Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Faber-van de Klashorst, Vlottes, Boon en Markuszower over de 'Stichting Plant een Olijfboom'
Vragen van de leden Faber-van de Klashorst, Vlottes, Boon en Markuszower (allen PVV) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Financiën over de «Stichting Plant een Olijfboom» (ingezonden 12 april 2024).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid), mede namens de Staatssecretaris
van Financiën (ontvangen 28 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2023–2024, nr. 1655.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht: «Woede om steun Hamas door hulporganisatie Plant een
Olijfboom: «ze juichen om slachting Israëli’s»»?1
Antwoord 1
Ja, dat bericht heb ik gelezen.
Vraag 2
Bent u het met de stelling eens dat het te walgelijk voor woorden is om de terroristische
aanslag van 7 oktober te verheerlijken?
Antwoord 2
Ja, daar ben ik het mee eens.
Vraag 3
Deelt u de mening dat hierbij aangezet wordt tot geweld als bedoeld in artikel 137d
Wetboek van Strafrecht? Zo ja, wat gaat u hier aan doen?
Antwoord 3
Het is aan het Openbaar Ministerie en ultiem de rechter om te bepalen of de door u
bedoelde handeling strafbaar is.
Vraag 4
Bent u bekend met het feit dat deze stichting een algemeen nut beogende instelling
(ANBI)-status heeft?
Antwoord 4
Ja, in het ANBI-register op de website van de Belastingdienst staat de Stichting Plant
een Olijfboom vermeld.
Vraag 5
Gezien de feiten dat de overheid van een stichting met ANBI-status verlangt dat die
een doelstelling heeft bestaande uit een visie en een missie en de visie van de betreffende
stichting luidt: Stichting Plant een Olijfboom werkt voor rechtvaardige vrede met
gelijkwaardigheid voor alle burgers, inclusief recht op terugkeer voor Palestijnse
vluchtelingen; hoe verhouden de uitlatingen die namens Stichting «Plant een Olijfboom»
zijn gedaan zich tot de visie van deze Stichting in relatie tot de ANBI-status?
Deelt u de mening van de PVV dat het «juichen om slachting Israëli’s» helemaal niets
te maken heeft met het dienen van het algemeen nut? Bent u dan ook bereid de ANBI-status
per direct in te trekken?
Antwoord 5 en 7
Allereerst wil ik benadrukken dat ik afstand neem van dergelijke uitlatingen die geweld
tegen een bepaalde groep verheerlijken. Niet-vervolgbare activiteiten of handelingen
die niet aansluiten bij eenieders overtuiging van wat behoort tot het «algemeen nut»
zijn echter geen grondslag om een instelling de ANBI-status te ontnemen.
Om als ANBI te kunnen worden aangemerkt moet een instelling (onder meer) uitsluitend
of nagenoeg uitsluitend (ten minste 90%) het algemeen nut beogen. Het begrip algemeen
nut is in de wet neutraal vormgegeven en wordt, zoals ook uit de jurisprudentie blijkt,
neutraal getoetst. Dit is een belangrijke eigenschap van de ANBI-regelgeving, maar
kan soms ongemakkelijk voelen als sprake is van gedrag van ANBI’s dat conflicteert
met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Dit is echter inherent aan het
neutrale karakter van de ANBI-regelgeving. Naar aanleiding van zorgen van Tweede Kamerleden
de afgelopen jaren over zulk gedrag van ANBI’s, is door de vorige Staatssecretaris
van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst een raadgevende commissie van deskundigen
ingesteld om te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn, al dan niet door aanpassing
van ANBI-regelgeving, om het algemeen nut karakter beter tot uitdrukking te laten
komen. Het rapport «Toezicht op algemeen nut» van deze raadgevende commissie biedt
een waardevol inzicht in de maatschappelijke waarde van ANBI’s en de wijze waarop
toezicht kan worden gehouden op ANBI’s zodat zij het algemeen nut (blijven) uitdragen.
