Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op van de leden Becker en Michon-Derkzen over “recente berichtgeving rond haatimams in Nederland”
Vragen van de leden Becker en Michon-Derkzen (beiden VVD) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid over recente berichtgeving rond haatimams in Nederland (ingezonden 19 april 2024).
Antwoord van Minister Van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 28 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2023–2024, nr. 1595.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Islamcentrum Veenendaal: Nederlandse moslims zijn verplicht
om niet-moslims te haten»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Bent u het ermee eens dat de uitspraken die zijn gedaan door de betreffende islamleraar
in een podcast ontoelaatbaar zijn in de vrije Nederlandse samenleving en zeer slecht
zijn voor veiligheid en integratie? Vindt u dat de opmerkingen aanzetten tot haat,
en mogelijk tot geweld?
Kunt u aangeven of het Openbaar Ministerie (OM) deze zaak onderzoekt, bijvoorbeeld
wegens haatzaaien en/of opruiing?
Antwoord 2 en 3
Het kabinet keurt uitspraken die aanzetten tot haat en discriminatie sterk af. In
onze open samenleving kan geen ruimte zijn voor extremistische uitingen. Uitingen,
zoals aanzetten tot haat, geweld en opruiing zijn strafbaar en ondermijnend aan de
democratische rechtsorde en kunnen een bedreiging vormen voor de openbare orde en/of
nationale veiligheid, en verbinding in de samenleving tegengaan.
Daar waar de juridische grenzen in ons land worden overschreden, neemt het Openbaar
Ministerie (OM) de beslissing of het opportuun is om over te gaan tot vervolging.
Als blijkt dat er uitspraken zijn gedaan die een strafrechtelijk feit opleveren, kan
hiervan aangifte worden gedaan. Het is vervolgens aan de politie en het OM deze aangifte
te onderzoeken en eventuele vervolgstappen te ondernemen.
Als het gaat het om niet-strafbare gedragingen worden deze in beginsel beschermd door
onder andere de vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid. Men is vrij te geloven
wat men wil en hiernaar te leven zolang dit valt binnen de grenzen die de wet hieraan
stelt. Als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil daarbij het belang van
inclusief samenleven benadrukken.
In algemene zin is het aan de rechter om te beoordelen of een opmerking aanzet tot
haat en mogelijk tot geweld. Daarom past het ons als Ministers van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid niet om in te gaan op onderzoeken naar
individuele gevallen. Om diezelfde reden kunnen wij u ook niet antwoorden of de genoemde
uitspraken onderzocht worden door het OM.
Vraag 4, 5 en 7
Is er sinds het uitkomen van het nieuwsbericht afgelopen vrijdag contact geweest met
de moskeeorganisatie waar de islamleraar aan is gelieerd? Zo ja, waaruit bestond dit
contact? Zo nee, waarom niet? Was er voor dit nieuwsbericht al contact met de organisatie?
Zo ja, waaruit bestond dit contact?
Welk contact heeft er plaatsgevonden met de burgemeester van Veenendaal en u en tussen
de burgemeester en de moskee-organisatie en welke acties zijn door de burgemeester
in gang gezet?
Welke rol speelt de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) in deze casus?
Antwoord 4, 5 en 7
Er is geen contact geweest tussen het islamitisch centrum en het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid of het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Wel heeft het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid contact opgenomen met de burgemeester
van Veenendaal en hem ondersteuning aangeboden. De burgemeester heeft aangegeven dat
dit op dat moment geen toevoeging zou zijn op wat op lokaal niveau al plaatsvindt.
De burgemeester van Veenendaal heeft de voorzitter van het islamitisch centrum zelf
herhaaldelijk uitgenodigd voor een gesprek. Daarop is het centrum niet ingegaan. Het
is aan het lokale gezag zelf om te bepalen of het nodig is om hier verder op te handelen.
De Expertise-Unit Sociale Stabiliteit (ESS) van het Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid kan waar nodig en gewenst advies op maat leveren bij het omgaan met
lokale spanningen, het leggen van verbindingen en het voeren van gesprekken tussen
gemeenten, organisaties en gemeenschappen.
