worden in Burkina Faso, waarvan 30,6 miljoen uit
het gedelegeerde budget.
Het gaat hierbij met name om projecten op het gebied van voedselzekerheid, SRGR en
HIV/Aids, water, private sector ontwikkeling en veiligheid en rechtsorde. Ook gaat
er vanuit het Mensenrechtenfonds financiering naar Burkina Faso.
Vraag 11
Bent u naar aanleiding van deze berichtgeving voornemens ontwikkelingsgelden aan de
overheid van Burkina Faso stop te zetten? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Er gaan geen Nederlandse OS-middelen direct naar de overheid van Burkina Faso. De
OS-inzet loopt via ngo’s, multilaterale instellingen, financiële instellingen en fondsen.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het een zorgwekkende trend is dat Burkina Faso, na Oeganda en
Ghana, voornemens is om homoseksualiteit strafbaar te maken? Ziet u ontwikkelingen
elders in de wereld die erop wijzen dat de wetgeving daar steeds negatiever is voor
lhbtqi+-rechten? Op welke wijze gaat u zich inspannen om deze trend internationaal
te keren en invulling te blijven geven aan de voortrekkersrol die Nederland altijd
heeft gehad?
Antwoord 12
Het kabinet deelt de analyse dat gelijke rechten voor iedereen onder druk staan. Er
is er een trend zichtbaar waarbij bestaande discriminerende wetgeving wordt aangescherpt.
Voorbeelden hiervan zijn het strafbaar stellen van uitingen van zogenaamde «lhbtiq+
propaganda», een verbod op financiering voor mensenrechtenorganisaties die zich inzetten
voor lhbtiq+, inperking van familierechten voor niet-heterokoppels, een meldplicht
bij verdenkingen dat iemand tot de lhbtiq+-gemeenschap behoort, of een verbod op het
zichzelf identificeren als lhbtiq+-persoon. We zien in verschillende landen wereldwijd
dat dergelijke anti-lhbtiq+ wetgeving wordt aangenomen, zowel binnen Europa als daarbuiten.
Dit is een zorgelijke trend die lijnrecht tegen de gelijke rechten van alle mensen
ingaat zoals vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen en de Nederlandse
Grondwet.
Nederland spant zich met een brede groep gelijkgezinde landen in om weerstand te bieden
aan deze trend, bijvoorbeeld via de Equal Rights Coalition.
Vraag 13
Ziet u mogelijkheden om (in Europees verband) in gesprek te gaan met bijvoorbeeld
de Afrikaanse Unie nu blijkt dat in maar liefst 32 van de 54 landen in Afrika homoseksualiteit
op enige manier is verboden?2 Zo ja, hoe kan hier invulling aan worden gegeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
De EU en de AU delen veel gemeenschappelijke belangen en prioriteiten, waaronder een
gedeelde waardenagenda. Deze werd opnieuw bevestigd tijdens de laatste EU-AU Top in
2022. In de slotverklaring van deze Top werd onder meer naar de bescherming van mensenrechten
voor iedereen als centraal onderdeel van het EU-Afrika Partnerschap verwezen. Mede
om deze reden houden de EU en AU een reguliere mensenrechtendialoog.
Ten aanzien van de bescherming van mensenrechten, is het relevant om naast de afspraken
in VN-kader, te verwijzen naar het Handvest van de Grondrechten in de EU, dat rechtsgeldig
werd in 2000, en het Afrikaanse handvest, het African Charter on Human and Peoples»
Rights, dat rechtsgeldig werd in 1986. Voor wat betreft die laatste, is de African
Commission on Human and Peoples» Rights (ACHPR) het orgaan van de Afrikaanse Unie
dat sinds 1987 is belast met de naleving van het Afrikaanse handvest. In 2014 sprak
deze commissie zich op basis van het handvest sterk uit tegen de toename van geweld
tegen personen op basis van hun (vermeende) seksuele oriëntatie en genderidentiteit,
en riep haar lidstaten op dergelijk geweld te voorkomen. Het tegengaan van geweld
(op welke grond dan ook) is reeds een gedeelde waarde, het Afrikaanse Charter spreekt
echter niet expliciet over vrijheid van vervolging op basis van seksuele oriëntatie
en gender identiteit als (mensen)recht.
