Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Piri over de uitvoering van de Spreidingwet
Vragen van het lid Piri (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de uitvoering van de Spreidingwet (ingezonden 16 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 27 juni
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1671.
Vraag 1
Kunt u toezeggen dat de ambtelijke ondersteuning die gemeenten moeten verlenen bij
de uitvoering van de Spreidingwet 100% wordt vergoed? Kunt u aangeven op welke wijze
dit gaat gebeuren?
Antwoord 1
In de Code Interbestuurlijke verhoudingen (2004) zijn tussen het Kabinet, het Interprovinciaal.
Overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen afspraken
gemaakt over hoe de overheden met elkaar samenwerken. Hierin is onder meer opgenomen
wat er gedaan moet worden om de overheid beter te laten functioneren zodat ieder zijn
verantwoordelijkheid in het bestel kan waarmaken om maatschappelijke opgaven sneller,
effectiever en democratisch gelegitimeerd aan te pakken. De wijze waarop medeoverheden
door het Rijk worden gefinancierd bij het verkrijgen van nieuwe taken maakt onderdeel
uit van deze afspraken. Het Kabinet handelt met betrekking tot de invoering van de
Spreidingswet conform deze afspraken.
Vraag 2
Klopt het dat er nog geen duidelijkheid is over de verdeling van de middelen voor
uitvoering van de wet, waardoor het voor gemeenten onduidelijk is of zij noodzakelijke
specifieke expertise kunnen aantrekken? Zo ja, kunt u gemeenten hier zo snel mogelijk
duidelijkheid over geven?
Antwoord 2
Door het verkrijgen van een wettelijke taak, zijn er ook financiële middelen gereserveerd
voor de gemeenten. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid werkt, in overleg met
de VNG, aan de uitwerking en verdeling van deze middelen. Gemeenten hoeven deze vergoeding
niet zelf aan te vragen. Op korte termijn ontvangen zij hier meer informatie over.
Vraag 3
Klopt het dat tot op heden de kaders voor exploitatie door gemeenten, waaronder die
voor kleinschalige opvang ontbreken? Zo ja, kunt u gemeenten hier zo snel mogelijk
duidelijkheid over geven?
Antwoord 3
Het kwaliteitskader exploitatie door gemeenten is gereed en zend ik u bij de Kamerbrief
inzake de uitvoeringsagenda flexibilisering van de asielketen toe (Kamerstuk: 2024Z11276). Om gemeenten handvatten te bieden en praktisch te ondersteunen volgt er aanvullend
op het kwaliteitskader nog een handreiking. Het COA heeft reeds kaders voor kleinschalige
opvang vastgesteld waarvoor COA de exploitatie doet. Voor de meeste gemeenten biedt
dit al uitkomst
Vraag 4
Hoe snel kan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) een opvang realiseren op
een ter beschikking gestelde locatie en hoe worden gemeenten geïnformeerd over de
realisatietermijnen en de capaciteit van het COA?
Antwoord 4
De termijn waarop door het COA reguliere opvang gerealiseerd kan worden is sterk situationeel
afhankelijk en wordt beïnvloed door vele factoren en omstandigheden. Zo is het van
belang of gebruik kan worden gemaakt van bestaande locaties waarbij in alle benodigde
vergunningen en toestemmingen reeds is voorzien of dat er moet worden overgegaan op
nieuwebouw waarbij alle toestemmingen nog moeten worden verzorgd. Ook wanneer gebruik
gemaakt kan worden van bestaande locaties moeten deze meestal nog geschikt worden
gemaakt voor het verblijf van asielzoekers. Waarbij in verscheidene gevallen het COA
zich ook dient te houden aan aanbestedingsregels.
Het COA gaat er afhankelijk van de omgevingsfactoren vanuit dat een traject voor het
realiseren van reguliere opvang van enkele weken en maanden tot 3 jaar in beslag neemt.
