Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Belastingconstructies
2024D26114 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 20 juni 2024 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst voorgelegd
over de beantwoording van een drietal sets schriftelijke Kamervragen inzake Belastingconstructies.
De fungerend voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de diverse brieven samenhangend
met «Belastingconstructies» en hebben hierover nog enkele vragen.
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven of er een uniforme
internationale definitie bestaat van «High net worth individuals» en zo ja, wat deze
definitie dan behelst?
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven welke OESO-landen
steun hebben uitgesproken voor een belastingheffing van «High net worth individuals»?
Begin dit jaar viel er in de pers te lezen dat er sprake was van «momentum» over het
extra belasten van «extreem rijken», zo constateren deze leden. Wat is de status hiervan?
Zijn er concrete voorstellen gedaan en zo ja, welke?
Kan de Staatssecretaris nader toelichten wat de effecten zijn van maatregelen in verband
met het belasten van «high net worth individuals» in nationaal verband ten opzichte
van internationaal verband?
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven of de mogelijkheid
van een onbelaste kapitaalterugbetaling een unieke Nederlandse maatregel is, dan wel
of deze in brede internationale zin eveneens wordt gehanteerd? Kortom wijkt Nederland
internationaal gezien op dit vlak significant af van andere landen?
Kan de Staatssecretaris voor de leden van de PVV-fractie de bedrijfseconomische waarde
van een onbelaste kapitaalteruggave nader in kaart brengen? In hoeverre zou het bedrijfsleven
dan wel de Nederlandse concurrentiepositie schaden als de kapitaalteruggave niet meer
mogelijk zou zijn, dan wel beperkt zou worden?
De leden van de PVV-fractie lezen uit de brief van de Staatssecretaris van begin dit
jaar dat er op dit moment nog zes dividendstripping zaken onder de rechter zijn. Wanneer
worden deze zaken behandeld? Kan de Staatssecretaris aangeven bij hoeveel fraudezaken
de Belastingdienst is betrokken? Op welk fiscaal gebied hebben deze zaken betrekking?
Kan de Staatssecretaris aangeven wat de potentiële budgettaire impact is van deze
zaken?
Nederland schijnt ten opzichte van Duitsland meer «speelruimte» te hebben in de aanpak
van dividendfraude. Kan de Staatssecretaris een overzicht verstrekken op welke manier
Duitsland «succesvoller» is dan Nederland, afgezet tegen andere Europese landen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de antwoorden van de Staatssecretaris
op de schriftelijke vragen over belastingconstructies met interesse gelezen. Deze
leden hebben enkele vervolgvragen.
Deze leden zijn benieuwd naar de wettelijke behandeling van onbelaste kapitaalterugbetalingen
in het verleden. Wanneer zijn artikel 4.13, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting
2001 en artikel 3, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de dividendbelasting 1965
toegevoegd en zijn deze bepalingen ooit geëvalueerd? Indien er een evaluatie heeft
plaatsgevonden, wat zijn daarvan de uitkomsten? In hoeverre hebben (relatief) recente
ontwikkelingen, zoals een sterke toename van internationale geldstromen en financiële
globalisering in het algemeen in de afgelopen halve eeuw, geleid tot heroverweging
van deze artikelen? Zijn er in het verleden wijzigingen aangebracht aan de genoemde
wetsartikelen, alsmede aan artikel 3a van de Wet op de dividendbelasting 1965? Wat
was destijds de aanleiding voor deze wijzigingen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen voorts graag beter begrijpen onder
welke omstandigheden agiostortingen plaatsvinden, waardoor het fiscaal erkend kapitaal
toeneemt, die niet lang daarna onbelast weer terug worden betaald. Kan de Staatssecretaris
hierop een toelichting geven? Deze leden constateren dat een onderneming die dividend
ontvangt van een dochteronderneming dit dividend kan benutten om een lening te verstrekken
aan een derde, al dan niet gelieerde, onderneming. Klopt het dat het voor de moederonderneming
en deze derde onderneming vervolgens mogelijk is om de aldus ontstane schuld om te
zetten in aandelenkapitaal via een zogeheten «debt-equity swap»? Is het nieuwe aandelenkapitaal
dan fiscaal erkend kapitaal en kan het onbelast terug worden betaald aan de moederonderneming,
ook als die zich in het buitenland bevindt en dus geen gebruik kan maken van de inhoudingsvrijstelling?
Kan de buitenlandse aandeelhouder van de moederonderneming dan vervolgens dividend
ontvangen zonder Nederlandse dividendbelasting te hoeven betalen en mogelijk ook zonder
dividendbelasting in een ander land als de moederonderneming zich in een jurisdictie
bevindt waar geen dividendbelasting wordt geheven? Klopt het dat de bovenstaande route
volledig is toegestaan en dus niet geldt als misbruik? Zijn er daarmee geen antimisbruikbepalingen
van toepassing? Wat is het oordeel van de Staatssecretaris hierover? Is de Staatssecretaris
het met de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie eens dat de hierboven beschreven route
niet de oorspronkelijke bedoeling kan zijn van de desbetreffende wetsbepalingen?
