Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde Agenda informele Raad voor Concurrentievermogen op 8-9 juli 2024 (Kamerstuk 21501-30-610)
2024D27500 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de Geannoteerde Agenda
informele Raad voor Concurrentievermogen op 8-9 juli 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 610), Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsappreciatie Witboek over opties
voor het vergroten van de steun voor onderzoek en ontwikkeling waarbij technologieën
met een potentieel voor tweeërlei (dual-use) gebruik betrokken zijn (Kamerstuk 22 112, nr. 3910), Antwoorden op vragen commissie over o.a. de geannoteerde Agenda Raad voor Concurrentievermogen
23-24 mei 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 603), het Fiche: Mededeling biotechnologie en biofabricage (Kamerstuk 22 112, nr. 3946), Verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen (RvC) over consumentenbescherming
van 19 april 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 609) en het Verslag Raad voor Concurrentievermogen 23-24 mei 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 608)
De fungerend-voorzitter van de commissie,
Stoffer
Adjunct-griffier van de commissie,
Teske
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-Fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
geannoteerde agenda voor de informele Raad voor Concurrentievermogen op 8–9 juli 2024.
Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat het lange termijn concurrentievermogen
een prioriteit wordt voor het Hongaarse voorzitterschap. Wat betekent «lange termijn»
in dit opzicht? Hoe hangt dit samen met het Europese doel om in 2040 90% van de CO2-reductie te hebben gerealiseerd en een klimaatneutraal Europa in 2050? Hoe gaat de
Minister ervoor zorgen dat deze doelen elkaar niet in de weg staan maar juist versterken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het goed om te lezen dat Nederland
zich in het debat over het Europese concurrentievermogen gaat inzetten voor het versterken
en eerlijker maken van de interne markt, maar lezen in de toelichting hierover voornamelijk
speerpunten met betrekking tot het versterken van de interne markt. Deze leden nemen
aan dat de Minister ook inzet op het eerlijker maken van de interne markt gezien een
van de doelen in haar visie op de Nederlandse economie dat de samenleving moet meeprofiteren
van die (groeiende) economie. Wat betekent het voor de Minister precies dat de interne
markt eerlijker gemaakt moet worden? Gaat dit enkel over eerlijke concurrentie tussen
bedrijven? Of ook dat het geld dat verdiend wordt door het kapitaal van aandeelhouders,
het harde werken van werknemers en al het faciliterend beleid van de overheden eerlijk
wordt verdeeld? Dat de samenleving meeprofiteert? Hoe is de Minister van plan de interne
markt van de Europese Unie eerlijker te maken? Op welke manieren gaat zij hiervoor
pleiten in de Europese Raad? De Europese Unie kan met een aantal economieën op de
wereld niet concurreren als het gaat over arbeidskosten of milieuregelgeving, wat
volgens deze leden maar goed is ook. Wat is dan in de visie van de Minister de manier
om de concurrentie wel aan te gaan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er binnen
de Raad verschillend wordt gedacht over hoe betere financiering voor de dubbele transitie
gerealiseerd dient te worden, zo wil een deel van de lidstaten de toegang tot privaat
kapitaal vergroten, terwijl een andere lidstaten juist extra publieke middelen willen
voor de industrie. Wat is hierin de positie van Nederland? Hoe gaat de Minister pleiten
voor meer middelen om de dubbele transitie te versnellen? Eerder heeft de Minister
gesteld dat het onwenselijk is dat er een subsidierace op de interne markt gaat ontstaan.
Uiteraard moet, in lijn met de constateringen van de Europese rekenkamer, bestaande
middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet en is daarnaast niet een goede om manier
om die race te voorkomen met substantiële Europese middelen? Wat betekent betere financiering
voor de Minister? Makkelijker, goedkoper, of meer? Kan de Minister aangeven hoe de
financiering in de Europese Unie zich verhoudt tot financieringsmogelijkheden in andere
grote economieën zoals China, India en de Verenigde Staten?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat er veel nadruk wordt gelegd op het
verminderen van de administratieve lasten voor bedrijven. Het verminderen van de administratieve
lasten is natuurlijk goed, hoewel ook wet- en regelgeving vaak ook een doel dienen.
Hoeveel gaat het verminderen van de administratieve lasten de Unie helpen om de concurrentieslag
met China, de Verenigde Staten en andere economieën aan te kunnen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over biogrondstoffen.
