Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bontenbal over de kosten voor het transport van elektriciteit naar Duitsland
Vragen van het lid Bontenbal (CDA) aan de Minister voor Klimaat en Energie over de kosten voor het transport van elektriciteit naar Duitsland (ingezonden 3 juni 2024).
Antwoord van Minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 25 juli 2024).
            Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2014.
         
Vraag 1
            
Klopt het dat er bij een capaciteit van meer dan 38 gigawatt (GW) aan windenergie
               op zee moet worden gezocht naar tracés waarmee de windenergie ver landinwaarts kan
               worden afgezet via een gelijkstroom-kabel, de zogenaamde «diepe aanlanding»?
            
Antwoord 1
            
Ja. Het klopt dat er gekeken wordt naar tracés voor diepe aanlanding, om de wind-op-zeedoelstellingen
               te realiseren en de energievraag dieper landinwaarts in te vullen. Vanuit het energiesysteem
               bezien is spreiding van de aanlandingen wenselijk. Diepe aanlanding draagt daarin
               bij aan het tegengaan van netcongestie en aan het voorkomen van grote ingrepen bij
               bovengrondse 380kV-verbindingen. Bij eerder onderzoek is aangegeven dat dit punt ligt
               bij ongeveer 38 GW aan windenergie op zee (o.a. Target Grid, TenneT).
            
Vraag 2
            
Vanaf welk jaar zal deze grens bereikt worden en is dus diepe aanlanding nodig?
Antwoord 2
            
Het is niet exact te zeggen vanaf welke datum deze aanlanding nodig is. Voor de huidige
               routekaart (21GW) zijn t/m 2031 projecten gepland. De ambitie is om tussen 2031 en
               2040 nog eens 29GW windenergie op zee te realiseren en aan te landen (circa 10 elektrische
               verbindingen en 2 waterstofverbindingen). De programmering van deze verbindingen is
               nu nog niet bekend (o.a. afhankelijk van verdere energiesysteemanalyses waarin de
               verwachte ontwikkeling van de energievraag wordt meegenomen, de kansrijkheid van aanlandalternatieven
               verspreid over het land en besluitvorming). In de prognoses van TenneT wordt nu uitgegaan
               van realisatie van diepe aanlanding vanaf 2035.
            
Vraag 3
            
Klopt het dat de Delta Rhine Corridor momenteel een van de mogelijkheden is een dergelijke
               diepe aanlanding te realiseren en dat in de plannen voor dit project momenteel de
               aanleg van kabels voor 6 GW gelijkstroom wordt gepland?
            
Antwoord 3
            
Ja, het klopt dat de Delta Rhine Corridor een van de mogelijkheden is voor eventuele
               diepe aanlandingen van maximaal 6 GW (drie keer 2 GW gelijkstroomverbindingen). Deze
               diepe aanlanding is belangrijk voor elektrificatie van de industrie in Chemelot. Daarnaast
               draagt het ook bij aan een eventueel transport van de opgewekte windenenergie (via
               interconnectie) naar Duitsland. Ook voorkomt het knelpunten op de hoogspanningsinfrastructuur
               op diverse plaatsen, doordat de geproduceerde elektriciteit niet eerst door heel het
               land over het reguliere hoogspanningsnet getransporteerd hoeft te worden. TenneT gaat
               er daarbij vanuit dat deze verbinding nodig is als er meer dan 38 GW Wind op Zee aan
               land komt. Of het 2, 4 of 6 GW wordt hangt onder andere af van de hoeveelheid elektrische
               aanlanding na 2031, de beschikbare ruimte voor routes op de Noordzee, de kansrijkheid
               van alternatieve aansluitlocaties, de mate van congestie op de Zuidring, de ontwikkeling
               van elektrolyse op zee, de elektrificatie van de Nederlandse industrie, de interconnectiecapaciteit
               naar Duitsland, en een besluit over financiële dekking. In het Programma VAWOZ – waarin
               onderzoek wordt gedaan naar het aan land brengen (zowel elektriciteit als waterstof)
               van windenergie op zee na 2031 – wordt ervan uitgegaan dat diepe aanlandingen naar
               380 kV hoogspanningsstations (Tilburg, Maasbracht, Graetheide) enkel mogelijk zijn
               via de DRC, vanwege de complexiteit van diepe aanlandingen en grote landschappelijke
               doorkruising. Vooruitlopend op de DRC wordt in het programma VAWOZ alvast onderzoek
               gedaan naar de aftakkingen vanaf de DRC naar 380 kV hoogspanningsstations en kansrijke
               locaties voor de benodigde converterstations.
            