Vraag 5
Kunt u toezeggen dat u zoveel mogelijk leegstaande locaties in eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf
zult aanwenden voor asielopvang en dat u de reeds daarvoor beschikbaar gestelde locaties,
zoals de Regulusweg in Den Haag, zult handhaven?
Antwoord 5
Het Rijksvastgoed bedrijf heeft aangegeven, daar waar de mogelijkheid bestaat, medewerking
te verlenen aan het realiseren van opvang in leegstaande locaties die in eigendom
zijn van het Rijksvastgoedbedrijf.
Vraag 6 en 7
Kunt u specifiek aangeven welke ruimtelijke instrumenten u danwel de provincies tot
hun beschikking krijgen om locaties voor asielopvang aan te wijzen? Is dit instrumentarium
hetzelfde als bij een provinciale indeplaatsstelling als een gemeente haar taakstelling
voor het huisvesten van statushouders niet nakomt?
Kunt u concreet toelichten hoe het interbestuurlijk toezicht en de bevoegdheid om
dwang toe te passen eruit komt te zien? Is er bijvoorbeeld een escalatieladder?
Antwoord 6 en 7
Het uitgangspunt van het IBT is het generiek toezicht zoals is vastgesteld in de wet
Revitalisering Generiek toezicht (2012). Het is de Minister die toezicht houdt op
de uitvoering van de wet, niet de provincie. Als gemeenten niet voldoen aan de opdracht
in het verdeelbesluit kan indeplaatsstelling door de Minister aan de orde zijn (gebruikelijk
interbestuurlijk toezicht). De stappen in het interbestuurlijk toezicht bij taakverwaarlozing
zijn signaleren, informatie opvragen en valideren, actief toezicht, vooraankondiging
juridische interventie, besluit tot indeplaatsstelling en uitvoeren («escalatieladder»).
Dat betekent dat de taken die de gemeente heeft in het kader van het verdeelbesluit,
het zorgen voor noodzakelijke gemeentelijke vergunningen, en/of het aanpassen van
het bestemmingsplan of de beheers verordening door de Minister wordt overgenomen.
Tegen het besluit tot indeplaatsstelling staat bezwaar en beroep open. Voor de indeplaatsstelling
is het «Algemeen beleidskader indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing» van toepassing.
Vraag 8
Klopt het dat de bekostiging van het nieuwkomersonderwijs ingaat op de dag van aankomst,
in plaats van de eerste schooldag? Zo ja, kunt u ervoor zorgen dat gezien de tekortkomingen
de daadwerkelijk genoten onderwijstijd mee wordt geteld voor de nieuwkomersbekostiging
die scholen ontvangen, in plaats van de aankomstdatum?
Antwoord 8
In de huidige situatie ontvangen scholen twee jaar aanvullende bekostiging voor nieuwkomers
gerekend vanaf de datum van vestiging in Nederland (primair onderwijs) dan wel eerste
datum verblijfsrecht of de datum binnenkomst in Nederland (voortgezet onderwijs).
Een uitzondering hierop zijn de overige vreemdelingen in het primair onderwijs.1 Daarvoor kan een schoolbestuur één jaar aanvullende bekostiging ontvangen.
Deze systematiek wordt op dit moment aangepast. De Minister voor Primair en Voortgezet
onderwijs heeft uw Kamer hier recent over geïnformeerd.2 Voor het primair onderwijs wordt per 1 juli 2024 bekostigd op basis van de dag van
eerste inschrijving in het onderwijs. Een dergelijke aanpassing voor het voortgezet
onderwijs is voorzien per 1 januari 2026. Met deze wijzigingen sluit de bekostiging
voor het grootste deel aan bij de daadwerkelijke gevolgde onderwijstijd.
Vraag 9
Heeft u een beeld van de sociale infrastructuur zoals het aanbod van onderwijs, zorg
en inburgering en hoe zich dat verhoudt met de aantallen nieuwkomers?
Antwoord 9
De druk is hoog op onderwijs, zorg en inburgering. Het kabinet heeft daar oog voor
en werkt aan oplossingen waar nodig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.