In het fiche: Mededeling biotechnologie en biofabricage lezen deze leden dat het kabinet
in de biotechnologie naast grote kansen, ook dilemma’s op ethisch gebied ziet. Daarom
is het van belang dat de Europese Commissie de verschillende ethische uitganspunten
ten aanzien van biotechnologie meeneemt en dat deze zorgvuldig worden afgewogen. Een
concreet voorbeeld zijn de herbicide resistent gemaakte gewassen, waar het kabinet
kritisch tegenover staat. Deze leden delen deze zorgen. Is er een proces hoe om te
gaan met deze dilemma’s? Kan het kabinet zich inzetten om ervoor te zorgen dat eerst
deze ethische dilemma’s worden beslecht voordat er hard verder wordt gegaan met ontwikkelen
van deze technologieën?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet zich ook uitspreekt
voor het belang van duurzaamheid van biogrondstoffen. Deze leden vinden dit ook belangrijk,
zeker gezien de grote zorgen en duidelijke aanwijzingen dat bij de import van houtige
biomassa er allerlei zaken misgaan. Eerder dit jaar heeft het Planbureau voor de Leefomgeving
(PBL) de studie Trajectverkenning klimaatneutraal 2050 uitgebracht en daaruit blijkt
dat er veel potentie voor biogrondstoffen is in de Europese Unie, en dan specifiek
voor de landbouw en marginale/verlaten gronden. Wat vindt de Minister ervan om zich
in te zetten om enkel van deze, Europese, bronnen biogrondstoffen te winnen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet twijfelt of de genoemde
deelacties, zoals de mogelijke opname van biotechnologie en biofabricage in het acceleratorwerkprogramma
2025 en het betrekken van de Europese Investeringsbank (EIB)-groep, voldoende is om
het voor private investeerders aantrekkelijk te maken om te investeren in de sector.
Dit zal het kabinet dan ook als aandachtspunt meenemen richting de Commissie. Het
kabinet is er geen voorstander van dat als alternatief voor deze uitdaging wordt gekeken
naar nieuwe publieke EU-middelen. Wat ziet het kabinet dan wel als mogelijkheid?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat biogebaseerde producten over
het algemeen hogere kosten voor grondstoffen en technische processen hebben dan fossiele
producten en dit zorgt voor een onwenselijk concurrentienadeel en gemist verduurzamingspotentieel,
mede veroorzaakt door subsidiëring van fossiele en andere producten. Is de Minister
bereid aan de Europese Commissie te vragen wat voor verschil het afschaffen van fossiele
subsidies voor grondstoffen de business case voor biogrondstoffen zou helpen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tot slot hoe de Minister het Fiche:
Mededeling biotech en biofabricage bij deze en volgende edities van de Raad voor Concurrentievermogen
gaat betrekken, aangezien het niet in de geannoteerde agenda terugkomt voor de Raad
van 8 en 9 juli.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-Fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en onderhavige
stukken voor de Raad voor Concurrentievermogen en wensen hierover nog enkele verduidelijkende
vragen over te stellen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat onder andere voor Nederland het lange termijn
EU-concurrentievermogen een prioritair thema is voor de aankomende Commissieperiode.
Uit welke acties blijkt dat het lange termijn EU-concurrentievermogen voor Nederland
een prioritair thema is?
De leden van de VVD-fractie vernemen verder via de Geannoteerde agenda dat het verminderen
van administratieve lasten een prioriteit moet blijven de komende Commissieperiode.
Deze leden onderschrijven deze prioriteit. Zij vragen echter wel wat de laatste stand
van zaken is rondom het aanstellen van een Europese mkb-gezant, die de belangrijke
taak heeft om deze administratieve lasten voor bedrijven te verminderen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er veel lidstaten zorgen hebben over de economische
veiligheid, en zich inzetten voor het mitigeren van strategische afhankelijkheden.
Deze leden vragen in hoeverre Nederland samen optrekt met andere Europese landen om
deze strategische afhankelijkheden af te bouwen.
De leden van de VVD-fractie constateren uit het diversenpunt van de geannoteerde agenda
blijkt dat een deel van de lidstaten de toegang tot privaat kapitaal wil vergroten,
terwijl andere lidstaten juist extra publieke middelen willen voor de industrie. Deze
leden vragen wat de eigen gewenste route van de Minister is om betere financiering
te realiseren. Daarnaast zijn deze leden benieuwd hoe ervoor consensus gezorgd kan
worden tussen de lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele Raad voor Concurrentievermogen op 8-9 juli. Deze leden hebben
nog een aantal vragen naar aanleiding van de kabinetsappreciatie van het rapport Much
more than a market van Enrico Letta (hierna: rapport-Letta).