Vraag 4
            
Wat zijn de geraamde kosten voor deze 6 GW aan stroomkabels per jaar, inclusief afschrijving,
               redelijk rendement, energieverlies en onderhoud?
            
Antwoord 4
            
De investeringskosten voor een 2 GW stroomkabel liggen tussen de € 8–12 mln. per kilometer
               uitgaande van 60:40 verhouding tussen open ontgraving en gestuurde boringen. De afschrijvingstermijn
               is gekoppeld aan de verwachte levensduur van de kabel, in dit geval minimaal 40 jaar.
               Bij elk methodebesluit stelt de ACM een redelijk rendement (WACC) vast. De huidige
               nominale WACC voor nieuwe investeringen bedraagt circa 6%. De toekomstige WACC is
               sterk afhankelijk van de renteontwikkeling. De operationele kosten bedragen ongeveer
               1 procent van de asset waarde. Op basis van deze uitgangswaarden zijn de jaarlijkse
               kosten ongeveer € 250 mln. per jaar voor een 2 GW gelijkstroomkabel.
            
Vraag 5
            
Klopt het dat deze kosten thans (grotendeels) worden versleuteld in de stroomtarieven
               van Nederlandse huishoudens, zakelijke en industriële klanten, dan wel voor rekening
               zullen komen van de Nederlandse schatkist?
            
Antwoord 5
            
Ja, deze kosten worden thans verwerkt in de nettarieven van Nederlandse huishoudens
               en bedrijven. De ACM stelt de tarieven van TenneT vast op basis van de doelmatige
               kosten die TenneT maakt. TenneT brengt haar tarieven in rekening bij alle afnemers
               van TenneT. Dit zijn regionale netbeheerders en grootverbruikers op het landelijk
               hoogspanningsnet. De regionale netbeheerders mogen de tarieven die zij aan TenneT
               betalen doorberekenen aan hun klanten. Voor de eventuele stroomkabels in de DRC zijn
               er verschillende dekkingsopties mogelijk (versleutelen is een van de opties), maar
               dit moet nog nader worden onderzocht.
            
Vraag 6
            
Klopt het dat van de 6 GW aan stroomkabels die in het project zullen worden aangelegd
               er 5 GW primair bestemd is voor het transport van elektriciteit naar Duitsland?
            
Antwoord 6
            
Het is op dit moment niet mogelijk aan te geven hoeveel elektriciteit via de DRC naar
               Duitsland geëxporteerd zal worden. Dat is afhankelijk van diverse factoren, zoals
               de hoeveelheid elektrische aanlanding, de nationale balans tussen vraag en aanbod
               van elektriciteit, de verhouding elektrische aanlandingen en waterstofaanlandingen,
               en de ontwikkelingen in het buitenland.
            
De huidige verkenningen laten zien dat 4 GW met name dient voor het dekken van binnenlandse
               consumptie, rekening houdend met het stijgend elektriciteitsverbruik door elektrificatie
               die de energietransitie met zich meebrengt. Een eventuele derde kabel van 2 GW zal
               naar verwachting met name bijdragen aan exportmogelijkheden. Als de baten hiervan
               met name in Duitsland terechtkomen zal dit onderdeel in principe alleen gerealiseerd
               worden als Duitsland ook een evenredig deel van de investeringskosten draagt (zie
               ook het antwoord op de vragen 8, 9 en 10).
            
Vraag 7
            
Kunt u aangeven wat de extra totale jaarlijkse kosten zijn van de 6 GW diepe aanlanding
               in vergelijking met 1 GW. Kunt u ook aangeven wat de bijbehorende 5 GW aan zeekabels
               jaarlijks kost, mede gegeven dat windparken steeds verder uit de kust komen te liggen?
            