Vraag 6
Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Beïnvloeding
in deze casus? Heeft de gemeente Veenendaal contact gehad met de Taskforce? Neemt
de Taskforce proactief contact op met gemeenten in een casus als deze?
Antwoord 6
Er vinden geen werkzaamheden meer plaats binnen het kader van de Taskforce problematisch
gedrag en ongewenste buitenlandse financiering (hierna: Taskforce). Op 3 oktober 2023
is uw Kamer geïnformeerd over de beperkingen in de aanpak en het veranderde dreigingsbeeld.2 In voornoemde brief is aangegeven dat alle voormalige leden van de Taskforce nog
steeds goed samenwerken in de aanpak van problematisch gedrag en buitenlandse financiering,
allen in lijn met de eigen (beleids)verantwoordelijkheden en binnen hun eigen wettelijke
grondslagen.
Vraag 8
Welke gevolgen zijn in algemene zin mogelijk voor het intrekken dan wel niet-permanent
maken van een verblijfsstatus als een imam is veroordeeld voor opruiing of haatzaaien?
Hoe wordt een eventuele veroordeling gesignaleerd bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND)?
Antwoord 8
Welke vreemdelingrechtelijke maatregelen getroffen kunnen worden in het geval een
niet-Nederlandse imam is veroordeeld voor opruiing of aanzetten tot haat, hangt af
van de vreemdelingrechtelijke status. Indien een vreemdeling in Nederland is veroordeeld
voor een misdrijf, zoals opruiing of aanzetten tot haat, ontvangt de Immigratie en
Naturalisatiedienst (IND) hiervan een bericht. De IND zal dan beoordelen of een aanvraag
voor een reguliere verblijfsvergunning geweigerd kan worden, of dat zijn reeds verleende
reguliere verblijfsvergunning ingetrokken kan worden volgens geldende wet- en regelgeving.
Voor het weigeren van een verblijfsvergunning is artikel 3.77 Vreemdelingenbesluit
(Vb) van toepassing. In een dergelijk geval zal een veroordeling voor het misdrijf
opruiing of aanzetten tot haat mogelijk voldoende zijn voor het weigeren van verblijf.
Dit blijft echter een individuele beoordeling waarbij in de evenredigheidsbeoordeling
alle feiten en omstandigheden van het geval worden betrokken.
Bij het intrekken van een reguliere verblijfsvergunning is «de glijdende schaal» (art. 3.86 Vb)
van toepassing. Volgens het principe van de glijdende schaal wordt er een verband
gelegd tussen de duur van de opgelegde onherroepelijke straf en de duur van het rechtmatige
verblijf in Nederland. Hoe langer de vreemdeling rechtmatig in Nederland verblijft,
hoe zwaarder de straf moet zijn om tot beëindiging van het verblijfsrecht over te
kunnen gaan. Dit besluit betreft altijd een beoordeling van alle omstandigheden van
het individuele geval, waarin wordt getoetst aan artikel 8 van het Europees Verdrag
voor de Rechten van de Mens (het recht op privé en familieleven) en de evenredigheid.
Indien de vreemdeling pas kortere tijd rechtmatig verblijf heeft, zou een onherroepelijke
veroordeling voor opruiing of aanzetten tot haat mogelijk voldoende kunnen zijn om
tot intrekking van het verblijfsrecht over te gaan.
Dat zal in de regel niet het geval zijn bij langdurig rechtmatig verblijf. Uit artikel 3.86,
lid 10, Vb volgt namelijk dat indien een vreemdeling al meer dan 10 jaar rechtmatig
in Nederland verblijft, intrekking of weigering enkel mogelijk is als er sprake is
van een misdrijf uit de Opiumwet met een strafbepaling van meer dan zes jaar gevangenisstraf
of het misdrijf de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft aangetast. In
een dergelijk geval zal met toepassing van artikel 3.86 lid 10 Vb een onherroepelijke
veroordeling voor opruiing of aanzetten tot haat onvoldoende zijn voor het intrekken
of weigeren van het verblijfsrecht.
