Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over staatsexamen voortgezet onderwijs en normering centrale examens 2024 (Kamerstuk 31289-585)
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 589
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 juni 2024
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over de
brief van 2 april 2024 over staatsexamen voortgezet onderwijs en normeringcentrale
examens (Kamerstuk 31 289, nr. 585).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 april 2024 aan de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
4
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
5
Inbreng van de leden van de D66-fractie
6
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
6
II
Reactie van de bewindspersoon
6
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Voortgang verbeteragenda staatsexamens vo
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse de brief gelezen over
het staatsexamen voortgezet onderwijs. Al jaren kaarten deze leden aan dat dit stelsel
verbeterd moet worden. In 2021 heeft toenmalig onderwijsminister Slob een verbeteragenda
staatsexamen vo1 opgezet. De leden vinden het teleurstellend om te lezen waar deze agenda nu staat,
inmiddels drie jaar later. In de brief lezen zij dat eind 2024 pas een uitspraak kan
worden gedaan over de maatregelen waarvan het wenselijk is om deze uit te voeren,
wanneer deze maatregelen uitgevoerd kunnen worden en hoe deze bekostigd kunnen worden.
Daarna moet er een stappenplan komen om verbeteringen aan het staatsexamenproces te
realiseren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd wat er dan de afgelopen drie
jaar is gebeurd als nu na drie jaar nog geen concrete verbetering is ingezet. Hoeveel
vertraging heeft de verbeteragenda opgelopen en waarom? Hoe beoordeelt de Minister
zelf de voortgang van de verbeteragenda? Om beter een vinger aan de pols te kunnen
houden zouden deze leden in de beantwoording graag een overzicht willen krijgen per
punt op de verbeteragenda met wat er al gedaan is, wat er nog moet gebeuren, binnen
welke tijdlijn dit wordt verwacht en wanneer de doelen behaald zullen zijn. Zij lezen
dat de wens is om de komende vijf jaar tot een uitvoering van de verbeteragenda te
komen. Waarom wordt daar opnieuw vijf jaar de tijd voor genomen? Is er een mogelijkheid
waarop de verbeteragenda versneld kan worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ook benieuwd naar hoe het staat met de
uitvoering van de motie van het lid Westerveld over herkansingen voor certificatiekandidaten2? In de voortgangsrapportage over de verbeteragenda staatsexamens lezen deze leden
wel een inventarisatie over deelcertificaatkandidaten in het vso3, maar geen uitleg wat de afgelopen jaren is gebeurd om te kijken naar de mogelijkheden
voor een herkansing voor de leerlingen voor wie het certificaat noodzakelijk is voor
de vervolgopleiding (zoals de motie vraagt). Kan de Minister hierop ingaan?
Tijdelijke oplossing 2025 eerder inzage in CE4-resultaten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben gelezen met welke tijdelijke oplossing
de Minister komt voor 2025 om ervoor te zorgen dat staatsexamenkandidaten eerder inzicht
krijgen in het resultaat dat zij hebben gehaald voor het centrale eindexamen. Ook
deze leden pleiten hier al jaren voor en hebben dit diverse keren benoemd in debatten
en moties hierover gesteund. De Minister komt nu met een tijdelijke oplossing voor
2025. Betekent dit dat zij denkt dat het vanaf 2026 wél structureel geregeld zal zijn?
Zo ja, waar baseert zij dit op? Welke oplossing denkt zij vanaf 2026 te hebben? De
leden lezen dat het in de voorgestelde tijdelijke oplossing voor kandidaten mogelijk
wordt om vier dagen na de bekendmaking van de N-termen5 inzicht te krijgen in het behaalde CE-resultaat. Kan de Minister uitleggen waar deze
vier dagen vandaan komen? Waarom specifiek vier? Zij lezen ook dat met deze tijdelijke
oplossing 80 tot 85% van de kandidaten vier dagen na de bekendmaking van de N-termen
inzicht kunnen krijgen in het behaalde CE-resultaat. Waar komt die 80 tot 85% vandaan?
Hoe is dat berekend? Gaat het hier om een specifieke groep leerlingen of is het een
willekeurige groep? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het percentage
oploopt tot 95% van de kandidaten in zeven dagen na bekendmaking van de N-termen.
Waar komt die 95% vandaan? Welke leerlingen vallen onder die 95%? En waarom is het
niet mogelijk om die resterende 5% van de leerlingen een uitslag te bieden? Is dat
een specifieke groep leerlingen?
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen ook of de tijdelijke oplossing is voorgelegd
aan (een vertegenwoordiging van) de leerlingen in kwestie. Hoe kijken de leerlingen
zelf naar het dilemma dat de Minister voorlegt? Ook zijn deze leden benieuwd of de
inzet die gepleegd moet worden om deze tijdelijke oplossing voor elkaar te krijgen
ten koste gaat van het uitvoeren/versnellen van de verbeteragenda.
Gesprekronde examineren in het vso en onderzoek examenvoorzieningen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er gesprekrondes zijn gevoerd over
het examineren in het vso en dat deze gespreksrondes in 2024 ook doorgaan. Deze leden
vragen hoe deze gesprekken zich verhouden tot het «belevingsonderzoek examineren vso-leerlingen6» dat in 2021 (na aanname van de motie van het lid Westerveld7) al is uitgevoerd? Zij lezen dat na de tweede gespreksronde in 2024 ook nog een onderzoek
door Oberon zal worden uitgevoerd naar de doelgroepen van de drie examenvoorzieningen:
regulier vo, vavo8 en het staatsexamen. Het valt de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat er heel
veel onderzoek wordt gedaan, maar tot op heden weinig concrete zaken zijn veranderd
als het gaat over examineren in het vso. Kan de Minister hierop reflecteren en hierin
meenemen of opnieuw een onderzoek nodig is? Zeker als weer eerst gewacht moet worden
op het opleveren van het onderzoek, tot er echt concrete maatregelen genomen worden.
Wanneer begint de Minister met het regelen van concrete aanpassingen?
Normering centrale examens voortgezet onderwijs 2024 en verder
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister schrijft dat het College
voor Toetsen en Examens (hierna: CvTE) samen met Stichting Cito de normeringssystematiek
voor de centrale examens heeft doorontwikkeld. Nu hebben deze leden tevens het Jaarverslag
van het College voor Toetsen en Examens 20239 kunnen lezen en daar wordt in 2023 bij de centrale examens een slagingspercentage
genoemd van 72% in het regulier voortgezet onderwijs. Is dit relatief lage percentage
in vergelijking met 2021 in verband te brengen met de afschaffing van de extra herkansing
die was ingevoerd in verband met corona? In hoeverre meent de Minister dat een verminderde
onderwijskwaliteit zichtbaar wordt in lagere slagingspercentages in het voortgezet
onderwijs? Hoe verklaart de Minister dat de problematische onderwijskwaliteit waarover
de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) al een aantal jaren op een rij
haar zorgen uit, nauwelijks zichtbaar wordt in de slagingspercentages? Is het slechts
loos alarm van de inspectie? Of verdwijnen de leerlingen die hun basisvaardigheden
onvoldoende beheersen, in toenemende mate zonder deelname aan de examens uit het onderwijs
doordat zij voortijdig de school verlaten? Of laten scholen hen meer dan vroeger doubleren,
zodat ze meer tijd krijgen om hun basisvaardigheden op orde te brengen? In hoeverre
legt de normeringssystematiek de algemene achteruitgang in de onderwijskwaliteit zoals
deze zich voordoet over de hele linie bloot?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief staatsexamen
voortgezet onderwijs en de normering centrale examens 2024.