Kan de Staatssecretaris een theoretisch voorbeeld geven van een niet-bestaande onderneming
die de bovenstaande route benut en met behulp van een stroomschema uitleggen wat er
gebeurt en waarom er uiteindelijk wel of geen dividendbelasting wordt betaald?
Indien hier sprake is van een ontwijkingsroute, kan deze dan ook worden gebruikt door
natuurlijke personen die een aanmerkelijk belang houden en daarover belasting zouden
moeten betalen in box 2? Kan deze belasting worden ontweken door winsten eerst via
de hierboven beschreven route over te brengen naar een buitenlandse vennootschap,
waarna deze vennootschap de winsten uitkeert aan de aanmerkelijk belang-houder?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris ook of de Staatssecretaris
in het kader van het bovenstaande artikel 3.5, lid 6 van de Wet op de dividendbelasting
1965 kan toelichten. Hoe beoordeelt de Belastingdienst of een aandelenruil, splitsing
of fusie «niet plaatsvindt op grond van zakelijke overwegingen»? Wat doet de Belastingdienst
op het moment dat er sprake is van een grensoverschrijdende transactie? Wat is de
informatiepositie van de Belastingdienst als het gaat om het aandeelhouderschap van
buitenlandse vennootschappen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan uitleggen
wat er gebeurt met de dividendbelastingclaim als er sprake is van fusies met of verkoop
aan ondernemingen die in andere landen zijn gevestigd. Kan de Staatssecretaris uitleggen
welke invloed grensoverschrijdende fusies of verkopen hebben op het fiscaal erkende
kapitaal van een onderneming?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn daarnaast benieuwd of de Staatssecretaris
bereid is de regels aangaande micro-ondernemingen zodanig te wijzigen dat ondernemingen
met zeer grote kasstromen uitgebreider moeten rapporteren. Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar het feit dat maar liefst zes EU-lidstaten geen micro-ondernemingen kennen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beantwoording
van een drietal sets schriftelijke vragen over «Belastingconstructies» en de daarbij
behorende schriftelijke vragen en antwoorden. De leden van de VVD-fractie hebben nog
enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van minimumbelasting dat er momenteel
steun lijkt te zijn vanuit enkele andere landen om minimumbelasting voor miljardairs
in OESO-verband te bespreken. Op welke termijn zal hierover in OESO-verband worden
gesproken? Voor welke andere landen is de belastingheffing van miljardairs een prioriteit?
Welke landen zijn geen voorstander van de wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs?
De Verenigde Staten lijkt nog altijd geen stappen te zetten om de Pijler-2 regels
in te voeren. Welke consequenties heeft dit concreet voor de concurrentiepositie van
het Nederlandse bedrijfsleven? Wat kan de Staatssecretaris doen om de wereldwijde
implementatie van Pijler 2 te versnellen? Bent u het met de leden van de VVD-fractie
eens dat het onwenselijk is dat het uitstel van invoering van Pijler 2 in landen zoals
de Verenigde Staten en China zorgt voor een ongelijk speelveld waarin multinationals
alle tijd en ruimte krijgen om structuren aan te passen waardoor belastingen zoals
de bijheffing wordt voorkomen? Wat is de verwachting van landen zoals de Verenigde
Staten en China voor de wereldwijde minimumbelasting voor miljardairs? Welke vervolgstappen
gaat het kabinet zetten om hier nog meer aandacht voor te vragen binnen de OESO?
De leden van de VVD-fractie vragen wat we kunnen leren van de onderhandelingen over
en de implementatie van Pijler 2 voor multinationale ondernemingen? Dit in relatie
tot de voorzichtige stappen die worden ondernomen om te komen tot een minimumbelasting
voor miljardairs?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van doorstroomvennootschappen dat er
naar aanleiding van de problematiek van doorstroomvennootschappen is gekeken naar
de jaarrekeningrichtlijn om een aangepaste inkomstendrempel te hanteren. Wat is volgens
het kabinet de definitie van de doelgroep waarop de aangepaste berekening van toepassing
dient te zijn? Wat zijn de gevolgen van de berekening voor andere sectoren en voor
de rest van de jaarrekening? Wat is de aanpak vanuit de Europese Unie om misbruik
van doorstroomvennootschappen aan te pakken? Hebben landen buiten de Europese Unie
te maken met de doorstroomvennootschappen? Zo ja, bent u het met de leden van de VVD-fractie
eens dat dit OESO-breed moet worden aangepakt kijkend naar de concurrentiepositie?
