Schriftelijke vragen : Het vonnis van het EHRM over de Klimaseniorinnen-zaak
Vragen van het lid Kröger (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over het vonnis van het EHRM over de Klimaseniorinnen-zaak (ingezonden 16 juli 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het vonnis van 9 april 2024 van het Europees Hof voor de Rechten
van de Mens (EHRM) in de Klimaseniorinnen-zaak?1
Vraag 2
Volgt volgens u uit de EHRM-uitspraak dat landen een budget dienen te kwantificeren
om de nationale cumulatieve broeikasgasuitstoot te begrenzen?
Vraag 3
Gezien het feit dat de Nederlandse Klimaatwet enkel tussendoelen voor broeikasgasemissiereductie
richting klimaatneutraliteit heeft vastgelegd, bent u het ermee eens dat Nederland,
om invulling te geven aan de EHRM-uitspraak, de huidige doelen aan moet vullen met
een broeikasgasbudget dat ook de cumulatieve uitstoot begrenst?
Vraag 4
Verwacht u dat de broeikasgasemissiereductie van nu tot 55% reductie ten opzichte
van 1990 in 2030 lineair plaatsvindt? Zo nee, hoe ziet de curve er dan waarschijnlijk
uit? Wat betekent dit voor het broeikasgasbudget dat Nederland verbruikt tussen nu
en 2030?
Vraag 5
Hoe kijkt u naar het belang van tijdschema’s en tussendoelen dat in het vonnis wordt
onderschreven in relatie tot de Nederlandse en Europese reductiedoelen voor 2030,
2040 en 2050?
Vraag 6
Volgt volgens u uit de EHRM-uitspraak dat landen bij het kwantificeren van een broeikasgasbudget
het principe van «common but differentiated responsibilities» (CBDR) dienen te volgen,
zoals dat ook is vastgelegd in onder meer het Parijsakkoord?
Vraag 7
Hoe geeft het Nederlandse regelgevende kader invulling aan deze verplichting, gelet
op de Nederlandse mate van welvaart en historische uitstoot waarmee een broeikasgasbudget
voor Nederland op basis van het CBDR-principe bepaald kan worden?
Vraag 8
Bent u bekend met het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) «Wat zijn
rechtvaardige en haalbare klimaatdoelen voor Nederland?» van maart dit jaar?2
Vraag 9
Deelt u de analyse van het PBL dat een broeikasgasbudget op basis van het aandeel
van de huidige Nederlandse uitstoot in de wereldwijde uitstoot (grandfathering) geen
juiste invulling geeft aan het CBDR-principe?
Vraag 10
Hoeveel bedraagt het resterende broeikasgasbudget voor de Nederlandse uitstoot uit
het PBL-onderzoek die niet gebaseerd zijn op grandfathering?
Vraag 11
Als Nederland enkel de verplichting uit de Klimaatwet nakomt en de broeikasgasuitstoot
met 55% vermindert in 2030 ten opzichte van 1990, hoeveel van het budget in de vorige
vraag blijft dan nog over? Of hoeverre wordt dit overschreden?
Vraag 12
Bent u bekend met het rapport «Reflectie PBL op het Hoofdlijnenakkoord 2024–2028»?3
Vraag 13
Erkent u de conclusie van het PBL in haar reflecties dat het Hoofdlijnenakkoord per
saldo waarschijnlijk onvoldoende is om de in de Klimaatwet vastgelegde doelstelling
van 55% reductie in 2030 ten opzichte van 1990 te halen?
Vraag 14
Als niet aangetoond kan worden dat de doelstelling van 55% reductie van de broeikasgasuitstoot
uit de Klimaatwet met zekerheid gehaald wordt, schendt Nederland dan volgens u de
plicht die voortkomt uit de Klimaseniorinnen uitspraak?
Vraag 15
Bent u voornemens om nieuwe maatregelen te treffen zodat het doel van 55% reductie
uit de Klimaatwet toch gehaald kan worden?
Vraag 16
Bent u bekend met het advies van het Zeerechttribunaal op 21 mei 2024 over klimaatverplichtingen
onder het Zeerechtverdrag?4
Vraag 17
Wat betekent dit advies voor Nederland? En hoe verhoudt dit advies zich tot het huidige
Nederlandse wettelijk kader op het gebied van klimaat?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Suzanne Kröger, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.