Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Helder, Van der Werf, Michon-Derkzen en Van Nispen over het eindrapport van de Commissie Schneiders, de overdracht van het dossier aan de Inspectie Justitie en Veiligheid en de opvolging van de door de Commissie Schneiders gedane aanbevelingen
Vragen van de leden Helder (BBB), Van der Werf (D66), Michon-Derkzen (VVD) en Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het eindrapport van de Commissie Schneiders, de overdracht van het dossier aan de Inspectie Justitie en Veiligheid en de opvolging van de door de Commissie Schneiders gedane aanbevelingen (ingezonden 4 juli 2024).
Antwoord van Minister Van Weel (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 26 juli 2024. Zie
ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2220.
Vraag 1
Bent u bekend met het eindrapport van de monitoringscommissie voor de Landelijke Eenheid
(Commissie-Schneiders) en het gegeven dat de Commissie-Schneiders op korte termijn
haar werkzaamheden beëindigt conform artikel 5 van het Instellingsbesluit?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
En bent u bekend met het feit dat het toezicht op de opvolging van de gedane aanbevelingen
na de overdracht zal worden uitgevoerd door de Inspectie Justitie en Veiligheid?
Antwoord 2
Zoals aangegeven in het Tweede Halfjaarbericht politie 2023 van 7 december 2023 is
door mijn ambtsvoorganger aangegeven dat de monitoringscommissie in juli 2024 met
een eindrapportage zou komen en dat in het afgelopen half jaar is gewerkt aan een
zorgvuldige overdracht tussen de commissie Schneiders en de Inspectie Justitie en
Veiligheid. De transitie bij de Landelijke Eenheden (LE-en) gaat een volgende fase
in. Om de voortgang te volgen zijn de volgende afspraken gemaakt. Toezicht op en sturing
geven aan de opvolging van de gedane aanbevelingen is een verantwoordelijkheid van
de korpsleiding en in het verlengde daarvan de leidingen van de landelijke eenheden.
Met de korpschef is afgesproken dat er een intern monitoringsproces wordt ingericht
waarbij de uitkomsten door de korpsleiding worden gevolgd. De commissie Schneiders
heeft ook naar deze aanpak gekeken. De korpschef heeft daarbij de heer Schneiders
gevraagd om formeel als adviseur bij dit proces betrokken te blijven. De Inspectie
Justitie en Veiligheid heeft daarnaast gesprekken gevoerd met de commissie Schneiders
om tot een goede overdracht van taken te komen. Zij zal haar toezicht op de LE-en
nog verder uitwerken. Het toezicht van de Inspectie richt zich in ieder geval op de
kwaliteit van de taakuitvoering. Het departement houdt vanuit haar reguliere rol toezicht
op beheersaspecten.
Vraag 3
Deelt u mening dat de Inspectie Justitie en Veiligheid geen monitoringscommissie is,
maar toezichthouder op uitvoering van beleid? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
De Inspectie Justitie en Veiligheid houdt primair toezicht op de kwaliteit van de
taakuitvoering en geeft daarmee dus een andere invulling aan haar werkzaamheden dan
een monitoringscommissie. Vanuit haar onafhankelijke positie als toezichthouder staat
het de Inspectie vrij om haar werkwijze te kiezen en dat kan ook zijn het monitoren
van de taakuitvoering. Daarmee heeft de Inspectie eerder ruimschoots ervaring opgedaan.
Vraag 4
De door de Commissie-Schneiders gedane 20 aanbevelingen worden momenteel opgevolgd
en vanuit de Eenheid Landelijke Expertise en Operaties (LX) en Eenheid Landelijke
Opsporing en Interventies (LO) komt het geluid dat de overdracht te vroeg is, omdat
de transitie nog niet is afgerond en de beide eenheden nog niet goed geborgd zijn
binnen de Nationale Politie, herkent u dit?
Antwoord 4
Ik zie deze transitie, net als alle vergelijkbare trajecten gericht op cultuurverandering
en doorontwikkeling, als een meerjarige inspanning en niet als een afgeronde zaak.
Daarom is juist nu belangrijk om met formeel toezicht een vinger aan de pols te houden
bij dit voor de politie cruciale veranderingsproces. Zoals eerder aangegeven zal de
heer Schneiders formeel als adviseur van de korpsleiding betrokken blijven. De korpsleiding
en ik zijn ervan overtuigd dat er dankzij de grote inspanningen van alle medewerkers
van de Landelijke Eenheden nu een gedegen fundament ligt waarop de Landelijke Eenheden
verder kunnen bouwen en de veranderingen verder kunnen worden geborgd.
