Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het bericht 'Maandenlang geen chauffeurs voorleerlingenvervoer: 'Kinderen staan op straat''
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over het bericht «Maandenlang geen chauffeurs voor leerlingenvervoer: «Kinderen staan op straat»» (ingezonden 19 juni 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 5 juli
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel in Hart van Nederland, waarin wordt vermeld dat ruim
600 leerlingen in de regio Utrecht na de zomervakantie niet meer door het leerlingenvervoer
naar school kunnen worden gebracht vanwege een tekort aan chauffeurs?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de situatie waarin ouders, zoals een alleenstaande moeder, in
grote onzekerheid verkeren over hoe hun kinderen na de zomervakantie naar school moeten
gaan?
Antwoord 2
Ik kan mij de onrust en onzekerheid van deze leerlingen en hun ouders goed voorstellen.
Leerlingen die afhankelijk zijn van het leerlingenvervoer moeten ook volop kunnen
meedoen en naar school gaan. Ik vind dan ook dat leerlingen die dat nodig hebben goed
vervoerd moeten worden naar school. Daarom is dit een zeer onwenselijke situatie.
Vraag 3
Wat is de exacte omvang van het chauffeurstekort voor het leerlingenvervoer in Nederland,
en in het bijzonder in de regio Utrecht?
Antwoord 3
Naar aanleiding van de berichtgeving heeft mijn ministerie contact opgenomen met de
vervoerdersbranchevereniging Koninklijk Nederlands Vervoer (KNV). KNV geeft aan dat
er geen gegevens zijn over de omvang van het chauffeurstekort. Wel heeft KNV sterk
de indruk dat het landelijke chauffeursprobleem kleiner is dan vorig jaar. Dat neemt niet weg dat de beschikbaarheid
van chauffeurs op regionaal niveau wel kan knellen.
Vraag 4
Welke maatregelen zijn er op korte termijn beschikbaar om de vervoersproblemen van
deze leerlingen op te lossen?
Antwoord 4
Naar aanleiding van het artikel is door het Ministerie van OCW ambtelijk contact gezocht
met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De VNG heeft aangegeven dat de samenwerkende
gemeenten in de regio Utrecht er alles aan doen om het leerlingenvervoer na de zomervakantie
op orde te hebben. Zo hebben de gemeenten direct contact met de ouders opgenomen om
hen in te lichten over de situatie en om samen naar een oplossing te zoeken. Er is
bijvoorbeeld gekeken naar wat ouders zelf kunnen doen, met financiële ondersteuning
van de gemeente. Daarnaast hebben de gemeenten – voor de groep ouders die niet zelf
hun kind naar school kunnen brengen – via een overbruggingscontract alternatieve vervoerders
gevonden voor deze groep leerlingen. Ik heb de VNG gevraagd om vinger aan de pols
te houden en zal zelf de komende periode ambtelijk navraag bij haar doen.
Zoals bekend werkt het kabinet in brede zin aan het verbeteren van het doelgroepenvervoer
en aan structurele en duurzame oplossingen. Dit gebeurt onder regie van de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Over de voortgang van de Verbeteragenda
Doelgroepenvervoer is uw Kamer recent geïnformeerd per brief.2
Vraag 5
Bent u bereid om samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, de gemeenten
en de vervoersbedrijven naar een oplossing te zoeken voor het tekort aan chauffeurs
in het leerlingenvervoer? Zo ja, op welke termijn kunnen ouders duidelijkheid verwachten?
Antwoord 5
Het is in de eerste plaats aan de regio Utrecht om samen het leerlingenvervoer op
orde te brengen. Zoals geschreven in het antwoord op vraag 4, heeft de VNG aangegeven
dat de gemeenten in de regio Utrecht dit ook doen. De gemeenten zijn druk bezig om
zo snel mogelijk en uiterlijk begin van het schooljaar het probleem op te lossen.
Daarbij houden zij de ouders op de hoogte van de vorderingen, zo heeft de VNG mij
laten weten.
Tegelijkertijd speelt het chauffeurstekort breder dan alleen in de regio Utrecht.
Ook staan veel van de knelpunten in het leerlingenvervoer niet op zichzelf, maar spelen
ze in het hele doelgroepenvervoer.
Daarom werken – onder regie van de Staatssecretaris van VWS – de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), de Staatssecretaris van VWS, de VNG, brancheorganisatie
Koninklijk Nederlands Vervoer Zorgvervoer en Taxi (KNV), de Vereniging van Doelgroepenvervoer
Nederland (VDVN), het samenwerkingsverband van decentrale OV-autoriteiten (Dova) en
ik aan de Verbeteragenda Doelgroepenvervoer, om het doelgroepenvervoer ook voor de
langere termijn te verbeteren.
