Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Stultiens over Sociale veiligheid TU Delft
Vragen van het lid Stultiens (GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over sociale veiligheid bij de TU Delft (ingezonden 22 april 2024).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 19 juni
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het feit dat Delta, het journalistieke platform van de TU Delft,
een artikel over sociale onveiligheid op een universiteitsafdeling onder protest offline
heeft gehaald1? Wat is hierover uw oordeel?
Antwoord 1
Ja, ik ben daar mee bekend. Ik betreur het dat dit artikel offline is gehaald. Onafhankelijke
journalistiek en persvrijheid zijn een groot goed dat te allen tijde bewaakt moet
worden. Zeker binnen universiteiten waar academisch debat en kritisch denken bij uitstek
hoog in het vaandel staan en gestimuleerd worden. Dit betekent dat er in universiteitsbladen
plaats moet zijn voor artikelen die kritisch zijn ten aanzien van de eigen organisatie.
Vraag 2
Deelt u de opvatting van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) dat de onafhankelijkheid
van hogeschool- en universiteitsmedia al langer onder druk staan2?
Antwoord 2
Ik ben mij ervan bewust dat er meerdere incidenten zijn geweest waarin de onafhankelijkheid
van hogeschool- en universiteitsmedia in het geding was. De opvatting dat de onafhankelijkheid
van hogeschool- en universiteitsmedia over de hele linie onder druk staat, deel ik
niet.
Vraag 3
Herinnert u zich uw antwoord op de vragen van Kwint & Westerveld3 dat u geen aanleiding zag voor een breed onderzoek naar de journalistieke vrijheid
bij hogeschoolkranten en universitaire redacties? Hoe kijkt u hier nu naar?
Antwoord 3
Ik zie nog steeds onvoldoende aanleiding voor een dergelijk breed onderzoek, maar
de journalistieke vrijheid vraagt wel extra aandacht. Zo spreek ik, bijvoorbeeld in
bestuurlijke overleggen, de besturen van hogescholen en universiteiten expliciet aan
op het borgen van de journalistieke vrijheid van hun nieuwsmedia. Ik verwacht van
alle instellingen dat de journalistieke onafhankelijkheid expliciet is vastgelegd,
bijvoorbeeld in een redactiestatuut, en dat er plaats is voor artikelen die kritisch
zijn ten aanzien van de eigen organisatie. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingen
om die journalistieke onafhankelijkheid te bewaken en hierover het gesprek te voeren
binnen de instelling. Ik zal hier voortdurend op blijven wijzen.
Vraag 4
Hoe vaak komt het binnen onderwijsinstellingen voor dat er een zwijgplicht wordt opgelegd?
Antwoord 4
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen enerzijds zwijgbedingen die zien
op de relatie tussen instelling en student en anderzijds zwijgbedingen die toezien
op de relatie tussen werkgever en werknemer. Het uitgangspunt in een civiele rechtsverhouding,
zoals tussen werkgever en werknemer, is dat partijen vrij zijn om te bepalen met wie
zij een overeenkomst willen sluiten evenals de inhoud van de overeenkomst. Een zwijgbeding
in een vaststellingsovereenkomst (hierna VSO) tussen werkgever en werknemer is daarom
binnen onderwijsinstellingen (net als in andere sectoren) geldig, tenzij de VSO door
inhoud of strekking in strijd is met de wet, de goede zeden of de openbare orde. Aangezien
VSO’s voorkomen in de relatie tussen werkgever en werknemer, heb ik geen zicht op
het aantal zwijgbedingen als onderdeel van dergelijke overeenkomsten binnen onderwijsinstellingen.
Ten aanzien van zwijgbedingen die betrekking hebben op de relatie tussen instelling
en student wordt momenteel een inventarisatie gemaakt naar aanleiding van de motie
van lid Kwint.4 Over de uitkomsten van deze inventarisatie zal uw Kamer voor het einde van het jaar
geïnformeerd worden.
Vraag 5
Wat is uw opvatting over dergelijke geheimhoudingsclausules? Wordt hiermee niet voorkomen
dat eventuele conflicten of problemen aan het licht komen?
Antwoord 5
Een geheimhoudingsclausule in een vaststellingsovereenkomst tussen werkgever en werknemer
betekent doorgaans dat partijen elkaar niet publiekelijk zullen schofferen, geen negatief
waardeoordeel zullen geven of onwaarheden zullen verkondigen. De clausule kan dus
in het belang zijn van zowel werkgever als werknemer. Ook geheimhoudingsclausules
tussen student en onderwijsinstelling kunnen in het belang van beide partijen zijn.
Ik vind het echter onwenselijk als geheimhoudingsclausules worden gebruikt om te vermijden
dat problemen of conflicten aan het licht komen of als de ene partij de ander onder
druk zet om akkoord te gaan met een dergelijke clausule. Beide partijen dienen in
gelijkwaardigheid tot overeenstemming te komen en de vrijheid te ervaren om hierin
hun eigen keuze te maken.
Vraag 6
Bent u het met de vakbonden eens dat sociale veiligheid binnen onderwijsinstellingen
een belangrijk onderdeel moet zijn van de (nieuwe) CAO?
Antwoord 6
Sociale veiligheid is de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen in hun
hoedanigheid als werkgever. Deze verantwoordelijkheid is geregeld in de Arbowet. Ik
vind het daarom positief dat de vakbonden ervoor kiezen om in het kader van de (nieuwe)
CAO hierover in gesprek te gaan met de instellingen. Eventuele afspraken in een CAO
kunnen deze verantwoordelijkheid uit de Arbowet nog concreter vormgeven.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.