De leden van de VVD-fractie zijn blij om te lezen dat er coördinatiegroepen zijn die
zich actief en specifiek richten op de bestrijding van constructies waarmee het betalen
van belasting wordt ontweken. Welke stappen heeft u concreet gezet om een beter zicht
te krijgen in de geldstromen van doorstroomvennootschappen? Welke ontwikkelingen binnen
de coördinatiegroepen hebben er plaatsgevonden op basis van gegevens van deze doorstroomvennootschappen?
Hoe wordt er op dit moment geacteerd op dergelijke signalen vanuit de Belastingdienst?
Worden deze bevindingen in EU-verband gedeeld voor een betere gezamenlijke aanpak?
De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van terugbetaling van kapitaal dat een
terugbetaling van kapitaal onder omstandigheden onbelast kan plaatvinden en in lijn
is met de letter en de geest van de wet. Is de route om dit te bewerkstelligen (een
voorafgaande statutenwijziging om de nominale waarde van de aandelen te verminderen)
niet omslachtig? Is het de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB 1965) die deze
route noodzakelijk maakt? Waarom is agio niet in de wet geformuleerd? Welke afwegingen
waren betrokken bij dit besluit? Zou het niet eenvoudiger – en minder «verdacht» zijn –
als een kapitaalteruggave rechtstreeks uit het agio kan worden gedaan?
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat vennootschappen om bedrijfseconomische
redenen ervoor kiezen om een betaling aan haar aandeelhouders te doen middels een
terugbetaling van kapitaal op een dividenduitkering. Welke bedrijfseconomische redenen
zijn er om juist te kiezen voor een terugbetaling van kapitaal? En juist niet voor
een dividenduitkering?
De leden van de VVD-fractie lezen dat een woordvoerder van het Ministerie van Financiën
heeft gezegd dat de bestrijding van dividendstripping bemoeilijkt zal worden door
de uitspraak van de Hoge Raad. Door welke aspecten van de uitspraak door de Hoge Raad
wordt de bestrijding van dividendstripping bemoeilijkt? Welke (materiële) maatregelen
neemt u om de aanpak van de dividendstripping verder te versterken? Hoever bent u
in het onderzoek over welke maatregelen tegen dividendstripping gebruikt worden in
andere EU-landen? Welke alternatieven, naast de genoemde houdsterperiode, worden meegenomen
in het onderzoek van succesvolle maatregelen in andere landen? Vindt u een houdsterperiode
een wenselijk alternatief? Kunt u al iets zeggen over de effectiviteit van de maatregel
rondom de bewijslastverdeling die per 1 januari 2024 is ingevoerd?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris ten aanzien van de aanpak
van constructies een overzicht kan geven van alle maatregelen die in de afgelopen
10 jaar zijn genomen om de aanpak van belastingontwijking te intensiveren. Kan het
resultaat van deze inzet worden gekwantificeerd? Hoe verhoudt Nederland zich in dezen
met de landen om ons heen? Wat zijn de meest recente cijfers voor het verloop van
financiële stromen vanuit Nederland naar laagbelastende jurisdicties?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de beantwoording
van de verschillende schriftelijke vragen omtrent belastingconstructies. Deze leden
hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie vinden het cruciaal dat iedereen eerlijk belasting betaalt,
zowel bedrijven als individuen. De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen.
Het is dus zeer onwenselijk als sterk winstgevende bedrijven of zeer vermogende individuen
tegen de geest van de wet in belasting ontwijken of ontduiken. De leden van de D66-fractie
zijn blij met de stappen die er de afgelopen jaren gezet zijn op deze dossiers. Deze
leden zien dat als een goed begin, maar niet het eindpunt. Het is daarom de hoop van
deze leden dat dit beleid wordt voorgezet en uitgebouwd. De leden van de D66-fractie
zijn benieuwd naar de visie van de Staatssecretaris hierop en hoe de Staatssecretaris
dit denkt te gaan bewerkstelligen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de antwoorden
van de Staatssecretaris op vragen van het lid Stultiens (GL-PvdA) over de vermeende
belastingontwijking van «de rijkste vrouw van Nederland» en hebben over deze set schriftelijke
vragen en antwoorden nog enkele vragen.
In antwoord op vraag 8 schrijft de Staatssecretaris het volgende: «Er is op dit moment
geen overzicht beschikbaar in hoeverre de beschreven route wordt gebruikt. Dit zou
een complexe analyse vragen van ofwel gegevens van de Kamer van Koophandel dan wel
van de aangiften vennootschapsbelasting over de jaren tot en met 2023, die op zijn
vroegst in 2026 beschikbaar zijn. Maar ook dan blijft het de vraag of een volledig
beeld op macroniveau gegeven kan worden gezien de complexiteit van de beschreven route
in het artikel. De Belastingdienst houdt terugbetalingen van kapitaal niet bij, omdat
een terugbetaling van kapitaal als zodanig niet kan worden aangemerkt als belastingontwijking.»
Kan de Staatssecretaris verder verduidelijken waarom aangiften pas enkele jaren later
beschikbaar zouden zijn? Vanwaar deze vertraging?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.