Wanneer het een EU-burger betreft, dient er sprake te zijn van een persoonlijke gedraging
die een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging vormt voor een fundamenteel
belang van de samenleving. Het is mogelijk dat een veroordeling voor opruiing of aanzetten
tot haat hier onder zou kunnen vallen, maar het zal van de omstandigheden van de strafzaak
en de overige individuele omstandigheden van een zaak afhangen of er sprake is van
een dergelijke gedraging.
Bovendien moet ook de lat van artikel 3.77 Vb bij een aanvraag of artikel 3.86 bij
een intrekking gehaald worden om over te gaan tot verblijfsontzegging of -beëindiging.
Tevens zal getoetst worden aan de evenredigheid.
Tot slot, bij een afwijzing of intrekking op grond van de openbare orde wordt, indien
mogelijk, een inreisverbod opgelegd. Bij EU-burgers wordt, indien mogelijk, een ongewenstverklaring
opgelegd.
Vraag 9
Is er bekend of Ar-Rahmah donaties ontvangt vanuit het buitenland? Zo ja, op welke
manier is de organisatie transparant geweest? Zo niet, hoe gaat u ervoor zorgen dat
de organisatie transparant is over hun jaarrekening en donaties?
Antwoord 9
Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken zijn vooralsnog geen notes verbales bekend
over financieringsaanvragen door Ar-Rahmah vanuit derde landen. Over alle financieringsaanvragen
wordt uw Kamer geïnformeerd conform de motie Karabulut-Segers.3
Momenteel ligt het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties voor in
uw Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel is tweeledig. Enerzijds biedt het aanvullende mogelijkheden
om – indien er aantoonbare en gegronde redenen zijn – onderzoek te doen naar geldstromen
en hier zo nodig op te handhaven. Zo worden aan de burgemeester, het OM en andere
specifiek aangewezen overheidsinstanties bevoegdheid gegeven om een informatieverzoek
te doen aan een maatschappelijke organisatie over een of meer donaties. Als de donaties
substantieel blijken, kan verder navraag gedaan worden naar de persoon van de donateur.
De burgemeester kan een informatieverzoek doen wanneer er sprake is van een (dreigende)
verstoring van de openbare orde. Het OM kan een informatieverzoek doen bij ernstige
twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel of het bestuur
naar behoren wordt gevoerd. Anderzijds worden stichtingen – die nu al verplicht zijn
om een balans en staat van baten en lasten op stellen – verplicht om een balans en
staat van baten en lasten te deponeren bij het handelsregister. Enkele daartoe bevoegde
toezichts- en handhavingsinstanties van de overheid krijgen toegang tot deze stukken
Vraag 10
Is er de afgelopen vijf jaar enige vorm van contact of actie geweest ten aanzien van
de weekendschool van Ar Rahmah vanuit de landelijke of de lokale overheid? Zo ja,
welke en wat zijn de constateringen geweest op deze school? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 10
Vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is geen contact geweest
met Ar Rahmah. Weekendscholen – zoals Ar Rahmah – vallen niet onder de verantwoordelijkheid
van dit ministerie. Het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap is bezig met
de voorbereiding van wettelijk toezicht op informeel onderwijs aan kinderen, waaronder
ook weekendonderwijs kan vallen. Over de contouren hiervan heeft uw Kamer op 24 mei
2023 een brief ontvangen.4 Zoals de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs eerder heeft toegezegd aan
uw Kamer, zal dit voorstel voor Prinsjesdag in internetconsultatie worden gebracht.
De gemeente Veenendaal heeft in 2018 en 2019 gesprekken gevoerd met Ar Rahmah over
onder andere het aanbod van lezingen en informele scholing. Sinds begin 2020 wordt
het contact door de organisatie afgehouden. De lokale overheid heeft anders dan het
gesprek aangaan met de organisatie, geen formele mogelijkheden om toe te zien op de
kwaliteit en/of inhoud van informele scholing.