De beschikbaarheid van chauffeurs is, net als goed aanbesteden, één van de prioriteiten
van deze verbeteragenda. De situatie in de regio Utrecht onderstreept het belang hiervan.
Juist ook omdat de combinatie van het tekort aan chauffeurs aan de ene kant en de
aanbestedingsprocedure aan de andere kant in die regio heeft geleid tot de huidige
problemen.
Op 28 mei jl. heeft uw Kamer een brief van de Staatssecretaris van VWS ontvangen,
mede namens de Staatssecretaris van IenW en mij, over de prioriteiten van de Verbeteragenda
Doelgroepenvervoer.3 Eind 2024 informeert de Staatssecretaris of Minister van VWS uw Kamer verder over
de voortgang op de actiepunten uit de verbeteragenda.
Vraag 6
Hoe kan worden voorkomen dat soortgelijke problemen in de toekomst opnieuw ontstaan
bij de overgang van vervoerscontracten? Zijn er structurele aanpassingen nodig in
het beleid rond aanbestedingen voor leerlingenvervoer?
Antwoord 6
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten.
In het specifieke geval van de regio Utrecht is er iets misgegaan in de aanbestedingsprocedure.
Dit heeft geleid tot de huidige onzekerheid in het leerlingenvervoer in de regio.
Ondanks dat de situatie in Utrecht niet exemplarisch is voor de aanbestedingsprocedure
van gemeenten in den brede, is het cruciaal dat gemeenten het leerlingen- en overig
doelgroepenvervoer goed aanbesteden. En bovendien het liefste, gezien de huidige tekorten
aan chauffeurs, integraal (voor het gehele doelgroepenvervoer) en regionaal (in samenwerking
met andere gemeenten). De VNG faciliteert gemeenten bij het aanbesteden met de handreiking
leerlingenvervoer en met webinars. Om gemeenten verder te ondersteunen, is goed aanbesteden bovendien als prioriteit
opgenomen in de hierboven genoemde Verbeteragenda Doelgroepenvervoer.
Ook kunnen gemeenten nu al gebruik maken van de expertise van het Aanbestedingsinstituut
Mobiliteit (AIM). Dit instituut is opgericht door de sociale partners van de vervoerdersbranche,
waaronder de vakbonden en Koninklijke Nederlands Vervoer (KNV), en ondersteunt gemeenten
bij de aanbesteding. Bijvoorbeeld op het gebied van goed personeelsbeleid, goede dienstverlening
en het gunnen op kwaliteit in plaats van prijs.
Vraag 7 en 8
Deelt u de mening dat het aanbesteden, en daarmee in gevaar brengen, van leerlingenvervoer
in strijd is met Artikel 28 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het
Kind?
Deelt u de mening dat het aanbesteden, en daarmee in gevaar brengen, van leerlingenvervoer
voor kinderen op speciaal basisonderwijs in strijd is met Artikel 24 van het Verdrag
inzake de rechten van personen meteen handicap?
Antwoord 7 en 8
Nee, die mening deel ik niet. Het is wel van groot belang dat het vervoer voor leerlingen
die dat nodig hebben om naar school te gaan goed is geregeld. Hiervoor is de gemeente
verantwoordelijk, die er zorg voor moet dragen dat de aanbesteding goed verloopt,
zodat het vervoer ook goed is georganiseerd. Op heel veel plaatsen gaat dit goed en
zorgvuldig.
Vraag 9
Wordt er gekeken naar maatwerkoplossingen voor kwetsbare kinderen die afhankelijk
zijn van het leerlingenvervoer?
Antwoord 9
Ja. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van het leerlingenvervoer,
maar is vrij om daarin keuzes te maken en om maatwerk te bieden.
De gemeente zorgt ervoor dat een leerling vervoer krijgt of kan deelnemen aan het
openbaar vervoer, naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school dat past bij de situatie.
Dit vraagt altijd om maatwerk. De gemeente kan daarbij verschillende vervoersvoorzieningen
aanbieden:
– een vergoeding voor het openbaar vervoer (al dan niet met begeleiding);
– een vergoeding voor het vervoer als een ouder de leerling zelf naar school brengt;
– een vergoeding voor een (elektrische) fiets;
– taxivervoer (een busje of individueel).
Welke voorziening de leerling krijgt, is aan gemeente om te bepalen, vaak in samenspraak
met ouders en leerlingen. Ook kan de school hierbij worden betrokken.
Vraag 10 en 11
Zijn er voorzieningen voor noodsituaties waarbij ouders niet in staat zijn om zelf
vervoer te regelen?
Is er een noodplan beschikbaar voor situaties waarin het leerlingenvervoer onverwacht
niet kan worden uitgevoerd, om te voorkomen dat kinderen zonder vervoer komen te zitten?