Voortgang van de verbeteragenda staatsexamens vo
De leden van de VVD-fractie onderschrijven de ingezette verbeteragenda staatsexamens
vo. Deze leden vragen nog hoe hoog de geldelijke vergoeding voor examinatoren nu gemiddeld
is, wat daarmee de kosten per afgenomen examen zijn en of ook gebruik wordt gemaakt
van tussenpartijen door het CvTE. Zij lezen dat het momenteel voorkomt dat kandidaten
slechts twee weken van tevoren te horen krijgen wanneer en waar het examen plaatsvindt.
De leden van de VVD-fractie zouden graag van de Minister horen waarom dit zo kort
dag gebeurt. Daarnaast zouden deze leden graag horen welk pakket aan maatregelen momenteel
onderzocht wordt door het CvTE en zouden zij specifiek geïnformeerd willen worden
welke maatregelen onderzocht worden om te voorkomen dat kandidaten pas twee weken
voor het examen op de hoogte worden gesteld van een examendatum en -plaats.
Gespreksronde examineren in het vso en onderzoek examenvoorzieningen
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het doel om leerlingen, als dit mogelijk
is, deel te laten nemen aan de reguliere examencyclus. Deze leden zijn van mening
dat dit past in het streven naar inclusief onderwijs en gelijke behandeling van leerlingen
in het speciaal onderwijs. Tegelijkertijd zien zij ook het belang van de mogelijkheid
tot deelname aan staatsexamens voor deze groep. Heeft de Minister in beeld voor hoeveel
leerlingen uit het speciaal onderwijs reguliere examinering werkbaar zou kunnen zijn?
Normering centrale examens voortgezet onderwijs 2024 en verder
De leden van de VVD-fractie zijn kritisch op het besluit van het CvTE om de prestatie-eis
nog niet op hetzelfde niveau te leggen als voor corona. Deze leden constateren dat
dit zich moeilijk verhoudt tot de reguliere centrale examinering in het voortgezet
onderwijs, waar maatregelen vanwege corona niet meer gelden. Hoe kijkt de Minister
ernaar? Hoe borgt zij dat een diploma verkregen via staatsexamens dezelfde waarde
behoudt als de diploma verkregen via de reguliere route?
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie constateren dat vrijwel alle voorgestelde maatregelen
resulteren in het uitvoeren van allerhande onderzoeken en impactanalyses. Deze leden
maken zich hierdoor zorgen over de uitvoeringssnelheid van deze hoognodige aanpassingen
aan de staatsexamens. Waarom wil de Minister na meerdere succesvolle pilots, zoals
het toekennen van een grotere rol aan de vso-scholen bij examinering en de mogelijkheid
tot schriftelijke staatsexamens, vaak eerst geruime tijd wachten op allerlei vervolgonderzoeken?
Is er geen mogelijkheid om de meeste vervolgonderzoeken al af te ronden voor de zomer,
zodat sommige aanpassingen al (deels) komend schooljaar kunnen worden ingevoerd? Welke
concrete informatie ontbreekt volgens de Minister nog, waardoor langdurig onderzoek
nodig is?
De leden van de NSC-fractie vragen of bij het vervolgonderzoek naar de mogelijkheden
tot schriftelijke staatsexamens ook rekening wordt gehouden met de verschillende vaardigheden
die nodig zijn voor beide vormen van examinering en of deze benodigde vaardigheden
aansluiten bij de doelgroep.
De leden van de NSC-fractie vragen welke vakinformatie precies wordt herzien voor
de versterking van de aansluiting van de vso-leerlingen en wat de omvang van deze
verandering is.
De leden van de NSC-fractie zijn benieuwd naar de verschillen in het slagingspercentage
van vso-leerlingen en overige kandidaten bij staatsexamens. Kan de Minister hier meer
cijfers over sturen, voor zowel diploma’s als certificaten en daarbij ook mogelijke
factoren toelichten die een rol spelen bij deze mogelijke verschillen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat er een duidelijk verschil zit in de achterliggende
motivatie van vso-kandidaten en van overige kandidaten. Deze leden vragen hoe de Minister
dit verschil in achterliggende motivatie duidt en of zij hierdoor van plan is om bepaalde
wijzigingen door te voeren.
De leden van de NSC-fractie lezen dat er wordt gekeken naar het verder flexibiliseren
van het staatsexamen door het op meerdere momenten af te nemen. Deze leden begrijpen
en onderschrijven dit belang voor bijvoorbeeld vso-leerlingen. Echter vragen zij wel
hoe de Minister de mogelijkheid tot het uitlekken van examenvragen zo veel mogelijk
wil voorkomen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat zowel het CvTE als DUO een impactanalyse uit
gaat voeren naar de uitvoerbaarheid, maakbaarheid en haalbaarheid van de maatregelen
waarvan het de wens is om deze de komende vijf jaar tot uitvoering te brengen. Deze
leden vragen welke maatregelen dit concreet bevat, welke dit concreet niet bevat en
de redenen waarom die maatregel wel of niet is meegenomen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief met betrekking
tot de staatsexamens en de normering van de centrale examens. Deze leden kijken ernaar
uit om over dit onderwerp van gedachten te wisselen met de Minister bij het commissiedebat
passend onderwijs en hebben daarom op dit moment geen aanvullende vragen.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
het staatsexamen voortgezet onderwijs en normering centrale examens 2024. Deze leden
hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de BBB-fractie zien de waarde van het drietal projecten dat is uitgevoerd
om te zorgen dat het staatsexamen beter aansluit bij de wensen van de vso-doelgroep,
zoals de pilot waarbij vso-scholen een grotere rol speelden in de examinering van
hun eigen leerlingen bij het staatsexamen. Deze leden zien ook waarde in de uitkomsten,
namelijk het herzien van vakinformatie zodat het aantrekkelijker en beter leesbaar
wordt en hierdoor de informatiepositie van kandidaten, ouders en scholen verbetert.
Uiteraard kijken de leden van de BBB-fractie wel met zorg naar de uitvoeringsconsequenties.
Deze leden hechten dus veel belang aan de impactanalyse door het CvTE en DUO zodat
de uitvoerbaarheid, maakbaarheid en haalbaarheid van de maatregelen goed in kaart
worden gebracht. In deze impactanalyses worden enkel de maatregelen meegenomen waarvan
het de wens is om deze de komende vijf jaar tot uitvoering te brengen. Kan een nadere
toelichting worden gegeven over de inhoud van de maatregelen?