Antwoord 7
            
Met het oog op standaardisatie en de daarmee gepaard gaande efficiencywinst heeft
               TenneT in de afgelopen jaren samen met de industrie een 2 GW-standaard ontwikkeld.
               In lijn hiermee zal het DRC-project bestaan uit één, twee of drie 2 GW-systemen. Voor
               een indicatie van de kosten wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4. De investeringskosten
               voor een 2 GW stroomkabel op zee liggen tussen de € 4–6 mln. per kilometer.
            
Vraag 8, 9 en 10
            
Klopt het dat deze extra kosten, vanwege Europese regels met betrekking tot een nultarief
               aan de grens, niet worden doorberekend aan afnemers van elektriciteit in Duitsland?
            
Is het juist dat Europese regelgeving ruimte laat voor het maken van bilaterale afspraken
               tussen lidstaten over de verdeling van de kosten van de aanleg en exploitatie van
               stroomkabels zoals die uit het plan voor de Delta Rhine Corridor? Zo ja, bent u daarover
               momenteel in gesprek met uw Duitse collega? Op welke termijn denkt u hierover definitieve
               afspraken met Duitsland te kunnen maken?
            
Klopt de stelling dat indien er geen afspraken met Duitsland worden gemaakt (het nul-alternatief)
               over het meebetalen aan de kosten voor aanleg, beheer en onderhoud, Nederlandse huishoudens
               en bedrijven de transportkosten zullen moeten gaan betalen voor de groene stroom die
               in de toekmost vanaf het Nederlandse deel van de Noordzee wordt geleverd aan Duitsland?
               Deelt u de mening dat dit «nul-alternatief» de Nederlandse onderhandelingspositie
               jegens onze oosterburen verzwakt?
            
Antwoord 8, 9 en 10
            
De kosten van TenneT voor de aanleg en exploitatie van stroomkabels (waaronder kabels
               richting Duitsland) worden op dit moment verrekend in de tarieven van Nederlandse
               huishoudens en bedrijven. Zie ook het antwoord op vraag 5. Voor de kosten voor de
               kabels in de Delta Rhine Corridor is nog geen beslissing genomen over de dekking daarvan,
               en deze worden dus niet automatisch doorbelast aan buurlanden.
            
Wel kunnen binnen Europese kaders aanvullende bilaterale afspraken worden gemaakt
               over de verdeling van kosten van stroomkabels, zodat een buurland een bijdrage levert
               voor de investering in dergelijke infrastructuur. Daarnaast heeft de Europese Commissie
               recent een Guidance1 gepubliceerd voor kostendeling van infrastructuur op zee, welke ook de benodigde
               investeringen voor het net op land kan beslaan. Zie ook het antwoord op vraag 15.
            
De toegevoegde waarde van de aanleg van nieuwe interconnectoren dient breed te worden
               gewogen. Het vergroten van de interconnectiecapaciteit heeft sociaal maatschappelijke
               waarde en kan een bijdrage leveren aan de leveringszekerheid. Ook kunnen de door TenneT
               opgehaalde congestie-inkomsten onder meer worden ingezet om de transporttarieven voor
               het net te verlagen.
            
De vraagstelling suggereert dat de groene stroom met name wordt geleverd aan Duitsland.
               Dat is naar mijn verwachting niet het geval. Wel is het zo dat netwerkkosten per netgebied
               worden doorberekend aan de gebruikers. Kort gezegd betalen de Duitsers voor de Duitse
               netten en de Nederlanders voor de Nederlandse netten. Hierover kunnen, zoals in de
               vraag besloten ligt en in dit antwoord bevestigd, aanvullende afspraken worden gemaakt,
               dan wel bilateraal, dan wel op Europees niveau. Ik deel niet de mening dat dit onze
               onderhandelingspositie verzwakt, aangezien de finale investeringsbeslissing over de
               kabels nog niet genomen is en gesprekken over verdeling van kosten in gang zijn gezet.
            
Vraag 11
            
Kan het besluitvormingstraject over de Delta Rhine Corridor in gevaar komen doordat
               de onderhandelingen met Duitsland niet tijdig zijn afgerond? Bent u bereid dat risico
               te voorkomen door alternatieve plannen te laten ontwikkelen waarbij (vooralsnog) wordt
               afgezien van de stroomkabels en/of waarbij slechts een 1 GW stroomkabel wordt aangelegd,
               zonder koppeling met Duitsland. Opdat er over het Duitse deel pas een beslissing hoeft
               te worden genomen nadat er volledige overeenstemming is bereikt met Duitsland over
               meebetalen?
            