Vraag 11
Heeft het Ministerie van SZW ooit met de betreffende moskee-organisatie overleg gepleegd
en zo ja, waarover? Hoe staat het met de aangenomen motie Becker5 om een overzicht met de Kamer te delen met welke organisaties het ministerie in het
kader van integratie aan tafel zit?
Antwoord 11
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft, zoals aangegeven bij de
beantwoording van vraag 4, 5 en 7, sinds het uitkomen van het nieuwsbericht en in
de periode daarvoor geen contact gehad met deze organisatie.
De motie Becker (Kamerstuk 35 228, nr. 45) wordt onderzocht.
Vraag 12
Bent u bekend met het bericht «Afschuw om misselijkmakende oproep gastimam van moskee
Amsterdam: «Moslims moeten Joden haten.»»?6
Antwoord 12
Ja.
Vraag 13
Bent u het ermee eens dat ook dit geplaatste statement van deze gastimam van de Blauwe
Moskee, dat moslims Joden moeten haten en ook alle andere niet-moslims moeten haten,
ontoelaatbaar is in de vrije Nederlandse samenleving, temeer nu de veiligheid van
de Joodse gemeenschap al zwaar onder druk staat?
Antwoord 13
Als Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid vinden
wij de boodschap om afkeer te hebben naar andere groepen verwerpelijk. Nederland is
een open samenleving waarin iedereen zich veilig moet kunnen voelen, ongeacht herkomst,
huidskleur of geloof. Binnen deze open samenleving is geen enkele plek voor Jodenhaat,
of welke andere vorm van haat dan ook. In onze samenleving moeten we juist met elkaar
werken aan verbinding. Zodat ondermijnende boodschappen geen vat krijgen en we met
elkaar zorgen voor een inclusieve samenleving, waarin iedereen zich veilig en thuis
voelt.
Vraag 14
Kunt u aangeven of het OM deze zaak onderzoekt, bijvoorbeeld wegens haatzaaien en/of
opruiing?
Antwoord 14
Zie de beantwoording van vraag 3 over individuele casuïstiek.
Vraag 15, 16 en 18
Is er contact geweest met de moskeeorganisatie waar de imam gastspreker is? Zo ja,
waaruit bestond dit contact? Zo nee, waarom niet?
Welk contact heeft er plaatsgevonden vanuit u met de burgemeester van Amsterdam en
vanuit de burgemeester met de moskee-organisatie en welke acties zijn door de burgemeester
in gang gezet?
Welke rol speelt de ESS in deze casus? Is er al contact geweest tussen de ESS en de
burgemeester?
Antwoord 15, 16 en 18
De burgemeester van Amsterdam heeft per brief – in reactie op de commissie voor Algemene
Zaken van 18 april 2024 – laten weten dat zij het onacceptabele, antisemitische uitspraken
vindt, waarvoor absoluut geen plek is in Amsterdam.7 De gemeente heeft contact gezocht met het bestuur van de moskeeorganisatie. Het bestuur
van de moskeeorganisatie heeft in dit contact aangegeven geschrokken te zijn van de
uitspraken die zijn gedaan door de betreffende gastspreker. Het bestuur geeft aan
dat de uitspraken zijn gedaan op persoonlijke titel en op een persoonlijk sociale
media-account van de gastspreker.
De moskeeorganisatie heeft inmiddels publiekelijk en nadrukkelijk afstand van de uitspraken
gedaan en aangegeven dat de gastspreker niet meer welkom is in de moskee. De gemeente
acht het gezien de opstelling van het moskeebestuur niet nodig om verder advies te
vragen bij de ESS.
Er is verder geen contact geweest tussen de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en Justitie en Veiligheid met de moskeeorganisatie (waar de imam gastspreker was)
en de burgemeester van Amsterdam.
Vraag 17
Welke rol speelt de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Beïnvloeding
in deze casus? Kan de gemeente Amsterdam een beroep doen op de Taskforce? Is er al
contact geweest tussen de Taskforce en de burgemeester?