De leden van de BBB-fractie lezen daarnaast over de tijdelijke oplossing 2025 eerder inzage in CE-resultaten waardoor staatsexamenkandidaten sneller hun resultaat weten. Deze leden lezen dat
er extra correctiedagen worden georganiseerd, de (thuiswerk)vergoeding van correctoren
voor CE’s van staatsexamens de komende jaren verhoogd wordt (totdat de structurele
oplossing is ingevoerd) en de vakbevoegde vso-docenten gevraagd worden om het werk
van de eigen vso-leerlingen te corrigeren, voordat het naar de tweede corrector wordt
verstuurd. De leden vragen wat de financiële en operationele impact is van deze tijdelijke
maatregel.
De leden van de fractie van BBB-fractie herkennen het dilemma dat de tijdelijke oplossing
oplevert, omdat niet alle kandidaten bediend kunnen worden. Om de tijdelijke maatregel
tijdig te realiseren moet het CvTE en DUO voor september van dit jaar helderheid worden
geboden. Voor die tijd gaan deze leden hier graag met de Minister over in gesprek.
II Reactie van de bewindspersoon
Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor
hun inbreng en de gestelde vragen. Hieronder ga ik thematisch in op de vragen. De
thema’s zijn:
1. voortgang verbeteragenda;
2. tijdelijke oplossing eerder bekend maken resultaten;
3. gespreksronde examineren in het vso;
4. normering;
5. herkansing deelcertificaatkandidaten;
6. kosten staatsexamens;
7. slagingspercentages.
Onder het laatste thema vallen de onderwerpen herkansing certificaat-kandidaten, kosten
van het staatsexamen, en slagingspercentages. Op een enkel punt zijn de reacties op
bijna gelijkluidende vragen van de leden van de verschillende fracties samengevoegd
of is er verwezen naar de beantwoording van soortgelijke vragen. Gelet op de complexiteit
van de vragen en antwoorden kan, indien uw Kamer dit wenst, door het College voor
Toetsen en Examens (hierna: CvTE) een technische briefing worden georganiseerd.
Thema 1. Voortgang verbeteragenda
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat er de afgelopen drie jaar is gebeurd
met het staatsexamen als op het moment van schrijven nog geen concrete verbetering
is ingezet. Aanvullend hierop vragen zij hoeveel vertraging de verbeteragenda heeft
opgelopen en waarom. Daarnaast willen zij weten hoe ik de voortgang van de verbeteragenda
beoordeel.
In 2021 is geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat de staatsexamenorganisatie geoptimaliseerd
wordt en dat het staatsexamen als examenvoorziening voor het voortgezet speciaal onderwijs
(hierna: vso) opnieuw tegen het licht gehouden wordt. Aanleiding hiervoor waren het
groeiende aantal staatsexamenkandidaten en de complexiteit die dat met zich meebrengt
voor de organisatie. Voor het optimaliseren van het staatsexamen is de verbeteragenda
staatsexamens voortgezet onderwijs (2022–2024) (hierna: verbeteragenda) opgesteld,
waarin doelen zijn gesteld voor de korte en middellange termijn.10 Vanuit de verbeteragenda zijn inmiddels verschillende verbeteringen aangebracht aan
de staatsexamenorganisatie. Zo is het voor kandidaten mogelijk om een vertrouwenspersoon
mee te nemen naar het examen en zijn meer verschillende en ondersteunende brochures
en informatiefilmpjes beschikbaar gesteld. De meer complexe veranderingen, zoals het
eventueel aanpassen van de jaarplanning van de staatsexamens of de inzet van de eigen
vso-docenten voor de afnames van de staatsexamens voor leerlingen op de eigen school,
vroegen eerst nader onderzoek. Eind vorig jaar zijn deze onderzoeken opgeleverd, waarna
mogelijke verbetermaatregelen zijn voorgesteld voor de staatsexamenorganisatie. Dit
spectrum aan mogelijke maatregelen is voorgelegd aan het veld en momenteel wordt via
een impactanalyse bij zowel het CvTE en DUO bepaald wat de impact is van deze verbetermaatregelen
op de uitvoering. Op basis daarvan kunnen tegen het eind van het jaar uitspraken worden
gedaan op welke wijze de staatsexamenorganisatie de komende jaren wordt aangepast.
De wens om zo snel mogelijk verbeteringen aan te brengen aan de staatsexamenorganisatie
is begrijpelijk en wordt door mij en de examenketen gedeeld. Ook snappen wij de frustratie
over de tijd die het kost om sommige verbeteringen door te voeren. Waar mogelijk worden
verbeteringen direct doorgevoerd zoals aanpassingen waarbij bestaande systemen en
processen niet aangepast hoeven te worden zoals het verbeteren van de informatievoorziening
richting kandidaten en scholen of extra maatregelen om voldoende examinatoren te werven.
Tegelijkertijd vind ik het van belang dat dit op een betrouwbare manier en in goede
afstemming met de sectororganisaties gebeurt. In veel gevallen vragen veranderingen
aan de staatsexamenorganisatie niet alleen aanpassingen van systemen en processen
en vergt het extra personele capaciteit, maar vragen deze veranderingen ook aanpassingen
van kandidaten en scholen. Dat kost tijd. Naast het uitvoeren van de verbeteragenda
hebben de afgelopen jaren jaarlijks meer dan 6500 kandidaten het staatsexamen afgelegd.
Dat is jaarlijks een grote opgave, zeker omdat het vinden van examinatoren voor staatsexamens
in tijden van lerarentekorten niet vanzelfsprekend is en de staatsexamenorganisatie
toenemend onder druk staat. De examenketen spant zich ervoor in om voor het einde
van het jaar de eindrapportage op te leveren waarin een verbeterplan is opgenomen
voor de komende jaren. Ik vind het van belang dat de examenketen de komende tijd de
ruimte blijft houden om alle kandidaten te kunnen examineren en tegelijkertijd integraal
te werken aan het optimaliseren van de staatsexamenorganisatie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie verzoeken mij een overzicht te verstrekken
waarin per punt op de verbeteragenda is toegelicht wat er al gedaan is, wat er nog
moet gebeuren, binnen welke tijdlijn dit wordt verwacht en wanneer de doelen behaald
zijn.
De verbeteragenda is onderverdeeld in drie actielijnen: 1) flexibiliseren van het
staatsexamensysteem, 2) versterken van de aansluiting van het staatsexamen op de vso-doelgroep,
en 3) in beeld brengen van de uitvoeringsconsequenties voor de examenketen. Onder
actielijn 1 en actielijn 2 zijn verschillende onderzoeksprojecten en pilots uitgevoerd.
Op basis daarvan zijn verbetermaatregelen voorgesteld waarvan momenteel de impact
wordt bepaald (actielijn 3). In de Kamerbrief over het staatsexamen11 die ik uw Kamer onlangs heb toegestuurd is per actielijn uiteengezet welke onderzoeksprojecten
en pilots er zijn gedaan en wat de belangrijkste uitkomsten waren. Een uitgebreidere
toelichting is terug te vinden in de voortgangsrapportage van de verbeteragenda.12 Uit de onderzoeksprojecten en pilots is onder meer gebleken dat op sommige terreinen
nadere uitwerking nodig is, zodat concrete verbetermaatregelen gevormd kunnen worden.
