Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de analyse monitor stapeling eigen bijdragen (Kamerstuk 29689-1248)
29 689 Herziening Zorgstelsel
Nr. 1254 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 juni 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 8 mei 2024 over analyse monitor stapeling eigen bijdragen (Kamerstuk
29 689, nr. 1248).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 mei 2024 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2024 zijn de vragen, mede namens
de Minister voor Medische Zorg en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport, beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Abma-Mom
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
7
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
7
II.
Reactie van de Minister
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over Analyse monitor
stapeling eigen bijdragen en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie zijn verheugd dat in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken
dat het eigen risico meer dan gehalveerd gaat worden, dit zal aanzienlijk schelen
in de stapeling van de zorgkosten.
De leden van de PVV-fractie hebben nog enkele vragen over stapelfacturen. Hoe komt
het dat de Minister geen zicht heeft op zogenoemde stapelfacturen? Is de Minister
bekend met het artikel dat bijna één op de drie inwoners met Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo)- of Wet langdurige zorg (Wlz) stapelfacturen voor eigen bijdrage
ontvangt?1 Is de Minister het met de leden van de PVV-fractie eens dat stapelfacturen van meerdere
maanden tegelijk onwenselijk zijn? Welke maatregelen heeft de Minister genomen om
stapelfacturen te voorkomen? Welke aanvullende maatregelen kan de Minister nog nemen
om stapelfacturen te voorkomen?
Deelt de Minister de mening van de Algemene Rekenkamer dat de informatie over stapelfacturen
op orde moet zijn, voordat nieuwe plannen zoals de afschaffing van het abonnementstarief
en de herinvoering van een inkomens en vermogensafhankelijke eigen bijdrage in de
Wmo 2015 worden ingevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dit het geval?
Kan de Minister specifieker toelichten welk beoogt effect afschaffing van het Wmo
abonnementstarief heeft op de gestelde conclusies over stapeling eigen bijdragen?
Op welke manier gaat de Minister bij de invoering van nieuwe plannen de gevolgen voor
stapeling van zorgkosten bij gebruikers monitoren? Kan de Minister aangeven hoeveel
mensen gebruik maken van het abonnementstarief in de Wmo? Kan de Minister een schatting
geven voor hoeveel mensen de hoogte van de eigen bijdragen per maand omhoog zal gaan?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de PVV-fractie willen graag weten waar mensen zich kunnen melden die
financiële problemen ondervinden van de stapeling van de zorgkosten of stapelfacturen
hebben ontvangen.
Welke mogelijkheden zijn er om patiënten- en cliëntenorganisaties te betrekken bij
het duiden van de uitkomsten van deze onderzoeken, om te voorkomen dat bepaalde groepen
worden gemist? Is de Minister bereid om, naast het opsporen van specifieke groepen
en het verbeteren van de monitor, ook mogelijkheden in kaart te brengen voor een werkende
aanpak van de stapeling zorgkosten?
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief dat er een eigen bijdrage gevraagd kan
worden als iemand kiest voor een specifieke variant van zorg. Dit speelt onder andere
bij eigen bijdrage voor niet-preferente extramurale geneesmiddelen. Bijbetaling/eigen
bijdrage kunnen niet altijd ontweken worden door de patiënt omdat er Geneesmiddelenvergoedingssysteem
(GVS)-clusters zijn, waarbinnen geen middel zonder bijtelling op de markt is. Kan
iemand echt kiezen? |Bestaat er een vrije keuze van de patiënt?
In de monitor zijn eigen bijdragen (incl. het verplicht eigen risico) meegenomen die
verzekerden moeten betalen voor verzekerde zorg uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) en
Wet langdurige zorg (Wlz), en/of voor ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) 2015. Onverzekerde zorg is niet meegenomen. Eind vorig jaar heeft
het Zorginstituut Nederland het Afwegingskader Noodzakelijk te verzekeren zorg gepubliceerd. Op basis hiervan is het Zorginstituut voornemens in elk geval op een
aantal (grote groepen) goedkope geneesmiddelen toe te passen en op basis daarvan middelen
uit het pakket te laten stromen. Volgens de huidige opzet van de monitor, valt het
effect van eventuele uitstroom uit het pakket buiten de scope van de monitor. Aan
het slot van de brief schetst de Minister een aantal vervolgacties, maar daarbij lijkt
het monitoren van evt. uitstroom uit het pakket, op basis van het Afwegingskader Noodzakelijk
te verzekeren zorg geen onderdeel van de vervolgacties. Hoe ziet de Minister dat?
De leden van de PVV-fractie willen weten of de maximering van de eigen bijdrage voor
geneesmiddelen van € 250 per kalenderjaar vanaf 2025 wordt voortgezet? Zo nee, kan
de Minister aangeven welke patiëntgroepen het meest geraakt worden door eventuele
stopzetting van de maximering van de eigen bijdrage?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
monitor stapeling eigen bijdragen. Volgens de monitor neemt de gemiddelde hoogte van
betalingen aan eigen bijdrage af, terwijl tegelijkertijd het aantal mensen met meerdere
eigen bijdragen toeneemt. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog een aantal
vragen over de monitor.
Met betrekking tot de daling van het gemiddelde bedrag dat mensen betalen aan eigen
bijdragen hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog enkele vragen. Het gemiddelde
geeft een positief beeld, maar de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben niet
enkel interesse in de gemiddeldes. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie krijgen
ook graag een beeld van de eigen bijdrage van specifieke groepen. Zo zijn de leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie erg benieuwd naar het onderscheid in eigen betalingen
tussen mensen met een chronische ziekte of beperking en mensen zonder chronische ziekte
of beperking. Kunnen daar cijfers over worden overlegd en kan dat in de toekomst onderdeel
worden van de monitor?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich ernstig zorgen over de stijging
van het aantal eigen bijdragen van mensen. Het zicht op de totale zorgkosten die mensen
maken wordt lastiger als er meer eigen bijdragen zijn, waarbij dat zicht nog sterker
wordt vertekend als deze eigen bijdrage inkomensafhankelijk zijn. Kan de Minister
een verklaring geven voor de stijging van het aantal eigen bijdragen?
Sec een bedrag van de hoogte van gemiddelde eigen bijdragen zijn voor de leden van
de GroenLinks-PvdA-fractie niet voldoende om te kunnen beoordelen of deze te hoog
of te laag zijn. Daarvoor moet ook de context van de betaler van de eigen bijdragen
worden geschetst. Dat gaat verder dan alleen inkomen van de hele groep. Daarom vragen
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of belangenbehartigers en ervaringsdeskundigen
van mensen met een chronische ziekte of beperking kunnen betrekken bij het duiden
van de uitkomsten van de monitor.
De Minister was voornemens om een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de WMO in
te voeren. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af of deze maatregel
nog steeds staat ingeboekt en of het nieuwe programakkoord daar invloed op heeft.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn bang dat, met het invoeren van een inkomensafhankelijke
bijdrage WMO de problematische stapeling van zorgkosten, die juist werd verminderd
de afgelopen jaren, weer toe gaat nemen. Kan de Minister toezeggen dat de effecten
van deze maatregel worden onderzocht voor mensen met een beperking, mensen met een
chronische aandoeningen en ouderen, zodat eerst kan worden bepaald of zij wel voldoende
draagkracht hebben voor een dergelijke maatregel?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie leden maken zich ook ernstig zorgen over de
aangekondigde maatregel in het programma-akkoord waarbij de eigen tegemoetkoming voor
arbeidsongeschikten in 2027 wordt afgeschaft vanwege de verlaging van het eigen risico.
Kan worden toegelicht hoe hoog de tegemoetkoming arbeidsongeschikten in 2027 zou zijn
en hoeveel arbeidsongeschikten daarom mislopen als deze maatregel vervalt. Kan worden
aangegeven hoeveel mensen die de tegemoetkoming arbeidsongeschikten krijgen ook volledige
eigen risico betalen? En kan er een inschatting worden gemaakt van het inkomenseffecten
van het afschaffen van deze tegemoetkoming in combinatie met het verlagen van het
eigen risico?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief met daarin
de analyse van de monitor stapeling eigen bijdragen. Het doet de leden van de VVD-fractie
goed te zien dat het beleid van de afgelopen jaren een positief effect heeft niet
alleen op het monitoren maar ook het tegengaan van de stapeling van eigen bijdragen.
De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog wel enkele vragen.
Allereerst missen de leden van de VVD-fractie in de brief een zicht op het macrobeeld
als het gaat om de collectief gefinancierde zorgkosten. Klopt het nog dat gemiddeld
93% van de uitgaven aan zorg voor een individu dat er gebruik van maakt, collectief
wordt gefinancierd? Hoe is dat percentage in andere (OESO-)landen?
Kan de Minister een overzicht geven van het aandeel inkomensafhankelijke bijdrage(n)
die Nederlanders uitgeven aan de zorg, uitgesplitst naar verschillende inkomensgroepen?
Kan de Minister daarbij aangeven hoe deze bijdrage zich de afgelopen vijf jaar heeft
ontwikkeld, ook in verhouding tot de inkomensontwikkeling? En is bekend in hoeverre
gemeentelijke zorgpolissen of gemeentelijke toeslagen en ondersteuning er jaarlijks
worden uitgekeerd die de eigen bijdragen in de zorg (deels) compenseren? Kan de Minister
daar inzicht in geven?
Kan de Minister bij tabel 2 per aandeel eigen bijdrage ook schetsen om welke omvang
van de bevolking het daarbij gaat? Hoeveel mensen betaalden bijvoorbeeld € 23,– Eigen
Risico in de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2021?
De leden van de VVD-fractie zijn niet verrast dat de vergrijzende samenleving zorgt
voor een stijging in het aandeel van personen met meerdere eigen bijdragen. Wat kan
op basis van demografische verwachtingen gezegd worden over de ontwikkeling van deze
stijging: verwacht de Minister dat deze stijging de komende jaren doorzet of (redelijk)
stabiel blijft?
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een onderschatting blijkt te zitten in de
eigen bijdragen voor kraamzorg in de jaren 2015 en 2016. Wat is de oorzaak van deze
onderschatting? En hoe zien de actuelere cijfers eruit?
De stijging van het aantal personen met een eigen bijdrage voor geneesmiddelen komt
naar verwachting ook doordat er nieuwe geneesmiddelen op de markt komen, zo lezen
de leden van de VVD-fractie. Hoe hebben de aantallen nieuwe geneesmiddelen zich ontwikkeld
gedurende de periode 2016–2021?
Daarnaast zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of er al enigszins een inschatting
kan worden gegeven van de effecten op de monitor door herinvoering van een inkomens-
en vermogensafhankelijke eigen bijdrage inde Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
2015?
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat ook de eigen bijdragen voor
hulpmiddelen in de monitor worden meegenomen om zo een goed en compleet beeld te krijgen.
Wat is de reden dat er geen representatieve cijfers bekend zijn over de ontwikkeling
van eigen bijdragen voor hulpmiddelen? Wanneer kan de Minister meer zeggen over de
uitkomsten van de gesprekken met zorgverzekeraars?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de analyse van de monitor stapeling eigen bijdragen
met interesse gelezen. De leden hebben daarover een aantal vragen.
De leden van NSC-fractie vragen de Minister hoe de beleidsmaatregelen zoals de maximering
van de eigen bijdragen voor extramurale geneesmiddelen en de invoering van het abonnementstarief
in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 specifiek bijdragen aan de daling
van de gemiddelde eigen bijdrage voor personen met meerdere eigen bijdragen?
De leden de NSC-fractie lezen in de monitor dat wordt beoogd om voor de meeste huishoudens
de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage Wmo geleidelijk op te laten lopen
vanaf een bijdrageplichtig inkomen van 120% van het sociaal minimum. Mensen met lage
inkomens blijven daarmee het bedrag van het huidige abonnementstarief van € 20,60
per maand betalen. Kan de Minister aangeven of het huidige abonnementstarief in de
nieuwe inkomens-en vermogensafhankelijke bijdrage bij de Wmo de minimumbijdrage is?
Kan de Minister aangeven of er al een inkomensgrens is bepaald waaronder cliënten
geen eigen bijdrage verschuldigd zijn? Kan de Minister aangeven wat de verwachte gevolgen
voor de stapeling van eigen bijdragen voor de toegankelijkheid van zorg na de afschaffing
van het abonnementstarief in de Wmo en de herinvoering van de inkomen en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage?
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat personen met lage inkomens vaak
hogere eigen bijdragen betalen, vanwege hun hogere gebruik van Wet langdurige zorg
(Wlz) met verblijf. Welke aanvullende maatregelen overweegt de Minister om deze last
voor lage inkomens te verlichten?
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat de gemiddelde eigen betalingen
in Nederland lager zijn dan de EU en OESO-gemiddelden. Welke specifieke factoren dragen
bij aan deze lagere eigen betalingen in Nederland en hoe kunnen deze factoren verder
worden versterkt?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wat de meest belangrijke factoren zijn
die hebben geleid tot de toename van het aantal personen met meerdere eigen bijdragen
van 10% in 2016 tot 14% in 2021?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister in hoeverre de specifieke groepen zoals
chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met meerdere eigen bijdragen zijn oververtegenwoordigd
in de monitor en welke aanvullende beleidsmaatregelen overwogen worden om deze groepen
te ondersteunen?
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor over gemiddelden. Kan de Minister
aangeven wat het maximum is wat mensen kunnen betalen bij de stapeling van kosten
en welke groepen daar het meest last van hebben?
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat het rapport van het Nivel een
globaal beeld geeft van eigen betalingen voor hulpmiddelen. Wat zijn de plannen om
deze gegevens structureel op te nemen in de monitor stapeling eigen bijdragen en welke
uitdagingen komen hierbij kijken? Welke eigen bijdragen worden nog meer gemist? In
ieder geval niet de eigen bijdrage voor de eerste twintig verrichtingen van de fysiotherapie?
Wat zijn daarvan de gevolgen voor de stapeling van kosten?
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat er variatie binnen inkomensgroepen,
zoals bij lage inkomens als studenten. Hoe wordt bij beleidsvorming rekening gehouden
met deze verschillen om gerichte maatregelen te treffen?
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor geen overzicht over wat de stapeling
van eigen bijdrage betekent voor een heel gezin met meerdere zorgvragen bij meerdere
personen. Kan de Minister daar een beeld van schetsen. Bijvoorbeeld een gezin met
twee kinderen en één inkomen waarvan elk gezinslid een zorgvraag heeft?
