Schriftelijke vragen : Het bericht “650 miljoen belastingschuld en toch dividend uitkeren: zo werkt kunstmestfabriek Yara”
Vragen van de leden Kröger, Thijssen en Maatoug (allen GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei en de Staatssecretaris van Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) over het bericht «650 miljoen belastingschuld en toch dividend uitkeren: zo werkt kunstmestfabriek Yara» (ingezonden 10 juli 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «650 miljoen belastingschuld en toch dividend uitkeren:
zo werkt kunstmestfabriek Yara»?1
Vraag 2
Bent u bekend met het oordeel van het gerechtshof Den Bosch waarin staat dat het de
bewering van Yara dat het in 2012 niet te weinig winst in Nederland rapporteerde maar
juist 203 miljoen euro te veel, verbazingwekkend vindt?
Vraag 3
In hoeverre is er volgens u sprake van overcompensatie op het moment dat een bedrijf
dat miljarden aan dividend uitkeert ook grote bedragen aan subsidie krijgt om te verduurzamen?
Vraag 4
In hoeverre worden de winstgevendheid en beschikbare reserves voor investeringen meegewogen
bij het maken van maatwerkafspraken met bedrijven om te verduurzamen?
Vraag 5
In hoeverre wordt de belastingmoraal van een bedrijf, en het eventuele gebruik van
dubieuze fiscale constructies, meegewogen bij het maken van maatwerkafspraken?
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat deze zaken al onderdeel uitmaken van het afwegingskader
voor het maken van maatwerkafspraken, aangezien daar expliciet in staat dat het uitgangspunt
is dat overcompensatie voorkomen moet worden en dat een financiële bijdrage vanuit
de overheid alleen geleverd wordt als dat nodig is?
Vraag 7
Op welke manier wordt informatie gedeeld tussen het Ministerie van Financiën en het
Ministerie van Klimaat en Groene Groei om te waarborgen dat het afwegingskader volledig
wordt nageleefd?
Vraag 8
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is als bedrijven voor miljarden aan fossiele
voordelen genieten en tegelijkertijd geld vooral aan aandeelhouders uitkeren in plaats
van het aan duurzame investeringen te besteden?
Vraag 9
Deelt u de mening dat het opleggen van een heffing over fictieve vervreemdingswinst
bij verplaatsing van een bedrijfsonderdeel suggereert dat de Belastingdienst accepteert
dat het desbetreffende bedrijfsonderdeel daadwerkelijk verplaatst is, ook als er geen
fysieke verhuizing heeft plaatsgevonden en het bedrijf in kwestie haar economische
activiteiten nog op dezelfde locatie als voorheen uitoefent?
Vraag 10
Wat is uw mening over een dergelijke constructie en de houding van de Belastingdienst
ten aanzien daarvan?
Vraag 11
Kunt u uitleggen of en hoe het op papier verplaatsen van een bedrijfsonderdeel gevolgen
kan hebben voor hoe de Belastingdienst kijkt naar het toepassen van de regels en afspraken
over interne verrekenprijzen?
Vraag 12
Kan het op papier verplaatsen van een bedrijfsonderdeel zonder dat er iets verandert
aan de daadwerkelijke productiefaciliteiten en economische activiteiten op andere
wijze gevolgen hebben voor hoeveel winstbelasting een bedrijf verschuldigd is? Zo
ja, hoe?
Vraag 13
Wat is uw morele oordeel over bedrijven die proberen hun belastingdruk te verlagen
door zo gunstig mogelijke interne verrekenprijzen op te voeren en winst zoveel mogelijk
te verschuiven naar landen met relatief lage tarieven in de vennootschapsbelasting?
Vraag 14
Hoe kijkt u aan tegen bedrijven die proberen met een matige onderbouwing van lage
verrekenprijzen weg te komen, wetende dat de kans klein is dat de Belastingdienst
dat accepteert?
Indieners
-
Gericht aan
F.L. Idsinga, staatssecretaris van Financiën -
Gericht aan
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Indiener
Suzanne Kröger, Kamerlid -
Medeindiener
S. Maatoug, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Joris Thijssen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.