Dit komt bijvoorbeeld doordat de pilots kleinschalig waren en de uitkomsten niet gemakkelijk
breed ingevoerd kunnen worden. In de eindrapportage wordt in beeld gebracht op welke
termijn de verschillende verbeteringen aan de staatsexamenorganisatie kunnen worden
doorgevoerd. Ik verwacht deze eindrapportage eind 2024 naar uw Kamer te sturen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen waarom ik ervoor kies om vijf jaar
de tijd te nemen voor uitvoering van de verbeteragenda staatsexamens, en of er een
mogelijkheid is dit te versnellen.
Een groot deel van de verbetermaatregelen die voortkomen uit de onderzoeksprojecten
en pilots uit de verbeteragenda vragen om grootschalige aanpassingen van de staatsexamenorganisatie.
Om deze maatregelen tot uitvoering te brengen is tijd nodig voor onder andere het
aanpassen van de systemen en werkwijzen binnen de uitvoering. Daarnaast vraagt een
deel van de verbetermaatregelen ook aanpassingen van (individuele) kandidaten, staatsexamenbetrokkenen
en/of scholen. Mocht het bijvoorbeeld kansrijk blijken om de jaarplanning van de staatsexamens
aan te passen, dan vraagt dit van de uitvoering om meer inzet van examenbetrokkenen
en dat de systemen worden aangepast, maar ook van vso-scholen dat zij hun lesprogramma’s
aanpassen zodat leerlingen eventueel al eerder in het jaar het college-examen kunnen
afleggen indien zij dat wenselijk vinden. Daarnaast hangen de verschillende verbetermaatregelen
ook met elkaar samen, waardoor een getrapte invoering van de verschillende maatregelen
het meest passend is. Om die reden wordt de komende vijf jaar ingezet om het eerste
deel van de maatregelen uit de verbeteragenda uit te voeren. Ik zie geen mogelijkheid
om versnellingen aan te brengen aan de uitvoering van de verbeteragenda. Dit heeft
immers tot gevolg dat de basiskwaliteit die binnen het staatsexamen geleverd wordt,
niet kan worden gegarandeerd en dat acht ik zeer onwenselijk.
De leden van de VVD-fractie willen weten waarom het voorkomt dat staatsexamenkandidaten
slechts twee weken van tevoren te horen krijgen wanneer en waar hun (college-) examen
plaatsvindt. Zij vragen welke maatregelen onderzocht worden om dit te voorkomen. Daarnaast
zijn zij benieuwd naar het overige pakket aan maatregelen om het staatsexamen te verbeteren
dat momenteel wordt onderzocht door het CvTE.
De planning van de college-examens is een enorme puzzel. Alle kandidaten, die over
het hele land verspreid zijn, allemaal een eigen rooster hebben en uniek maatwerk
vragen, worden gekoppeld aan mensen die tijd vrij maken – veelal in hun eigen vakantie
– om bij het staatsexamen betrokken te zijn. Er wordt in de planning van de college-examens
veel aandacht besteed aan het juist inroosteren van de kandidaten en examinatoren
waardoor de roosters steeds in beweging zijn en geoptimaliseerd worden. Er wordt hiervoor
gebruikgemaakt van een door DUO ontwikkeld geavanceerd systeem voor roosteren en indelen
van examinatoren en kandidaten. Een substantieel deel van de kandidaten trekt zich
op een laat moment nog terug van het examen en het verwerken van deze en andere wijzigingen
vraagt ook weer aanpassingen aan het rooster. Om volledig te kunnen profiteren van
de optimalisering van de roosters worden er tot het laatste moment (twee weken voorafgaand
aan het examen) wijzigen doorgevoerd waarbij rekening wordt gehouden met individueel
maatwerk. Hierdoor weten kandidaten dus twee weken van te voren hun definitieve rooster.
Wat zij al wel eerder weten is het afnameblok en hiermee de tijdsperiode waarbinnen
zij hun examens zullen gaan maken.
Met het moderniseren van het examenlandschap wordt dit proces verbeterd. Zo is het
afgelopen jaar software ontwikkeld waarmee de mondelinge college-examens automatisch
worden ingepland. De volgende stap is de software te ontwikkelen voor de schriftelijke
college-examens. Dit jaar wordt de software voor de mondelinge college-examens voor
het eerst ingezet. Gezien de wijzigingen in de roostering die enkele weken voor het
examen nog plaats zullen vinden om het rooster zo optimaal mogelijk te maken, zal
dit niet leiden tot eerdere communicatie naar kandidaten over hun definitieve examendata.
Wel weten de kandidaten al hun afnameblok. Daarnaast zijn er verbetermaatregelen uit
de verbeteragenda die ervoor zorgen dat er meer ruimte kan ontstaan in het planningsproces.
Zo kan de eventuele spreiding van de college-examens over het jaar er naar verwachting
voor zorgen dat er minder druk ontstaat in de zomermaanden. Het streven is om de planning
van de afnameblokken voor college-examens eerder in het jaar bekend te maken en dat
kandidaten of scholen zelf eerder kunnen aangeven in welke vooraf bepaalde afnameblokken
zij naar verwachting het college-examen willen afleggen.
De leden van de NSC-fractie vragen waarom ik na meerdere succesvolle pilots vaak geruime
tijd wacht op vervolgonderzoeken voordat ik aanpassingen doorvoer om de staatsexamens
te verbeteren. Zij vragen of het mogelijk is om de meeste vervolgonderzoeken voor
de zomer van 2024 af te ronden, zodat sommige aanpassingen al komend schooljaar (deels)
kunnen worden ingevoerd. Aanvullend hierop vragen de leden welke informatie ontbreekt
waardoor ik langdurig onderzoek nodig acht.
De examenketen is er zeer van doordrongen dat er geen tijd gemorst kan worden. De
afgelopen jaren zijn succesvolle pilots uitgevoerd naar de samenstellingen van de
commissies van examenbetrokkenen die de examens afnemen. Hieruit zijn lessen getrokken
die eerst om een verdere uitwerking vragen voordat deze werkbaar en schaalbaar zijn,
vanwege de kleinschaligheid van de pilots. Er moeten bijvoorbeeld kaders worden opgesteld
welke kennis en vaardigheden examenbetrokkenen moeten hebben om onderdeel te kunnen
zijn van deze commissies. Deze uitwerkingen worden momenteel uitgevoerd en daarover
wordt uw Kamer voor het einde van het jaar geïnformeerd. Dit betekent echter niet
dat na het uitwerken direct kan worden overgaan tot implementatie. Het is vervolgens
zaak dat bestaande systemen en werkwijzen hierop worden aangepast. Dit moet passen
binnen het gehele implementatieplan dat voortvloeit uit de eerder genoemde impactanalyses
van DUO en het CvTE. Over dit implementatieplan wordt uw Kamer voor het einde van
het jaar geïnformeerd in de Kamerbrief over de eindrapportage van de verbeteragenda.
De leden van de NSC-fractie vragen of bij het vervolgonderzoek naar de mogelijkheden
voor schriftelijke staatsexamens ook rekening wordt gehouden met de verschillende
vaardigheden die nodig zijn voor beide vormen van examinering en of deze benodigde
vaardigheden aansluiten bij de doelgroep.
