Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerp van de Tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2024-2027 (Kamerstuk 31409-452)
31 409 Zee- en binnenvaart
Nr. 462
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 5 augustus 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 4 juni
2024 over het ontwerp van de Tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2024–2027
(Kamerstuk 31 409, nr. 452).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 juni 2024 aan de Minister van Infrastructuur en
Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 5 augustus 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Postma
Adjunct-griffier van de commissie, Meedendorp
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel woningen er zijn gebouwd dankzij de stikstofwinst
uit de eerste regeling en hoeveel woningen de Minister verwacht te kunnen bouwen naar
aanleiding van de beoogde stikstofwinst uit deze regeling.
Op dit moment is nog onduidelijk hoeveel woningen gebouwd kunnen worden dankzij de
reductie van stikstofdepositie vanuit de eerste regeling. De subsidieregeling heeft
gestuurd op de stimulering van walstroomprojecten in zeehavens met de grootste stikstofreductie
op met stikstof overbelaste Natura 2000-gebieden in de kustprovincies. Dit heeft geresulteerd
in 17 walstroomprojecten met positieve effecten op de stikstofdepositie in met stikstof
overbelaste Natura 2000-gebieden (zie ook de tabel hieronder). Hierbij is het streven
om, daar waar mogelijk, een deel van de stikstofreductie beschikbaar te gaan stellen
aan de woningbouwopgave via het stikstofregistratiesysteem (SSRS). Momenteel verkent
het Ministerie van LVVN, samen met de Ministeries van BZK en IenW, welke walstroomprojecten
(en de daarmee gerealiseerde depositiereductie) het meest geschikt zijn (en voldoen
aan de voorwaarden, zie verderop in deze brief) om in te zetten in het SSRS.
De leden van de PVV-fractie vragen daarnaast om een inschatting van de reductie van
stikstofdepositie die de walstroomprojecten gaan opleveren. In onderstaande tabel
wordt een inschatting gegeven van de vooraf berekende reductie van stikstofdepositie.
Tender-ronde
Project categorie
Subsidie-bijdrage
Vooraf berekende Ndep effect1
T1
Offshore terminal
Multipurpose terminal
Cruise terminal
Cruise terminal
Containerterminal
Ferryterminal
Totaal T1
€ 10.000.000
0,51935
T2
Scheepswerf
Scheepswerf
Ferryterminal
Totaal T2
€ 4.849.108
1,11386
T3
Scheepswerf
Scheepswerf
Totaal T3
€ 3.708.910
0,67253
T4
Scheepswerf
Ferry terminal
Offshore terminal
Offshore terminal
Kade chemische industrie
Scheepswerf
Totaal T4
€ 4.146.683
1,50683
TOTAAL
€ 22.704.702
3,81257
X Noot
1
mol/ha/j binnen 25 km
Aangezien in de vorige subsidieregeling sprake was van onderuitputting vragen de leden
van de PVV-fractie of er voor de nieuwe regeling voldoende interesse is. Medio vorig
jaar is, mede naar aanleiding van de optredende onderuitputting, een interessepeiling
onder stakeholders uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat het tijd kost om walstroomprojecten
voor te bereiden. In de eerste tender van de vorige subsidieregeling zijn direct de
«rijpe» projectvoorstellen ingediend. De projecten die nog in voorbereiding zijn of
waarvoor de investeringsbeslissing nog moet worden genomen, sloten vervolgens niet
altijd aan bij de timing van openstelling van de volgende tenders uit de vorige regeling,
die elkaar snel opvolgden. Door respondenten is aangegeven dat er de komende jaren
nog meerdere walstroomprojecten aan komen, waarbij subsidie helpt in versnelde realisatie
hiervan. Op basis van de interessepeiling is het budget van de ontwerpregeling gespreid
over een langere periode. Daarmee kunnen naar verwachting alle aanvragen die nog worden
verwacht van subsidie worden voorzien, en zal deze regeling daarmee bijdragen aan
verdere versnelde realisatie van walstroomprojecten. Dit draagt bij aan zowel reductie
van stikstofdepositie, reductie van CO2 en luchtverontreinigende emissies als van geluid.
