Lijst van vragen : Lijst van vragen over de Vierde voortgangsbrief Masterplan basisvaardigheden (Kamerstuk 31293-732)
2024D27767 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de Vierde voortgangsbrief Masterplan basisvaardigheden (Kamerstuk 31 293, nr. 732).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Huls
Nr
Vraag
1
Hoeveel onderwijsadviesbureaus kent Nederland op dit moment?
2
Hoeveel zzp1'ers geven op dit moment onderwijsadvies?
3
Ziet u een grotere of snellere voortgang vanuit het Masterplan basisvaardigheden bij
scholen die een oordeel zeer zwak of onvoldoende hebben gekregen in vergelijking tot
de andere scholen?
4
Hoe kan nog steeds prioriteit worden gegeven aan scholen die het harder nodig hebben
wanneer in de toekomst de financiering mogelijk structureler van aard wordt en scholen
geen aanvraag hoeven te doen?
5
Hoeveel kerndoelen zijn er geweest in de afgelopen periodes vanaf 2000?
6
Zijn de gevolgen voor schoolbesturen van het uitstellen van structurele bekostiging
naar 2027 onderzocht?
7
Welke mogelijkheden bestaan er om de structurele bekostiging van het Masterplan basisvaardigheden
toch op 2026 te laten staan?
8
Hoe is er in het uitstel van de structurele bekostiging rekening gehouden met de problemen
die dit oplevert voor de personele bezetting van de scholen die reeds subsidie hebben
ontvangen?
9
Hoe verenigt u het uitstel van structurele bekostiging met het voornemen tot «solide
structurele financiering» uit het hoofdlijnenakkoord?
10
Hoeveel besteedt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in totaal per
onderwijscoördinator?
11
Wat beschouwt u precies als evidence informed?
12
Zijn de ontwikkelingen rondom evidence informed werken ver genoeg gevorderd om volgende
stappen in de aanpak van basisvaardigheden te kunnen maken of ontstaat het risico
dat deze twee trajecten elkaar in de weg zitten?
13
Zijn er ook onbedoelde effecten of tegenwerkende factoren waargenomen bij de implementatie
van de nieuwe methoden voor het aanleren van basisvaardigheden?
14
In hoeverre betekent de nadruk op effectieve aanpakken dat reken- en leesvaardigheid
niet overwegend aan bod moeten komen als geïsoleerde vakken, maar tevens in belangrijke
mate geïntegreerd bij de andere vakken die in het funderend onderwijs op het programma
staan? In hoeverre is een geïsoleerde aanpak van reken- en leesvaardigheid evidence
based of evidence informed?
15
Voor hoeveel fte heeft het ministerie onderwijscoördinatoren in dienst? Op grond van
welke kwalificaties werden dezen geselecteerd en ingeschakeld om scholen aan te zetten
om kennisgedreven te werken, gedegen probleemanalyses te maken, een verbeterplan te
maken en een professionele verbetercultuur te ontwikkelen?
16
Kunnen prioriteitsscholen de ondersteuning van de onderwijscoördinatoren weigeren,
bijvoorbeeld als zij al in een traject zitten met een privaat onderwijsadviesbureau
of in het traject Leren Verbeteren of het programma Goed Worden, Goed Blijven?
17
Wat is de reden dat is gekozen om de subsidie basisvaardigheden te verdelen op basis
van de CBS-achterstandsscore in plaats van de daadwerkelijke resultaten van scholen?
18
Komt het voor dat scholen met slechte resultaten op de basisvaardigheden nu geen voorrang
krijgen op scholen met goede resultaten op de basisvaardigheden, maar wel met een
hogere CBS-achterstandsscore?
19
Welke aanwijzingen zijn er omtrent de beheersing van de basisvaardigheden door de
docenten van andere vakken dan wiskunde en Nederlands in het voortgezet onderwijs,
nu het rekenonderwijs op de basisscholen heel anders plaatsvindt dan deze docenten
zelf onderwezen hebben gekregen en de spelling de afgelopen decennia tweemaal wijzigingen
heeft ondergaan?
20
In welke mate vormt het ontbreken van financiële middelen voor de helft van de scholen
voor voortgezet onderwijs, die de bibliotheek niet betrekt bij de plannen voor professionalisering
van het team, een belemmering? Welke andere verklaringen heeft u er zoal voor als
scholen dit niet doen?
21
Welke wetenschappelijke evidentie heeft u om de beoogde realisatie van het eerste
tussendoel van het Masterplan basisvaardigheden, de trendbreuk in de aanpak van scholen
en de resultaten van leerlingen, te veronderstellen?
22
Hoe verhoudt het wetsvoorstel in voorbereiding over een nieuw financieringsinstrument
zich tot de brief herijking sturing funderend onderwijs2 waarin integraal naar financiering wordt gekeken en waar nog met de Kamer over moet
worden gesproken?