Uit onderzoek binnen de verbeteragenda naar de examenvormen is gebleken dat het vervangen
van een mondeling college-examen door een schriftelijke variant voordelen en kansen
kan bieden. Het is duidelijk dat een mondeling examen (deels) andere vaardigheden
vraagt dan een schriftelijk examen. Voor sommige kandidaten kan de ene vorm daarom
passender zijn dan de andere. Daarbij is het van belang dat de kwaliteit van beide
toetsvormen vergelijkbaar is. Er wordt daarbij rekening gehouden met wat vanuit de
vakvernieuwingen wordt voorgesteld als passende examenvormen. Voordat er binnen het
staatsexamen in brede zin andere toetsvormen worden aangeboden, worden eerst de risico’s
en knelpunten hiervan in kaart gebracht.
De leden van de NSC-fractie vragen welke vakinformatie wordt herzien voor de versterking
van de aansluiting van de vso-leerlingen, en wat de omvang van deze verandering is.
Met de vakinformatie worden kandidaten geïnformeerd over hoe zij zich kunnen voorbereiden
op het staatsexamen, hoe het examenprogramma is opgebouwd, hoe het vak wordt getoetst
en hoe het eindcijfer wordt berekend aan de hand van de verschillende onderdelen.
Dit is vergelijkbaar met het programma voor toetsing en afsluiting in het reguliere
voortgezet onderwijs (hierna: vo). Voor elk vak op elk niveau wordt aparte vakinformatie
beschikbaar gesteld. In totaal gaat het om 130 verschillende documenten. Binnen de
verbeteragenda is onderzocht hoe de vakinformatie aantrekkelijker, toegankelijker
en leesbaarder kan worden gemaakt. Hierbij zijn naast de examenbetrokkenen ook vso-scholen
betrokken geweest. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek is besloten om in
2024 de vakinformatie te verbeteren voor alle vakken op alle niveaus. Zo wordt de
lay-out van de documenten veranderd, zodat er meer visuele ondersteuning is. Ook wordt
het taalgebruik eenvoudiger en toegankelijker gemaakt. Om te voldoen aan het besluit
digitale toegankelijke overheid zijn alle documenten digitoegankelijk. Zo kunnen bijvoorbeeld
ook mensen met een visuele beperking deze raadplegen.
De leden van de NSC-fractie vragen mij om het verschil te duiden tussen de motivatie
van vso-kandidaten en die van overige kandidaten om deel te nemen aan het staatsexamen.
Ook vragen zij of ik, met het oog op dit verschil, van plan ben om bepaalde wijzigingen
door te voeren in de staatsexamenorganisatie.
Het verschil in motivatie wordt door het CvTE meegenomen in de uitwerking van de verschillende
verbetermaatregelen. Het uitgangspunt daarbij is dat het staatsexamen toegankelijk
blijft voor zowel de vso-kandidaten als de overige kandidaten. Een voorbeeld hiervan
is de te onderzoeken maatregel om het college-examen te spreiden over het jaar. De
verwachting is dat sommige kandidaten vaker de voorkeur hebben om het college-examen
voor de start van het centrale examen af te ronden. Andere kandidaten kunnen mogelijk
meer baat hebben bij een afname van het college-examen in de zomermaanden, omdat dit
een rustigere periode is en het daarom beter uitkomt om examen te doen. In de impactanalyse
die momenteel door DUO wordt uitgevoerd worden daarom beide momenten van afname meegenomen.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe ik de mogelijkheid tot het uitlekken van examenvragen
zo veel mogelijk wil voorkomen als het staatsexamen op meerdere momenten wordt afgenomen.
Het doel van het flexibiliseren van het staatsexamen is dat het college-examen (vergelijkbaar
met het schoolexamen in het reguliere vo) op meerdere momenten en verspreid over het
jaar kan worden afgenomen. In de meeste gevallen zijn dit mondelinge afnames waarbij
geen sprake is van het eventueel uitlekken van examenvragen, omdat het mondelinge
examen een gesprek is dat door de examinatoren wordt gevoerd en geen vragenlijst die
afgevinkt wordt. In het geval dat er meerdere afnamemomenten komen voor de schriftelijke
college-examens, zorgt het CvTE voor voldoende versies van het examenwerk zodat de
risico’s geminimaliseerd worden. Het spreiden van het staatsexamen over het jaar zal
niet gelden voor de centrale eindexamens. Deze blijven op het vaste moment in mei/juni,
gelijk aan de periode in het reguliere vo.
De leden van de NSC-fractie vragen welke maatregelen de impactanalyse die het CvTE
en DUO uitvoeren concreet bevat, welke maatregelen zij niet bevat, en de redenen waarom
de betreffende maatregelen wel of niet zijn meegenomen in de analyse. Ook de leden
van de BBB-fractie vragen mij om een toelichting te geven op de inhoud van de maatregelen
die worden meegenomen in de impactanalyse.
Uit de verschillende onderzoeksprojecten en pilots en de gesprekken die zijn gevoerd
met veldpartijen zijn door het CvTE verbetermaatregelen voorgesteld die samen een
«kansrijk scenario» vormen. Het CvTE heeft uitgangspunten geformuleerd bij dit «kansrijke
scenario». Zo is het streven dat certificaatkandidaten een herkansing kunnen afleggen,
dat alle kandidaten inzicht krijgen in het CE-resultaat voor de start van hun college-examens,
dat kandidaten goed geïnformeerd worden over het staatsexamen via toegankelijke informatie
en dat vso-docenten meer ingezet kunnen worden voor de afnames van de staatsexamens
op de eigen school.13 Voordat bepaald wordt welke verbetermaatregelen uitgevoerd zullen worden moeten de
uitvoeringsconsequenties voor de examenketen in beeld worden gebracht. Dit gebeurt
in de impactanalyses die momenteel door het CvTE en DUO worden uitgevoerd. Op basis
van de uitkomsten van die impactanalyses zal worden bepaald wat het implementatieplan
is van de verbetermaatregelen. Zoals eerder beschreven, is in de huidige impactanalyses
slechts een deel van de mogelijke verbetermaatregelen meegenomen, omdat het onhaalbaar
is om alle verbetermaatregelen tegelijkertijd uit te voeren en te toetsen.
Thema 2. Tijdelijke oplossing eerder bekend maken resultaten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of er vanaf 2026 een structurele oplossing
is om staatsexamenkandidaten eerder inzicht te geven in het resultaat dat zij hebben
behaald voor de centrale examens. Als het antwoord op deze vraag ja is, dan willen
zij graag weten op welke informatie dat antwoord is gebaseerd en om welke structurele
oplossing het gaat.
In 2026 zal er zeer waarschijnlijk nog steeds sprake zijn van een tijdelijke oplossing
(zoals in 2025). Om structureel aan 100% van de kandidaten hun resultaten eerder bekend
te maken zijn namelijk vergaande aanpassingen nodig aan de planning en organisatie
van het staatsexamen. De maatregelen die dit mogelijk moeten maken zijn onderdeel
van de verbeteragenda staatsexamens. De eindrapportage van de verbeteragenda, die
ik eind 2024 naar uw Kamer stuur, zal informatie bevatten over de termijn waarop de
structurele oplossing ingevoerd kan zijn.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het in de voorgestelde tijdelijke
oplossing voor staatsexamenkandidaten mogelijk wordt om vier dagen na de bekendmaking
van de N-termen inzicht te krijgen in het behaalde CE-resultaat. Deze leden vragen
mij om uit te leggen waar dit specifieke aantal van vier dagen vandaan komt.
