Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over budget voor de ondersteuning van leerlingen
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks-PvdA) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over budget voor de ondersteuning van leerlingen (ingezonden 14 mei 2024).
Antwoord van Minister Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 24 juni 2024).
Vraag 1 en 3
Bent u ervan op de hoogte dat samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs (PPO)
Rotterdam onlangs aankondigde dat schoolbudget voor de ondersteuning van leerlingen
voor het lopende schooljaar 2023–2024 niet meer aangevraagd kan worden?1
Heeft u in beeld wat de consequenties zijn voor individuele leerlingen? Zijn er bijvoorbeeld
leerlingen die nu niet meer de nodige ondersteuning krijgen om onderwijs te volgen?
Antwoord 1 en 3
Ja. Naar aanleiding van uw vragen hebben mijn ambtenaren contact opgenomen met het
samenwerkingsverband PPO Rotterdam. Dat het schoolbudget voor het lopende schooljaar
niet meer aangevraagd kan worden, betekent niet dat leerlingen die het nodig hebben,
geen ondersteuning meer kunnen krijgen. Er zijn namelijk ook andere vormen van ondersteuning.
Bij het samenwerkingsverband PPO Rotterdam is de expertise in dienst van het samenwerkingsverband.
Aan elke Rotterdamse primair onderwijs-school is een zogenaamde schoolcontactpersoon
van PPO Rotterdam verbonden. Deze kan samen met zijn of haar collega’s nog steeds
ondersteuning bieden binnen de school.
Het samenwerkingsverband geeft aan dat er geen leerlingen tussen wal en schip zijn
gevallen omdat het schoolbudget niet meer kan worden aangevraagd. De Inspectie van
het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft ook geen signalen ontvangen dat leerlingen
nu niet meer de nodige ondersteuning krijgen om onderwijs te volgen. Mochten er onverhoopt
toch leerlingen of ouders zijn met vragen over de aanvragenstop of de geboden oplossingsmogelijkheden,
dan kunnen zij contact opnemen met de betrokken schoolcontactpersoon van PPO Rotterdam.
Is dat niet voldoende dan beschikt PPO Rotterdam ook over ouderfunctionarissen en
een onafhankelijk ouder- en jeugdsteunpunt.
Vraag 2
Spelen soortgelijke situaties ook op andere plekken? Wordt dit gemonitord door de
Inspectie van het Onderwijs of een ander toezichthoudend orgaan?
Antwoord 2
De inspectie heeft op dit moment geen signalen dat soortgelijke situaties spelen op
andere plekken. Monitoring hiervan ligt primair bij het intern toezichthoudend orgaan
van het samenwerkingsverband. Als signalen over dergelijke situaties de inspectie
bereiken, dan neemt de inspectie doorgaans contact op met het samenwerkingsverband.
De inspectie vraagt dan naar het verhaal achter het signaal en gaat na of zo’n situatie
de ondersteuning van de leerlingen niet raakt of waar nodig voor andere oplossingen
wordt gezorgd. Treft de inspectie tekortkomingen aan, dan geeft de inspectie een herstelopdracht
en kan zij dit opvolgen door het doen van een herstelonderzoek.
Vraag 4
Hoe kan het dat het schoolbudget niet meer aangevraagd kan worden terwijl het Samenwerkingsverband
Passend Primair onderwijs Rotterdam eind 2022 nog € 4.605.115 aan mogelijk bovenmatig
publiek eigen vermogen had en daarmee een van de samenwerkingsverbanden is met de
hoogste bovenmatige financiële reserves?2
Antwoord 4
De keuze om het schoolbudget voor 2023–2024 te sluiten voor aanvragen is het gevolg
van een afweging die is gemaakt door het samenwerkingsverband. Samenwerkingsverbanden
ontvangen vanuit het Rijk middelen om passend onderwijs vorm te geven. Een deel van
deze middelen gaat rechtstreeks naar het gespecialiseerd onderwijs, en het overgebleven
geld kan het samenwerkingsverband inzetten voor het zorgen voor passend onderwijs
voor de leerlingen in de regio.
Het samenwerkingsverband geeft aan dat het schoolbudget voor 2024 naar beneden is
bijgesteld omdat de reserves geen ruimte meer bieden om overschrijdingen op te vangen.
Hoewel het samenwerkingsverband eind 2022 nog € 4,6 mln. aan bovenmatig eigen vermogen
had, was dit in 2023 al sterk afgenomen, mede vanwege de generieke korting op de reserves
van samenwerkingsverbanden die ik op initiatief van uw Kamer heb toegepast, en is
de verwachting dat het bovenmatig eigen vermogen in 2024 helemaal is afgebouwd.