De leden van de NSC-fractie willen van de Minister weten welke concrete stappen worden
ondernomen om de monitor door te ontwikkelen en te verbeteren, bijvoorbeeld door het
toevoegen van nieuwe variabelen of het verbeteren door meerdere typen huishoudens?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister welke maatregelen worden overwogen
om te voorkomen dat de eigen bijdragen geen obstakel vormen in de toegang tot noodzakelijke
zorg, vooral als het gaat om kwetsbare groepen? Tevens vragen de leden van de NSC-fractie,
op basis van de bevindingen uit de monitor, welke aspecten van het huidige beleid
rondom eigen bijdragen in de zorg kunnen worden heroverwogen of aangepast om de betaalbaarheid
en toegankelijkheid van zorg te verbeteren?
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat de eigen bijdrage Wet langdurige
zorg (Wlz) voor jonge gezinnen een belangrijk deel van hun besteedbaar inkomen kan
uitmaken. Is er gerichte ondersteuning beschikbaar om hun financiële druk te verlichten?
De leden van de NSC-fractie lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het
jaarverslag 2023 over het probleem rondom de stapelfacturen. Het rapport concludeert
dat het Ministerie van VWS niet weet hoeveel mensen last hebben van stapelfacturen,
dat het Ministerie van VWS niet weet wat de oorzaken zijn van stapelfacturen en dat
stapelfacturen worden veroorzaakt door gebrekkig beleid. Hoe en wanneer gaat de Minister
in beeld brengen welke groepen mensen het meest last hebben van stapelfacturen en
wat de oorzaken zijn van stapelfacturen? Welk beleid gaat de Minister voeren om de
mensen die problemen hebben met stapelfacturen te ontlasten? Tevens hebben de leden
van de NSC-fractie in het rapport van de Algemene Rekenkamer gelezen dat het Centraal
Administratie Kantoor (CAK) als zelfstandig bestuursorgaan en rechtspersoon verantwoordelijk
is voor de taakuitvoering van de vaststelling en inning van de eigen bijdrage. Op
welke manier is het CAK voorbereid op de mogelijke heffing van de eigen bijdrage voor
de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de jeugdzorg? Op welke manier worden
deze mogelijke heffingen op elkaar afgestemd? Op welke manier kunnen patiënten tijdig
zicht krijgen op hoogte van de eigen bijdrage van deze heffingen. Hoe houdt de Minister
zicht op de juiste uitvoeringen van de CAK-taakuitvoering voor nu en in de toekomst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Analyse monitor stapeling
eigen bijdragen en hebben geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de analyse van de stapeling aan
eigen betalingen in de zorg en maken graag van de mogelijkheid gebruik om hier enkele
vragen over te stellen.
De leden van de CDA-fractie vinden het een duidelijk overzicht maar het betreft het
terug «kijken» naar de stapeling van eigen betalingen 2015–2021. Zover het CDA de
analyse overziet leidt dit niet tot bijstelling van huidig beleid. Deelt de Minister
het standpunt van het CDA dat het beeld over de stapeling van eigen betalingen in
de zorg niet compleet is omdat de eigen betalingen voor hulpmiddelen maar ook of een
gemeente mensen met een handicap compenseert voor hoge zorgkosten niet is meegenomen?
Wat betreft de tegemoetkoming aan zorgkosten voor chronische zieken en gehandicapten
(voormalige WTCG), een groot aantal gemeenten doen dit niet (meer) zoals uit onderzoek
blijkt. Het bedrag dat men ontvangt loopt uiteen en is vaak alleen voor de laagste
inkomens. De leden van de CDA-fractie snappen dat het vervolgens moeilijk meetbaar
is maar het hangt dus ook van een specifieke gemeente af.
Vervolgens stelt de Minister dat het wetsvoorstel (verhoging) eigen bijdragen Wet
Maatschappelijke ondersteuning per 2026 ingevoerd zal worden. Terwijl het abonnementstarief
nu juist heeft geleid tot een daling van eigen betalingen. De Minister stelt dat voor
een deel van de cliënten de (stapeling van) eigenbijdrage(n) weer zal toenemen door
herinvoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage. Kan de Minister
eens toelichten voor welk «deel» dit dan wordt verwacht? En vindt de Minister dat
redelijk en billijk? Is de Minister bereid om, als besloten wordt het om abonnementstarief
af te schaffen, onderzoek te doen naar de gevolgen daarvan voor de stapeling van zorgkosten
bij gebruikers van de betreffende voorzieningen? Wat betekent dit voor de relatief
kleine groep die nu al meerdere eigen bijdragen in de zorg moeten betalen? Vindt de
Minister het billijk als juist die groep meer gaat betalen? Wat betekent dit voor
de groep zorgvragers met een middeninkomen dit omdat de Minister beoogd om voor de
meeste huishoudens de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage geleidelijk
op te laten lopen vanaf een bijdrageplichtig inkomen van 120% van het sociaal minimum,
waardoor mensen met lage inkomens een eigen bijdrage blijven betalen die gelijk is
aan het abonnementstarief?
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief over Analyse monitor
stapeling eigen bijdragen en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie zijn verheugd dat in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken
dat het eigen risico meer dan gehalveerd gaat worden, dit zal aanzienlijk schelen
in de stapeling van de zorgkosten.
De leden van de PVV-fractie hebben nog enkele vragen over stapelfacturen. Hoe komt
het dat de Minister geen zicht heeft op zogenoemde stapelfacturen? Is de Minister
bekend met het artikel dat bijna één op de drie inwoners met Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo)- of Wet langdurige zorg (Wlz) stapelfacturen voor eigen bijdrage
ontvangt?2 Is de Minister het met de leden van de PVV-fractie eens dat stapelfacturen van meerdere
maanden tegelijk onwenselijk zijn? Welke maatregelen heeft de Minister genomen om
stapelfacturen te voorkomen? Welke aanvullende maatregelen kan de Minister nog nemen
om stapelfacturen te voorkomen?
Ik heb zicht op de zogenaamde «stapelfacturen» en ontvang hierover periodiek informatie
van het CAK en de toezichthouder, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De NZa brengt
jaarlijks een openbaar rapport uit aan mij met een bestuurlijk oordeel over de uitvoering
door het CAK van haar wettelijke taken. De Algemene Rekenkamer adviseert om deze structurele
toezichtsinformatie uit te breiden. Ik neem dit advies over en ben hierover in gesprek
met het CAK en gaat hierover in gesprek met de NZa.
Ik ben bekend met het artikel. Om voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) of
ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) een eigen bijdrage
of het abonnementstarief in rekening te kunnen brengen, moeten er verschillende gegevens
verzameld worden. Dit betreffen gegevens van gemeenten, zorgkantoren, de Belastingdienst
en persoonsgegevens uit de Basisregistratie Persoonsgegevens.
Alhoewel de gehele keten zich inzet om stapelfacturen te minimaliseren, zijn niet
alle stapelfacturen per definitie ongewenst. Een burger kan een stapelfactuur ontvangen
in zijn of haar belang; het ontvangen van een correcte factuur die recht doet aan
de specifieke situatie die geldt voor de betreffende burger.
Een stapelfactuur kan het gevolg zijn van (i) de tijd die de keten redelijkerwijs
nodig heeft om bij de start van de zorg of ondersteuning de juiste gegevens te verzamelen,
te verwerken en aan het CAK aan te leveren, en/of (ii) correcties die doorgevoerd
moeten worden op basis van nieuwe of gewijzigde gegevens vanuit de keten, en/of (iii) een
zogenaamde «peiljaarverlegging» die wordt aangevraagd door een burger. Een stapelfactuur
kan ook het gevolg zijn van (iv) vertraging en/of fouten in de keten. In het bijzonder
deze laatste vorm moet zoveel mogelijk voorkomen worden. De keten spant zich continu
in om deze vorm van stapelfactuur te voorkomen.
Een stapelfactuur kan tot gevolg hebben dat een burger een bedrag moet bijbetalen
of dat een burger een bedrag terugkrijgt. In elke fase wordt de burger goed geïnformeerd
over de eigen bijdrage die betaald moet worden voor de zorg die hij of zij krijgt.
In het huidige proces en wat is afgesproken in de huidige wet- en regelgeving wordt
geprobeerd om zo goed mogelijk rekening te houden met wat in het belang van de burger
is. Ik (en mijn voorgangers) hebben de afgelopen jaren verschillende stappen ondernomen
om het aantal stapelfacturen te minimaliseren en de informatie hierover te verbeteren.
Dit blijf ik ook doen. Er zijn wijzigingen in wet- en regelgeving doorgevoerd, bestandsvergelijkingen
mogelijk gemaakt en meerjarige veranderprogramma’s gefinancierd om de uitvoering en
informatievoorziening bij het CAK en in de keten te verbeteren. Zoals het in het rapport
van de Algemene Rekenkamer genoemde «ketenplan» om gezamenlijk in de keten de aanlevertijden
en de datakwaliteit te verbeteren.
Ook bij de voorgenomen invoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen
bijdrage (ivb) in het kader van de Wmo 2015 wordt hier rekening mee gehouden en worden
wijzigingen in bestaande wet- en regelgeving doorgevoerd, om de impact van stapelfacturen
voor de burger te verminderen. Zo is het voornemen om de maximumtermijn waarmee, bij
een vertraging of fout in de keten, alsnog een (hogere) factuur opgelegd kan worden
voor de ivb Wmo 2015 terug te brengen van 12 maanden naar 3 maanden.
Deelt de Minister de mening van de Algemene Rekenkamer dat de informatie over stapelfacturen
op orde moet zijn, voordat nieuwe plannen zoals de afschaffing van het abonnementstarief
en de herinvoering van een inkomens en vermogensafhankelijke eigen bijdrage in de
Wmo 2015 worden ingevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is dit het geval?
Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer geeft nieuwe inzichten, met name over welke
structurele informatie mij kan helpen bij het toezicht op het CAK. Ik neem de aanbevelingen
van de Algemene Rekenkamer, om de structurele toezichtsinformatie uit te breiden,
over. Het ministerie is hierover in gesprek met het CAK en gaat hierover in gesprek
met de toezichthouder, de Nederlandse Zorgautoriteit. Het streven is om dit gerealiseerd
te hebben voorafgaand aan de invoering van inkomens- en vermogensafhankelijke eigen
bijdrage in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Kan de Minister specifieker toelichten welk beoogd effect afschaffing van het Wmo
abonnementstarief heeft op de gestelde conclusies over stapeling eigen bijdragen?
Op welke manier gaat de Minister bij de invoering van nieuwe plannen de gevolgen voor
stapeling van zorgkosten bij gebruikers monitoren? Kan de Minister aangeven hoeveel
mensen gebruik maken van het abonnementstarief in de Wmo? Kan de Minister een schatting
geven voor hoeveel mensen de hoogte van de eigen bijdragen per maand omhoog zal gaan?
Zo nee, waarom niet?
Om de beschikbaarheid van Wmo-voorzieningen voor de meest kwetsbare burgers te kunnen
behouden, wordt het abonnementstarief vervangen door een inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage (ivb). De vervanging van het abonnementstarief door de inkomens- en
vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) in de Wmo betekent dat het vaste bedrag
per maand komt te vervallen en dat cliënten een eigen bijdrage gaan betalen gebaseerd
op de financiële draagkracht. Een deel van de huishoudens dat gebruik maakt van de
Wmo 2015 gaat daarom als gevolg van de maatregel een hogere eigen bijdrage betalen
dan het abonnementstarief. Waar invoering van het abonnementstarief dus leidde tot
een daling van de gemiddelde eigen bijdrage Wmo per maand, zal invoering van de ivb
weer leiden tot een stijging van de gemiddelde eigen bijdrage Wmo per maand. Voor
mensen die gebruik maken van de Wmo zal dit dus effect hebben. In de analyse van de
monitor zijn verschillende ontwikkelingen geobserveerd – naast de invoering van het
abonnementstarief – waardoor het de verwachting is dat de hoofdconclusies op macro-niveau
ook na invoering van de ivb nog zullen blijven gelden. Dit is echter mede afhankelijk
van andere ontwikkelingen de komende jaren, zowel op het gebied van eigen bijdragen
als de ontwikkeling van de zorgvraag.
De monitor stapeling eigen bijdragen wordt jaarlijks van een update voorzien. De ivb
zal na invoering meegenomen worden in deze monitor. De resultaten van deze monitor
en de weging daarvan kunnen te zijner tijd worden betrokken bij de evaluatie van het
voorstel van de Wet vervanging abonnementstarief. Dit wetsvoorstel is voor advies
aangeboden aan de Raad van State en kan naar verwachting in het najaar worden aangeboden
aan de Tweede Kamer.
Op peildatum 31 december 2023 waren er circa 700.000 cliënten met Wmo-ondersteuning
die onder het abonnementstarief vallen bekend bij het CAK. Van deze circa 700.000
unieke cliënten betaalden circa 180.000 cliënten geen eigen bijdrage, vanwege een
(gemeentelijke) vrijstelling, ontheffing of nihilstelling. Circa 520.000 betaalden
het abonnementstarief voor de ontvangen Wmo-ondersteuning. Met de afschaffing van
het abonnementstarief en de invoering van de ivb wordt beoogd de aanzuigende werking
van het abonnementstarief grotendeels ongedaan te maken. De verwachting is dan ook
dat een deel van de cliënten zal uitstromen. Hoeveel mensen een hogere eigen bijdrage
gaan betalen wordt nog geanalyseerd. De effecten van de ivb, zullen na de invoering
ervan, worden gemonitord.
De leden van de PVV-fractie willen graag weten waar mensen zich kunnen melden die
financiële problemen ondervinden van de stapeling van de zorgkosten of stapelfacturen
hebben ontvangen.
Er zijn verschillende regelingen waar mensen, die moeite hebben om de zorgkosten te
betalen, gebruik van kunnen maken. Deze regelingen gelden overigens niet specifiek
voor mensen met een stapeling van zorgkosten of mensen die te maken hebben met verzamelfacturen.
Voor mensen met een lager inkomen is er de zorgtoeslag die een bijdrage biedt voor
de kosten van de gemiddelde nominale premie en het gemiddelde eigen risico en die
mensen via de Dienst Toeslagen aan kunnen vragen. Daarnaast zijn sommige zorgkosten
fiscaal aftrekbaar bij de belastingaangifte. Ook gemeenten kunnen mensen helpen om
hun zorgkosten te betalen. Bijvoorbeeld door het gedeeltelijk betalen van de premie
voor een gemeentepolis of door het aanbieden van meerkostenregelingen. Ook kunnen
gemeenten de eigen bijdrage voor ondersteuning vanuit de Wmo op nul euro zetten. De
regelingen en voorwaarden kunnen echter per gemeente verschillen. Verder kunnen mensen
contact opnemen met hun zorgverzekeraar om het eigen risico gespreid te betalen of
een betalingsregeling te treffen. Ook het CAK heeft betalingsregelingen en bevoegdheden
om waar nodig een factuur tot een bedrag van nul euro terug te brengen. Verder onderneemt
het CAK verschillende initiatieven om schulden bij burgers te voorkomen.