23
Klopt het dat scholen uit de eerste en tweede subsidieronde door het uitstel van de
invoering van structurele bekostiging naar 2027 sterk moeten afschalen of wellicht
activiteiten moeten staken, omdat men de komende jaren niet langer in aanmerking komt
voor een vervolgsubsidie? Zo ja, wat kan er gedaan worden om dit te voorkomen?
24
Op grond van welke overwegingen is ervoor gekozen scholen mogelijk te laten terugbetalen
als de activiteiten uit het activiteitenplan niet volledig zijn uitgevoerd? Op grond
van welke overwegingen krijgen deze scholen niet meer tijd om deze middelen conform
het activiteitenplan te besteden?
25
Hoeveel scholen zullen door uitstel van de invoering van structurele bekostiging naar
2027 en het voortzetten van de huidige subsidieregeling met een extra tranche in de
periode tot 2027 nog steeds geen extra geld ontvangen in het kader van het Masterplan
basisvaardigheden? Welke opties ziet u om ook deze scholen de financiële mogelijkheid
te geven om te werken aan het versterken van de basisvaardigheden?
26
Zijn de gevolgen voor schoolbesturen van het uitstellen van structurele bekostiging
naar 2027 onderzocht?
27
Welke mogelijkheden zijn er om de structurele bekostiging van het Masterplan basisvaardigheden
toch op 2026 te laten staan?
28
Ontstaat er door het uitstellen van structurele financiering een gat tussen 2025 en
2027?
29
Hoeveel scholen hebben ondanks het indienen van aanvragen tot op heden nog geen subsidie
ontvangen? Is de intentie om ervoor te zorgen dat met de laatste tranche alle scholen
die een aanvraag hebben gedaan ook subsidie ontvangen?
30
Waarom bent u voornemens om het nieuwe financieringsinstrument op 1 januari 2027 in
werking te laten treden, terwijl in de Kamer het gesprek over de gewenste wijze van
bekostiging in het funderend onderwijs nog moet worden gevoerd?
31
Hoe valt uw bewering dat de bijstelling van het curriculum echt op stoom is te verenigen
met de constatering van het Platform Vakinhoudelijke Verenigingen in het Voortgezet
Onderwijs dat bij de huidige planning van de curriculumherziening leerlingen in het
primair onderwijs en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs op zijn vroegst
pas in 2026 onderwijs krijgen dat aan de eisen van de tijd voldoet en het zeker 2032
is voordat de conceptexamenprogramma’s zijn goedgekeurd en vastgelegd en voordat lesmethodes
en nieuwe examens zijn gemaakt?3
32
Heeft u bij de voortgang van het Masterplan basisvaardigheden ook uw voordeel kunnen
doen met input van de kenniskring Curriculumontwikkeling op school van het Schoolleidersregister
PO? Zo nee, op grond van welke overwegingen heeft u deze niet expliciet betrokken?
33
Valt het verminderen van de ontwerpruimte voor de profielvakken ook onder het voorkomen
van overladenheid?
34
Welke voorgaande beslissingen vanuit de overheid hebben er mogelijk toe geleid dat
er overladenheid kwam en daarmee de basisvaardigheden achteruit gingen?
35
Welke uitgangspunten zijn eerder door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
aangehouden voor de curriculumherziening en hoe verhouden deze uitgangspunten zich
tot de gemaakte keuzes (over de ontwerpruimte en plaats van basisvaardigheden in profielvakken/gemeenschappelijk
deel)?
36
Kunt u uiteenzetten welke verschillen er zijn tussen de notitie Ontwerpruimte, die
in eerste lezing bij de Wetenschappelijke Curriculumcommissie is neergelegd en met
advies bij de Kamer is ingediend, en de kaders die door het Ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap in de werkopdracht aan SLO zijn vastgesteld en toelichten waarom
er gekozen is voor het aanbrengen van deze verschillen?
37
Kunt u toelichten waarom «het herstellen van onvolkomenheden» als zodanig moeten worden
bestempeld en niet als het aanpassen van bewust ontworpen verschillen die invloed
hebben op het curriculum en waarbij dus ook voor een andere oplossing gekozen had
kunnen worden?
38
Hoe verhoudt de verkleinde ontwerpruimte voor de bètavakken zich tot de noodzaak voor
meer technisch opgeleide mensen?
39
Waarom is ervoor gekozen om af te wijken van het advies de Wetenschappelijke Curriculumcommissie
om de basisvaardigheden in alle vakken aan bod te laten komen?
40
Kunnen de basisvaardigheden, waaronder digitale geletterdheid en burgerschap, bij
alle profielvakken worden ondergebracht?
41
Welke vakken komen eventueel in beeld als minder vakken in het gemeenschappelijk deel
niet ten koste mag gaan van de beoogde beheersing van basisvaardigheden door de leerlingen?