Vraag 5
Hoe beoordeelt u het dat het schoolbudget niet meer aangevraagd kan worden, terwijl
uit het meest recente openbare jaarverslag van PPO Rotterdam (2022) blijkt dat het
aantal thuiszitters is toegenomen?3
Antwoord 5
Het samenwerkingsverband bepaalt grotendeels zelf hoe zij de middelen inzet. Het feit
dat het schoolbudget niet meer aangevraagd kan worden geeft aan dat dit schoolbudget
voor dit schooljaar geheel gebruikt is. Het samenwerkingsverband houdt de verantwoordelijkheid
voor het bieden van een dekkend netwerk in de regio. Samen met de scholen moeten zij
zorgen dat elke leerling een plek heeft en de ondersteuning krijgt die de leerling
nodig heeft.
Wij zien geen directe relatie tussen het niet meer kunnen aanvragen van het schoolbudget
en het aantal thuiszittende leerlingen in de regio. Tegelijkertijd werken we aan de
landelijke stijging van het aantal leerlingen dat verzuimt. Over mijn aanpak hiervoor
heb ik u recent geïnformeerd.4
Vraag 6
Hoe beoordeelt u in dat licht dat in datzelfde jaarverslag wordt gemeld dat het eigen
vermogen niet wordt afgebouwd tot de Inspectienorm van 3,5%, maar het samenwerkingsverband
een hogere reserve wil aanhouden, namelijk van 5%?5
Antwoord 6
Om de wettelijke taak en maatschappelijke opgave goed te kunnen vervullen en om te
kunnen gaan met onverwachte ontwikkelingen, is enige reserve uiteraard relevant voor
een samenwerkingsverband. Echter, onderwijsgeld moet naar onderwijs gaan. Een bovenmatig
eigen vermogen is niet gewenst want daarmee wordt geld dat is bedoeld voor de ondersteuning
van leerlingen niet ingezet. We hebben in het kader van het sectorplan voor de afbouw
van de reserves bij samenwerkingsverbanden afgesproken het eigen vermogen wanneer
deze bovenmatig is, en dus boven de 3,5%, in te zetten voor passend onderwijs.6 Dat is dan ook het uitgangspunt waarop ik de generieke korting heb toegepast. Het
is daarom ook goed dat het samenwerkingsverband heeft aangegeven werk te maken van
het afbouwen van reserves en aangeeft per 2024 het eigen vermogen af te bouwen tot
onder 3,5% van de totale baten en daarmee meer afbouwt dan de 5% die in het jaarverslag
van 2022 staat vermeld.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat uit het Technisch rapport financiële kwaliteit, bijlage bij
de Staat van het Onderwijs, nog steeds blijkt dat het percentage samenwerkingsverbanden
met een bovenmatige financiële reserve weliswaar is afgenomen, maar nog steeds 67,5%
is, terwijl de Inspectie van het Onderwijs ook constateert dat het niet goed gaat
met de ondersteuning van leerlingen die passend onderwijs nodig hebben? Zijn er behalve
personeelstekorten meer redenen waarom geld dat voor ondersteuning is bedoeld, hier
niet aan wordt uitgegeven?7
Antwoord 7
Ik vind het ongewenst als er bovenmatige eigen reserves zijn in het onderwijs, ook
bij de samenwerkingsverbanden. Onderwijsgeld moet namelijk naar onderwijs gaan. Het
geconstateerde percentage betreft de cijfers van 2022, en zijn daarmee de cijfers
die de basis zijn geweest voor het toepassen van de generieke bekostigingskorting
in 2023.
Vanaf 1 juli zijn de gegevens over het jaar 2023 beschikbaar en hebben we meer inzicht
wat het effect van de korting is. Uw Kamer wordt hier voor de begrotingsbehandeling
OCW over geïnformeerd.
Personeelstekorten zijn inderdaad een oorzaak van het niet uitgeven van geld. Samenwerkingsverbanden
geven daarnaast onder andere aan dat zij laat in het kalenderjaar (extra) geld ontvangen
dat dan ook nog dat kalenderjaar zou moeten worden uitgegeven. Zij ervaren de tijd
dan vaak als te kort om dit gericht en doelmatig te doen. Middelen die niet in het
kalenderjaar van ontvangst worden ingezet, worden dan onderdeel van de reserves om
op een later moment besteed te kunnen worden. Verder geven zij aan dat de informatievoorziening
niet altijd op orde is, waardoor het moeilijker is om te sturen op ontwikkelingen
nu en in de toekomst, zodat zij zich soms genoodzaakt voelen om een hogere reserve
aan te houden.
Vraag 8
Heeft u of de Inspectie van het Onderwijs een goed beeld van het beleid per samenwerkingsverband
en in hoeverre dat bijdraagt aan de doelstellingen van passend onderwijs? Worden samenwerkingsverbanden
met bijvoorbeeld hoge aantallen thuiszitters hierop aangesproken? Zo ja, hoe ziet
het toezicht eruit?