Welke mogelijkheden zijn er om patiënten- en cliëntenorganisaties te betrekken bij
het duiden van de uitkomsten van deze onderzoeken, om te voorkomen dat bepaalde groepen
worden gemist? Is de Minister bereid om, naast het opsporen van specifieke groepen
en het verbeteren van de monitor, ook mogelijkheden in kaart te brengen voor een werkende
aanpak van de stapeling zorgkosten?
Patiënten- en clientorganisaties Patiëntenfederatie en Ieder(in) zijn geïnformeerd
over zowel de opzet als de analyse van de monitor stapeling eigen bijdragen. Aan het
begin van dit jaar zijn bijvoorbeeld de voorlopige resultaten van de analyse aan medewerkers
van beide organisaties gepresenteerd. Zij hadden waardevolle suggesties en opmerkingen
die vervolgens zo goed mogelijk zijn verwerkt in de analyse. Zoals toegelicht in de
Kamerbrief, geeft de monitor stapeling eigen bijdragen inzicht in de stapeling van
eigen bijdragen voor de gehele Nederlandse bevolking. Hierdoor worden er geen groepen
gemist, maar is het wel mogelijk dat de analyse niet voldoende gevoelig is om bepaalde
groepen uit te lichten die mogelijk wel problemen ervaren van (de stapeling) van eigen
bijdragen of van zorgkosten in het algemeen.
Momenteel lopen er twee andere trajecten die de monitor stapeling eigen bijdragen
in die opzichten kunnen aanvullen: «Doe onbeperkt mee» en «Vereenvoudiging inkomensondersteuning
voor mensen (VIM)». «Doe onbeperkt mee» richt zich op een toegankelijke samenleving
voor mensen met een beperking. Hieronder vallen tal van acties. Vanuit die aanpak
is er ook behoefte om de kosten van levensonderhoud voor mensen met een beperking
uitgebreid in kaart te brengen en te vergelijken met de kosten van een «standaard
huishouden». Met het programma VIM wordt door verschillende overheidsorganisaties
onderzocht hoe inkomensondersteuning eenvoudiger en begrijpelijker kan. Als onderdeel
van dat programma is ook specifiek aandacht voor mensen met een beperking en die naast
een laag inkomen veel zorgkosten en bijkomende kosten, voor bijvoorbeeld woning en
vervoer, hebben.
Bij beide trajecten zijn patiënt- en clientorganisaties betrokken. Zoals ik heb aangegeven
in mijn brief zal ik de monitor stapeling van eigen bijdragen structureel doorzetten
en door ontwikkelen. Ik wil verder de resultaten uit de twee genoemde trajecten afwachten
en kijken of deze nog aanknopingspunten geven voor aanvulling en verbetering van de
inzichten uit de monitor. De monitor stapeling eigen bijdrage is daarmee een van de
puzzelstukjes om de betaalbaarheid van zorg voor het individu in kaart te brengen
en kan aangevuld worden met inzichten uit deze trajecten. Ik wil op dit moment dus
nog geen verdere stappen nemen met het oog op mogelijke verbetering van de aanpak
van de stapeling van eigen bijdragen. Bovendien is nieuw beleid met betrekking tot
stapeling van eigen bijdragen aan mijn opvolger.
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief dat er een eigen bijdrage gevraagd kan
worden als iemand kiest voor een specifieke variant van zorg. Dit speelt onder andere
bij eigen bijdrage voor niet-preferente extramurale geneesmiddelen. Bijbetaling/eigen
bijdrage kunnen niet altijd ontweken worden door de patiënt omdat er Geneesmiddelenvergoedingssysteem
(GVS)-clusters zijn, waarbinnen geen middel zonder bijtelling op de markt is. Kan
iemand echt kiezen? |Bestaat er een vrije keuze van de patiënt?
In deze vraag worden twee vergoedingsinstrumenten door elkaar genoemd. Enerzijds wordt
er gesproken over bijbetalingen in het kader van het geneesmiddelenvergoedingssysteem
(GVS) en anderzijds wordt gesproken over aanspraak in het kader van het preferentiebeleid
dat wordt gevoerd door zorgverzekeraars.
In het GVS worden onderling vervangbare geneesmiddelen gegroepeerd. Voor geneesmiddelen
binnen een dergelijk cluster is een vergoedingslimiet vastgesteld. Indien de fabrikant
van het geneesmiddel een prijs vraagt die hoger is dan de vergoedingslimiet, dan moet
de verzekerde het verschil uit eigen portemonnee betalen. Deze eigen bijdragen zijn
gemaximeerd op € 250 per patiënt per jaar.
Het is mogelijk dat iemand gebruik maakt van een geneesmiddel met een prijs boven
de vergoedingslimiet, terwijl er ook een geschikt alternatief onder de vergoedingslimiet
is. In deze gevallen had de eigen bijdrage voorkomen kunnen worden. Maar er zijn ook
gevallen waarin eigen bijdragen voor geneesmiddelen uit het GVS niet te vermijden
zijn. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer binnen een GVS-cluster geen geneesmiddel beschikbaar
is met een prijs onder de vergoedingslimiet of bij het gebruik van een specifiek geneesmiddel
vanuit medische noodzaak. Er is geen zicht op hoe vaak voorgaande situaties zich voordoen.
Naast het GVS bestaat het preferentiebeleid dat zorgverzekeraars hanteren om de aanspraak
op middelen uit het GVS te bepalen. Door middel van het preferentiebeleid vergoeden
zorgverzekeraars voor geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof, alleen het geneesmiddel
dat zij als voorkeur aanwijzen. Wanneer iemand dan toch voor een ander geneesmiddel
kiest moet hij of zij deze volledig zelf betalen. Tenzij er sprake is van medische
noodzaak waardoor een verzekerde moet afwijken van het voorkeursgeneesmiddel, dan
wordt het geneesmiddel volledig vergoed.
Waar de kabinetsreactie op de monitor stapeling eigen betalingen mogelijk de suggestie
zou kunnen wekken dat patiënten altijd een vrije keuze hebben voor een geneesmiddel
zonder eigen bijdrage, dient dat beeld met bovenstaande kanttekeningen genuanceerd
te worden.
In de monitor zijn eigen bijdragen (incl. het verplicht eigen risico) meegenomen die
verzekerden moeten betalen voor verzekerde zorg uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) en
Wet langdurige zorg (Wlz), en/of voor ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo) 2015. Onverzekerde zorg is niet meegenomen. Eind vorig jaar heeft
het Zorginstituut Nederland het Afwegingskader Noodzakelijk te verzekeren zorg gepubliceerd. Op basis hiervan is het Zorginstituut voornemens in elk geval op een
aantal (grote groepen) goedkope geneesmiddelen toe te passen en op basis daarvan middelen
uit het pakket te laten stromen. Volgens de huidige opzet van de monitor, valt het
effect van eventuele uitstroom uit het pakket buiten de scope van de monitor. Aan
het slot van de brief schetst de Minister een aantal vervolgacties, maar daarbij lijkt
het monitoren van evt. uitstroom uit het pakket, op basis van het Afwegingskader Noodzakelijk
te verzekeren zorg geen onderdeel van de vervolgacties. Hoe ziet de Minister dat?
In de monitor is inderdaad een afbakening gekozen waarbij enkel, maar wel nagenoeg
alle, wettelijke eigen bijdragen in de Zvw, Wmo en Wlz in kaart zijn gebracht. Andere
uitgaven die mensen maken voor zorg, zoals bijvoorbeeld de nominale premie voor de
basisverzekering, maar ook kosten buiten het basispakket die in uw vraag aan de orde
komen, zijn niet meegenomen in de monitor. Zoals ik in mijn brief aangeef zijn daar
meerdere redenen voor: verzekerde zorg is een redelijk vastomlijnd begrip dat niet
afhankelijk is van het uitgavenpatroon van de individuele verzekerde. Ook is het belangrijk
voor de monitor dat er kwalitatief goede registerdata beschikbaar is voor de gehele
populatie. Dit is voor de wettelijke eigen betalingen nagenoeg altijd het geval, maar
niet voor de andere uitgaven die mensen maken voor zorg. Ik acht het daarom niet opportuun
om voor de gehele populatie de monitor stapeling eigen bijdragen aan te vullen met
deze uitgaven.
Ik vind het daarentegen wel belangrijk om deze andere en bredere uitgaven ook in beeld
te brengen voor de specifieke groepen waar deze uitgaven kunnen knellen. Momenteel
lopen er twee andere trajecten die de monitor stapeling eigen bijdragen in die opzichten
kunnen aanvullen: «Doe onbeperkt mee» en «Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor
mensen (VIM)». «Doe onbeperkt mee» richt zich op een toegankelijke samenleving voor
mensen met een beperking. Hieronder vallen tal van acties. Vanuit die aanpak is er
ook behoefte om de kosten van levensonderhoud voor mensen met een beperking uitgebreid
in kaart te brengen en te vergelijken met de kosten van een «standaard huishouden».
Met het programma VIM wordt door verschillende overheidsorganisaties onderzocht hoe
inkomensondersteuning eenvoudiger en begrijpelijker kan. Als onderdeel van dat programma
is ook specifiek aandacht voor mensen met een beperking en die naast een laag inkomen
veel zorgkosten en bijkomende kosten, voor bijvoorbeeld woning en vervoer, hebben.
Zoals ik heb aangegeven in mijn brief zal ik de monitor stapeling van eigen bijdragen
structureel doorzetten en door ontwikkelen. Ik wil verder de resultaten uit de twee
genoemde trajecten afwachten en kijken of deze nog aanknopingspunten geven voor aanvulling
en verbetering van de inzichten uit de monitor. Het klopt daarbij dat het niet meer
vergoeden van geneesmiddelen tot kosten voor gebruikers leidt.
De monitor stapeling eigen bijdrage is één van de puzzelstukjes om de betaalbaarheid
van zorg voor het individu in kaart te brengen en kan aangevuld worden met inzichten
uit deze trajecten. Ik wil op dit moment nog geen verdere stappen nemen met het oog
op mogelijke verbetering van de aanpak van de stapeling van eigen bijdragen. Bovendien
is nieuw beleid met betrekking tot stapeling van eigen bijdragen aan mijn opvolger.
De leden van de PVV-fractie willen weten of de maximering van de eigen bijdrage voor
geneesmiddelen van € 250 per kalenderjaar vanaf 2025 wordt voortgezet? Zo nee, kan
de Minister aangeven welke patiëntgroepen het meest geraakt worden door eventuele
stopzetting van de maximering van de eigen bijdrage?
De Minister voor Medische Zorg heeft besloten de maximering van de eigen bijdrage
voor extramurale geneesmiddelen van € 250 per kalenderjaar te verlengen met één jaar
tot 2026. De verlenging zal de komende tijd verwerkt worden in de desbetreffende regelgeving.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
monitor stapeling eigen bijdragen. Volgens de monitor neemt de gemiddelde hoogte van
betalingen aan eigen bijdrage af, terwijl tegelijkertijd het aantal mensen met meerdere
eigen bijdragen toeneemt. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog een aantal
vragen over de monitor.
Met betrekking tot de daling van het gemiddelde bedrag dat mensen betalen aan eigen
bijdragen hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog enkele vragen. Het gemiddelde
geeft een positief beeld, maar de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben niet
enkel interesse in de gemiddeldes. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie krijgen
ook graag een beeld van de eigen bijdrage van specifieke groepen. Zo zijn de leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie erg benieuwd naar het onderscheid in eigen betalingen
tussen mensen met een chronische ziekte of beperking en mensen zonder chronische ziekte
of beperking. Kunnen daar cijfers over worden overlegd en kan dat in de toekomst onderdeel
worden van de monitor?
Het is voorstelbaar dat mensen die chronisch ziek zijn of een beperking hebben meer
zorg gebruiken en daardoor vaker te maken krijgen met eigen betalingen. Over deze
groep zijn echter geen gegevens beschikbaar. Ik zal dat hieronder nader toelichten.
Voordat ik dat doe merk ik op dat het merendeel van de zorguitgaven collectief gefinancierd
wordt. Daarmee wordt gestreefd naar solidariteit tussen mensen met die geen of weinig
zorg gebruiken, en mensen met een zorgvraag. En tussen mensen met een hoger inkomen
en mensen met een lager inkomen.
Dan de reden waarom het niet mogelijk is om specifiek voor deze bredere groep cijfermatige
inzichten te bieden. Allereerst geldt dat er geen eenduidige definitie bestaat voor
chronisch zieken. Verder geldt voor de overheid en voor sommige uitvoerende instanties
die belast zijn met het innen van de eigen bijdragen, zoals het CAK, dat zij geen
bijzondere persoonsgegevens over de aandoening/chronische ziekte van individuele cliënten
verzamelen. Zij mogen en willen dit vanuit privacy-oogpunt niet betrekken bij de inning
van eigen bijdragen en zullen dus ook geen lijsten bijhouden of mensen wel of niet
chronisch ziek zijn.
Om deze redenen is het niet mogelijk om aan de Kamer een overzicht te verstrekken
van eigen bijdragen van de zorgwetten waarbij onderscheid gemaakt wordt op basis van
aandoening/chronische ziekte of dit op dit moment onderdeel van de monitor te laten
zijn.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich ernstig zorgen over de stijging
van het aantal eigen bijdragen van mensen. Het zicht op de totale zorgkosten die mensen
maken wordt lastiger als er meer eigen bijdragen zijn, waarbij dat zicht nog sterker
wordt vertekend als deze eigen bijdrage inkomensafhankelijk zijn. Kan de Minister
een verklaring geven voor de stijging van het aantal eigen bijdragen?
Uit de analyse van de monitor stapeling eigen bijdragen blijkt inderdaad dat er tussen
2016 en 2021 relatief meer mensen meerdere eigen bijdragen zijn gaan betalen, terwijl
het aandeel mensen met één eigen bijdrage in dezelfde periode is afgenomen. Deze verschuiving
komt naar verwachting door de toenemende zorgvraag vanwege de vergrijzing. Mensen
gebruiken vaker zorg in verschillende domeinen, waardoor ze meerdere soorten eigen
bijdragen betalen.
Het is overigens niet zo dat de verschuiving komt door nieuwe eigen bijdragen: in
de periode tussen 2015 en 2021 zijn er geen nieuwe eigen bijdragen geïntroduceerd.