Antwoord 17
De Taskforce heeft als samenwerkingsverband geen contact gehad met de gemeente Amsterdam
over deze casus. Zie het antwoord bij vraag 6 over de huidige status van de Taskforce.
Vraag 19
Is het juist dat niet alleen deze imam, maar ook de imam Ibn Khalifa haatteksten op
zijn account plaatst, onder andere met een gedicht dat zelfmoordaanslagen op Joden
verheerlijkt en dat deze imam ook lezingen geeft in de al-Oumma moskee en spreekt
in moskeeën in Uithoorn, Rotterdam en Bussum?
Antwoord 19
Gelet op het ontbreken van een juridische grondslag om organisatie- en persoonsgericht
onderzoek te doen is er zowel bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
als bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) geen beeld
over eventuele uitlatingen van deze imam.
De politie kan onderzoek doen naar strafbare feiten. Dit kan gebeuren naar aanleiding
van een aangifte, een (anonieme) tip of op eigen initiatief van de politie. Wanneer
er sprake is van strafbare feiten, is het aan het OM om een beslissing te nemen of
het opportuun is over te gaan tot vervolging. Hierbij geldt dat de Minister van Justitie
en Veiligheid, gezien de vertrouwelijkheid, geen uitspraken doet over eventuele informatiebeelden
en onderzoeken. Ook kan de Minister van Justitie en Veiligheid niet op individuele
zaken ingaan.
Vraag 20
Wat zijn de acties vanuit de landelijke en lokale overheid ten aanzien van deze imam?
Is er sprake van vervolging door het OM? Is er contact met de moskeeorganisaties waar
deze imam regelmatig spreekt om hen te wijzen op de uitspraken van deze imam?
Antwoord 20
Zie het antwoord bij vraag 2 en 3 over individuele casuïstiek en over eventuele vervolging
van strafbare gedragingen door het OM. Er is vanuit de Ministeries van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en Justitie en Veiligheid geen contact geweest met de moskeeorganisaties
over deze uitspraken.
Het is aan het lokale gezag zelf om te bepalen of het nodig is om hierop te handelen
en op welke wijze dat wordt gedaan. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
kan indien gewenst wel ondersteuning bieden aan gemeenten bij het omgaan met lokale
spanningen. Zie de eerdere beantwoording van vraag 7 over de lokale casus in Veenendaal.
Vraag 21
Wat zijn de mogelijkheden voor de overheid als moskee-organisaties toch een podium
blijven bieden aan imams met haatboodschappen? Biedt artikel 2:20 van het Burgelijk
Wetboek een grond om in het uiterste geval een moskee te kunnen sluiten en zo ja,
is hier al eens een beroep op gedaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Op grond van artikel 2:20 BW kan de rechtbank op verzoek van het OM een rechtspersoon
waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde verboden verklaren
en ontbinden. Het is aan het OM, en niet aan het kabinet, om te bezien of er aanleiding
is een dergelijk verzoek in te dienen bij de rechtbank. Er zijn het kabinet geen voorbeelden
bekend, waarbij een beroep is gedaan op artikel 2:20 BW om de organisatie achter een
moskee te verbieden en ontbinden.
Indien de gemeente op de hoogte is van een bijeenkomst en in het kader van de openbare
orde zorgen heeft over sprekers of deelnemers, kan zij haar zorgen uitspreken richting
de beheerder van de locatie. Daarnaast zal de lokale driehoek altijd alert zijn op
eventuele wanordelijkheden.
Primair is artikel 2:20 BW gericht op het verbieden en ontbinden van organisaties.
Het gevolg van een dergelijk verbod bij een moskee-stichting kan ertoe leiden dat
een moskee ook daadwerkelijk wordt gesloten. Het is dan een praktisch gevolg van het
artikel dan een specifiek onderdeel van het verzoek of specifieke bevoegdheid tot
het fysiek sluiten van de moskee.
Vraag 22
Zijn er voor gemeenten voldoende mogelijkheden om in te grijpen als een imam met een
reputatie van haatboodschappen van plan is te spreken in bijvoorbeeld een moskee?
