Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vagen van het lid Dobbe over het bericht dat in Gambia genitale verminking weer legaal dreigt te worden
Vragen van het lid Dobbe (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat in Gambia genitale verminking weer legaal dreigt te worden (ingezonden 5 juni 2024).
Antwoord van Minister Veldkamp (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 22 augustus 2024)
Vraag 1
Bent u bekend met de berichtgeving dat in Gambia genitale verminking weer legaal dreigt
te worden?1
Antwoord 1
Ja. Op 15 juli heeft het parlement echter tegen de wetswijziging gestemd. Vrouwelijke
genitale verminking blijft dus illegaal in Gambia.
Vraag 2
Deelt u de mening dat Nederland zich tegen dit soort ontwikkelingen uit dient te spreken?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Deze mening deel ik. De wijze waarop Nederland zich uitspreekt dient bij te dragen
aan de doelstelling om het verbod op vrouwelijke genitale verminking te behouden.
De behoeften van het lokale maatschappelijk middenveld zijn hierbij leidend. Publieke
verklaringen tegen vrouwelijke genitale verminking zijn minder geschikt vanwege de
binnenlandse perceptie dat verzet tegen het verbod op vrouwelijke genitale besnijdenis
ongewenste westerse beïnvloeding betreft. Nederland spreekt zich daarom middels stille
diplomatie uit tegen het intrekken van het verbod op vrouwelijke genitale verminking.
Vraag 3
Welke diplomatieke middelen acht u geschikt om in te zetten tegen deze ontwikkeling?
Welke heeft u al ingezet? Welke diplomatieke middelen sluit u uit en waarom? Kunt
u een uitgebreide reactie sturen?
Antwoord 3
Onze ambassadeur in Dakar heeft de Nederlandse positie met betrekking tot het wetsvoorstel
betreffende legalisering van vrouwelijke genitale verminking meermaals met vertegenwoordigers
van de Gambiaanse regering besproken, waaronder op 3 juni met de Gambiaanse Minister
van Justitie. Ook heeft de ambassade in Dakar recentelijk een bijeenkomst georganiseerd
met Gambiaanse organisaties, gelijkgezinde landen en VN-organisaties om informatie
uit te wisselen en handelingsopties te bespreken. De EU-delegatie in Gambia is samen
met gelijkgestemde ambassades en VN-agentschappen actief in gesprek met vertegenwoordigers
van de regering en andere belangrijke belanghebbenden (leden van de National Assembly
en politieke partijen) en steunt een brede coalitie van organisaties in het maatschappelijk
middenveld.
Het kabinet maakt voortdurend de afweging of ontwikkelingshulp effectief wordt besteed
of moet worden stopgezet, met als doel te voorkomen dat het stoppen van die hulp juist
de kwetsbare gemeenschappen het zwaarst treft. Nederland biedt geen directe steun
aan de Gambiaanse overheid.
Vraag 4
Het tegengaan van genitale verminking wordt door een in het artikel opgevoerde activist
geduid als een «Westers complot», deelt u de beoordeling dat basale universele mensenrechten
steeds vaker worden neergezet als «het opleggen van Westerse waarden»?
Antwoord 4
Wereldwijd is inderdaad een trend zichtbaar waarbij mensenrechten als westerse waarden
worden geportretteerd die aan andere landen zouden worden of zijn opgelegd. Dit betreft
een incorrecte weergave van feiten; het gaat immers om universele rechten waar landen
zich zelf aan hebben gecommitteerd (bv. via de VN-mensenrechtenverklaring).
Vraag 5
Heeft u in beeld of er in andere landen soortgelijke politieke ontwikkelingen zijn
waarbij mensen- en vooral vrouwenrechten onder druk komen te staan? Zo ja, kunt u
uw bevindingen en het beleid dat u hier op voert met de Kamer delen?
Antwoord 5
Ook in andere landen is toenemende repressieve druk zichtbaar op seksuele en reproductieve
gezondheid en rechten (SRGR), mensen- en vrouwenrechten.
Het kabinet monitort de situatie wereldwijd nauwkeurig. Het kabinet heeft zeker aandacht
voor mensen- en vrouwenrechten, waaronder toegang tot gezondheid, inclusief SRGR,
gelijkheid en het uitbannen van schadelijke praktijken. Dit gebeurt zowel door financiering
van programma’s en organisaties als via stille en publieke diplomatie. Bij de te kiezen
aanpak wordt gekeken naar de behoefte van de gemarginaliseerde groepen in het desbetreffende
land.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.