Sec een bedrag van de hoogte van gemiddelde eigen bijdragen zijn voor de leden van
de GroenLinks-PvdA-fractie niet voldoende om te kunnen beoordelen of deze te hoog
of te laag zijn. Daarvoor moet ook de context van de betaler van de eigen bijdragen
worden geschetst. Dat gaat verder dan alleen inkomen van de hele groep. Daarom vragen
de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of belangenbehartigers en ervaringsdeskundigen
van mensen met een chronische ziekte of beperking kunnen betrekken bij het duiden
van de uitkomsten van de monitor.
Patiënten- en clientorganisaties Patiëntenfederatie en Ieder(in) zijn geïnformeerd
over zowel de opzet als de analyse van de monitor stapeling eigen bijdragen. Aan het
begin van dit jaar zijn bijvoorbeeld de voorlopige resultaten van de analyse aan medewerkers
van beide organisaties gepresenteerd. Zij hadden waardevolle suggesties en opmerkingen
die vervolgens zo goed mogelijk zijn verwerkt in de analyse.
Ik onderschrijf dat vanuit de context van de betaler de eigen bijdragen een onderdeel
zijn van de totale kosten die iemand maakt en dat het vanuit dat perspectief logisch
lijkt om alle kosten voor zorg op te nemen in de monitor. Ik ben echter ook van mening
dat de monitor niet het geschikte instrument is om deze overige kosten van zorg inzichtelijk
te maken. Zoals toegelicht in de Kamerbrief, geeft de monitor stapeling eigen bijdragen
inzicht in de stapeling van eigen bijdragen voor de gehele Nederlandse bevolking.
Om dit te plaatsen in een bredere context, waarbij ook inkomen en andere bijkomende
(zorg)kosten wordt meegenomen is voor de gehele Nederlandse bevolking meer registerdata
nodig. Deze data zal niet altijd beschikbaar zijn (denk bijvoorbeeld aan uitgaven
voor ongecontracteerde zorg, verschillende vormen van tegemoetkomingen, etc.) en indien
deze wel beschikbaar zouden zijn zouden ze een grote spreiding kennen omdat bijvoorbeeld
de kosten kunnen afhangen van het persoonlijke uitgavenpatroon. Wel zijn er twee andere trajecten («Doe onbeperkt mee» en «Vereenvoudiging
inkomensondersteuning voor mensen (VIM)») die juist naar zorgkosten vanuit een breder
perspectief kijken en zich richten op specifieke groepen, zoals mensen met een beperking.
Bij deze trajecten zijn tevens belangenbehartigers betrokken. Ik wil de resultaten
van deze trajecten afwachten en kijken of deze nog aanknopingspunten geven voor aanvulling
en verbetering van de monitor.
De Minister was voornemens om een inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de WMO in
te voeren. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af of deze maatregel
nog steeds staat ingeboekt en of het nieuwe programakkoord daar invloed op heeft.
In het hoofdlijnenakkoord is over de inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de Wmo
geen passage opgenomen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn bang dat, met het invoeren van een inkomensafhankelijke
bijdrage WMO de problematische stapeling van zorgkosten, die juist werd verminderd
de afgelopen jaren, weer toe gaat nemen. Kan de Minister toezeggen dat de effecten
van deze maatregel worden onderzocht voor mensen met een beperking, mensen met een
chronische aandoeningen en ouderen, zodat eerst kan worden bepaald of zij wel voldoende
draagkracht hebben voor een dergelijke maatregel?
De effecten van de maatregel worden van te voren in kaart gebracht voor verschillende
huishoudens- en inkomenscategorieën. Omdat de ivb behalve van het bijdrageplichtig
inkomen ook afhankelijk is van de huishoudenssamenstelling, waarbij onder andere onderscheid
wordt gemaakt tussen wel/niet-pensioengerechtigden, worden de financiële gevolgen
voor AOW-gerechtigden separaat in kaart gebracht. Ook worden de effecten van de maatregel,
vanaf invoering, gemonitord.
De effecten van de maatregel voor mensen met een beperking of chronische aandoening
wijken in de kern niet af van de effecten die worden voorzien voor andere burgers
die voor ondersteuning een (langdurig) beroep doen op de Wmo 2015 en eenzelfde huishoudenssamenstelling
en bijdrageplichtig inkomen hebben. Daarom worden deze effecten niet separaat in beeld
gebracht. Dit zou overigens ook niet kunnen, aangezien er zoals reeds toegelicht geen
definitie/registratie van chronisch zieken en gehandicapten is.
De eigen bijdrage is inkomens- en vermogensafhankelijk en is daarmee gebaseerd op
de financiële draagkracht van de cliënt en diens partner. Daarnaast blijven onder
andere anticumulatiebepalingen van kracht waardoor de ivb niet kan stapelen met eigen
bijdragen voor de Wet langdurige zorg (Wlz) of eigen bijdragen voor beschermd wonen
of opvang in de Wmo 2015.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie leden maken zich ook ernstig zorgen over de
aangekondigde maatregel in het programma-akkoord waarbij de eigen tegemoetkoming voor
arbeidsongeschikten in 2027 wordt afgeschaft vanwege de verlaging van het eigen risico.
Kan worden toegelicht hoe hoog de tegemoetkoming arbeidsongeschikten in 2027 zou zijn
en hoeveel arbeidsongeschikten daarom mislopen als deze maatregel vervalt. Kan worden
aangegeven hoeveel mensen die de tegemoetkoming arbeidsongeschikten krijgen ook volledige
eigen risico betalen? En kan er een inschatting worden gemaakt van het inkomenseffecten
van het afschaffen van deze tegemoetkoming in combinatie met het verlagen van het
eigen risico?
De financiële effecten van deze maatregel worden beïnvloed door meerdere maatregelen
in het Hoofdlijnenakkoord, die nog niet allemaal zijn uitgewerkt. Zoals de compensatie
voor burgers die is opgenomen in relatie tot de stijging van de zorgpremie door het
verlagen van het eigen risico. In onderstaand antwoord wordt daarom het effect van
beide maatregelen partieel beschreven, daar dit naar verwachting aansluit bij de gestelde
vraag.
Alle mensen met een WAO-, WAZ-, WIA- en Wajong-uitkering en een arbeidsongeschiktheid
van tenminste 35% ontvangen de tegemoetkoming arbeidsongeschikten. Naar schatting
hebben in 2024 circa 815 duizend personen recht op deze tegemoetkoming. De tegemoetkoming
arbeidsongeschikten bedraagt in 2024 netto € 217,29 per jaar. Naar verwachting komt
deze in 2027 uit op € 232,60 netto.
Ondanks dat niet precies bekend is in hoeverre alle gerechtigden van een AO-tegemoetkoming
hun gehele eigen risico vol maken, is het wel aannemelijk dat dit voor een groot deel
van deze populatie het geval zal zijn. Het financiële effect van het verlagen van
het eigen risico en de afschaffing van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten is ook
afhankelijk van het feit of iemand zorgtoeslag ontvangt.
Zonder maatregelen om het eigen risico te verlagen, zou het eigen risico op basis
van huidige inzichten in 2027 uitkomen op € 415,–. Ervan uitgaande dat er in beide
gevallen sprake is van het betalen van het maximaal eigen risico, geldt dat deze groep
in 2027 € 250 minder aan eigen risico gaat betalen, dan wanneer het eigen risico de
komende jaren zou zijn geïndexeerd. Daar tegenover staat een premiestijging, die voor
iedereen geldt, van naar verwachting € 205. Een (groot) deel van de AO-gerechtigden
heeft recht op zorgtoeslag. Voor de zorgtoeslag is de standaardpremie, zijnde de gemiddelde
nominale premie en het gemiddelde eigen risico, bepalend. Door de maatregelen neemt
de zorgtoeslag naar verwachting toe met € 70. Zoals aangegeven zal naast deze effecten
nog invulling gegeven moeten worden aan de in het Hoofdlijnenakkoord aangekondigde
compensatie van burgers voor de stijgende premie(lasten) en ook andere maatregelen
die de koopkracht raken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief met daarin
de analyse van de monitor stapeling eigen bijdragen. Het doet de leden van de VVD-fractie
goed te zien dat het beleid van de afgelopen jaren een positief effect heeft niet
alleen op het monitoren maar ook het tegengaan van de stapeling van eigen bijdragen.
De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog wel enkele vragen.
Allereerst missen de leden van de VVD-fractie in de brief een zicht op het macrobeeld
als het gaat om de collectief gefinancierde zorgkosten. Klopt het nog dat gemiddeld
93% van de uitgaven aan zorg voor een individu dat er gebruik van maakt, collectief
wordt gefinancierd? Hoe is dat percentage in andere (OESO-)landen?
Internationale definities van zorguitgaven verschillen van de nationale definities
die hoofdzakelijk zijn gebaseerd op het uitgavenplafond zorg (UPZ). Het UPZ bestaat
vooral uit de zorguitgaven die op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet
Langdurige Zorg (Wlz) worden gemaakt. Het verschil tussen de bruto en netto UPZ zijn
de uitgaven die samenhangen met het verplichte eigen risico en de eigen bijdragen
in Wlz, maar zonder de eigen bijdragen in de Zvw. Dit verschil als aandeel van de
bruto UPZ is circa 6%. Dit percentage komt redelijk overeen met het in uw vraag genoemde
percentage.
Om een internationale vergelijking mogelijk te maken gaan wij uit van de internationale
definities van zorguitgaven. De internationale definitie3 van collectief gefinancierde gezondheidszorgkosten is: zorg die middels een zorgverzekering
of overheid wordt gefinancierd. Eigen risico en eigen bijdragen vallen in deze definitie
niet onder collectieve uitgaven. Op basis van internationaal gebruikte data blijkt
dat 85% van de zorgkosten collectief wordt gefinancierd in Nederland.4 Ten opzichte van naburige landen zoals Duitsland, Frankrijk, Zweden, Noorwegen en
Denemarken is dit vergelijkbaar. Het OESO gemiddelde ligt wel lager met 76%. De eigen
betalingen maken 9% uit van de uitgaven aan gezondheidszorg in Nederland. Dit is relatief
laag t.o.v. de andere OESO-landen (gemiddeld 19%) en andere EU-landen (gemiddeld 15%)5. De uitgaven aan aanvullende verzekeringen ligt met 4% van de uitgaven aan gezondheidszorg
rond het OESO gemiddelde6.
Voor de eigen betalingen hanteert de internationale definitie een bredere benadering
dan het verschil tussen bruto en netto UPZ. De eigen betalingen in de internationale
statistieken (de «out-of-pocket payments») zijn inclusief eigen risico, vrijwillig
eigen risico en eigen bijdrage Wlz/Wmo en omvatten verder nog:
• De eigen bijdrage voor bepaalde medicijnen en hulpmiddelen, voor kraamzorg en ziekenvervoer
• De eigen betalingen van tandarts en fysiotherapie, voor zover niet gedekt door de
(aanvullende) verzekering;
• De eigen betalingen aan medicijnen die niet worden gedekt door de collectieve verzekering,
net als die te koop zijn in drogisterijen (bv. paracetamol en maagzuurremmer);
In de nationale monitor stapeling eigen bijdragen zijn alleen de wettelijke eigen
betalingen opgenomen zijn en dus niet de aanvullende verzekeringen en de niet-vergoede
zorg.
Omdat de data zijn gebaseerd op de uitgaven aan zorg die daadwerkelijk is geleverd,
zeggen de nationale en internationale cijfers niets over zorgmijding
Kan de Minister een overzicht geven van het aandeel inkomensafhankelijke bijdrage(n)
die Nederlanders uitgeven aan de zorg, uitgesplitst naar verschillende inkomensgroepen?
Kan de Minister daarbij aangeven hoe deze bijdrage zich de afgelopen vijf jaar heeft
ontwikkeld, ook in verhouding tot de inkomensontwikkeling?
Het gemiddelde bedrag aan inkomensafhankelijke eigen bijdragen als aandeel van het
mediaan bruto huishoudinkomen is de afgelopen jaren gedaald voor alle inkomensgroepen.
De monitor stapeling eigen bijdragen bevat meerdere eigen bijdragen die tijdens de
periode 2015–2021 (deels) inkomensafhankelijk waren: de eigen bijdragen voor zorg
op grond van de Wlz, de eigen bijdragen voor verblijf en opvang op grond van de Wmo
en de eigen bijdragen voor ondersteuning thuis (ook wel zorg exclusief verblijf en
opvang genoemd) op grond van de Wmo. Voor deze laatste categorie geldt sinds 2019
het abonnementstarief, waardoor die eigen bijdrage sindsdien niet meer inkomensafhankelijk
is. De drie genoemde eigen bijdragen kennen een anticumulatieregeling; dat wil zeggen
dat als een huishouden gelijktijdig gebruik maakt van enerzijds zorg op grond van
de Wlz of van beschermd wonen op grond van de Wmo en anderzijds ondersteuning thuis
vanuit de Wmo, dat dan alleen de eigen bijdrage Wlz of beschermd wonen vanuit de Wmo
verschuldigd is. De eigen bijdrage voor ondersteuning thuis vanuit de Wmo komt dan
te vervallen. Daardoor zijn er geen situaties waarbij er binnen één huishouden gelijktijdig
zowel een eigen bijdrage Wlz als eigen bijdrage Wmo 2015 (voor beschermd wonen of
ondersteuning thuis) voor komt. Ook betaalt een huishouden nooit meer dan één eigen
bijdrage voor beschermd wonen en ondersteuning thuis op grond van de Wmo 2015.
De eigen bijdragen voor Wlz-zorg of voor beschermd wonen in de Wmo zijn relatief het
hoogst. Tegelijkertijd zijn er veel meer cliënten die een eigen bijdrage voor de Wlz
betalen dan voor beschermd wonen in de Wmo. Daarom is in onderstaande analyse gekozen
om de gemiddelde eigen bijdrage Wlz als aandeel uit de drukken van het gehanteerde
inkomensbegrip in de monitor, namelijk bruto huishoudinkomen.7 De ontwikkeling van dit aandeel wordt getoond voor de gehele periode die beschikbaar
is in de monitor, namelijk de jaren 2015–2021. Meer recente gegevens zijn op dit moment
nog niet beschikbaar. Verder wordt er onderscheid gemaakt tussen personen die behoren
tot een een- of meerpersoonshuishouden, omdat zowel het inkomen als de eigen bijdragen
hieraan gerelateerd zijn. Personen die tot een institutioneel huishouden behoren zijn
buiten beschouwing gelaten in de analyse (net als in de Kamerbrief), omdat het bruto
huishoudinkomen van deze personen mogelijk een overschatting bevat.
Figuur 1: Gemiddelde eigen bijdrage Wlz per jaar als aandeel van het bruto huishoudinkomen
voor personen in een eenpersoonshuishouden.