De leden van de NSC-fractie zijn blij dat het concurrentievermogen van Europa nadrukkelijk
op de agenda staat, omdat deze leden ook zien dat het onder druk staat. Zij zijn dan
ook nadrukkelijk voor het versterken van de Europese interne markt en zijn blij dat
de knelpunten worden geadresseerd. Deze leden vinden echter dat er op verschillende
punten te makkelijk wordt gedacht over de oplossingsrichtingen.
De leden van de NSC-fractie vinden in de eerste plaats dat harmonisatie van wetgeving
op veel vlakken goed kan zijn, maar een oproep om maximale harmonisatie schuurt met
het subsidiariteitsbeginsel. Hoe kijkt de Minister naar deze tegenstelling? Hoe wil
de Minister hierover in gesprek gaan in Brussel? Welke voorbeelden wil zij daarbij
gebruiken?
De leden van de NSC-fractie zijn het eens met de appreciatie van het kabinet wanneer
het stelt dat onderwijs een nationale competentie is en moet blijven. Tegelijkertijd
vinden deze leden wel dat de Minister zou kunnen adresseren dat Europese landen elkaar
op dit moment sterk beconcurreren op het gebied van talent. Een gezamenlijke visie
op welke competenties het meest schaars zijn in relatie tot het benodigde industriebeleid
zou wel een goede stap kunnen zijn. Hoe denkt de Minister hierover?
Wat betreft de kapitaalmarktunie willen de leden van de NSC-fractie aangeven voor
harmonisatie van regelgeving te zijn om financierbaarheid binnen Europa te verbeteren.
Kan de Minister aangeven welke regelgeving verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktunie
het meest in de weg staat?
De leden van de NSC-fractie zijn kritisch over het feit dat de kapitaalmarktunie al
jaren niet van de grond komt. Wat denk de Minister dat we kunnen leren van dit proces?
Wat kunnen we komende jaren beter doen om ervoor te zorgen dat we niet telkens tegen
dezelfde belemmeringen oplopen?
De leden van de NSC-fractie lezen in het rapport-Letta een lange lijst van sectoren
waaraan gewerkt zou moeten worden. Hoewel deze leden de benoemde knelpunten herkennen,
vinden zij het werken aan alle knelpunten tegelijk te ambitieus. Deel de Minister
deze mening? Zo ja, welke prioriteitstelling zou voor Nederland de juiste zijn?
De leden van de NSC-fractie zijn met het rapport-Letta van mening dat aanbesteden
in Europees verband een krachtig extra middel kan zijn om innovatie, duurzaamheid
en sociale doelstellingen te ondersteunen. Deze leden lezen dat het kabinet het hiermee
eens is, maar dat het ook wil vragen om verdere analyse en wil waken voor een one-size
fits-all benadering. Kan de Minister deze risico’s nader duiden, eventueel met voorbeelden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-Fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Raad voor Concurrentievermogen en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie waarderen de inzet van de Minister op het aanpakken van
territoriale leveringsbeperkingen. Zij vernemen dat er op de afgelopen Raad voor Concurrentievermogen
is gesproken en dat de Eurocommissaris voornemens is een eigen analyse te starten
en alle lidstaten te horen. Kan de Minister dit proces nader schetsen? Hoe en wanneer
wordt de Tweede Kamer hierbij betrokken? In de schriftelijke ronde voorafgaand aan
de afgelopen Raad gaf de Minister aan na de Raad een Europees krachtenveld te kunnen
schetsen, maar het verslag was hier summier over. Kan de Minister alsnog een zo volledig
mogelijk beeld geven van het Europese krachtenveld op dit onderwerp? Kan zij ook een
update geven van de overige voortgang, zowel nationaal als internationaal, op het
dossier territoriale leveringsbeperkingen? Tot slot, kan de Minister een reflectie
geven op de miljoenenboete voor het concern Mondelez inzake het opleggen van territoriale
restricties aan klanten?