42
Hoeveel dagen hebben scholen bij de overgang tussen primair en voortgezet onderwijs
als zij aarzelen tussen een advies voor de praktijkschool en de basisberoepsgerichte
leerweg? Is de tijd ruim genoeg om ook het gesprek aan te gaan met ouders voor een
goed afgewogen advies?
43
Wat zijn concreet de consequenties voor leerlingen door de verminderde ontwerpruimte
voor diverse vakken? Wat merken de leerlingen daar in de praktijk van?
44
Kunt u toelichten waarom bepaalde onderdelen van basisvaardigheden verloren dreigen
te gaan als ze in profielvakken aan bod komen (elke leerling volgt deze immers), mits
er uiteraard gewaarborgd wordt dat ze aan bod komen?
45
Is geïnventariseerd welke basisvaardigheden aan bod (kunnen) komen in de profielvakken?
Zo ja, kunt u een overzicht delen? Zo nee, wat is de reden dat deze inventarisatie
niet heeft plaatsgevonden?
46
Wat is de reden dat ervoor is gekozen Excel te benoemen als basisvaardigheid voor
de vervolgstudie en één om in de bovenbouw aan te leren, en niet als een basisvaardigheid
die moet worden aangeleerd in de onderbouw, zodat leerlingen deze in de profielvakken
kunnen toepassen?
47
Welke scholen of regio's tonen de grootste verbeteringen en kunnen deze als voorbeeld
dienen voor andere gebieden?
48
In hoeverre zijn culturele verschillen en meertaligheid bij leerlingen onderdeel van
de nieuwe aanpak van basisvaardigheden?
49
Welke overwegingen liggen ten grondslag aan uw keuze om een leerlingvolgsysteem in
de onderbouw, met een set aan toetsen, verplicht in te voeren, mede gezien de toetsdruk
die men ervaart in het onderwijs?
50
Kunt u onderbouwen waarom de extra inzet op basisvaardigheden een aanpassing van de
ontwerpruimte voor bovenbouwleerlingen vraagt, terwijl de inzet op de basisschool
en in de onderbouw bepalend zijn voor het niveau van 15-jarigen op het gebied van
basisvaardigheden?
51
Zijn er grote verschillen in de leervolgsystemen in het basisonderwijs, voortgezet
onderwijs en speciaal onderwijs en leidt dit in sommige gevallen tot onnodige bijzaken
of zelfs missende kernzaken?
52
Hoe verklaart u de discrepantie tussen de beleden waardering voor het leren in de
praktijk en het ontbreken van specifieke aandacht hiervoor bij de toetsing van de
basisvaardigheden? Wat staat het in de weg als leerlingen bij toetsen hun basisvaardigheden
moeten toepassen in praktische, levensechte contexten binnen of buiten de school?
53
Waarom worden er begeleide leernetwerken opgezet en wordt er niet aangesloten bij
bestaande structuren?
54
Welke expertisepunten werken nu met zzp'ers of andere extern ingehuurde (private)
adviseurs om rechtstreeks advies te geven aan scholen en hoeveel zzp'ers of extern
ingehuurde adviseurs zijn dit?
55
Wat is de reden dat ervoor is gekozen om vier losse expertisepunten op te richten
in de plaats van één expertisepunt basisvaardigheden?
56
Hoe krijgt het tegengaan van laaggeletterdheid in gezinnen bij het programma Tel mee
met Taal zoal gestalte?
57
Welke gevolgen verwacht u voor alle opgestarte projecten en samenwerkingen die zijn
aangegaan vanuit het programma School en Omgeving als de bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord
worden uitgevoerd?
58
Kunnen alle leraren in het voortgezet onderwijs jaarlijks zestien extra uren claimen
voor professionalisering speciaal gericht op basisvaardigheden? Hoe kunnen leraren
zo'n claim effectueren ten opzichte van hun werkgever?
59
Hoe verklaart u dat in deze brief geen aandacht wordt besteed aan het praktijkonderwijs,
terwijl ook deze leerlingen op hun niveau zo goed mogelijk moeten worden voorbereid
op gebruik van hun basisvaardigheden in de maatschappij?
60
Op welke wijze draagt het Opleidingsberaad Leraren bij aan het weer centraal stellen
van het beroep, waarin de kwaliteit van het onderwijs leiden is?
61
Draagt het Opleidingsberaad Leraren bij aan een grotere zeggenschap bij de beroepsgroep?
62
Zijn er al positieve effecten bekend van het programma School en Omgeving? Zo ja,
welke zijn dat? Zo nee, wanneer kan de Kamer een rapportage verwachten?
X Noot
1
zzp: zelfstandige zonder personeel
X Noot
2
Kamerstuk 31 293, nr. 727
X Noot
3
Brief Platform Vakinhoudelijke Verenigingen in het Voortgezet Onderwijs, 19 juni 2024,
met Parlisnummer 2024D25667
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.