Antwoord 22
Gemeenten kunnen na een oordeel over de openbare orde door de politie en/of de lokale
driehoek een melding doen bij de IND. Het weren van een spreker kan dan op basis van
de beoordeling of de gastspreker een gevaar voor de openbare orde of nationale veiligheid
is. Op 23 oktober 2023 is uw Kamer per brief geïnformeerd over het voornemen de maatregel,
om in het belang van de openbare orde en nationale veiligheid extremistische vreemdelingen
uit Nederland te weren, te versterken.8 Dit draagt eraan bij dat wordt voorkomen dat vreemdelingen die aanzetten tot haat,
desinformatie verspreiden, wet- en regelgeving verwerpen en onze democratische rechtsorde
ondermijnen en zo onze nationale veiligheid aantasten, de kans krijgen om in Nederland
hun radicale gedachtegoed uit te dragen.
Gemeenten kunnen voor advies over hun eigen handelingsperspectief ook terecht bij
het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hier kunnen zij bijvoorbeeld
ondersteuning krijgen bij het voeren van een verbindend en/of confronterend gesprek
met lokale organisaties.
Tot slot is het aan het OM te beslissen of het opportuun is om over te gaan tot vervolging,
wanneer juridische grenzen in ons land worden overschreden. Als blijkt dat tijdens
een bepaald evenement uitspraken zijn gedaan die een strafrechtelijk feit opleveren,
kan hiervan aangifte worden gedaan. Het is vervolgens aan de politie en het OM de
aangifte te onderzoeken en eventuele vervolgstappen te ondernemen.
Vraag 23
Bent u bereid de Kamer binnen zes weken een brief te sturen ten aanzien van de huidige
staat van het salafisme, salafistische aanjagers en haatimams in Nederland en de actuele
aanpak daartegen?
Antwoord 23
Vanwege interdepartementale afstemming is het niet gelukt deze brief binnen de gestelde
tijd aan uw Kamer te doen toekomen. Op korte termijn wordt u door de nieuwe bewindspersonen
over dit onderwerp geïnformeerd.
Vraag 24
Bent u bereid daarin mee te nemen hoe het staat met de Schengeninformatiesysteem (SIS-)signalering,
zwarte lijsten, visumbeleid, de Nederlandse imamopleiding en de uitvoering van de
motie Becker9 om in samenwerking met hostingproviders en internetplatforms het onvrije gedachtengoed
van salafistische aanjagers tegen te gaan en daar indien nodig bestuurlijk instrumentarium
voor in te zetten en tevens onderzoek te doen naar het onderbrengen van toezicht hierop
bij een online autoriteit?
Antwoord 24
Op dit moment is er geen sprake van het specifiek onderbrengen van toezicht op antidemocratische
en salafistische content bij een online autoriteit. Wat betreft de samenwerking met
hostingproviders en internetplatforms om het onvrije gedachtengoed van salafistische
aanjagers tegen te gaan verwijs ik u naar de antwoorden van de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid op schriftelijke
vragen van de leden Becker en Rajkowski (beiden VVD) over «de uitvoering van de gewijzigde
motie Becker c.s. Over het structureel tegengaan van extremistische uitingen online»
en de contourenbrief Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische
content, waar de uitvoering van de motie Becker c.s. wordt besproken.
In het kader van de Versterkte Aanpak Online inzake extremistische en terroristische
content voert de Minister van Justitie en Veiligheid gesprekken met de internetsector
om de zorgen van het kabinet over de verspreiding van extremistisch en terroristisch
gedachtengoed, waar antidemocratische en salafistische content onder kan vallen, over
te brengen. Indien deze content terroristisch van aard is, heeft de Autoriteit online
Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) op basis van bestuursrechtelijke
bevoegdheden de mogelijkheid deze content ontoegankelijk te maken of te laten verwijderen.
Tot slot verwijzen wij uw Kamer naar de brief van 29 april 2024 voor de laatste stand
van zaken omtrent de imamopleiding.10
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.