Antwoord 8
In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband is het beleid van het samenwerkingsverband
beschreven en uitgewerkt, onder andere in de vorm van doelstellingen. In zijn algemeenheid
ziet de inspectie dat deze doelstellingen per regio aansluiten en bijdragen aan de
doelstellingen van passend onderwijs.
Als er sprake is van (signalen van) thuiszitters, dan betrekt de inspectie dit in
haar toezicht; de inspectie gaat bij het samenwerkingsverband na wat de oorzaak is
en of er sprake is van verwijtbaarheid. Van verwijtbaarheid is bijvoorbeeld sprake
als een samenwerkingsverband niet zorgt voor een passend aanbod. De inspectie stelt
dan een tekortkoming (geen dekkend netwerk) vast en geeft het samenwerkingsverband
een herstelopdracht.
Vraag 9
Worden jaarverslagen van samenwerkingsverbanden ook actief doorgelezen om te kijken
naar doelstellingen en worden zij erop aangesproken als blijkt dat zij zich niet aan
de Inspectienormen willen houden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Een samenwerkingsverband beschrijft in zijn ondersteuningsplan hoe het vorm en inhoud
geeft aan passend onderwijs in de regio en welke beoogde resultaten het hiermee wil
bereiken. De inspectie gaat in haar toezicht na – onder andere door bestudering van
het jaarverslag – of en hoe het samenwerkingsverband hierover vervolgens verantwoording
aflegt. Een van zaken die de inspectie toetst, is of het samenwerkingsverband er in
zijn jaarverslag verantwoording over aflegt als sprake is van een reserve boven de
signaleringswaarde (conform artikel 3, lid 2, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs).
Vraag 10
Kunt u aangeven of u tevreden bent met de uitkomsten van de motie Westerveld cs. die
vraagt om samenwerkingsverbanden met bovenmatige financiële reserves te korten en
dat geld te investeren in passend onderwijs?8
Antwoord 10
Met het korten op de reserves van de samenwerkingsverbanden heb ik invulling gegeven
aan een breed gesteunde motie van de Tweede Kamer.9 De motie Bisschop/Peters, die in april 2023 opriep om toch van deze korting af te
zien, kreeg daarna geen meerderheid.10 Daarom ben ik overgegaan tot een generieke korting. Met de middelen die hiermee beschikbaar
zijn gekomen, heb ik onder andere gericht kunnen bijdragen aan de verbetering van
het residentieel onderwijs en van het onderwijs aan hoogbegaafden. Dit draagt bij
aan passend onderwijs voor deze kwetsbare groepen. Of de generieke korting ook heeft
bijgedragen aan het structureel verminderen van de reserves bij samenwerkingsverbanden,
wordt duidelijk zodra de jaarverslagen over 2023 beschikbaar zijn. Daarover informeer
ik u voor de begrotingsbehandeling van OCW.
Vraag 11
Hoe kan het dat een deel van dit geld juist weer ten goede is gekomen aan samenwerkingsverbanden
die al hoge financiële reserves hadden, zoals blijkt uit een eerdere analyse van de
redactie van het Onderwijsblad van de AOb?11 Hoe gaat u ervoor zorgen dat de financiële reserves van juist deze samenwerkingsverbanden
niet verder stijgen, maar juist wordt gezorgd dat deze bedragen én de bovenmatige
financiële reserves ten goede komen aan onderwijs en ondersteuning?
Antwoord 11
De middelen die zijn vrijgekomen met de toepassing van de korting zijn deels ingezet
om de beschikbare budgetten voor de subsidieregelingen voor residentieel onderwijs
en hoogbegaafdheid te verhogen.12 Hier konden alle samenwerkingsverbanden een beroep op doen. Een belangrijk verschil
is dat deze middelen geoormerkt zijn en daarmee specifiek voor deze doelen worden
toegekend. Als gevolg daarvan worden ze tijdens de looptijd van de subsidie niet automatisch
onderdeel van de financiële reserve. Na afloop van de subsidie kunnen eventueel overgebleven
middelen van de subsidie ingezet worden voor andere activiteiten van het samenwerkingsverband.
Die middelen kunnen dan mogelijk wel onderdeel worden van de financiële reserve.
Vraag 12
Wat zijn de uitkomsten van de gesprekken die u heeft gevoerd met samenwerkingsverbanden
over het voorkomen dat in de toekomst de (bovenmatige) financiële reserves weer toenemen,
zoals de motie vraagt, en is toegezegd in de Kamerbrief van 19 september 2023?13 Wat is de status van deze afspraken en wie ziet erop toe dat deze daadwerkelijk worden
uitgevoerd?
Antwoord 12
In de gesprekken naar aanleiding van deze motie is het belang van het afbouwen van
de reserves benadrukt. Ik informeer uw Kamer voor de begrotingsbehandeling van OCW
nader over de stand van zaken van de reserves van de samenwerkingsverbanden, hoe deze
zich ontwikkelen en of op basis daarvan aanvullende afspraken nodig zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.