Deze vier dagen zijn gebaseerd op de inschatting van het CvTE en DUO van de tijd die
nodig is om na het bekendmaken van de N-termen de scores van de kandidaten om te zetten
naar cijfers, deze te controleren en vervolgens te communiceren aan de betreffende
kandidaten. Doordat deze werkzaamheden niet volledig geautomatiseerd kunnen gebeuren
zal voor de bekendmaking rekening gehouden moeten worden met vier dagen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat met de tijdelijke oplossing in examenjaar
2025 80 tot 85 procent van de staatsexamenkandidaten vier dagen na de bekendmaking
van de N-termen inzicht kan krijgen in het behaalde CE-resultaat. Zij vragen waar
deze percentages vandaan komen en hoe deze percentages zijn berekend. Ook vragen deze
leden of het gaat om een specifieke groep of een willekeurige groep staatsexamenkandidaten
die vier dagen na de bekendmaking van de N-termen inzicht kan krijgen in het behaalde
CE-resultaat. Daarnaast willen zij weten waar het percentage van 95 procent vandaan
komt en welke leerlingen onder dit percentage vallen. Aanvullend hierop vragen de
leden van de GroenLinks-PvdA-fractie waarom het niet mogelijk is om de resterende
5 procent van de leerlingen zeven dagen na bekendmaking van de N-termen inzicht te
bieden in het behaalde CE-resultaat, en of dit percentage een specifieke groep leerlingen
betreft.
De percentages zijn gebaseerd op de ervaringen van de afgelopen jaren. Het proces
vanaf afname tot het bekendmaken van de resultaten bevat vele stappen met verschillende
risico's op vertraging (bijvoorbeeld de post of vertraging bij de correctie). Daarom
is het niet mogelijk om 100 procent te garanderen. Ook is het proces anders dan op
de reguliere scholen waar de eigen docent de eerste correctie kan uitvoeren. De groep
die de resultaten niet vier dagen na bekendmaking van de N-termen horen, is niet een
specifieke groep, al is de kans dat vso-leerlingen hun resultaat later horen (na het
college-examen) wel iets groter dan voor andere kandidaten. Dit heeft ermee te maken
dat er voor vso-leerlingen minder tijd zit tussen het afnemen van de centrale examens
en de college-examens. Zij leggen deze examens op de eigen school af, omdat dit voor
hen een vertrouwde omgeving is. Doordat vso-scholen in de zomervakantie gesloten zijn,
is er na de bekendmaking van de N-termen minder tijd beschikbaar om de college-examens
af te nemen. Daardoor is de kans groter dat leerlingen hun college-examen eerder moeten
afleggen dan dat zij hun cijfers voor hun centrale examens kunnen horen. Uiteindelijk
blijft er naar verwachting een kleine groep over waarvan het cijfer niet voorafgaand
aan het college-examen bekend kan worden gemaakt. Deze kandidaten krijgen hun CE-uitslag
uiteraard wel, maar zij hebben hier dus geen profijt van bij de voorbereiding op het
college-examen. Aangezien dit het belangrijkste doel is van de voorgestelde maatregel
om de cijfers eerder bekend te maken beschouw ik de ongelijkheid die met de tijdelijke
maatregel ontstaat tussen kandidaten als een dilemma, zoals eerder al geschetst in
de Kamerbrief van 2 april jl.14
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of ik de tijdelijke oplossing voor
examenjaar 2025 om staatsexamenkandidaten eerder inzicht te geven in het behaalde
CE-resultaat heb voorgelegd aan (een vertegenwoordiging van) de leerlingen in kwestie.
Deze leden willen weten hoe de staatsexamenleerlingen zelf kijken naar het dilemma
dat ik voorleg in de Kamerbrief. Ook vragen zij of de inzet die gepleegd moet worden
om de tijdelijke oplossing voor examenjaar 2025 voor elkaar te krijgen ten koste gaat
van het uitvoeren en/of versnellen van de verbeteragenda staatsexamens.
Het voorstel voor het eerder bekend maken van resultaten is voorgelegd aan vertegenwoordigers
van een aantal organisaties, waaronder LBVSO en de Stem van de vso-leerling. De partijen
begrijpen dat er met de huidige systemen en processen op dit moment niet meer mogelijk
is, maar vinden dit begrijpelijkerwijs wel spijtig. LBSVO heeft benadrukt dat er naast
het eerder bekendmaken van resultaten ook andere belangrijke zaken zijn die wat haar
betreft niet mogen ondersneeuwen bij de inzet op het eerder bekend maken, zoals het
bieden van herkansingen aan deelcertificaatkandidaten. Het invoeren van deze tijdelijke
oplossing is een extra activiteit die naast de maatregelen uit de verbeteragenda uitgevoerd
moet worden. De capaciteit die ingezet wordt om deze tijdelijke oplossing uit te voeren
kan niet ingezet worden op onderdelen uit de verbeteragenda. Momenteel wordt onderzocht
wat precies de impact is van de tijdelijke oplossing op de examenketen en in welke
mate dit zorgt voor vertraging op de verbeteragenda. De structurele oplossing is onderdeel
van de verbeteragenda en leidt derhalve niet tot vertraging op andere thema’s van
de verbeteragenda. In de te onderzoeken mogelijkheid door bijvoorbeeld aan spreiding
van de college-examens over het jaar te werken, ontstaat zowel ruimte voor het eerder
bekend maken van resultaten als ruimte voor herkansingen voor deelcertificaatkandidaten.
Ook kunnen examinatoren hierdoor efficiënter worden ingezet omdat er zo minder sprake
van piekmomenten in de zomervakantie kan zijn. De beoogde maatregelen die nu geanalyseerd
worden op impact zorgen dus op meerdere fronten voor verbeteringen.
De leden van de BBB-fractie vragen wat de financiële en operationele impact is van
de tijdelijke oplossing voor examenjaar 2025 om staatsexamenkandidaten eerder inzage
te kunnen geven in hun CE-resultaten.
De financiële en operationele impact van het eerder bekend maken van de CE-resultaten
zal door DUO in kaart worden gebracht bij de impactanalyse. Eind 2024 kan ik uw Kamer
hierover informeren. De verwachting is dat de kosten vanaf 2025 naar schatting € 1 miljoen.
per jaar zullen zijn, totdat de structurele oplossing is ingevoerd. Deze kosten kunnen
worden gedekt binnen artikel 3 van de OCW-begroting.
Thema 3. Gespreksronde examineren in het vso
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de gespreksronde over het examineren
in het vso zich verhoudt tot het «belevingsonderzoek examineren vso-leerlingen» dat
in 2021 (na aanname van de motie van het lid Westerveld15) is uitgevoerd.
Het onderzoek was gericht op de leerling, de gespreksronde op de scholen zelf. In
het belevingsonderzoek «examinering in het vso» is onderzocht in hoeverre het staatsexamen
in het vso aansluit bij de belevingswereld, capaciteit en behoeften van de vso-leerlingen.