Figuur 1 toont de gemiddelde eigen bijdrage Wlz als aandeel van het bruto huishoudinkomen
voor personen in een eenpersoonshuishouden. Hierbij is de veronderstelling gehanteerd
dat iemand het gehele jaar dezelfde eigen bijdrage betaalt. Op de laagste en hoogste
inkomensklassen na, wordt er voor iedere inkomensklasse een staaf getoond die overeenkomt
met een specifiek jaar. De monitor geeft informatie over de gemiddelde eigen bijdrage
per inkomensklasse. Een eigen bijdrage van € X per jaar als aandeel van een bruto
huishoudinkomen van bijvoorbeeld € 20.000 geeft een hoger aandeel dan dezelfde eigen
bijdrage als aandeel van een bruto huishoudinkomen van € 30.000. De bovenkant van
de staven komen overeen met het aandeel van het bruto huishoudinkomen dat wordt ingevuld
door de gemiddelde eigen bijdrage Wlz bij de ondergrens van de inkomensklasse. De
onderkant van de staven komen overeen met het aandeel van het bruto huishoudinkomen
dat wordt ingevuld voor de gemiddelde eigen bijdrage Wlz bij de bovengrens van de
inkomensklasse. Voor de laagste en hoogste inkomensklassen is er geen onder- of bovengrens
van de inkomensklasse bekend. Daarom wordt voor die inkomensklassen alleen de gemiddelde
eigen bijdrage Wlz getoond als aandeel van het bruto huishoudinkomen van € 20.000
en € 100.000.
Zoals toegelicht in de Kamerbrief, maken personen met een lager inkomen relatief vaker
gebruik van Wlz-zorg en in het bijzonder Wlz-zorg met verblijf waar de hoogste eigen
bijdragen op van toepassing zijn. De eigen bijdragen voor zorg met verblijf zijn hoger
dan andere eigen bijdragen, omdat deze cliënten méér en intensieve zorg ontvangen
en omdat deze cliënten geen bijkomende kosten meer hebben voor wonen en voeding. Doordat
mensen met een laag inkomen relatief vaker een hoge eigen bijdrage betalen, vormt
de gemiddelde eigen bijdrage Wlz een groot aandeel van het bruto huishoudinkomen voor
deze groepen. Naarmate het inkomen oploopt, neemt het gebruik van zorg met verblijf
af, waardoor ook de gemiddelde eigen bijdrage Wlz als aandeel van het bruto huishoudinkomen
afloopt. Het aandeel kan tevens dalen doordat de eigen bijdragen Wlz zijn gemaximeerd.
Als de maximum eigen bijdrage eenmaal is bereikt, zal bij een hoger inkomen de gemiddelde
eigen bijdrage Wlz als aandeel van het bruto huishoudinkomen ook afnemen. Figuur 1
toont dat de gemiddelde eigen bijdrage Wlz als aandeel van het bruto huishoudinkomen
voor elke inkomensklasse in de periode 2015–2021 is gedaald. De grootste daling heeft
plaatsgevonden tussen 2015 en 2016. Wel is het belangrijk om hierbij op te merken
dat de verandering tussen 2015 en 2016 mogelijk vertekend is door de (effecten van
de) hervorming van de langdurige zorg in 2015. Tussen 2017 en 2018 is de eigen bijdrage
Wlz onder andere gedaald door de beleidsmaatregel, waarbij het marginaal tarief bij
de lage eigen bijdragen is verlaagd van 12,5% naar 10%. Hierdoor is het inkomen minder
zwaar mee gaan tellen bij de berekening van de eigen bijdragen. Tussen 2018 en 2019
is de eigen bijdrage Wlz onder andere gedaald door de halvering (van 8% naar 4%) van
de vermogensinkomensbijtelling (VIB), waardoor vermogen minder zwaar mee is gaan tellen
bij de eigen bijdragen Wlz. Een andere factor die de dalende trend over de jaren kan
verklaren is de relatieve verschuiving van afname van zorg met verblijf naar steeds
meer afname van zorg zonder verblijf. Dit laatste hoeft niet te betekenen dat mensen
minder kosten hebben, want de kosten voor verblijf zijn er ook bij zorg zonder verblijf,
maar deze lopen dan niet via de eigen bijdragen.
Figuur 2: Ontwikkeling mediaan bruto huishoudinkomen per inkomensklasse voor eenpersoonshuishoudens.1
1 Bron: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83932NED/table?dl=A6F…
Figuur 2 toont de ontwikkeling van het mediane bruto huishoudinkomen per inkomensklasse
voor eenpersoonshuishoudens. Hoewel het mediane bruto huishoudinkomen voor eenpersoonshuishoudens
over alle inkomensklassen heen is gestegen de afgelopen jaren, zijn er grote verschillen
tussen de inkomensklassen. Voor de inkomensklassen tussen € 10.000 en € 100.000 is
het mediane bruto huishoudinkomen licht gestegen in de periode 2016–2021, terwijl
het mediane bruto huishoudinkomen voor de inkomensklassen tot € 10.000 en vanaf € 100.000
is gedaald in dezelfde periode. Echter, in de inkomensklassen waarbij het mediane
bruto huishoudinkomen is gedaald, zijn de gemiddelde eigen bijdragen Wlz harder gedaald.
Hierdoor zijn de gemiddelde eigen bijdragen Wlz een kleiner beslag gaan leggen op
het bruto huishoudinkomen van alle inkomensklassen.
Figuur 3: Gemiddelde eigen bijdrage Wlz per jaar als aandeel van het bruto huishoudinkomen
voor personen in een meerpersoonshuishouden.
Figuur 4: Ontwikkeling mediaan bruto huishoudinkomen per inkomensklasse voor meerpersoonshuishoudens.1
1 Bron: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/83932NED/table?dl=A6F…
Figuren 3 en 4 tonen dezelfde informatie als hierboven, maar dan voor personen die
behoren tot meerpersoonshuishoudens. Figuur 3 toont een vergelijkbaar patroon als
figuur 1, maar hierbij is wel zichtbaar dat de gemiddelde eigen bijdrage Wlz als aandeel
van het bruto huishoudinkomen een stuk lager ligt bij personen behorende tot meerpersoonshuishoudens
dan bij eenpersoonshuishoudens. Dit komt doordat de hoge eigen bijdrage voor zorg
met verblijf in de Wlz alleen verschuldigd is indien beide partners gebruik maken
van zorg met verblijf. Dit komt nagenoeg niet voor. Het mediane bruto huishoudinkomen
voor meerpersoonshuishoudens is toegenomen over alle inkomensklassen heen, maar er
zijn verschillen tussen de inkomensklassen. Voor alle inkomensklassen is het mediane
bruto huishoudinkomen gestegen, behalve voor de inkomensklasse met een bruto huishoudinkomen
tussen € 10.000 en € 20.000. Echter, in deze inkomensklasse is de gemiddelde eigen
bijdrage Wlz harder gedaald dan het mediane bruto huishoudinkomen. Hierdoor zijn de
gemiddelde eigen bijdragen Wlz een kleiner beslag gaan leggen op het bruto huishoudinkomen
van alle inkomensklassen. Zoals ook toegelicht in de Kamerbrief, bevat de monitor
alleen informatie over de gemiddelde eigen bijdrage per groep. Bovenstaande conclusies
hoeven daardoor niet per definitie voor iedereen van toepassing te zijn.
En is bekend in hoeverre gemeentelijke zorgpolissen of gemeentelijke toeslagen en
ondersteuning er jaarlijks worden uitgekeerd die de eigen bijdragen in de zorg (deels)
compenseren? Kan de Minister daar inzicht in geven?
De exacte bedragen hierover zijn mij niet bekend. Ik heb wel informatie ontvangen
van bureau BS&F dat 297 gemeenten adviseert over de gemeentepolis. De gemeentepolis
kan voor inwoners met hoge zorgkosten interessant zijn, omdat de gemeente een korting
biedt op de zorgpremie. Bureau BS&F geeft aan dat 175 gemeenten (van deze 297 gemeenten;
72%) een gemeentepolis aanbieden waarbij het verplicht eigen risico is meeverzekerd.
Daarnaast hebben 39 gemeenten een gemeentepolis waarbij het eigen risico vooraf gespreid
betaald wordt, met teruggaaf van het niet geconsumeerde eigen risico. Er zijn 288
gemeenten die een gemeentepolis aanbieden waarbij de eigen bijdrage van de Wmo wordt
vergoed. Andere eigen bijdragen die worden vergoed in de gemeentepolis, zijn bijvoorbeeld
de eigen bijdragen voor mondzorg, geneesmiddelen, een gebitsprothese, kraamzorg, hulpmiddelen
(zoals hoortoestellen en orthopedisch schoeisel) en ziekenvervoer. De mate waarin
dit gebeurt, verschilt per gemeente.
Er zijn ook andere vormen van minima beleid met betrekking tot de eigen bijdrage Wmo.
In sommige gemeenten hoeven bewoners vanaf een bepaald inkomen geen eigen bijdrage
te betalen. Het CAK laat weten dat er dit jaar (2024) 65 gemeenten zijn die een minimabeleid
hanteren met betrekking tot de eigen bijdrage Wmo. Elke gemeente bepaalt zelf welke
inkomensgrenzen hierbij gehanteerd moeten worden.
Tot slot zijn er ook gemeentelijke regelingen die zich in algemenere zin richten op
compensatie van zorgkosten. Bijvoorbeeld de individuele bijzondere bijstand, of een
tegemoetkoming voor inwoners met hoge(re) zorgkosten (tegemoetkoming chronisch zieken,
tegemoetkoming eigen risico, tegemoetkoming in premie voor de aanvullende verzekering).
Kan de Minister bij tabel 2 per aandeel eigen bijdrage ook schetsen om welke omvang
van de bevolking het daarbij gaat? Hoeveel mensen betaalden bijvoorbeeld € 23,– Eigen
Risico in de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2021?
In tabel 1 in de Kamerbrief zijn de aantallen personen met een specifieke eigen bijdrage
weergegeven die horen bij de gemiddelde eigen bijdragen uit tabel 2. In tabel 1 is
bijvoorbeeld te zien dat het bedrag van € 23 voor het eigen risico in de Zvw in 2021
het gemiddelde bedrag is voor 11,1 miljoen mensen. Zoals aangegeven in de Kamerbrief
zat er een onderschatting voor de eigen bijdragen kraamzorg voor de jaren 2015 en
2016 in de monitor. Dit is begin mei gecorrigeerd in de monitor. Hieronder staat een
nieuwe versie van tabel 1 uit de Kamerbrief, incl. tussenliggende jaren en voor de
Wmo ook specifiek het onderscheid tussen ondersteuning thuis en verblijf en opvang.
Tabel 1: Aantal personen (in mln) met eigen bijdrage
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
ER Zvw
10,8
10,9
11,0
11,1
11,2
10,9
11,1
EB Zvw
1,3
1,5
1,6
1,7
1,9
1,9
2,2
EB Wmo 1
0,5
0,4
0,4
0,4
0,5
0,5
0,5
w.v. ondersteuning thuis (totaal exclusief verblijf en opvang)
0,4
0,4
0,4
0,4
0,5
0,5
0,5
w.v. verblijf en opvang (of combinatie van ondersteuning thuis en verblijf en opvang)
0,02
0,02
0,02
0,02
0,02
0,02
0,01
EB Wlz
0,2
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
Totaal aantal personen met eigen bijdrage 2
11,0
11,1
11,2
11,4
11,5
11,2
11,4
Totale bevolking
17,0
17,1
17,2
17,3
17,4
17,5
17,6
X Noot
1
Bij de combinatie van een eigen bijdrage Wmo exclusief verblijf en opvang en een eigen
bijdrage voor de Wlz of beschermd wonen in de Wmo 2015 is er sprake van anti-cumulatie.
In aantal personen kan er dus sprake zijn van overlap van eigen bijdragen, maar de
eigen bijdrage Wmo exclusief verblijf en opvang is in die gevallen gelijk aan € 0.
X Noot
2
De som van de aantallen personen per soort eigen bijdrage telt niet op tot het totaal,
omdat personen meer dan één eigen bijdrage tegelijkertijd kunnen hebben.
De leden van de VVD-fractie zijn niet verrast dat de vergrijzende samenleving zorgt
voor een stijging in het aandeel van personen met meerdere eigen bijdragen. Wat kan
op basis van demografische verwachtingen gezegd worden over de ontwikkeling van deze
stijging: verwacht de Minister dat deze stijging de komende jaren doorzet of (redelijk)
stabiel blijft?
Demografie is één van de factoren die van invloed is op de ontwikkeling van de zorgvraag
en de zorguitgaven. In het rapport «Toekomstverkenning zorguitgaven 2015–2060 Kwantitatief
vooronderzoek in opdracht van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid.
Deel 1: toekomstprojecties»8 stelt het RIVM dat de invloed van demografische veranderingen verschilt per sector.
Zo wordt de groei in de curatieve zorg vooral veroorzaakt door niet-vergrijzingsgerelateerde
factoren zoals de doorzettende intensivering van zorg. Mensen komen door nieuwe diagnostiek
en voortschrijdende medische kennis eerder in de zorg terecht, en worden daar ook
langer en intensiever behandeld – bij chronische aandoeningen vaak een heel leven
lang. Bovendien gaan die behandelingen gepaard met steeds meer nieuwe, vaak dure,
technologie of geneesmiddelen. Demografie heeft vooral een grote invloed op de ouderenzorg,
waarbij technologische ontwikkelingen en een stijgende welvaart een veel kleinere
rol spelen. Bij de ontwikkeling van de ouderenzorg zien we wel een afname van de gemiddelde
jaarlijkse groei van de zorguitgaven na 2040 die samenhangt met vergrijzing.
Als gevolg van demografische veranderingen is daarmee de verwachting dat de zorgvraag
de komende jaren verder toeneemt, met name in de ouderenzorg. Vanuit dit inzicht valt
daarom een verdere stijging van het aantal personen met meerdere eigen bijdragen te
verwachten. Of het aandeel personen met meerdere eigen bijdragen ook zal stijgen is
afhankelijk van meerdere factoren, zowel op het gebied van de zorgvraag als het beleid
omtrent de eigen bijdragen zelf.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een onderschatting blijkt te zitten in de
eigen bijdragen voor kraamzorg in de jaren 2015 en 2016. Wat is de oorzaak van deze
onderschatting? En hoe zien de actuelere cijfers eruit?