Het rapport bevat een lijst met 25 sets Kamervragen over gedrag van ANBI’s dat conflicteert
met gangbare maatschappelijke waarden en opvattingen. Wat de casussen uit de Kamervragen
gemeen hebben, is dat het doorgaans gaat om zaken waar de Belastingdienst niet op
kan ingrijpen. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport «Toezicht op
Algemeen Nut» vindt het kabinet het belangrijk dat burgers die zich voor maatschappelijke
doelen willen inzetten, voldoende keuze hebben en ook kunnen bepalen welke activiteiten
van ANBI's zij wenselijk vinden. Tegelijkertijd vindt het kabinet het belangrijk om
zich uit te spreken over wat het kabinet als wenselijk maatschappelijk gedrag ziet
en dit uit te dragen. Daarom wordt langs verschillende lijnen gewerkt aan het bestrijden
van ongewenst gedrag door maatschappelijke organisaties, zoals ANBI's. De grens van
de vrijheid van ANBI’s om hun doelen na te streven ligt bij overtreding van de wet
(of daar waar toepassing van de integriteitstoets binnen de ANBI-regeling in beeld
komt) of daar waar een instelling door de rechter verboden wordt.
Vraag 6
Gezien de feiten dat één van de voorwaarden is dat er per jaar een financiële verantwoording
wordt gepubliceerd en wij deze op de website van de stichting niet hebben aangetroffen
evenals een verslag van de uitgeoefende activiteiten in 2023 en het enige verslag
dat te raadplegen is, een verslag is uit 2022 over de activiteiten van de stichting;
deelt u de mening dat de stichting daarmee niet voldoet aan de voorwaarden voor het
hebben van een ANBI-status? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het is juist dat een ANBI verplicht is om bepaalde gegevens te publiceren op een eigen
website, of op een gemeenschappelijke website van bijvoorbeeld een brancheorganisatie.
Het niet voldoen aan de publicatieplicht kan reden zijn om de ANBI-status van de betreffende
instelling in te trekken. In de praktijk krijgen instellingen van de Belastingdienst
de kans om omissies te herstellen en dat gebeurt ook vrijwel altijd.
Vraag 8
Bent u tevens bereid de FIOD opdracht te geven een onderzoek te starten naar de 900.000
euro liquide middelen van deze stichting, de oorsprong van deze geldstromen en de
financiële verantwoording zoals verplicht voor hun ANBI-status?
Antwoord 8
De Belastingdienst is gehouden aan de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen en kan daarom geen nadere informatie verstrekken over
individuele instellingen. Evenals de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit
en Belastingdienst laat ik mij niet uit over individuele zaken. Het is voorts aan
het Openbaar Ministerie om te besluiten of een strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld.
Vraag 9
Bent u het de PVV eens dat mocht blijken dat deze stichting geld heeft overgemaakt
aan Hamas of aan Hamas gelieerde organisaties dat deze Stichting dan direct verboden
moet worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Die bevoegdheid valt mij niet toe. Op grond van artikel 2:20 BW kan het openbaar ministerie
de rechter verzoeken een rechtspersoon, bijvoorbeeld een stichting, te ontbinden en
verboden te verklaren waarvan de werkzaamheid of het doel in strijd is met de openbare
orde. Deze mogelijkheid tot verbodenverklaring is recent nog verruimd (Wet van 23 juni
2021 tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden
tot het verbieden van rechtspersonen, Stb. 2021, 310). Door deze wetswijziging is verduidelijkt dat in ieder geval in strijd met de openbare
orde is het doel dat of de werkzaamheid van de rechtspersoon die leidt of klaarblijkelijk
dreigt te leiden tot een bedreiging van de nationale veiligheid of de internationale
rechtsorde of tot de ontwrichting van de democratische rechtsstaat of het openbaar
gezag. Verder is verduidelijkt dat in strijd met de openbare orde wordt vermoed te
zijn het doel dat of de werkzaamheid die leidt of klaarblijkelijk dreigt te leiden
tot aantasting van de menselijke waardigheid, geweld of het aanzetten tot haat of
discriminatie. Uiteindelijk is het aan de rechter om een en ander te beoordelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.