De leden van de D66-fractie onderschrijven het standpunt dat de nieuwe strategische
agenda van de Raad stelt dat er eigen Europese capaciteit moet worden opgebouwd in
kritische sectoren om afhankelijkheden te beperken. Deze leden zijn daarom ongerust
over de geplande miljardenbezuinigingen van het aanstaande kabinet op onderwijs, innovatie
en wetenschap. Kan de Minister ingaan op de mate waarin andere lidstaten investeren
in onderwijs, innovatie en wetenschap en hoe dit zich verhoudt tot de Nederlandse
investeringen? Wat is het effect van deze bezuinigingen op de 3% Lissabondoelstelling
en wat betekent deze bezuiniging voor onze internationale positie met betrekking tot
investeringen in Research and Development (R&D)? Betekent de aanstaande bezuiniging
een risico dat Nederland een gunstige positie ten aanzien van kritische sectoren kan
verliezen? En in het licht van deze bezuiniging, wat is de Nederlandse inzet met betrekking
tot het nieuwe Europese Horizon onderzoeksprogramma? Hoe reageren andere lidstaten
op deze bezuinigingen?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat verschillende Europese lidstaten – waaronder
aanstaand voorzitter Hongarije – pleiten voor een nieuwe deal voor concurrentievermogen
binnen de Europese Unie. Wat is de concrete inzet van het kabinet als het gaat om
het versterken van het concurrentievermogen binnen Europa? Met welke concrete ingrepen
in de interne markt kan de markt vrijer, eerlijker en concurrerender worden gemaakt
ten behoeve van ondernemers en consumenten? In de kabinetsappreciatie van het rapport-Letta
over de interne markt wordt positief gereageerd op de aanbeveling om een vijfde vrijheid
– die van onderwijs en innovatie – toe te voegen aan de vrije markt. Het kabinet zegt
voorstellen te verwelkomen, maar waar denkt de Minister zelf aan om deze vrijheid
te bewerkstelligen? In hoeverre ondersteunt de inzet van het nieuwe kabinet zoals
verwoord in het Hoofdlijnenakkoord «onderwijs en innovatie» als nieuwe pijler in de
vrije interne Europese markt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-Fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de
informele Raad voor Concurrentievermogen. Deze leden hebben nog een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie merken op dat er weinig concreets is te lezen in het fiche
betreffende biotech. Zo valt er weinig te lezen over zogenaamde rode biotechnologie,
over medische en farmaceutische toepassingen. Deze leden zien hier een geopolitieke
zwakte. Geneesmiddelen staan onder veel wetten en toezicht vanwege de veiligheid.
Daarom vragen deze leden waarom er ook nog een aparte GGO-regelgevig moet gaan gelden,
en of een meer gedifferentieerde aanpak aangekaart kan en moet worden.
De leden van de BBB-fractie hebben tevens een vraag over de European Pharma Legislation.
Deze leden vragen in welke hoedanigheid de herziening van deze wetgeving de biotechsector
van de Europese Unie en Nederland kan schaden en in hoeverre er ruimte is dit in te
brengen bij de Raad voor Concurrentievermogen. Deze leden vrezen namelijk dat deze
wetgeving ertoe zal leiden dat de biotechbedrijven zich sneller zullen vestigen in
het buitenland zodra deze wetgeving wordt aangenomen. Kan in de Raad het belang van
een gezonde markt worden benadrukt in de totstandkoming van deze wetgeving? Kan tevens
het belang van het verder aantrekken van buitenlandse investeringen in de sector worden
benadrukt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-Fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken met
betrekking tot de Raad voor Concurrentievermogen. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de Volt-fractie zijn verheugd om te lezen dat een nieuwe overeenkomst
voor het Europees concurrentievermogen topprioriteit is. Deze leden lezen dat de Europese
Raad oproept om werk te maken van de aanjagers van het concurrentievermogen, zijnde
een geïntegreerde kapitaalmarktunie, versterking van de interne markt, investeringen
in onderzoek en innovatie waarbij we de 3% Lissabondoelstelling behalen, een energie-unie
en industriebeleid. Deze leden steunen deze oproep van harte maar hebben wel enkele
vragen hierover. Met betrekking tot geïntegreerde kapitaalmarktunie zijn er veel verschillende
zienswijzen om dit tot stand te brengen. Gelet op de urgentie en het belang van een
geïntegreerde kapitaalmarktunie willen deze leden graag weten welke fundamentele stappen
er op de korte termijn genomen kunnen worden om dichterbij een geïntegreerde kapitaalmarktunie
te kunnen komen? Met betrekking tot de 3% Lissabondoelstelling vragen zij of de Minister
een update kan geven van het aandeel van publieke investeringen in onderzoek en innovatie,
ook in het kader van het schrappen van het Nationaal Groeifonds en de geplande bezuinigingen
op het fonds Onderzoek en Wetenschap. Kan de Minister tevens aangeven wat het exacte
aandeel is van het fonds Onderzoek en Wetenschap met betrekking tot de Lissabondoelstelling?