Tenslotte vragen de leden van de PVV-fractie om meer duiding over de verdeling van
de inzet van de reductie van stikstofdepositie tussen de doelen van deze regeling
en die van de subsidieontvanger (indien relevant). Om duidelijkheid te bieden aan
de subsidieontvanger is aangegeven dat de subsidieontvanger de optredende reductie
van stikstofdepositie desgewenst deels zelf kan inzetten voor intern of extern salderen.
Dit geldt dan voor het deel van de investering dat niet is gefinancierd met de subsidie
en onder de voorwaarde dat dit past binnen de geldende wet- en regelgeving. Andersom
kan door de overheid in principe alleen het deel van de stikstofreductie dat met subsidie
(maximaal 35%) is gerealiseerd, worden ingezet voor de doelen van deze regeling. Het
gaat dan om natuurbehoud en -verbetering en het mogelijk maken van ruimtelijke ontwikkelingen
die gebruik maken van het SSRS. Als de subsidieontvanger het eigen gefinancierde deel
van de reductie niet inzet voor intern of extern salderen, komt de stikstofreductie
overigens ook ten goede aan natuurbehoud en -verbetering.
De leden van de BBB-fractie vragen in hoeverre de inzet op de verdere uitrol van walstroom
raakt aan het probleem van netcongestie. In de vorige subsidieregeling heeft netcongestie
nog nauwelijks tot belemmeringen geleid voor de walstroomprojecten. Het klopt echter
dat netcongestie op specifieke locaties een belemmering kan gaan vormen voor de uitrol
van walstroom. IenW is voor walstroom, maar ook voor elektrificatie van andere mobiliteitssectoren,
direct betrokken bij de kabinetsaanpak van netcongestie die wordt getrokken door het
Ministerie van KGG. Zo wordt in de brief van de vorige Minister van EZK over netcongestie
(DGKE-DE/38035955) van 18 oktober 2023 (Kamerstuk 29 023, nr. 451) ook specifiek ingegaan op walstroom. Cruciaal is dat de netcapaciteit versneld wordt
uitgebreid en dat daar waar mogelijk op korte termijn de benutting van de bestaande
capaciteit, met bijvoorbeeld congestiemanagement maatregelen, optimaal wordt benut.
Tenslotte vragen de leden van de BBB-fractie of geborgd kan worden dat een deel van
de stikstofreductie ingezet wordt voor de doelen van het stikstofregistratiesysteem
(SSRS), zoals woningbouw in kustprovincies. Bij het opstellen van de regeling is zo
goed mogelijk rekening gehouden met het doel om een deel van depositiereductie in
te zetten als vulling van het SSRS1, naast het oorspronkelijke doel van de regeling: het realiseren van depositiereductie
voor natuurbehoud en -verbetering. Vanuit het SSRS kan een deel van de depositiereductie
gebruikt worden voor de SSRS doelen, waaronder woningbouw. Het daadwerkelijk inzetten
van reductie uit walstroom voor toestemmingsverlening (via SSRS) is echter complex
en kent veel onzekerheden. Zo is aan de voorkant onzeker of er subsidieaanvragen worden
ingediend met een voor toestemmingsverlening voldoende zekere en vooraf voorspelbare
reductie. Daarbij moet bijvoorbeeld vooraf zeker zijn hoeveel schepen voor hoeveel
tijd daadwerkelijk walstroom zullen gebruiken, en tot hoeveel emissie en depositiereductie
dat leidt. Daarbij moet de depositiereductie geborgd worden door middel van afspraken
met het bevoegd gezag en de subsidieaanvrager (zoals aanpassen vergunning) en moet
rekening gehouden worden met het additionaliteitsvereiste.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Meedendorp, adjunct-griffier