Het Zorginstituut heeft onder andere cijfers over de hoogte van de eigen bijdragen
voor kraamzorg aangeleverd bij CBS voor de monitor stapeling eigen bijdragen. Tijdens
de analyse van de cijfers van de monitor is ontdekt dat er een vergissing gemaakt
was en dat de eigen bijdragen voor kraamzorg in 2015 en 2016 niet klopten. Het Zorginstituut
heeft de cijfers inmiddels opnieuw aangeleverd en CBS heeft de nieuwe cijfers voor
2015 en 2016 verwerkt in de monitor.9 Deze heraanlevering kon niet meer verwerkt worden in de Kamerbrief Analyse monitor
stapeling eigen bijdragen (Kamerstukken II 2023–2024, 29 689, nr. 1248). De nieuwe cijfers voor de eigen bijdragen kraamzorg voor 2015 en 2016 zijn zowel
voor het aantal personen als de gemiddelde eigen bijdrage per maand vergelijkbaar
met de jaren vanaf 2017.
De stijging van het aantal personen met een eigen bijdrage voor geneesmiddelen komt
naar verwachting ook doordat er nieuwe geneesmiddelen op de markt komen, zo lezen
de leden van de VVD-fractie. Hoe hebben de aantallen nieuwe geneesmiddelen zich ontwikkeld
gedurende de periode 2016–2021?
Er is helaas geen database beschikbaar waaruit blijkt hoeveel nieuwe geneesmiddelen,
in het bijzonder extramurale geneesmiddelen waarvoor een eigen bijdrage geldt, er
op de markt zijn gekomen in die periode. We observeren een stijging van het aantal
mensen dat geneesmiddelen gebruikt en dat komt met name door de vergrijzing. Daarnaast
komen er ook nieuwe middelen op de markt waarvoor een eigen bijdrage betaald moet
worden, zoals bepaalde geneesmiddelen met de werkzame stof Selexipag en Mercaptamine.
Daarnaast zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of er al enigszins een inschatting
kan worden gegeven van de effecten op de monitor door herinvoering van een inkomens-
en vermogensafhankelijke eigen bijdrage inde Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
2015?
De vervanging van het abonnementstarief door de inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage (ivb) in de Wmo 2015 betekent dat het vaste bedrag per maand komt te
vervallen en dat cliënten een eigen bijdrage gaan betalen gebaseerd op de financiële
draagkracht. Een deel van de huishoudens dat gebruik maakt van de Wmo 2015 gaat daarom
als gevolg van de maatregel een hogere eigen bijdrage betalen dan het abonnementstarief.
Waar invoering van het abonnementstarief dus leidde tot een daling van de gemiddelde
eigen bijdrage Wmo 2015 per maand, zal invoering van de ivb weer leiden tot een stijging
van de gemiddelde eigen bijdrage Wmo 2015 per maand. De ivb zal na invoering worden
meegenomen in de monitor stapeling eigen bijdragen. Het is op dit moment nog niet
mogelijk om het effect van de ivb op de monitor stapeling eigen bijdragen te kwantificeren,
daar dit de komende jaren ook mede afhankelijk is van andere ontwikkelingen, zowel
op het gebied van eigen bijdragen als de ontwikkeling van de zorgvraag.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat ook de eigen bijdragen voor
hulpmiddelen in de monitor worden meegenomen om zo een goed en compleet beeld te krijgen.
Wat is de reden dat er geen representatieve cijfers bekend zijn over de ontwikkeling
van eigen bijdragen voor hulpmiddelen? Wanneer kan de Minister meer zeggen over de
uitkomsten van de gesprekken met zorgverzekeraars?
Zoals ik in mijn brief van 28 september 2023 (Kamerstukken II 2023–2024, 29 689, nr. 1226) heb aangegeven is het duidelijk geworden dat er verschillen bestaan tussen zorgverzekeraars
bij het gebruik van declaratiecodes van hulpmiddelen. Dit wordt mede veroorzaakt door
verschillen in inkoopafspraken en heeft bijvoorbeeld als gevolg dat de leverancier
– op basis van bundelafspraken met de verzekeraar – kan bepalen welk hulpmiddel in
het concrete geval het meest passend is. Daardoor is niet altijd met zekerheid te
zeggen welk hulpmiddel exact is geleverd en is het op dit moment helaas niet mogelijk
om de eigen bijdragen voor hulpmiddelen in de Zvw met voldoende zekerheid op te nemen.
Ik ben momenteel in overleg met zorgverzekeraars om te bezien of de eigen bijdragen
van hulpmiddelen toch opgenomen kunnen worden in de monitor. Ik kan daar op dit moment
niet meer over zeggen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de analyse van de monitor stapeling eigen bijdragen
met interesse gelezen. De leden hebben daarover een aantal vragen.
De leden van NSC-fractie vragen de Minister hoe de beleidsmaatregelen zoals de maximering
van de eigen bijdragen voor extramurale geneesmiddelen en de invoering van het abonnementstarief
in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 specifiek bijdragen aan de daling
van de gemiddelde eigen bijdrage voor personen met meerdere eigen bijdragen?
In 2019 is er een maximum van jaarlijks € 250 ingevoerd voor de eigen bijdragen voor
extramurale geneesmiddelen. Dit betekent dat verzekerden niet meer dan € 250 per jaar
verschuldigd zijn aan eigen bijdragen voor deze extramurale geneesmiddelen en dat
de zorgverzekeraar eventuele eigen bijdragen aan extramurale geneesmiddelen boven
een bedrag van € 250 vergoed. Dit maximum is meerdere keren verlengd en de Minister
voor Medische Zorg heeft besloten deze met nog een jaar te verlengen tot 2026.
In 2019 is het abonnementstarief ingevoerd voor ondersteuning thuis in de Wmo.10 Hierdoor betaalt elke cliënt die van één of meerdere Wmo-voorzieningen gebruik maakt,
een vast bedrag per maand (€ 20,60 in 2024), ongeacht het inkomen. Voorafgaand aan
invoering van het abonnementstarief, was er voor desbetreffende Wmo-maatwerkvoorzieningen een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage van kracht.
Beide maatregelen, de maximering van de eigen bijdragen voor extramurale geneesmiddelen
en het abonnementstarief in de Wmo, betreffen dus een verlaging van deze specifieke
eigen bijdragen. Voor mensen die één of beide van deze eigen bijdragen betalen, kan
het bedrag aan eigen bijdrage door deze maatregelen gedaald zijn.
De leden de NSC-fractie lezen in de monitor dat wordt beoogd om voor de meeste huishoudens
de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage Wmo geleidelijk op te laten lopen
vanaf een bijdrageplichtig inkomen van 120% van het sociaal minimum. Mensen met lage
inkomens blijven daarmee het bedrag van het huidige abonnementstarief van € 20,60
per maand betalen. Kan de Minister aangeven of het huidige abonnementstarief in de
nieuwe inkomens-en vermogensafhankelijke bijdrage bij de Wmo de minimumbijdrage is?
Kan de Minister aangeven of er al een inkomensgrens is bepaald waaronder cliënten
geen eigen bijdrage verschuldigd zijn?
Voornemen is dat huishoudens met een bijdrageplichtig inkomen tot 120% van het sociaal
minimum een eigen bijdrage gaan betalen die gelijk is aan het abonnementstarief dat
tot aan het moment van inwerkingtreding van de inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage (ivb) van toepassing is voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
met een duurzame hulpverlenersrelatie. Dit is de minimum eigen bijdrage en deze bedraagt
20,60 per maand (in prijspeil 2024). Deze minimum eigen bijdrage zal nog worden geïndexeerd
naar prijspeil 2026 aan de hand van de consumentenprijsindex (CPI).
Het voornemen is om voor meerpersoonshuishoudens waarvan tenminste één van beide partners
nog niet pensioengerechtigd is, een andere inkomensgrens te hanteren, namelijk 170%
van het sociaal minimum, en te regelen dat zij onder die inkomensgrens geen eigen
bijdrage hoeven te betalen. Voor deze groep wordt hiermee de vrijstelling hersteld
van vóór de invoering van het abonnementstarief. (Die vrijstelling was per 2017 geïntroduceerd
als financiële compensatie voor eenverdienerhuishoudens waarbij één van de partners
chronisch ziek is en het voornemen is om die om vergelijkbare overwegingen opnieuw
in te voeren.)
Op dit moment, sinds de invoering van het abonnementstarief in 2019, betalen deze
meerpersoonshuishoudens helemaal geen eigen bijdrage, ongeacht hun inkomen en vermogen.
Van zo’n volledige vrijstelling zal binnen bovengenoemd voornemen geen sprake meer
zijn.
Daarnaast heeft de gemeente bestaande mogelijkheden om maatwerk te bieden. Zo hebben
gemeenten bijvoorbeeld de mogelijkheid om een inkomensgrens te bepalen waar beneden
burgers geen eigen bijdrage verschuldigd zijn (het zogenoemde minimabeleid) en om
individuele burgers vanwege bijzondere omstandigheden (zoals een gebrek aan betalingscapaciteit)
vrij te stellen van het betalen van eigen bijdrage.
Kan de Minister aangeven wat de verwachte gevolgen voor de stapeling van eigen bijdragen
voor de toegankelijkheid van zorg na de afschaffing van het abonnementstarief in de
Wmo en de herinvoering van de inkomen en vermogensafhankelijke eigen bijdrage?
De betreffende Wmo-voorzieningen blijven financieel toegankelijk doordat de hoogte
van de eigen bijdrage wordt afgestemd op de financiële draagkracht van de burger,
de eigen bijdrage wordt gemaximeerd, samenloop met andere eigen bijdragen uit hoofde
van de Wmo 2015 of Wlz wordt voorkomen en de huidige mogelijkheden blijven bestaan
om burgers vanwege bijzondere omstandigheden (zoals een gebrek aan betalingscapaciteit)
vrij te stellen van het betalen van de eigen bijdrage.
De verwachting is dat door de invoering van de inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage (ivb) de beschikbaarheid van voorzieningen zal verbeteren voor burgers
die niet in staat zijn om de ondersteuning die zij nodig hebben zelf te bekostigen
en/of te organiseren en daarvoor dus op de gemeente zijn aangewezen. De verwachting
is namelijk dat mensen die hiertoe wel in staat zijn, als gevolg van de ivb minder
vaak een beroep zullen doen op de Wmo 2015. De schaarse capaciteit die beschikbaar
is voor het aanbieden van Wmo-voorzieningen kan daardoor beter (c.q. gerichter) worden
ingezet voor burgers die voor hun ondersteuning van de Wmo 2015 afhankelijk zijn.
Het wetsvoorstel waarmee de afschaffing van het abonnementstarief en de herinvoering
van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) in de Wmo 2015 worden
geregeld, wordt op dit moment uitgewerkt en kan naar verwachting dit najaar worden
aangeboden aan de Tweede Kamer.
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat personen met lage inkomens vaak
hogere eigen bijdragen betalen, vanwege hun hogere gebruik van Wet langdurige zorg
(Wlz) met verblijf. Welke aanvullende maatregelen overweegt de Minister om deze last
voor lage inkomens te verlichten?
De eigen bijdragen voor de Wlz hangen af van de leveringsvorm én van het inkomen en
vermogen van mensen. Iemand met een hoger inkomen betaalt dus, voor dezelfde zorgvorm,
een hogere eigen bijdrage dan iemand met een lager inkomen. Mensen met lage inkomens
maken echter aanzienlijk vaker gebruik van Wlz-zorg, en in het bijzonder Wlz-zorg
met verblijf. De wettelijke eigen bijdragen voor de Wlz en in het bijzonder voor Wlz-zorg
met verblijf zijn hoger dan de eigen bijdragen voor andere zorgvormen, zoals zorg
in de Zvw. Daarom zien we dat mensen met een lager inkomen gemiddeld genomen hogere
eigen bijdragen betalen. Ik vind dat verdedigbaar: de eigen bijdrage voor zorg met
verblijf is hoger is dan andere eigen bijdragen, omdat deze cliënten méér en intensieve
zorg ontvangen en omdat deze cliënten geen bijkomende kosten meer hebben voor wonen
en voeding. Voor die groep wordt de hoge eigen bijdrage dus wel zichtbaar in de monitor
stapeling eigen bijdragen, maar niet de daling op kosten voor wonen en voeding. Bovendien
blijkt uit de analyse dat mensen met een hoger inkomen én die Wlz-zorg gebruiken een
hogere eigen bijdragen betalen dan mensen met een lager inkomen die Wlz-zorg betalen.
Ik zie geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen, maar dat is ook aan
een nieuwe bewindspersoon.
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat de gemiddelde eigen betalingen
in Nederland lager zijn dan de EU en OESO-gemiddelden. Welke specifieke factoren dragen
bij aan deze lagere eigen betalingen in Nederland en hoe kunnen deze factoren verder
worden versterkt?
De eigen betalingen maken 9% uit van de uitgaven aan gezondheidszorg in Nederland.
Dit is relatief laag t.o.v. de andere OESO-landen (gemiddeld 19%) en andere EU-landen
(gemiddeld 15%)11. Ik merk op dat hierbij gebruik wordt gemaakt van een internationale definitie, om
cijfers te kunnen vergelijken. Hierin geldt overigens een wat bredere definitie van
eigen betalingen dan de definitie die in Nederland wordt gehanteerd. De verschillen
kunnen veel oorzaken hebben. Een analyse over de verschillen tussen landen voort voor
nu te ver. Wel geldt dat, zoals ook in mijn brief van 8 mei jl. is te lezen, dit demissionaire
kabinet en het vorige kabinet diverse beleidsmaatregelen heeft genomen om de eigen
bijdragen te verlagen. Het nog verder verlagen van de eigen bijdragen is een politieke
keuze die aan een nieuw kabinet is.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wat de meest belangrijke factoren zijn
die hebben geleid tot de toename van het aantal personen met meerdere eigen bijdragen
van 10% in 2016 tot 14% in 2021?
Uit de analyse van de monitor stapeling eigen bijdragen blijkt inderdaad dat er tussen
2016 en 2021 relatief meer mensen meerdere eigen bijdragen zijn gaan betalen, terwijl
het aandeel mensen met één eigen bijdrage in dezelfde periode is afgenomen. Deze verschuiving
komt naar verwachting door de toenemende zorgvraag vanwege de vergrijzing. Mensen
gebruiken vaker zorg in verschillende domeinen, waardoor ze meerdere soorten eigen
bijdragen betalen. Het is overigens niet zo dat de verschuiving komt door nieuwe eigen
bijdragen: in de periode tussen 2015 en 2021 zijn er geen nieuwe eigen bijdragen geïntroduceerd.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister in hoeverre de specifieke groepen zoals
chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met meerdere eigen bijdragen zijn oververtegenwoordigd
in de monitor en welke aanvullende beleidsmaatregelen overwogen worden om deze groepen
te ondersteunen?