Antwoord 11
            
Ik voorzie niet dat het besluitvormingstraject over de DRC in gevaar komt als er geen
               bevredigende afspraken kunnen worden gemaakt over de verdeling van kosten met Duitsland.
               De uitkomst daarvan zal worden meegenomen in de finale investeringsbeslissing, wat
               ertoe kan leiden dat slechts twee 2 GW circuits in plaats van drie in de DRC worden
               gelegd. Hierbij zijn de twee kabels zoals gezegd met name bedoeld voor het beleveren
               van binnenlandse vraag en het voorkomen van netcongestie in het zuiden en westen van
               Nederland. Overigens is ook over deze twee kabels nog geen investeringsbeslissing
               genomen en is er ook nog geen besluit over financiële dekking genomen.
            
Vraag 12
            
Welke alternatieven zijn er voor diepe aanlanding indien het niet mogelijk blijkt
               om afspraken over een verdeling van de kosten te maken met buurlanden?
            
Antwoord 12
            
De diepe aanlandingen in DRC verband zijn niet primair bedoeld voor het beleveren
               van buurlanden. Er zijn dus geen alternatieven nodig voor de geschetste situatie waarin
               het niet mogelijk blijkt om afspraken te maken met de buurlanden. Overigens is de
               aanname dat diepe aanlandingen naar de 380 kV hoogspanningsstations (Tilburg, Maasbracht,
               Graetheide) slechts mogelijk zijn via de DRC, vanwege de complexiteit van diepe aanlandingen
               en grote landschappelijke doorkruising. Indien diepe aanlanding via de DRC niet mogelijk
               blijkt betekent dit – om de 29 GW doelstelling tussen 2031 en 2040 te halen – dat
               er elders meer alternatieven in procedure gebracht zouden moeten worden (in bijv.
               Noord-Brabant (Moerdijk/Geertruidenberg), Zuid-Holland, Zeeland, Noord-Holland en
               de Eemshaven).
            
Vraag 13
            
Klopt het dat er volgens Europese regelgeving bij het transport van waterstof wel
               grens en entrytarieven worden gerekend waardoor ontvangende landen meebetalen voor
               de transportkosten? In hoeverre is daarmee de productie en transport van waterstof
               naar het buitenland een voor Nederland een mogelijk aantrekkelijker alternatief voor
               de diepe aanlanding van offshore windenergie voor exportdoeleinden? Heeft u dit onderzocht?
            
Antwoord 13
            
Het klopt dat er op basis van de herziene Gasrichtlijn tarieven geheven kunnen worden
               voor invoeding en voor waterstofstromen die Nederland in of uit gaan. Hiermee dragen
               grensoverschrijdende handelsstromen ook bij aan de financiering van de binnenlandse
               infrastructuur. Dit is één van de redenen waarom ik me sterk maak om Nederland te
               positioneren als een waterstofhub: invoer- en doorvoer van waterstof levert toegevoegde
               waarde, bevordert de liquiditeit van de markt en draagt bij aan de financiering van
               de benodigde infrastructuren. Ik heb tot op heden geen onderzoek laten doen naar de
               vraag of productie van waterstof in Nederland en transport naar het buitenland al
               dan niet interessanter is dan een diepe aanlanding ten behoeve van export van elektriciteit.
               Zoals aangegeven in antwoord op vraag 6 is de diepe aanlanding van de DRC primair
               bedoeld voor consumptie in Nederland en zal t.z.t. bij een finale investeringsbeslissing,
               waar het gaat om export naar Duitsland, o.a. worden meegewogen welke afspraken met
               Duitsland kunnen worden gemaakt over de verdeling van kosten.
            
