Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 578 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de verschillende data voor
de transitieperiode van de Wet toekomst pensioenen naar een algemene maatregel van
bestuur te verplaatsen, om deze periode een jaar te verlengen en deze data zo nodig
in de toekomst makkelijker te kunnen wijzigen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 150f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «uiterlijk 31 december 2036 eindigt» vervangen
door «uiterlijk eindigt op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het eerste lid, onderdeel b, vast te stellen algemene
maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
B
Artikel 150n wordt als volgt gewijzigd:
1. In het negende lid wordt «op 1 januari 2037» vervangen door «op een bij algemene
maatregel van bestuur te bepalen tijdstip,».
2. Na het tiende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. De voordracht voor een krachtens het negende lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
C
Artikel 150p wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid kan een pensioenfonds dat op 1 juli van het bij algemene
maatregel van bestuur te bepalen jaar geen implementatieplan heeft ingediend bij de
toezichthouder, voor dat jaar en de daaropvolgende jaren gedurende de transitieperiode
geen overbruggingsplan indienen.
2. In het derde lid wordt «maar uiterlijk op 1 januari 2027» vervangen door «maar uiterlijk
op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
3. Na het negende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. De voordracht voor een krachtens het tweede en derde lid vast te stellen algemene
maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
D
Artikel 150q wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een pensioenfonds dat van plan is een overbruggingsplan in te dienen, meldt dit voor
1 april van het betreffende jaar aan de toezichthouder. Deze melding kan achterwege
blijven voor zover de toezichthouder in het voorgaande jaar heeft ingestemd met een
overbruggingsplan van dat fonds. Een pensioenfonds dat na een of meer jaren overbruggingsplannen
te hebben ingediend, in een jaar in plaats van een overbruggingsplan een herstelplan
indient bij de toezichthouder, doet dit binnen drie maanden na de bij algemene maatregel
van bestuur te bepalen tijdstippen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het pensioenfonds dient het overbruggingsplan ter instemming in bij de toezichthouder
nadat het pensioenfonds de dekkingsgraad heeft vastgesteld op 31 december van enig
jaar. Indien een pensioenfonds voor een jaar een overbruggingsplan indient, terwijl
het pensioenfonds in datzelfde jaar al een herstelplan heeft waarmee de toezichthouder
heeft ingestemd, vervangt dit overbruggingsplan als het is vastgesteld het herstelplan.
De data waarop het pensioenfonds het overbruggingsplan uiterlijk indient, worden bij
algemene maatregel van bestuur bepaald.
3. In het derde lid wordt «maar uiterlijk 1 januari 2027» vervangen door «maar eindigt
niet later dan op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
4. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b vervalt «in het overbruggingsplan voor het jaar 2023 of 2024».
b. In onderdeel c vervalt «in de overbruggingsplannen voor de jaren 2024, 2025 of 2026».
5. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. De voordracht voor een krachtens het eerste, tweede en derde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
E
Artikel 220e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «doch uiterlijk op 31 december 2026» vervangen
door «maar uiterlijk op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
2. In het derde lid wordt «op of na 1 januari 2027» vervangen door «op of na een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
3. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. De voordracht voor een krachtens het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid vast
te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
F
Artikel 220g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «maar uiterlijk 1 januari 2027» vervangen door «maar uiterlijk
een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
2. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
G
Artikel 220ha wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, wordt «uiterlijk op 31 december
2028 is ontstaan» vervangen door «uiterlijk is ontstaan op een bij algemene maatregel
van bestuur te bepalen tijdstip».
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, vast
te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
H
Artikel 220i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «maar uiterlijk tot 1 januari 2027» vervangen door
«maar uiterlijk tot en met een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het eerste lid, aanhef, vast te stellen algemene
maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
ARTIKEL II
In de Wet op de loonbelasting 1964 wordt aan artikel 18a een lid toegevoegd, luidende:
11. Het tijdstip, genoemd in het zesde lid, kan bij algemene maatregel van bestuur worden
vervangen door een ander tijdstip. De voordracht voor een krachtens de eerste zin
vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
ARTIKEL III
In artikel 39a van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt «maar uiterlijk 1 januari 2027» vervangen door «maar uiterlijk
tot en met een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip» en wordt een
zin toegevoegd, luidende:
De voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van
bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
ARTIKEL IV
De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 145e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «uiterlijk 31 december 2036 eindigt» vervangen
door «uiterlijk eindigt op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het eerste lid, onderdeel b, vast te stellen algemene
maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
B
Artikel 145m wordt als volgt gewijzigd:
1. In het negende lid wordt «op 1 januari 2037» vervangen door «op een bij algemene
maatregel van bestuur te bepalen tijdstip,».