De monitor stapeling eigen bijdragen omvat de gehele Nederlandse bevolking en betreft
daarmee geen steekproef. Hierdoor is het niet mogelijk dat bepaalde groepen, zoals
chronisch zieken, gehandicapten en ouderen met meerdere eigen bijdragen, oververtegenwoordigd
zijn. In mijn brief geef ik aan dat er momenteel twee andere trajecten lopen: «Doe
onbeperkt mee» en «Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen (VIM)». Die trajecten
richten zich juist wel op specifieke groepen, zoals mensen met een beperking. Ik wil
de resultaten van deze trajecten afwachten en op dit moment nog geen verdere stappen
nemen.
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor over gemiddelden. Kan de Minister
aangeven wat het maximum is wat mensen kunnen betalen bij de stapeling van kosten
en welke groepen daar het meest last van hebben?
Vanwege privacy-overwegingen en kwaliteit van de data is het niet mogelijk om maxima,
en daarmee zeer kleine groepen of wellicht tot individuen te herleiden gegevens, in
beeld te brengen.
In absolute zin zullen de hoogste eigen bijdragen gelden voor cliënten die Wlz-zorg
in een instelling ontvangen en de daarvoor de maximale hoge eigen bijdrage betalen.
De maximale eigen bijdrage voor beschermd wonen in de Wmo 2015 is gelijk aan de maximale
eigen bijdrage voor zorg met verblijf in de Wlz. Ik merk hierbij op dat deze eigen
bijdrage inkomens- en vermogensafhankelijk is, en cliënten met een smallere beurs
dus een lager bedrag betalen ten opzichte van mensen met een hoger inkomen en vermogen.
Ook geldt dat cliënten die zorg in een instelling ontvangen geen bijkomende kosten
voor wonen en voeding hebben. Voor die groep is de hoge eigen bijdrage dus wel zichtbaar
in de monitor stapeling eigen bijdragen, maar niet de daling op kosten voor wonen
en voeding. Als deze personen daarnaast nog zorg uit de Zvw ontvangen waarvoor een
eigen risico en/of een eigen bijdrage geldt dan komt dit bovenop de (hoge) eigen bijdrage
voor de Wlz. Er is in de monitor geen uitsplitsing mogelijk naar cliënten die de (maximale)
hoge eigen bijdrage betalen. Overigens wordt de maximale hoge eigen bijdrage door
een heel beperkt aandeel van de cliënten betaald.
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat het rapport van het Nivel een
globaal beeld geeft van eigen betalingen voor hulpmiddelen. Wat zijn de plannen om
deze gegevens structureel op te nemen in de monitor stapeling eigen bijdragen en welke
uitdagingen komen hierbij kijken? Welke eigen bijdragen worden nog meer gemist? In
ieder geval niet de eigen bijdrage voor de eerste twintig verrichtingen van de fysiotherapie?
Wat zijn daarvan de gevolgen voor de stapeling van kosten?
Zoals ik in mijn brief van 28 september 2023 (Kamerstukken II 2023–2024, 29 689, nr. 1226) heb aangegeven is het duidelijk geworden dat er verschillen bestaan tussen zorgverzekeraars
bij het gebruik van declaratiecodes van hulpmiddelen. Dit wordt mede veroorzaakt door
verschillen in inkoopafspraken en heeft bijvoorbeeld als gevolg dat de leverancier
– op basis van bundelafspraken met de verzekeraar – kan bepalen welk hulpmiddel in
het concrete geval het meest passend is. Daardoor is niet altijd met zekerheid te
zeggen welk hulpmiddel exact is geleverd en is het op dit moment helaas niet mogelijk
om de eigen bijdragen voor hulpmiddelen in de Zvw met voldoende zekerheid op te nemen.
Ik ben momenteel in overleg met zorgverzekeraars om te bezien of de eigen bijdragen
van hulpmiddelen toch opgenomen kunnen worden in de monitor.
Op de eigen bijdragen voor hulpmiddelen in de Zvw na, is de monitor compleet wat betreft
de eigen bijdragen die verzekerden moeten betalen uit hoofde van de tot het basispakket
behorende verzekerde zorg uit hoofde van de Zorgverzekeringswet (Zvw), alsmede voor
zorg in het kader van de Wet Langdurige Zorg (Wlz) en/of voor ondersteuning vanuit
de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Zoals in de Kamerbrief wordt beschreven zijn er nog meer uitgaven die mensen kunnen
maken voor zorg, maar die geen wettelijk eigen bijdragen zijn, zoals bijvoorbeeld
de nominale premie voor de basisverzekering en kosten voor zorg buiten het basispakket.
De eerste twintig verrichtingen van de fysiotherapie horen tot de laatste categorie.
Deze kosten vallen niet onder de afbakening van de monitor. De monitor kijkt op dit
moment alleen naar wettelijk eigen bijdragen en hier gaat om uitgaven voor niet-verzekerde
zorg.
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat er variatie binnen inkomensgroepen,
zoals bij lage inkomens als studenten. Hoe wordt bij beleidsvorming rekening gehouden
met deze verschillen om gerichte maatregelen te treffen?
Tijdens de opzet van de monitor stapeling eigen bijdragen zijn een aantal alternatieve
indelingen verkend, waarbij er fijnmaziger op bepaalde groepen ingezoomd kon worden
binnen de monitor. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het toevoegen van extra inkomensklassen
en persoonskenmerken. Daarbij werd in veel gevallen het aantal personen/huishoudens per groep12 te klein13. In dat geval komt de privacy en ook de kwaliteit van de inkomensgegevens te veel
onder druk te staan. Hierdoor kan de monitor bijvoorbeeld bij de laagste inkomensklasse
geen onderscheid maken tussen gezonde mensen met een laag inkomen (studenten) en mensen
met veel zorgkosten en een laag inkomen.
Bij beleidsvorming is het belangrijk om hier bewust van te zijn. Op het gebied van
eigen bijdragen zal er bij beleidsvorming bijna altijd meer informatie nodig zijn
dan dat er in de monitor opgenomen kon worden. Daarom worden vaak meerdere databronnen
geraadpleegd. Daarbij wil ik benadrukken dat het de inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdragen zelf, zoals voor Wlz en verblijf en opvang in de Wmo, wél op een fijnmazige
manier rekening wordt gehouden met verschillen in inkomen en vermogen. Ze zijn derhalve
niet gebaseerd op de grovere groepen en enkel bruto huishoudinkomen.
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor geen overzicht over wat de stapeling
van eigen bijdrage betekent voor een heel gezin met meerdere zorgvragen bij meerdere
personen. Kan de Minister daar een beeld van schetsen. Bijvoorbeeld een gezin met
twee kinderen en één inkomen waarvan elk gezinslid een zorgvraag heeft?
De monitor geeft geen inzicht in zeer specifieke groepen, omdat de aantallen personen
of huishoudens per groep dan te klein worden en de privacy en ook de kwaliteit van
de inkomensgegevens te veel onder druk te staan. Helaas is het daarom niet mogelijk
om op basis van de monitor inzicht te geven in de stapeling van eigen bijdragen voor
een gezin met twee kinderen, één inkomen en meerdere zorgvragen. O.b.v. de monitor
wordt namelijk niet duidelijk hoeveel gezinsleden binnen een huishouden een zorgvraag
hebben. Daarbij moet ik ook opmerken dat er ook sprake kan zijn van een zorgvraag
zonder dat daar een eigen bijdrage tegenover staat (denk bijvoorbeeld aan kinderen
die zijn uitgezonderd van het eigen risico). Een uitsplitsing naar inkomensgroep o.b.v.
monitor is wel mogelijk, maar dit geeft niet aan welke en hoeveel inkomensbronnen
een huishouden heeft.
De monitor kan wel inzicht geven in iets minder gedetailleerde groepen. Onderstaande
tabel bevat gegevens over het aantal huishoudens met één of meerdere eigen bijdragen
en de gemiddelde eigen bijdragen per maand in 2021. In de tabel is te zien dat de
grootste groepen huishoudens met eigen bijdragen, eenpersoonshuishoudens en paren
zonder (thuiswonende) kinderen zijn. Paren zonder (thuiswonende) kinderen hebben ten
opzichte van de andere huishoudsamenstellingen de hoogste gemiddelde bijdrage (€ 51
per maand). De gemiddelden zijn overigens hoger dan de gerapporteerde gemiddelden
in tabel 2 van de brief, omdat tabel 2 gemiddelden op persoonsniveau zijn, terwijl
onderstaande tabel gemiddelden op huishoudensniveau bevat.
Tabel 2: Aantal huishoudens (in mln) met eigen bijdrage(n) en gemiddelde eigen bijdrage
per maand (2021)
Huishoudsamenstelling
Aantal huishoudens
Gemiddelde EB p.m.
Eenpersoonshuishouden zonder thuiswonende kinderen
2,4
€ 36
Eenouderhuishouden met 1 kind
0,3
€ 39
Eenouderhuishouden met 2 kinderen of meer
0,2
€ 37
Paar zonder thuiswonende kinderen
2,2
€ 51
Paar met 1 kind
0,7
€ 49
Paar met 2 kinderen
0,8
€ 43
Paar met 3 of meer kinderen
0,3
€ 45
Overige huishoudens
0,0
€ 50
De leden van de NSC-fractie willen van de Minister weten welke concrete stappen worden
ondernomen om de monitor door te ontwikkelen en te verbeteren, bijvoorbeeld door het
toevoegen van nieuwe variabelen of het verbeteren door meerdere typen huishoudens?
Er zijn nog geen concrete stappen genomen, maar ik ben in ieder geval voornemens om
te kijken of er nog een verbetering mogelijk is op het inkomensbegrip voor institutionele
huishoudens, zodat ook stapeling van eigen bijdragen ook voor deze huishoudens inzichtelijk
gemaakt kan worden. Ik ben momenteel ook in overleg met zorgverzekeraars om te bezien
of de eigen bijdragen van hulpmiddelen toch opgenomen kunnen worden in de monitor.
Daarnaast wacht ik ook de resultaten uit de eerder genoemde trajecten, «Doe onbeperkt
mee» en «Vereenvoudiging inkomensondersteuning voor mensen (VIM)» af, omdat deze mogelijk
nog aanknopingspunten geven voor aanvulling en verbetering van de monitor. Ik wil
op dit moment dus nog geen verdere stappen nemen
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister welke maatregelen worden overwogen
om te voorkomen dat de eigen bijdragen geen obstakel vormen in de toegang tot noodzakelijke
zorg, vooral als het gaat om kwetsbare groepen? Tevens vragen de leden van de NSC-fractie,
op basis van de bevindingen uit de monitor, welke aspecten van het huidige beleid
rondom eigen bijdragen in de zorg kunnen worden heroverwogen of aangepast om de betaalbaarheid
en toegankelijkheid van zorg te verbeteren?
Uit de monitor blijkt dat mede dankzij het door het huidige demissionaire en het vorige
kabinet ingezette beleid er sprake is van een daling van het bedrag dat mensen die
te maken hebben met een stapeling van eigen bijdragen moeten betalen.
Er zijn verschillende generieke maatregelen om toegang tot zorg te borgen. Zo is er
de zorgtoeslag voor mensen met een lager inkomen, bieden gemeenten verschillende mogelijkheid
voor minima en zijn diverse vormen van zorg uitgesloten van het eigen risico. Daarnaast
zijn er de afgelopen jaren specifieke maatregelen genomen, zoals het bevriezen van
het eigen risico. Voor de toegankelijkheid van zorg is het belangrijk om naar de zorgkosten
in brede zin te kijken. Ik verwijs hierbij naar de lopende acties rondom het programma
Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor mensen (VIM) en de aanpak doe onbeperkt
mee. Verdere aanpassingen of heroverwegingen van het huidige beleid zijn aan het volgende
kabinet.
De leden van de NSC-fractie lezen in de monitor dat de eigen bijdrage Wet langdurige
zorg (Wlz) voor jonge gezinnen een belangrijk deel van hun besteedbaar inkomen kan
uitmaken. Is er gerichte ondersteuning beschikbaar om hun financiële druk te verlichten?
Er zijn verschillende regelingen waar mensen, die moeite hebben om de zorgkosten te
betalen, gebruik van kunnen maken. Voor de eigen bijdrage Wlz geldt dat er een aantal
mogelijkheden zijn om de financiële druk te verlichten. Als er in het huidig jaar
sprake is van een daling van het inkomen en/of vermogen ten opzichte van twee jaar
eerder dan kan een verzoek gedaan worden aan het CAK om hiermee rekening te houden
(de zogenaamde «peiljaarverlegging»). Als aan de voorwaarden is voldaan, dan wordt
de te betalen lage eigen bijdrage bepaald op basis van het lager inkomen en vermogen.
Voor de lage eigen bijdrage geldt verder dat onder voorwaarden vrijstelling mogelijk
is (artikel 3.3.2.2 lid 9 van het Besluit langdurige zorg). Verder heeft het CAK discretionaire
bevoegdheden die zij onder voorwaarden kan inzetten bij mensen die in de knel komen.
Dit beleid geldt voor iedereen die zorg vanuit de Wlz ontvangt, er is geen specifiek
beleid voor jonge gezinnen. Zoals ik in mijn eerdere brief meldde was er specifiek
voor de groep jonge gezinnen bij het CAK één zaak bekend waar de problematiek rond
het niet kunnen betalen van de eigen bijdrage heeft gespeeld.
De leden van de NSC-fractie lezen in het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het
jaarverslag 2023 over het probleem rondom de stapelfacturen. Het rapport concludeert
dat het Ministerie van VWS niet weet hoeveel mensen last hebben van stapelfacturen,
dat het Ministerie van VWS niet weet wat de oorzaken zijn van stapelfacturen en dat
stapelfacturen worden veroorzaakt door gebrekkig beleid. Hoe en wanneer gaat de Minister
in beeld brengen welke groepen mensen het meest last hebben van stapelfacturen en
wat de oorzaken zijn van stapelfacturen? Welk beleid gaat de Minister voeren om de
mensen die problemen hebben met stapelfacturen te ontlasten?
Het onderzoek van de Algemene Rekenkamer geeft nieuwe inzichten, met name over welke
structurele informatie mij kan helpen bij het toezicht op het CAK, zoals wat de oorzaak
is van een zogenaamde stapelfactuur. Ik neem de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer,
om de structurele toezichtsinformatie uit te breiden, over. Het ministerie is hierover
in gesprek met het CAK en gaat hierover in gesprek met de toezichthouder, de Nederlandse
Zorgautoriteit. Het streven is om dit gerealiseerd te hebben voor de invoering van
inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage (ivb) in het kader van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Om voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) of ondersteuning vanuit de Wmo 2015
een eigen bijdrage of het abonnementstarief in rekening te kunnen brengen, moeten
er verschillende gegevens verzameld worden. Dit betreffen gegevens van gemeenten,
zorgkantoren, de Belastingdienst en persoonsgegevens uit de Basisregistratie Persoonsgegevens.