Deelt de Minister ook de zorgen van onder andere NWO dat door het schrappen dan wel
bezuinigen op het Nationaal Groeifonds en het fonds Onderzoek en Wetenschap onze kennispositie
en concurrentievermogen afneemt? Kan de Minister tot slot een overzicht geven van
publieke investeringen die bijdragen aan de 3% Lissabondoelstelling? Zo niet, waarom
niet?
De leden van de Volt-fractie lezen in de Ex-post evaluatie Horizon 2020 dat adequaat
budget en stabiliteit van doorslaggevend belang is voor het behalen van de doelen
van het programma. Deze leden onderstrepen dit, maar zien ook dat er is bezuinigd
op Horizon. Kan de Minister aangeven hoe zij de verhouding zien tussen enerzijds een
stabiel en adequaat budget en anderzijds de bezuinigingen die hebben plaatsgevonden
op het Horizon programma? Welke mogelijkheden ziet de Minister om er in de toekomst
voor te zorgen dat een fonds gericht op het versterken van het Europees innovatiepotentieel
zoals Horizon adequaat gefinancierd wordt en stabiel blijft?
De leden van de Volt-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het rapport-Letta,
waarin er vele aanbevelingen staan om de interne markt te versterken. Letta pleit
voor het toevoegen van een vijfde vrijheid voor vrij verkeer van onderzoek en innovatie.
Deze leden onderschrijven het belang hiervan zodat er een innovatief ecosysteem kan
ontstaan dat in staat is om de maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden. Zij
hebben wel enkele vragen hierover. Kan de Minister concreet aangeven wat bedoeld wordt
met het toevoegen van een vijfde vrijheid voor onderzoek en innovatie? Wat is het
krachtenveld met betrekking tot het toevoegen van een vijfde vrijheid? Zijn er landen
die hierin een voortrekkersrol willen spelen en kan zij drie concrete barrières noemen
die er op dit moment zijn met betrekking tot het verkeer van onderzoek en innovatie?
Met betrekking tot de vele aanbevelingen vragen deze leden welke van de aanbevelingen
van het rapport-Letta dit kabinet als prioritair beschouwt en hoe de implementatie
daarvan eruit zal zien. Hoe gaat het vervolgproces met betrekking tot het rapport-Letta
er precies uitzien? Deze leden lezen ook dat er een nieuwe horizontale interne marktstrategie
komt. Kan de Minister aangeven welke zaken zij als essentieel beschouwt om in de nieuwe
horizontale interne marktstrategie toe te voegen?
De leden van de Volt-fractie lezen ten slotte in het BNC-fiche mededeling biotechnologie
en biofabricage dat de Europese Commissie biotechnologie en biofabricage wil stimuleren
en dit cruciaal is voor het concurrentievermogen en de modernisering van de Europese
economie. Deze leden onderstrepen dit en hebben hier enkele vragen over. Zij lezen
dat de Europese Commissie acht acties voorstelt waaronder de oprichting van een EU-Biotech
Hub, een instrument voor biotechnologie bedrijven om eenvoudiger door regelgevingskaders
te navigeren en steun voor opschaling te identificeren. Deze leden merken op dat opschaling
van biotechnologie in verschillende lidstaten enkele belemmeringen kent, zoals maatschappelijke
acceptatie van kweekvlees. Ook kennen enkele lidstaten een verbod op kweekvlees. In
dit kader vragen deze leden wat de inzet van het kabinet gaat zijn om deze obstakels
weg te nemen? Welke concrete mogelijkheden ziet zij om de maatschappelijke acceptatie
van de biotechnologiesector te vergroten? Met betrekking tot de geopolitieke aspecten
ziet het kabinet de noodzaak om als Europa gezamenlijk op te trekken aangezien landen
buiten de Europese Unie fors investeren in biotechnologie en biofabricage. Naast forse
investeringen zijn de mogelijkheden tot opschaling essentieel voor deze innovatieve
bedrijven van de toekomst. Welke mogelijkheden ziet de Minister om de barrières rondom
opschaling weg te nemen?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
C.M. Teske, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.