Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Zeedijk en Palmen over de artikelen 'Zeventig plekken in Limburg erbij voor woonwagenbewoners, maar die zijn er lang niet allemaal blij mee: ‘Lijkt op chantage'' en 'Rechter oordeelt dat Gemeente Den Haag woonwagenbewoners discrimineert'
Vragen van de leden Zeedijk en Palmen (beiden Nieuw Sociaal Contract) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koningkrijksrelaties over de artikelen «Zeventig plekken in Limburg erbij voor woonwagenbewoners, maar die zijn er lang niet allemaal blij mee: «Lijkt op chantage»» en «Rechter oordeelt dat gemeente Den Haag woonwagenbewoners discrimineert» (ingezonden 17 juni 2024).
Antwoord van Minister Keijzer (Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) (ontvangen
18 juli 2024).
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het artikel «Zeventig plekken in Limburg erbij voor woonwagenbewoners,
maar die zijn er lang niet allemaal blij mee: «Lijkt op chantage»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het artikel «Rechter oordeelt dat gemeente Den Haag woonwagenbewoners
discrimineert»?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Bent u zich bewust van de invloed op beleidsvorming door vooringenomenheid met betrekking
tot mogelijke criminaliteit van de Sinti, Roma en andere woonwagenbewoners, het zogeheten
«antiziganisme»? Zo ja, hoe ziet u deze invloed?
Antwoord 3
In het recent verschenen verkennend onderzoek Van uitsterf- naar uitstelbeleid:
Woonwagenbewoner zoekt nog steeds standplaats van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) wordt uitgebreid
ingegaan op antiziganisme.3 In het onderzoek wordt het gedefinieerd als de irrationele angst voor verschillende
Roma- en reizende groepen. De geringe groei van het aantal standplaatsen wordt door
de schrijvers van het rapport hier voor een groot gedeelte aan gewijd. Zoals ik in
mijn reactie op het NCDR rapport heb aangegeven, is de groei van het aantal standplaatsen
inderdaad gering.4 Daarbij heb ik genoemd dat een van de verklarende factoren de algemene knelpunten
zijn die de woningbouw parten spelen, zoals het tekort aan locaties en de gestegen
bouwkosten. Deze knelpunten gelden ook voor woonwagens en woonwagenstandplaatsen.
Daarnaast vraagt de realisatie van standplaatsen om specifieke kennis, die (nog) niet
bij alle gemeenten aanwezig is. Ook heb ik aangegeven dat financiële argumenten, zoals
het relatief intensieve grondgebruik bij de realisatie van een standplaats in vergelijking
met een sociale huurwoning, een rol speelt. Deze factoren zijn grosso modo objectiveerbaar.
Daarnaast zijn er bij beleidsvorming factoren die niet of moeilijk objectiveerbaar
zijn, maar waarvan
Vraag 4
Bent u zich bewust van de waarde van woonwagenkampen voor de woonwagenbewoners? Zo
ja, hoe verwoordt u deze?
Antwoord 4
Veel woonwagenbewoners wonen van generatie op generatie in een woonwagen. Ik ben mij
er zeer bewust van dat deze woonvorm voor veel woonwagenbewoners een belangrijk deel
van hun identiteit is.
Vraag 5
In hoeverre handhaaft de Rijksoverheid dat gemeenten uitsterfbeleid stoppen en nieuwe
standplaatsen realiseren?
Antwoord 5
Het beleidskader Gemeentelijk Woonwagen- en Standplaatsenbeleid, dat de Minister van
BZK in 2018 naar Uw Kamer heeft gestuurd, geeft aan hoe gemeenten een standplaatsenbeleid
kunnen ontwikkelen dat in overeenstemming is met het mensenrechtelijk kader.5 Om deze ontwikkelingen te volgen en stimuleren loopt er een aantal acties. Sinds
datzelfde jaar wordt iedere twee jaar een herhaalmeting uitgevoerd. Uit de verschenen
herhaalmetingen blijkt dat het aantal standplaatsen sinds 2018 licht is gestegen.
Woonwagenbewoners maken onderdeel uit van het programma Een thuis voor iedereen. Dit programma heeft als doel te zorgen voor voldoende betaalbare woningen voor alle
aandachtsgroepen, waaronder woonwagenbewoners. Daarnaast zijn gemeenten de afgelopen
jaren op verschillende manieren ondersteund bij het realiseren van standplaatsen.
Met de Regeling Huisvesting Aandachtsgroepen (RHA) werden gemeenten de afgelopen jaren
financieel ondersteund bij het realiseren van woningbouwprojecten voor aandachtsgroepen.
Hierbij is voor bijna 700 woonwagenstandplaatsen een subsidie toegekend.6 Om gemeenten te ondersteunen voert Platform31 in opdracht van het Ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het kennisprogramma «Op weg naar extra standplaatsen»
uit. Via praktijkvoorbeelden en adviezen worden aan gemeenten en corporaties concrete
handvatten geboden over hoe zij extra standplaatsen kunnen realiseren. Daarnaast biedt
het programma een vraagbaakfunctie voor gemeenten en woningcorporaties die met het
thema aan de slag zijn of gaan.
Om tot verdere realisatie te komen zal, zoals in de recente voortgangsrapportage «Een
Thuis voor Iedereen» genoemd, een scherper zicht moeten komen op het wenselijke kwaliteitsniveau,
en welke financiële bijdrage hier in redelijke mate vanuit overheden of corporaties
aan geleverd kan worden.7 Om dit verder inzichtelijk te krijgen wordt momenteel de invulling van een vervolgonderzoek
verkend.
Vraag 6
Hoe rijmt u de stelling dat «de overheid dat probleem zelf gecreëerd heeft» betreffende
het stigma dat woonwagenbewoners niet werken?
Antwoord 6
Artikel 1 van de Grondwet bepaalt dat allen die zich in Nederland bevinden in gelijke
gevallen gelijk worden behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging,
politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond
dan ook, is niet toegestaan. Daarop wordt ook beleid gevoerd. Dit beleid is ook gericht
op het bestrijden van vooroordelen. Het stigma dient dan ook bestreden te worden,
omdat discriminatie niet is toegestaan.
Vraag 7
Deelt u het standpunt van de Nationale ombudsman dat de Rijksoverheid de impact van
het overheidsbeleid op de bescherming van de culturele identiteit van de woonwagenbewoners
moet monitoren?8 Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe bent u van plan dit te gaan invullen?
Antwoord 7
De Nationale ombudsman heeft in 2017 haar rapport Woonwagenbewoner zoekt standplaats
gepubliceerd. Een van de adviezen betrof de monitoring. De toenmalige Minister van
BZK heeft de opdracht gegeven om de ontwikkeling van standplaatsen in Nederland te
monitoren en deze periodiek te herhalen.9 De meest recente herhaalmeting is in 2023 naar uw Kamer gestuurd.10
Vraag 8
Deelt u het standpunt van de Nationale ombudsman dat de Rijksoverheid samen met gemeenten
een visie op standplaatsenbeleid moet realiseren, in overeenstemming met de handreiking
Werken aan woonwagenlocaties (2006)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is het tijdspad hiervoor?
Antwoord 8
In 2018 heeft het ministerie, samen met de VNG en vertegenwoordigers van woonwagenbewoners,
het Beleidskader Gemeentelijk Woonwagen- en standplaatsenbeleid ontwikkeld en aan
uw Kamer aangeboden.11 Hiermee heeft het Rijk invulling gegeven aan het advies van de Nationale ombudsman
om te komen met een gezamenlijke visie op standplaatsenbeleid.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.