Alhoewel de gehele keten zich inzet om stapelfacturen te minimaliseren, zijn niet
alle stapelfacturen per definitie ongewenst. Een burger kan een stapelfactuur ontvangen
in zijn of haar belang; het ontvangen van een correcte factuur die recht doet aan
de specifieke situatie die geldt voor de betreffende burger.
Een stapelfactuur kan het gevolg zijn van (i) de tijd die de keten redelijkerwijs
nodig heeft om bij de start van de zorg of ondersteuning de juiste gegevens te verzamelen,
te verwerken en aan het CAK aan te leveren, en/of (ii) correcties die doorgevoerd
moeten worden op basis van nieuwe of gewijzigde gegevens vanuit de keten, en/of (iii)
een zogenaamde «peiljaarverlegging»14 die wordt aangevraagd door een burger. Een stapelfactuur kan ook het gevolg zijn
van (iv) vertraging en/of fouten in de keten. In het bijzonder deze laatste vorm moet
zoveel mogelijk voorkomen worden. De keten spant zich continu in om deze vorm van
stapelfactuur te voorkomen.
Een stapelfactuur kan tot gevolg hebben dat een burger een bedrag moet bijbetalen
of dat een burger een bedrag terugkrijgt. In elke fase wordt de burger goed geïnformeerd
over de eigen bijdrage die betaald moet worden voor de zorg die hij of zij krijgt.
In het huidige proces en wat is afgesproken in de huidige wet- en regelgeving wordt
geprobeerd om zo goed mogelijk rekening te houden met wat in het belang van de burger
is. Bij het vormgeven van beleid en uitvoering is continu aandacht voor het vermijden
van onnodige complexiteit, het doenvermogen van de burger en de financiële impact
voor burgers. Het CAK heeft de afgelopen jaren, in samenwerking met de Vereniging
voor Nederlandse Gemeenten en het ketenbureau i-sociaal domein veel aandacht besteedt
aan communicatie met gemeenten en hun softwareleveranciers met als doel de berichtenuitwisseling
tussen gemeenten en het CAK te verbeteren en stapelfacturen te verminderen. Om tot
verdere verbetering te komen, worden bij de voorgenomen invoering van de ivb Wmo 2015
aanpassingen doorgevoerd in bestaande wet- en regelgeving om de impact van stapelfacturen
voor de burger te verminderen. Het voornemen is om de maximumtermijn waarmee, bij
een vertraging of fout in de keten, alsnog een (hogere) factuur opgelegd kan worden
voor de ivb, terug te brengen van 12 maanden naar 3 maanden.
Tevens hebben de leden van de NSC-fractie in het rapport van de Algemene Rekenkamer
gelezen dat het Centraal Administratie Kantoor (CAK) als zelfstandig bestuursorgaan
en rechtspersoon verantwoordelijk is voor de taakuitvoering van de vaststelling en
inning van de eigen bijdrage. Op welke manier is het CAK voorbereid op de mogelijke
heffing van de eigen bijdrage voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en
de jeugdzorg? Op welke manier worden deze mogelijke heffingen op elkaar afgestemd?
Op welke manier kunnen patiënten tijdig zicht krijgen op hoogte van de eigen bijdrage
van deze heffingen. Hoe houdt de Minister zicht op de juiste uitvoeringen van de CAK-taakuitvoering
voor nu en in de toekomst?
Het CAK en andere ketenpartijen zijn in een vroeg stadium betrokken bij de maatregelen
die het Kabinet wil doorvoeren, het vormgeven van wetsvoorstellen en het beoordelen
of de maatregelen uitvoerbaar zijn. Ook is aan het CAK (en andere ketenpartijen) gevraagd
om een uitvoeringstoets te doen. Een onderdeel van deze uitvoeringstoets is het bepalen
van de cumulatieve impact die verschillende maatregelen hebben op de organisatie.
De eigenbijdragen worden zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Bij deze regelingen
is de zogenaamde «anticumulatie» van toepassing. Indien er binnen een huishouden zowel
zorg wordt ontvangen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) als vanuit
de Wet langdurige zorg (Wlz) hoeft uitsluitend de eigenbijdrage voor de Wlz te worden
betaald. Dit geldt ook indien gebruik gemaakt wordt van meerdere Wmo-voorzieningen,
er wordt dan één eigenbijdrage betaald voor de Wmo 2015. Bij het uitwerken van een
mogelijke eigenbijdrage voor jeugd zal hier ook naar gekeken worden. Een burger wordt
in elke fase goed geïnformeerd over de eigenbijdrage die betaald moet worden voor
de zorg die hij of zij krijgt.
Het ministerie ontvangt periodiek rapportages van het CAK over de uitvoering van de
eigenbijdrageregelingen en kan op deze manier de uitvoering en de effecten van genomen
maatregelen monitoren. Jaarlijks verantwoord het CAK zich over het juist, tijdig,
volledig en rechtmatig uitvoeren van de regelingen. Daar is specifiek aandacht voor
de samenloop. De accountant van het CAK controleert deze verantwoording. De Nederlandse
Zorgautoriteit houdt toezicht op de uitvoering van de eigenbijdrageregelingen door
het CAK en brengt jaarlijks een openbaar rapport uit aan mij met een bestuurlijk oordeel
over de uitvoering door het CAK van haar wettelijke taken. Ook zijn hierin aanbevelingen
opgenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Analyse monitor stapeling
eigen bijdragen en hebben geen vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de analyse van de stapeling aan
eigen betalingen in de zorg en maken graag van de mogelijkheid gebruik om hier enkele
vragen over te stellen.
De leden van de CDA-fractie vinden het een duidelijk overzicht maar het betreft het
terug «kijken» naar de stapeling van eigen betalingen 2015–2021. Zover het CDA de
analyse overziet leidt dit niet tot bijstelling van huidig beleid. Deelt de Minister
het standpunt van het CDA dat het beeld over de stapeling van eigen betalingen in
de zorg niet compleet is omdat de eigen betalingen voor hulpmiddelen maar ook of een
gemeente mensen met een handicap compenseert voor hoge zorgkosten niet is meegenomen?
Wat betreft de tegemoetkoming aan zorgkosten voor chronische zieken en gehandicapten
(voormalige WTCG), een groot aantal gemeenten doen dit niet (meer) zoals uit onderzoek
blijkt. Het bedrag dat men ontvangt loopt uiteen en is vaak alleen voor de laagste
inkomens. De leden van de CDA-fractie snappen dat het vervolgens moeilijk meetbaar
is maar het hangt dus ook van een specifieke gemeente af.
In de monitor is inderdaad een afbakening gekozen waarbij enkel, maar wel nagenoeg
alle, wettelijke eigen bijdragen in de Zvw, Wmo en Wlz in kaart zijn gebracht. Alleen
de eigen bijdragen voor hulpmiddelen ontbreken. Ik ben momenteel in overleg met zorgverzekeraars
om te bezien of de eigen bijdragen van hulpmiddelen toch opgenomen kunnen worden in
de monitor.
Andere uitgaven die mensen maken voor zorg, zoals bijvoorbeeld de nominale premie
voor de basisverzekering, maar ook kosten buiten het basispakket, zijn niet meegenomen
in de monitor. Ook is er geen rekening gehouden met mogelijke subsidies die sommige
personen wel en andere niet ontvangen van hun gemeenten, zoals u in uw vraag benoemt.
Zoals ik in mijn brief aangeef zijn daar meerdere redenen voor: verzekerde zorg is
een redelijk vastomlijnd begrip dat niet afhankelijk is van het uitgavenpatroon van
de individuele verzekerde. Ook is het belangrijk voor de monitor dat er kwalitatief
goede registerdata beschikbaar is voor de gehele populatie. Dit is voor de wettelijke
eigen betalingen nagenoeg altijd het geval, maar niet voor de andere uitgaven die
mensen maken voor zorg of voor eventuele tegemoetkomingen die men hiervoor kan krijgen.
Bovendien is er sprake van grote verschillen in lokale regelingen, waardoor de monitor
stapeling eigen bijdragen niet het geschikte instrument is om dit in beeld te brengen.
Zoals ik mijn Kamerbrief aangeef zie ik de monitor als een van de puzzelstukjes om
de betaalbaarheid van zorg van de individuele zorggebruiker in kaart te brengen.
Ik vind het belangrijk dat er naast de monitor ook naar de specifieke groepen gekeken
wordt en dat daarbij naar de kosten van zorg in brede zin gekeken wordt. Dit wordt
gedaan in de trajecten «Doe onbeperkt mee» en «Vereenvoudiging inkomensonderssteuning
voor mensen (VIM)». Ook kijk ik ondertussen naar alternatieve opties voor de aftrek
specifieke zorgkosten15. Ik wacht de resultaten van die trajecten af en kijk dan met alle puzzelstukken naar
het totaalbeeld. Daarbij merk ik op dat nieuw beleid aan het nieuwe kabinet is.
Vervolgens stelt de Minister dat het wetsvoorstel (verhoging) eigen bijdragen Wet
Maatschappelijke ondersteuning per 2026 ingevoerd zal worden. Terwijl het abonnementstarief
nu juist heeft geleid tot een daling van eigen betalingen. De Minister stelt dat voor
een deel van de cliënten de (stapeling van) eigenbijdrage(n) weer zal toenemen door
herinvoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage. Kan de Minister
eens toelichten voor welk «deel» dit dan wordt verwacht? En vindt de Minister dat
redelijk en billijk? Is de Minister bereid om, als besloten wordt het om abonnementstarief
af te schaffen, onderzoek te doen naar de gevolgen daarvan voor de stapeling van zorgkosten
bij gebruikers van de betreffende voorzieningen? Wat betekent dit voor de relatief
kleine groep die nu al meerdere eigen bijdragen in de zorg moeten betalen? Vindt de
Minister het billijk als juist die groep meer gaat betalen?
De vervanging van het abonnementstarief door de inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage (ivb) betekent dat het vaste bedrag per maand komt te vervallen en
dat cliënten een eigen bijdrage gaan betalen gebaseerd op hun financiële draagkracht.
De meeste huishoudens met een bijdrageplichtig inkomen boven 120% van het sociaal
minimum zullen binnen dit voornemen een hogere eigen bijdrage gaan betalen. De mate
van verhoging van de eigen bijdrage is afhankelijk van het inkomen, vermogen en de
samenstelling van het huishouden.
Voor meerpersoonshuishoudens waarvan tenminste één van beide partners nog niet pensioengerechtigd
is, geldt binnen het voornemen een afwijkend regime: voor hen geldt een andere inkomensgrens,
namelijk 170% van het sociaal minimum, en geldt dat zij onder die inkomensgrens geen
eigen bijdrage hoeven te betalen.
Voor deze groep wordt hiermee de vrijstelling hersteld van vóór de invoering van het
abonnementstarief. (Die vrijstelling was per 2017 geïntroduceerd als financiële compensatie
voor eenverdienerhuishoudens waarbij één van de partners chronisch ziek is en het
voornemen is om die om vergelijkbare overwegingen opnieuw in te voeren.) Op dit moment,
sinds de invoering van het abonnementstarief in 2019, betalen deze meerpersoonshuishoudens
helemaal geen eigen bijdrage, ongeacht hun inkomen en vermogen. Van zo’n volledige
vrijstelling zal binnen bovengenoemd voornemen geen sprake meer zijn.
Afhankelijk van het inkomen, vermogen en de samenstelling van het huishouden kan de
eigen bijdrage voor de Wmo-maatwerkvoorziening door de invoering van de ivb dus stijgen.
Maken deze huishoudens ook gebruik van andere zorgvormen en betalen zij daarvoor een
eigen bijdrage, dan kan de stapeling van eigen bijdragen in hoogte toenemen. Echter,
vanwege anticumulatiebepalingen kan de ivb niet stapelen met eigen bijdragen voor
de Wet langdurige zorg (Wlz) of eigen bijdragen voor beschermd wonen of opvang in
de Wmo 2015. Verder behouden gemeenten de mogelijkheid om burgers met een inkomen
onder een bepaalde grens of bijvoorbeeld mensen met een gebrek aan betalingscapaciteit
vrij te stellen van het betalen van de eigen bijdrage.
Ik acht de invoering van de ivb billijk en nodig. De beschikbaarheid en financiële
houdbaarheid van maatschappelijke ondersteuning staan onder druk, mede als gevolg
van de «aanzuigende werking» van het abonnementstarief. Met de afschaffing van het
abonnementstarief en de invoering van de ivb wordt beoogd deze aanzuigende werking
grotendeels ongedaan te maken, waardoor de beschikbaarheid van maatschappelijke ondersteuning
beter gewaarborgd kan worden voor burgers die ondersteuning nodig hebben en dit niet
zelf kunnen regelen. Met de ivb betalen gebruikers, naar draagkracht, bij aan de geleverde
ondersteuning.
De monitor stapeling eigen bijdragen wordt jaarlijks van een update voorzien. De ivb
zal na invoering meegenomen worden in deze monitor. De resultaten van deze monitor
en de weging daarvan kunnen te zijner tijd worden betrokken bij de evaluatie van het
voorstel van de Wet vervanging abonnementstarief. Dit wetsvoorstel is voor advies
aangeboden aan de Raad van State en kan naar verwachting in het najaar worden aangeboden
aan de Tweede Kamer.
Wat betekent dit voor de groep zorgvragers met een middeninkomen dit omdat de Minister
beoogd om voor de meeste huishoudens de inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage
geleidelijk op te laten lopen vanaf een bijdrageplichtig inkomen van 120% van het
sociaal minimum, waardoor mensen met lage inkomens een eigen bijdrage blijven betalen
die gelijk is aan het abonnementstarief?
Mensen met een inkomen dat hoger is dan 120% van het sociaal minimum kunnen in de
nieuwe situatie – afhankelijk van hun huishoudsamenstelling – een hogere eigen bijdrage
verschuldigd zijn dan het huidige abonnementstarief. Dit zal worden uitgewerkt en
toegelicht in het wetsvoorstel dat momenteel wordt voorbereid en waarmee de afschaffing
van het abonnementstarief en de herinvoering van een inkomens- en vermogensafhankelijke
eigen bijdrage (ivb) in de Wmo 2015 zullen worden geregeld. Dit wetsvoorstel zal naar
verwachting dit najaar worden aangeboden aan de Tweede Kamer.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.Y. Abma-Mom, adjunct-griffier