In dit onderzoek heeft de focus gelegen op hoe vso-kandidaten het staatsexamen en
het proces rondom examinering ervaren. In de gespreksronde «examinering in het vso»
ligt de focus op wat de achterliggende redenen zijn van vso-scholen om te kiezen voor
een bepaalde examenvoorziening. Door in gesprek te gaan met vso-scholen uit alle vier
de clusters die verschillend gebruikmaken van de beschikbare examenvoorzieningen,
is in beeld gebracht waar eventuele mogelijkheden bestaan om vso-scholen gebruik te
laten maken van een andere examenvoorziening dan het staatsexamen. Zo is onder andere
naar voren gekomen dat er veel onbekend is bij vso-scholen over de mogelijkheden om
een samenwerking aan te gaan met een reguliere vo-school of vavo-instelling op het
gebied van examinering. De komende periode wordt verder onderzocht wat kan bijdragen
aan het stimuleren van dergelijke samenwerkingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie geven aan dat het opvalt dat er veel onderzoek
wordt gedaan, maar dat er tot op heden weinig concrete zaken zijn veranderd als het
gaat om examineren in het vso. De leden vragen of ik hierop kan reflecteren en hierin
kan meenemen of er opnieuw een onderzoek nodig is. Tevens vragen zij wanneer begonnen
wordt met het regelen van concrete aanpassingen.
Zoals eerder toegezegd wordt uw Kamer eind 2024 geïnformeerd over het tijdpad voor
de implementatie van de beoogde maatregelen uit de verbeteragenda. Daarnaast wordt
u geïnformeerd over de toekomst van het staatsexamen en de bredere maatschappelijke
functie van het staatsexamen als examenvoorziening. Om hierover uitspraken te doen
is kennis nodig over de doelgroepen die gebruikmaken van de verschillende examenvoorzieningen.
De resultaten uit het genoemde Oberon-onderzoek worden hierbij betrokken. Dit onderzoek
kijkt breder dan alleen naar het staatsexamen en biedt daarmee belangrijke informatie
om een kwalitatief hoogwaardig examenproces uit te kunnen voeren. Als er aanpassingen
op het staatsexamen worden overwogen, zoals bijvoorbeeld het uitbreiden van de herkansingsregeling,
dan heeft dit (mogelijk) ook impact op de andere twee examenvoorzieningen. Het is
daarom goed om ook naar het vavo en regulier onderwijs te kijken en te bepalen of
daar ook aanpassingen nodig zijn. Dit vraagt nu eenmaal onderzoek zodat over kan worden
gegaan tot gedegen en onderbouwd handelen.
De leden van de VVD-fractie vragen of ik in beeld heb voor hoeveel leerlingen uit
het speciaal onderwijs reguliere examinering werkbaar zou kunnen zijn.
Het is op dit moment niet mogelijk om aan te geven voor hoeveel leerlingen uit het
speciaal onderwijs deelname aan de reguliere examinering werkbaar zou zijn. Het maatwerk
dat bij het staatsexamen wordt geboden is in veel gevallen in ieder geval op papier
ook mogelijk in het regulier vo maar kan veel vragen van de vo of vso-school. Ook
de randvoorwaarden van het staatsexamen, zoals het kunnen spreiden van de examens
over een periode van tien jaar (in tegenstelling tot twee jaar in het regulier vo)
kan het staatsexamen soms tot een geschiktere voorziening voor sommige leerlingen
maken. Het uitgangspunt moet zijn dat vso-leerlingen te allen tijde op een voor hen
passende plek het examen kunnen afleggen. Op dit moment wordt in het vervolg van de
gespreksronde «examinering in het vso» verkend op welke wijze vso-scholen hierbij
ondersteund kunnen worden.
Thema 4. Normering
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of het relatief lage slagingspercentage
van 72 procent, zoals genoemd in het Jaarverslag van het College voor Toetsen en Examens
2023, in vergelijking met examenjaar 2021 in verband te brengen is met de afschaffing
van de extra herkansing die was ingevoerd vanwege corona. Zij willen ook weten in
hoeverre ik van mening ben dat een verminderde onderwijskwaliteit zichtbaar wordt
in lagere slagingspercentages in het voortgezet onderwijs. Aanvullend hierop vragen
zij mij om te verklaren hoe het kan dat de problematische onderwijskwaliteit, waarover
de Inspectie van het Onderwijs al een aantal jaren op rij haar zorgen uit, nauwelijks
zichtbaar wordt in de slagingspercentages. Tot slot vragen deze leden in hoeverre
de normeringsystematiek de algemene achteruitgang in de onderwijskwaliteit blootlegt,
zoals deze zich voordoet over de hele linie.
Het slagingspercentage van 72 procent uit het Jaarverslag van het CvTE refereert aan
het percentage geslaagde diplomakandidaten staatsexamen vo en heeft dus geen betrekking
op het reguliere vo. Jaarlijks wordt de Tweede Kamer na afloop van de examenperiode
geïnformeerd over de resultaten van de examens in het reguliere vo via de examenmonitor
van DUO. In de brief van 8 september 2023 kunt u lezen dat in 2023 89,4 procent van
de kandidaten in het reguliere vo slaagde.16 Eind 2023 informeerde ik uw Kamer ook over de slagingspercentages van de staatsexamenkandidaten.17
Er is niet direct een verband zichtbaar tussen een verminderde onderwijskwaliteit
en de slagingspercentages. Hier ligt hoogstwaarschijnlijk een aantal factoren aan
ten grondslag. Zo bleek uit de examenmonitor 2023 van DUO dat het aandeel leerlingen
uit de examenklas dat niet is aangemeld voor het examen of zich heeft teruggetrokken
na aanmelding is toegenomen. Relatief meer leerlingen in de examenklassen hebben dus
géén examen afgelegd. De reden hiervoor kan zijn dat de leerling nog niet klaar is
om examen te doen en extra tijd nodig heeft. Een andere mogelijkheid is dat scholen
leerlingen die er niet goed voor staan laten doubleren in het voor-examenjaar. De
leerling krijgt dan met goede begeleiding vanuit het onderwijs extra tijd om zich
voor te bereiden op het examenjaar. De slagingspercentages in het reguliere vo lagen
in de jaren waarin er examenmaatregelen waren (2020, 2021 en 2022) een stuk hoger
dan in de jaren vóór de coronapandemie, met name ten gevolge van de duimregeling.18 Als de slagingspercentages van 2023 en 2019 vergeleken worden, dan zien we dat de
daling veelal beperkt blijft tot een aantal procentpunten, voor de meeste schoolsoorten
rond de 2%-punt. Ik deel de zorgen van de Inspectie van het Onderwijs over leerlingen
die de basisvaardigheden onvoldoende beheersen. Daarom investeert het kabinet middels
het Masterplan basisvaardigheden structureel 1 miljard euro op jaarbasis in het funderend
onderwijs voor versterking van de basisvaardigheden.19
De normering van de centrale examens heeft als doel om de prestatie-eisen – de lat
waar leerlingen overheen moeten springen om een voldoende te halen – van jaar op jaar
te handhaven. Door middel van de zogeheten «N-term» wordt er gecompenseerd voor de
verschillen in moeilijkheid tussen examens uit verschillende jaren. De doorontwikkelde
normeringssytematiek, waarin het CvTE gebruik zal gaan maken van alle beschikbare
bronnen, levert een betere voorspelling op van de best passende N-term. Mocht blijken
dat leerlingen die dit jaar examen doen beter presteren op een examen dat qua moeilijkheid
vergelijkbaar is met 2023 dan zorgt de normering ervoor dat het gemiddelde cijfer
in 2024 hoger is dan in 2023. Dit zorgt ervoor dat de leerling in 2024 gelijk beoordeeld
wordt op zijn/haar prestatie als een leerling in 2023 en dat de hoogte van de lat
gehandhaafd blijft.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ik kijk naar het besluit van het CvTE om de
prestatie-eis nog niet op hetzelfde niveau te leggen als de prestatie-eis voor corona.