Vraag 5
Een van de onderwerpen was ook de belofte dat de werkvloer blijvend gehoord en gezien
zou worden, ook zonder dat over de schouders van de leiding wordt meegekeken, maar
hoe wordt het geluid van de werkvloer (het personeel, al dan niet via de medezeggenschap
of de bonden) over de opvolging van deze aanbevelingen voortaan betrokken en gehoord,
hoe is dat gewaarborgd aangezien de Inspectie Justitie en Veiligheid hier zeer waarschijnlijk
geen rol in heeft gezien haar taak tot «slechts» controle van op de uitvoering van
beleid?
Antwoord 5
De korpschef heeft mij verzekerd dat het uitgangspunt van zowel de korpsleiding als
de leiding van beide landelijke eenheden blijft om bij alle ontwerpvraagstukken medewerkers
te betrekken, hen in de gelegenheid te stellen te participeren en leidinggevenden
te stimuleren hier ook actief op in te zetten. Bij deze ontwerpvraagstukken staat
het vak centraal, iets waar medewerkers vanuit hun rol als expert bij uitstek de toekomst
van hun vakgebied mede kunnen vormen. Dit gebeurt in ontwerpteams waarin de werknemers
kunnen deelnemen. Leidinggevenden binnen de landelijke eenheden worden gestimuleerd
om goede ambassadeurs voor de benodigde cultuurverandering te zijn. Samen met de werkvloer
wordt per team bekeken welke behoefte er is binnen het team en op welke manier cultuurverandering
het beste gestimuleerd kan worden. Daarnaast blijft informatievoorziening aan en communicatie
met de medewerkers over de transitie onverminderd doorgang vinden, onder meer in de
vorm van interactieve medewerkersbijeenkomsten. Met behulp van flitspeilingen wordt
naar de inbreng van medewerkers gevraagd en wordt hun actieve betrokkenheid gestimuleerd.
Zie ook het antwoord op vraag 6 voor betrokkenheid bonden en medezeggenschap. De Inspectie
Justitie en Veiligheid bepaalt eigenstandig welke zaken zij van belang acht te toetsen.
Vraag 6
Bent u er van op de hoogte dat niet alleen de Nederlandse Politiebond van mening is
dat de transitie nog niet is afgerond, maar ook de politievakbonden en beide ondernemingsraden
hun zorgen hebben over hoe meldingen en opvolging van de aanbevelingen gemonitord
gaan worden na de overdracht?
Antwoord 6
Deze zorgen zijn bij mij bekend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is een
intern monitoringsproces ingericht. De korpschef heeft bij mij aangegeven dat de korpsleiding
periodiek blijft reflecteren met vertegenwoordigers van de medezeggenschap en de vakbonden
op het transitieproces.
Vraag 7
En zo ja, deelt u de mening dat de Commissie-Schneiders nog zou moeten aanblijven
om de opvolging van de door haar gedane aanbevelingen te blijven monitoren en pas
nadat de splitsing van de Landelijke Eenheid in bovengenoemde onderdelen is afgerond
en voldoende inbedding daarvan in de (structuur van de) Nationale Politie is geborgd,
haar werkzaamheden beëindigt?
Antwoord 7
Zoals aangegeven bij vraag 4 realiseer ik mij dat dit traject meerjarige inspanning
vraagt. Ik heb daarbij gezien wat een enorme prestatie de medewerkers en de leiding
van de landelijke eenheden hebben neergezet de afgelopen jaren. De splitsing van de
Landelijke Eenheid is goed verlopen en de basis voor verandering is gelegd. De transitie
gaat nu een nieuwe fase in. De leidingen van de landelijke eenheden en de korpschef
moeten nu zelf invulling en sturing geven aan dit proces. Via een stevige interne
monitor op de voortgang en het toezicht door de Inspectie kan de voortgang goed worden
gevolgd. Zoals eerder aangegeven zal de heer Schneiders formeel als adviseur van de
korpschef betrokken blijven.
Vraag 8
En zo ja, bent u bereid om in dat kader op (zeer) korte termijn met de heer Schneiders
in overleg te treden en hem te verzoeken of hij bereid is om met de Commissie-Schneiders
de monitoringsactiviteiten voort te zetten en zo ja, wat hij hiervoor nog nodig heeft
en de Commissie-Schneiders hierin te faciliteren?
Antwoord 8
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 7.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.