Antwoord 10 en 11
Het is aan de gemeente om te bepalen welke (nood)oplossingen zij aanwenden als er
knelpunten zijn in het leerlingenvervoer. Op 17 november 2022 heeft mijn ambtsvoorganger
alle gemeenten per brief opgeroepen om noodoplossingen in te zetten en alles op alles
te zetten voor de leerlingen die naar school moeten worden vervoerd. Voorbeelden van
deze noodoplossingen zijn:
– het inzetten van particuliere taxibedrijven en straattaxi's;
– het inzetten van touringcarbussen en belbussen;
– het volgtijdelijk inzetten van het leerlingenvervoer en andere vormen van het doelgroepenvervoer,
zodat er meer chauffeurs tijdens de schoolspitsuren beschikbaar zijn;
– het verstrekken van een kilometervergoeding als ouders hun kind zelf halen en brengen.
Vraag 12
Wat zijn de gevolgen voor de leerplicht van deze 600 kinderen als zij door deze problemen
niet naar school kunnen gaan?
Antwoord 12
De VNG heeft aangegeven dat de samenwerkende gemeenten in deze regio hard werken om
het leerlingenvervoer voor de zomervakantie op orde te krijgen. Ik ga er daarom van
uit dat het knelpunt in de regio Utrecht voor het begin van het schooljaar is opgelost
en alle kinderen gewoon naar school kunnen. In algemene zin gebeurt het niet – en
is het ook niet de bedoeling – dat als leerlingen door knelpunten in het leerlingenvervoer
onderwijstijd missen, ouders te maken krijgen met de leerplichtambtenaar.
Vraag 13
Zijn er mogelijkheden om de huidige vervoerders, zoals Willemsen de Koning, te verplichten
het vervoer te continueren tot een structurele oplossing is gevonden? Wat zijn de
juridische en praktische implicaties hiervan?
Antwoord 13
Nee, indien een contract afloopt, zijn er ook geen verplichtingen meer. Wel kan een
gemeente een nieuwe opdracht verlenen aan vervoerders, zoals de gemeenten in de regio
Utrecht nu ook doen.
Vraag 14
Welke ondersteuning kunnen alleenstaande ouders verwachten om te voorkomen dat hun
kinderen niet naar school kunnen? Wordt er gedacht aan financiële compensatie of andere
vormen van hulp voor ouders die zelf geen vervoer kunnen regelen?
Antwoord 14
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 15
Op wat voor manier kan de rijksoverheid de gemeenten ondersteunen bij het aanpakken
van het vervoerstekort?
Antwoord 15
De chauffeurstekorten spelen breed in het doelgroepenvervoer en in het hele land.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 5 aangeef, werken de Staatssecretaris van VWS,
de Staatssecretaris van IenW, de VNG, KNV, de VDVN, DOVA en ik onder regie van VWS
aan de Verbeteragenda Doelgroepenvervoer, om het doelgroepenvervoer ook voor de langere
termijn te verbeteren. De beschikbaarheid van chauffeurs is – naast onder andere toezicht,
goed aanbesteden en goed contractmanagement – één van de prioriteiten van deze verbeteragenda.
Vraag 16
Zijn er fondsen beschikbaar voor ouders die noodgedwongen zelf vervoer moeten regelen?
Antwoord 16
Er zijn geen landelijke fondsen beschikbaar. Gemeenten ontvangen de middelen voor
het leerlingenvervoer rechtstreeks van het Ministerie van Binnenlandse Zaken via het
gemeentefonds.
Het probleem in de regio Utrecht is niet ontstaan door een gebrek aan financiële middelen,
maar door een probleem in de aanbesteding in combinatie met een tekort aan chauffeurs.
Het is aan de gemeenten om te kijken op welke wijze ze noodoplossingen inzetten, zoals
een vergoeding aan ouders die hun kind zelf halen en brengen (zie het antwoord op
vraag 10 en4.
Vraag 17
Hoe wordt de financiële last van deze situatie eerlijk verdeeld tussen de gemeenten,
vervoersbedrijven en ouders?
Antwoord 17
Als een leerling vanwege zijn of haar beperking niet zelfstandig kan reizen, dan hoeven
de ouders geen eigen bijdrage te leveren voor de vervoersvoorziening. Dat geldt ook
voor de situatie in de regio Utrecht.
Het is aan de gemeenten in die regio om de alternatieve vervoersvormen te financieren.
Dat kan bijvoorbeeld via een kilometervergoeding aan de ouders, of door het uitzetten
van een nieuwe opdracht aan andere vervoerders. Hoe dan ook mogen de financiële lasten
niet op de ouders verhaald worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.