Tevens vragen deze leden hoe ik waarborg dat een diploma verkregen via de staatsexamens
dezelfde waarde behoudt als een diploma verkregen via de reguliere route in het voortgezet
onderwijs.
Het besluit van het CvTE over de prestatie-eis geldt niet specifiek voor kandidaten
die staatsexamen afleggen, maar heeft betrekking op alle kandidaten die examen doen
in het vo in 2024.20 Het is dus niet zo dat er in het reguliere vo een andere prestatie-eis wordt gehanteerd
dan bij het staatsexamen. Het diploma verkregen via het staatsexamen behoudt daarmee
dezelfde waarde als het diploma verkregen via de reguliere route.
Thema 5. Herkansing deelcertificaatkandidaten
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe het staat met de uitvoering van
de motie van het lid Westerveld21 over herkansingen voor kandidaten die vanwege studie of beroep opgaan voor een certificaat.
Ook willen zij weten op welke manieren afgelopen jaren is gekeken naar de mogelijkheden
voor een herkansing voor de kandidaten die een certificaat nodig hebben voor hun vervolgopleiding.
Het bieden van herkansingen aan deelcertificaatkandidaten is onderdeel van de verbeteragenda.
Het voornaamste probleem voor de staatsexamenorganisatie is dat het bieden van herkansingen
aan deelcertificaatkandidaten fors meer capaciteit vraagt dan het bieden van herkansingen
aan alleen diplomakandidaten. De college-examens vereisen namelijk inzet van staatsexaminatoren.
Dit zijn veelal leraren uit het reguliere vo die zelf ook aan examenklassen lesgeven.
Er is binnen de projecten en onderzoeken van de verbeteragenda naar manieren gezocht
om deze capaciteit op een aantal fronten te vergroten. Zo helpt het terugdringen van
terugtrekkingen en no-shows om capaciteit te houden voor kandidaten die wel examen
willen doen. Ook een betere inzet van examenbetrokkenen door het verbeteren van de
vergoedingenstructuur kan hier aan bijdragen, evenals het spreiden van de college-examens
over het jaar. Op basis van de ervaringen uit de onderzoeksprojecten van de verbeteragenda
heeft het CvTE in samenwerking met DUO een set aan verbetermaatregelen voorgesteld,
die nu op uitvoerbaarheid, maakbaarheid en haalbaarheid worden getoetst door DUO en
het CvTE. Eind 2024 wordt uw Kamer geïnformeerd over het tijdpad voor de implementatie
van deze maatregelen en op welke termijn het haalbaar is om een herkansingsmogelijkheid
te kunnen bieden aan certificaatkandidaten. Tot het moment dat dit geregeld is blijven
diplomakandidaten het recht houden op een extra herkansing.22
Thema 6. Kosten staatsexamens
De leden van de VVD-fractie vragen hoe hoog de geldelijke vergoeding voor staatsexaminatoren
nu gemiddeld is, wat daarmee de kosten per afgenomen examen zijn, en of het CvTE ook
gebruikmaakt van tussenpartijen.
De vergoedingen die staatsexamenbetrokkenen (waaronder locatievoorzitters, examinatoren,
secretarissen, surveillanten en correctoren) ontvangen verschillen sterk per taak
en functie. Zo is er een vast bedrag dat zij ontvangen voor de taak die zij uitvoeren
(voor examinatoren bedraagt het vaste bedrag € 258,– bruto) en wordt het bedrag veelal
opgehoogd met reis- en verblijfkosten en eventueel aangevuld met functievergoedingen.23 Omdat de vergoedingen tussen staatsexamenbetrokkenen zo sterk verschillen is het
niet mogelijk een gemiddelde vergoeding voor staatsexamenbetrokkenen te geven. Het
in beeld brengen van de kosten per afgenomen examen is mede hierdoor zeer complex.
Zo hangt dit bij de functie van locatievoorzitters bijvoorbeeld samen met de grootte
van de examenlocatie waar de voorzitter voor verantwoordelijk is. In de beantwoording
van het schriftelijk overleg staatsexamens 2022 is eerder een indicatie gegeven van
de kosten van € 248,– per afgenomen (mondeling) college-examen in 2022.24 De inschatting is dat de kosten voor 2023 vergelijkbaar zijn. Het CvTE maakt in beginsel
geen gebruik van tussenpartijen, maar heeft als noodoplossing incidenteel gebruik
gemaakt van tussenpartijen om verschillende functionarissen te werven.
Thema 7. Slagingspercentages
De leden van de NSC-fractie vragen naar de cijfermatige verschillen tussen het slagingspercentage
van vso-leerlingen en dat van overige kandidaten bij de staatsexamens voor zowel diploma’s
als certificaten. Ook willen zij graag een toelichting op de factoren die mogelijk
een rol spelen bij deze verschillen.
In de staatsexamenmonitor 2023 is uiteengezet wat de verschillen zijn in slagingspercentages
tussen vso-kandidaten en overige kandidaten die zijn opgegaan voor het diploma.25 Over het algemeen ligt het slagingspercentage van vso-kandidaten hoger dan het slagingspercentage
van overige staatsexamenkandidaten. De verwachting is dat dit komt doordat vso-kandidaten
verbonden zijn aan een school en daardoor beter worden voorbereid op het examen. Daarnaast
gaan vso-kandidaten vaker dan overige kandidaten op voor een certificaat met als doel
om in een later jaar het diploma te halen. In het jaar dat zij opgaan voor het diploma
zullen zij voor minder vakken opgaan, waardoor de kans dat zij slagen groter is. Het
gaat hierbij niet om een hoger slagingspercentage van vso-kandidaten ten opzichte
van leerlingen uit het reguliere vo, waardoor het dus niet aantrekkelijker wordt om
deel te nemen aan het staatsexamen. Het is niet mogelijk om inzichtelijk te maken
wat het slagingspercentage is onder certificaatkandidaten. Dat komt omdat er bij certificaatkandidaten
niet gesproken kan worden over geslaagd of gezakt. Met een onvoldoende voor een certificaat
is het hypothetisch gezien mogelijk om een diploma te behalen. Om die reden krijgen
alle certificaatkandidaten een certificaat voor het vak waarvoor zij zijn opgegaan,
los van het cijfer dat zij hebben behaald.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier