Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Aardema en Faber-van de Klashorst over het politieoptreden bij de Pro Palestina demonstratie in Amsterdam van week 19
Vragen van de leden Aardema en Faber-van de Klashorst (beiden PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het politieoptreden bij de Pro Palestina demonstratie in Amsterdam van week 19 (ingezonden 10 mei 2024).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 juni
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1889.
Vraag 1
Bent u bekend met het nieuwsartikel: «Demonstranten bezetten UvA-gebouw en maken zich
op voor langdurig verblijf, driehoek grijpt niet in»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het precieze verloop van de demonstratie en het optreden van
de politie? Kan u de Kamer hiervan verslag doen?
Antwoord 2
De verantwoordelijkheid voor het faciliteren en beschermen van het demonstratierecht
is belegd bij het lokale gezag. Hierover legt de burgemeester verantwoording af aan
de gemeenteraad. De burgemeester van Amsterdam heeft bij brief van 10 mei 20242 namens de Amsterdamse driehoek de gemeenteraad van Amsterdam geïnformeerd over de
afwegingen die een rol hebben gespeeld, het verloop van de besluitvorming en het politieoptreden
rondom deze demonstraties. Ik verwijs u naar deze brief, die ook een chronologisch
feitenrelaas bevat. Op 10 mei jl. heeft eveneens een debat plaatsgevonden in de gemeenteraad
van Amsterdam.
Vraag 3
Waarom werd er niet onmiddellijk opgetreden tegen het dragen van gezichtsbedekkende
kleding, het opwerpen van barricades, het plegen van vernielingen en het roepen van
leuzen zoals «from the river to the see» en «free, free palestine»?
Antwoord 3
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Vraag 4
Kunt u aangeven of er met uit het wegdek getrokken stenen is gegooid naar de politie
en/of daardoor gewonden zijn gevallen?
Antwoord 4
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Vraag 5
Waarom is er niet onmiddellijk opgetreden toen omstanders met houten latten/balken
werden geslagen, er was toch sprake van een noodweersituatie waarbij optreden vereist
was?
Antwoord 5
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Vraag 6
Waarom sprak de politie een demonstrant aan in kennelijk Arabisch, terwijl de voertaal
van de Nederlandse politie toch gewoon Nederlands is en ook bleek dat deze demonstrant
wel degelijk onze taal machtig was?
Antwoord 6
Het is niet aan mij als Minister van Justitie en Veiligheid om mij hierover uit te
laten. Het is aan het lokale gezag om te besluiten hoe de politie wordt ingezet, waarbij
de omstandigheden altijd worden meegewogen.
Vraag 7
Waarom werd er zolang gewacht met het beëindigen van deze toestand en het ontruimen
van het terrein van de universiteit?
Antwoord 7
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoeveel personen zijn aangehouden voor het plegen van strafbare feiten
en hoe het strafrechtelijke verloop daarna plaatsvond?
Antwoord 8
Ik verwijs u naar de beantwoording van vraag 2.
Vraag 9
Wat zijn de totale kosten van politie-inzet, de veroorzaakte schade van de bezetting
van Roeterseiland en gebouwen rond de Oude Manhuispoort? Worden die kosten verhaald
op de (aangehouden) demonstranten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
De politie-inzet maakt onderdeel uit van het reguliere politiewerk. In die zin is
geen sprake van extra kosten.
Het is aan de universiteit om schade aan universiteitsgebouwen al dan niet te verhalen.
Vraag 10
Onder de demonstranten lijken veel niet-Nederlanders te zitten; doen de diensten onderzoek
naar hun achtergrond en dan met name naar hun eventuele contacten met buitenlandse
(al dan niet verboden) organisaties? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Het louter zijn van niet-Nederlander is geen grond waarop de Algemene Inlichtingen-
en Veiligheidsdienst (AIVD) onderzoek kan verrichten. De AIVD kan op grond van artikel
8, tweede lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 onderzoek
doen naar personen of organisaties waarbij het vermoeden bestaat dat zij een gevaar
vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde, dan wel de nationale
veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat.
Ik kan niet ingaan op de vraag of individuele personen wel of niet aanwezig zijn geweest
bij een (tegen)demonstratie. Ook kunnen er in het openbaar geen uitspraken worden
gedaan over de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Vraag 11
Kunt u aangeven of en op welke manier en door wie deze demonstratie financieel gesteund
werd?
Antwoord 11
Ik beschik als Minister van Justitie en Veiligheid niet over een juridische grondslag
om deze gegevens te verwerken. Wanneer er aanwijzingen zijn voor strafbare feiten
dan is het aan het OM om te bepalen of en op welke wijze er onderzoek wordt gedaan
naar de geldstromen van organisaties.
Aanvullend ligt momenteel het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties
(Wtmo) voor behandeling in de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel biedt aanvullende mogelijkheden
om – indien er aantoonbare en gegronde redenen zijn – onderzoek te doen naar geldstromen
en hier zo nodig op te handhaven. Zo krijgen de burgemeester, het OM en andere specifiek
aangewezen overheidsinstanties de bevoegdheid om een informatieverzoek te doen aan
een maatschappelijke organisatie over één of meer donaties. Als de donaties substantieel
blijken, dan kan verder navraag gedaan worden naar de persoon van de donateur. De
burgemeester kan een informatieverzoek doen wanneer er sprake is van een (dreigende)
verstoring van de openbare orde. Het OM kan een informatieverzoek doen bij ernstige
twijfel of de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel of het bestuur
naar behoren wordt gevoerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.