Gelet op deze achtergrond, en de actuele ontwikkelingen rondom de bescherming van
gelijkheid voor lhbtiq+-personen in zowel de EU als in Afrika, zien wij mogelijkheden
om hierover in gesprek te gaan met de regeringen van deze landen. Als Nederland brengen
we reeds bilateraal onze zorgen over deze ontwikkelingen onder de aandacht bij betreffende
landen zowel binnen de EU als in Afrika. Voor wat betreft de Afrikaanse Unie ligt
het inderdaad voor de hand om dit in Europees verband te doen, bijvoorbeeld tijdens
een van de volgende EU-AU bijeenkomsten, of als onderdeel van de eerstvolgende EU-AU
Mensenrechtendialoog. Het kabinet zal zich daarvoor inzetten.
Vraag 14
De Sahelregio is ontzettend instabiel waardoor veel vormen van samenwerking vanuit
Nederland en de EU in de regio gepauzeerd zijn, hoe neemt het kabinet de verslechterende
mensenrechtensituatie in de regio mee binnen de afweging om wel of niet actief te
zijn in de regio?
Antwoord 14
Uiteraard geeft het kabinet de voorkeur aan samenwerking met landen waarmee een inzet
op mensenrechten wordt gedeeld, maar Nederland blijft in gesprek met de machthebbers
in de Sahel vanwege de eigen Nederlandse en Europese belangen op het gebied van veiligheid,
migratie en duurzame ontwikkeling, alsmede om overwegingen van geopolitieke aard,
zoals uiteengezet in het Nederlands Sahelbeleid.
Nederland dringt in diplomatieke contacten met de autoriteiten in de Sahel aan op
de naleving van mensenrechten en ondersteunt tal van initiatieven op dat gebied.
Vraag 15
Hoe kijkt het kabinet naar de groeiende invloed van Rusland in de Sahelregio en in
het specifiek naar de grote rol van Rusland binnen de Alliantie van Sahel-landen (Burkina
Faso, Mali en Niger)? Op welke manier wil Nederland zich er concreet voor inzetten
om de invloed van Wagner en Rusland in de regio tegen te gaan?
Antwoord 15
Het kabinet maakt zich zorgen over de groeiende invloed van Rusland in Afrika, en
met name in de Sahelregio. De inzet van zogenaamde «Private Military Companies» (PMC’s)
als de Wagner Group/Africa Corps in gewapende conflicten zorgt in veel gevallen voor
buitenproportioneel geweld, wat leidt tot verdere destabilisering en risico’s voor
de naleving van mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Tevens ziet
het kabinet dat Russische PMC’s in deze landen als betaling voor hun diensten toegang
krijgen tot grondstoffen zoals goud, die weer gebruikt kunnen worden om onder andere
de oorlog in Oekraïne en destabiliseringscampagnes te financieren. De groeiende destabiliserende
werking van deze PMC’s heeft ook een averechts effect op het tegengaan van fundamentalisme
en jihadisme in de regio.
Dit is een ontwikkeling die moeilijk te keren is. De Nederlandse inzet is er niet
op gericht de landen van de Sahel te dwingen een keuze te maken, maar om de EU en
Nederland als constructieve samenwerkingspartners te positioneren in de Sahel en te
laten zien dat Nederland en de EU een aantrekkelijker en duurzamer alternatief bieden.
Daarom zet Nederland in op het aanpakken van grondoorzaken van instabiliteit, het
behalen van internationaal erkende ontwikkelingsdoelen en het verlenen van humanitaire
hulp. Nederland wil nadrukkelijk ook een betrouwbare partner zijn voor de (jonge)
bevolking in de Sahel – 3 van de 4 mensen is jonger dan 34 – en zet daarom onder andere
in op jongerenwerkgelegenheid en betekenisvolle jongerenparticipatie.
Het kabinet werkt samen met partners om buitenlandse inmenging en Foreign Information
Manipulation and Interference (FIMI) in de Sahel tegen te gaan. Dit betreft o.a. de
doorlopende uitwisseling van informatie via het European Centre of Excellence for
Countering Hybrid Threats en het NAVO Strategic Communication Centre of Excellence.
Met het recent opstarten van StratCom Task Force Sub-Sahara Africa geeft de EU gehoor
aan de oproep van onder meer het kabinet om EU-inzet op het tegengaan van FIMI in
Afrika te versterken. Het is belangrijk het lokale bewustzijn over desinformatiecampagnes
gericht tegen de EU te vergroten. De EU zet hiertoe in op versterking van de eigen
communicatie, en tevens op steun aan professionele en onafhankelijke media in de regio.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.