2. Na het tiende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
11. De voordracht voor een krachtens het negende lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
C
Artikel 145o wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. In afwijking van het eerste lid kan een beroepspensioenfonds dat op 1 juli van het
bij algemene maatregel van bestuur te bepalen jaar geen implementatieplan heeft ingediend
bij de toezichthouder, voor dat jaar en de daaropvolgende jaren gedurende de transitieperiode
geen overbruggingsplan indienen.
2. In het derde lid wordt «maar uiterlijk op 1 januari 2027» vervangen door «maar uiterlijk
op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
3. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. De voordracht voor een krachtens het tweede en derde lid vast te stellen algemene
maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
D
Artikel 145p wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een beroepspensioenfonds dat van plan is een overbruggingsplan in te dienen, meldt
dit voor 1 april van het betreffende jaar aan de toezichthouder. Deze melding kan
achterwege blijven voor zover de toezichthouder in het voorgaande jaar heeft ingestemd
met een overbruggingsplan van dat fonds. Een beroepspensioenfonds dat na een of meer
jaren overbruggingsplannen te hebben ingediend, in een jaar in plaats van een overbruggingsplan
een herstelplan indient bij de toezichthouder, doet dit binnen drie maanden na de
bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstippen.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het beroepspensioenfonds dient het overbruggingsplan ter instemming in bij de toezichthouder
nadat het beroepspensioenfonds de dekkingsgraad heeft vastgesteld op 31 december van
enig jaar. Indien een beroepspensioenfonds voor een jaar een overbruggingsplan indient,
terwijl het beroepspensioenfonds in datzelfde jaar al een herstelplan heeft waarmee
de toezichthouder heeft ingestemd, vervangt dit overbruggingsplan als het is vastgesteld
het herstelplan. De data waarop het beroepspensioenfonds het overbruggingsplan uiterlijk
indient, worden bij algemene maatregel van bestuur bepaald.
3. In het derde lid wordt «maar uiterlijk 1 januari 2027» vervangen door «maar eindigt
niet later dan op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
4. Het zevende lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel b vervalt «in het overbruggingsplan voor het jaar 2023 of 2024».
b. In onderdeel c vervalt «in de overbruggingsplannen voor de jaren 2024, 2025 of 2026».
5. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. De voordracht voor een krachtens het eerste, tweede en derde lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp
aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
E
Artikel 214d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «doch uiterlijk op 31 december 2026» vervangen
door «maar uiterlijk op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
2. In het derde lid wordt «op of na 1 januari 2027» vervangen door «op of na een bij
algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
3. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. De voordracht voor een krachtens het eerste lid, onderdeel b, en het derde lid vast
te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
F
Artikel 214e wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «maar uiterlijk 1 januari 2027» vervangen door «maar uiterlijk
een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
2. Na het zevende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel
van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers
der Staten-Generaal is overgelegd.
G
Artikel 214fa wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, wordt «uiterlijk op 31 december
2028 is ontstaan» vervangen door «uiterlijk is ontstaan op een bij algemene maatregel
van bestuur te bepalen tijdstip».
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 2°, vast
te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken
nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
H
Artikel 214g wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «maar uiterlijk tot 1 januari 2027» vervangen door
«maar uiterlijk tot en met een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip».
2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. De voordracht voor een krachtens het eerste lid, aanhef, vast te stellen algemene
maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan
beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
ARTIKEL V
In artikel XIV, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toekomst pensioenen wordt «in
het jaar 2038» vervangen door «in het tweede jaar volgend op het einde van de compensatieperiode,
bedoeld in artikel 150f, eerste lid, onderdeel b, van de Pensioenwet».
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.