Vraag 14
            
Wordt er reeds nagedacht over de vraag hoe er moet worden omgegaan met een situatie
               waarin er op termijn voor de realisatie van windenergie op zee toch weer subsidies
               nodig blijken te zijn, of een systeem van contract for difference (CfD) moet worden
               ingevoerd? Is het gevaar aanwezig dat in die situatie zowel de productie als het transport
               van deze windenergie naar Duitsland en de Duitse industrie door Nederland moet wordt
               betaald? Wordt dit eveneens besproken met Duitsland met als doel dat risico voor Nederland
               af te wenden?
            
Antwoord 14
            
Ja ik onderzoek Contracts for Difference en het subsidiëren van wind op zee. De genoemde
               terugvalopties (Contracts for difference en het subsidiëren van wind op zee) gaan
               gepaard met verschillende grote uitdagingen. Het gaat onder meer om: het vinden van
               budgettaire dekking, de inpassing in het rechtssysteem en het verkrijgen van staatssteungoedkeuring
               bij de Europese Commissie. De terugvalopties kunnen marktverstorend werken, waardoor
               ik terughoudend ben met het inzetten van deze terugvalopties en indien nodig, het
               gebruik ervan tot een minimum wil beperken.
            
Ik kijk voor de lange termijn ook naar de mogelijkheden om het net op zee te verbinden
               met omliggende landen voor de uitwisseling van energie om op deze manier de leveringszekerheid
               te vergroten. Ik dring er in EU-context op aan dat er mogelijkheden komen voor «cost
               sharing» waarbij de kosten worden gedragen door het land waar ook de baten terecht
               komen. Met Duitsland – en ook andere omliggende landen – wordt op projectniveau onderzoek
               gedaan naar maatschappelijke kosten en baten en de verdeling daarvan.
            
Overigens is dit nog zeer beperkt aan de orde met de realisatie van de huidige routekaart
               wind op zee. Met de 21 GW die in 2032 is gepland dekken we ca. 75% van het huidige
               elektriciteitsverbruik af. De komende jaren zal de industrie verder elektrificeren.
               Met de aanlanding van wind op zee bij de grote Nederlandse industriële clusters, kan
               veel elektriciteit ook ter plekke worden benut. Met de aanleg van windparken wordt
               zo elektrificatie van de industrie bevorderd.
            
Vraag 15
            
Voert u, zoals aangekondigd in het Nationaal Plan Energie, inmiddels meer generiek
               gesprekken met de buurlanden over een faire verdeling van lusten en lasten wat betreft
               de netto levering en transport van duurzame elektriciteit vanaf de Nederlandse Noordzee
               aan België en Duitsland? Zo niet, bent u dat wel van plan? Zo ja, kunt u de Kamer
               informeren over de voortgang?
            
Antwoord 15
            
Samen met de Autoriteit Consument en Markt (ACM) en Netbeheer Nederland heeft mijn
               voorganger gedeelde prioriteiten voor de nieuwe Europese Commissie in kaart gebracht
               ten aanzien van energie-infrastructuur. Hierin wordt de Commissie o.a. gevraagd om
               kostendeling tussen lidstaten voor grootschalige offshore infrastructuurprojecten
               te bevorderen2.
            
Op 27 juni jl. heeft de Europese Commissie een Guidance3 gepubliceerd aangaande de kostendeling van infrastructuur op zee op Europees niveau.
Deze guidancezal door de Europese koepelorganisatie van transmissiesysteembeheerders (ENTSO-E)
               worden gebruikt om de verdeling van kosten en baten in kaart te brengen voor het bestaande
               Offshore Network Development Plan (ONDP). Een rapportage hierover is voorzien in juni
               2025.
            
In de komende periode zal ik deze Guidance van de Commissie en het proces dat nu volgt bespreken met andere lidstaten, de ACM
               en TenneT. Via de verslagen van de Energieraad zal ik de Kamer op de hoogte houden
               over de voortgang.
            
Tevens is kostendeling opgenomen in de North Seas Energy Cooperation (NSEC) Action
               Agenda 2023–20244. Daarmee wordt binnen NSEC regelmatig het gesprek gevoerd met de Europese Commissie
               over de gewenste uitwerking van de Guidance, evenals mogelijkheden voor een effectieve implementatie. Nederland trekt onder meer
               binnen NSEC gezamenlijk op met gelijkgestemde lidstaten om het belang van kostendeling
               bij de Europese Commissie en andere lidstaten onder de aandacht te brengen.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
