Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Pierik over champost
Vragen van het lid Pierik (BBB) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het rapport «Spent mushroom substrate, SMS; «livestock manure» according to the Nitrate Directive or compost» (ingezonden 13 juni 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
13 augustus 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2105.
Vraag 1
Kent u het rapport «Spent mushroom substrate, SMS; «livestock manure» according to
the Nitrate Directive or compost» van Wageningen University & Research (WUR) uit 2006?1
Antwoord 1
Ja ik ben bekend met dit rapport.
Vraag 2
Onderschrijft u de conclusie uit dit rapport dat champost (Spent Mushroom Subtrate
SMS) gelijkgesteld kan worden aan GFT-compost?
Antwoord 2
Ik onderschrijf de conclusie van het rapport dat champost landbouwkundig gezien als
compost gezien kan worden. Omdat champost in veel gevallen echter wel nutriënten afkomstig
uit dierlijke mest bevat is het van belang deze ook in zekere mate als zodanig te
verantwoorden.
Vraag 3
Kunt u de conclusie onderschrijven dat champost qua N- en P-inhoud gelijkgesteld kan
worden aan GFT-compost?
Antwoord 3
Op basis van het advies van de Commissie Deskundigen Meststoffenwet2 is te stellen dat de gehaltes aan fosfaat in champost (4.5 kg/ton) gelijk gesteld
kunnen worden aan die in GFT-compost (4.4 kg/ton), maar de gehaltes aan stikstof zijn
lager (8.9 kg N/ton in GFT-compost ten opzichte van 7.2 kg N/ton).
Vraag 4
Deelt u ook de conclusies dat via een bodem waarop champost is uitgereden minder gewasbeschermingsmiddelen
en meststoffen uitspoelen en dat die bodems beter vocht vasthouden?
Antwoord 4
Het door u genoemde rapport spreekt niet over de uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen.
Uit het rapport valt wel de conclusie af te leiden dat er uit bodems waarop champost
is uitgereden (zeker in het begin) mogelijk minder stikstof uitspoelt dan bodems waarop
dierlijke mest is uitgereden.
Vraag 5
Bent u van mening dat het recente onderzoek dat afvalwater geschoond kan worden met
champost ook aanleiding geeft te denken dat ditzelfde proces in de bodem plaats kan
vinden?3
Antwoord 5
Dit is in theorie mogelijk, maar er zou meer experimenteel onderzoek plaats moeten
vinden om deze hypothese te toetsen.
Vraag 6
Deelt u de conclusie dat de compost die gebruikt wordt als uitgangsmateriaal voor
de paddenstoelenteelt bij de compostbedrijven (tunnelbedrijven) reeds meerdere malen
is gehomogeniseerd en gehygiëniseerd en dat het na die behandelingen eigenlijk al
geen mest meer is?
Antwoord 6
Compost zoals bedoeld in de Meststoffenwet mag niet mede bestaan uit dierlijke meststoffen.
Champost kent echter veelal wel een samenstelling waarbij dierlijke mest wordt gebruikt
wordt daarmee op grond van de Meststoffenwet gezien als dierlijke mest ongeacht welke
behandelingen de meststof ondergaat.
Wanneer de mest die gebruikt wordt in champost is gecomposteerd in een erkende composteerinstallatie
zal deze mest gehygiëniseerd zijn en daarmee als verwerkte mest gelden op grond van
de Verordening Dierlijke Bijproducten en kan daarmee in de handel worden gebracht.
Echter is composteren geen wettelijk erkende methode om mestverwerking op grond van
de Meststoffenwet toe te passen. Het zal hiermee nog steeds worden gezien als dierlijke
mest op grond van de Meststoffenwet.
Vraag 7
Bent u van mening dat de paddenstoelensector een schoolvoorbeeld is van kringlooplandbouw,
daar zij stro uit de akkerbouwsector – dat eerst nog gebruikt wordt in de paardenhouderij
– omzetten naar een homogeen uitgangsmateriaal voor een mooie, eiwitrijke teelt, waarna
het restproduct weer ten goede kan komen aan diverse plantaardige sectoren zodat zij
hun bodem kunnen verbeteren met dat product? En bent u van mening dat door dit laatstgenoemde
het voordeel heeft dat het organische stofgehalte stijgt, waardoor de bodem beter
water vasthoudt en er minder gewasbeschermingsmiddelen en nutriënten uitspoelen?
Antwoord 7
Het gebruik van deze producten in de paddenstoelensector is inderdaad een mooi voorbeeld
van hoogwaardig hergebruik van reststromen. Deze producten kunnen zoals gezegd het
organische stofgehalte doen toenemen,
Dit kan inderdaad enige positieve effecten hebben op het waterbergend vermogen van
de bodem en met name de denitrificatiecapaciteit, waardoor de uitspoeling van nitraat
kan afnemen. Door een grotere aanvoer van organisch gebonden stikstof kan echter ook
de mineralisatie hiervan toenemen en daarmee ook het risico op uitspoeling van nitraat
toenemen. Hiermee dient rekening te worden gehouden in de bemesting. De Commissie
Deskundigen Meststoffenwet heeft hier eerder over geadviseerd4. Over de relatie tussen organische stof en uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen
is weinig bekend.
Vraag 8
Vindt u dat, uitgaande van de bovenstaande conclusies, dat champost (net als voor
2006) gelijkgesteld moet worden aan GFT-compost en daarmee moet vallen onder het Besluit
overige organische meststoffen (BOOM) en niet onder de mestwetgeving?
Antwoord 8
Het Besluit overige organische meststoffen is in 2008 overgegaan in de Meststoffenwet
en het Besluit gebruik meststoffen, welke laatste inmiddels is overgegaan in het Besluit
activiteiten leefomgeving onder de Omgevingswet.
Onder de Meststoffenwet wordt champost nu als dierlijke mest gezien, maar is bijvoorbeeld
al uitgezonderd van de mestverwerkingsplicht. Ook is de werkingscoëfficient met 25%
lager dan die van andere soorten dierlijke mest.
Mogelijk is het verantwoorde de werkingscoëfficient van champost gelijk te stellen
aan die van compost, waardoor er meer ruimte ontstaat om champost te gebruiken. Ik
zal de Commissie Deskundigen Meststoffenwet vragen of een dergelijke aanpassing te
verantwoorden is.
Overigens ben ik mij er van bewust dat de fosfaatgebruiksnorm in dat geval nog steeds
limiterend kan zijn, maar in sommige gevallen kan een lagere werkingscoëfficient wel
enige ruimte bieden.
Vraag 9
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór 3 juli 2024 in verband met het commissiedebat
inzake het mestbeleid?
Antwoord 9
Zoals aangegeven met de brief van 24 juni 2024 (kenmerk 2024Z10460) is het vanwege de voor de beantwoording benodigde afstemming helaas niet gelukt
om de vragen binnen de daarvoor gestelde termijn te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.