Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Zanten ver de artikelen 'Pro-Palestinian protesters are backed by a surprising source: Biden’s biggest donors' en 'Qatar is oversaturating US Universities with funds, directly affecting the rise of antisemitism'
Vragen van het lid Van Zanten (BBB) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de artikelen «Pro-Palestinian protesters are backed by a surprising source: Biden’s biggest donors» en «Qatar is oversaturating US Universities with funds, directly affecting the rise of antisemitism» (ingezonden 10 mei 2024).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 11 juni
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «Pro-Palestinian protesters are backed by a surprising
source: Biden’s biggest donors»1 en «Qatar is oversaturating US Universities with funds, directly affecting the rise
of antisemitism»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Uit het rapport «Networks of Hate» van het Institute for the Study of Global Antisemitism
and Policy (ISGAP) blijkt dat de SWF-organisatie uit Qatar miljarden euro’s heeft
overgemaakt naar verschillende instellingen en organisaties in de VS en Europa, waaronder
topuniversiteiten. Is bekend of er ook geld van deze of andere buitenlandse organisaties
terecht is gekomen bij Nederlandse onderwijsinstellingen? Zo ja, zou u een specificatie
van de buitenlandse organisaties, de Nederlandse onderwijsinstellingen en de bedragen
aan de Kamer kunnen sturen?
Hoe gaat het kabinet om met de mogelijke invloed van buitenlandse financiers, specifiek
uit Qatar en andere (overwegend) islamitische landen, op het Nederlandse onderwijs
en onderzoek en de daaraan verbonden risico’s op antisemitisme?
Antwoord 2 en 3
We weten niet of er ook geld van deze of andere buitenlandse organisaties terecht
is gekomen bij Nederlandse onderwijsinstellingen. Sommige universiteiten bieden in
het kader van transparantie via hun website informatie over institutionele samenwerkingen
en financiering van onderzoek. Ik vind het belangrijk dat alle universiteiten hier
werk van gaan maken. Daarnaast zijn onderzoekers op grond van de Nederlandse Gedragscode
Wetenschappelijke Integriteit verplicht om bij publicatie van onderzoek de bron van
financiering te vermelden.
De financiering van kennisinstellingen in Nederland is anders geregeld dan in de Verenigde
Staten. In de VS zijn kennisinstellingen vaak private instellingen. In Nederland zijn
alle bij de Universiteiten van Nederland aangesloten instellingen publiek gefinancierde
instellingen van wie het onderwijs en onderzoek wordt bekostigd. Daarnaast krijgen
kennisinstellingen op verschillende manieren externe financiering, zoals financiering
van contractonderzoek.
Ik vind het belangrijk dat alle instellingsbesturen in het kader van transparantie
informatie over externe financiering van onderzoek openbaar gaan maken. Dit geeft
inzicht en overzicht in de samenwerkingen en financieringsbronnen en helpt daarbij
de instellingsbesturen omdat ze daardoor beter risico’s en afhankelijkheden in beeld
krijgen.
Er lopen al langere tijd gesprekken met instellingen rondom de transparantie van externe
financiering, waaronder buitenlandse financiering, in het kader van wetenschappelijke
integriteit en onafhankelijkheid. Hier heb ik uw Kamer over geïnformeerd 23 december
jl.3
Naar aanleiding van de motie van de leden Teunissen en Kostic (PvdD) wordt door OCW,
in afstemming met de instellingen, hieraan gewerkt. Er komt een richtlijn die de transparantie
van financieringsbronnen van onderzoek beoogt te verhogen4. Deze richtlijn zal volgend jaar aan uw Kamer worden gestuurd.
Kennisinstellingen maken zelf de afweging met welke partijen zij willen samenwerken
en in welke vorm. Binnen universiteiten gelden procedures, richtlijnen en waarborgen
om te voorkomen dat gezonde samenwerking overgaat in ongewenste beïnvloeding. Ook
gelden sectorbrede kaders, zoals de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit
(NGWI) en de Nationale Leidraad Kennisveiligheid. Vanuit kennisveiligheidsbeleid en
procedures proberen universiteiten en hogescholen de risico’s op buitenlandse ongewenste
beïnvloeding zoveel mogelijk te beperken en te voorkomen, bijvoorbeeld met gebruik
van een toetsingskader voor samenwerking met buitenlandse partners.
Naar aanleiding van het conflict in Israël en de Palestijnse gebieden zijn instellingen
momenteel bezig met de (door)ontwikkeling van criteria waarmee zij de (ethische) kansen
en risico’s van internationale samenwerking kunnen afwegen. Ik vind het belangrijk
dat universiteiten deze criteria (door)ontwikkelen. De maatschappelijke ontwikkelingen
en het debat wat hierdoor ontstaat binnen de universiteiten vragen hierom. Breed draagvlak
voor deze criteria binnen de universitaire gemeenschap kan het debat in de toekomst
ook faciliteren. Ik heb de universiteiten en hogescholen verzocht om bij deze doorontwikkeling
een aantal belangrijke uitgangspunten te betrekken. Daarbij heb ik instellingen gevraagd
voorts geldende gedragscodes, zoals de NGWI, mee te nemen. Hierover heb ik uw Kamer
op 31 mei jl. geïnformeerd met mijn brief over de stand van zaken omtrent de veiligheid
op universiteiten en hogescholen n.a.v. de protesten over de situatie in Gaza5. Verder treffen universiteiten diverse maatregelen om ongewenste beïnvloeding van
wetenschappelijk onderzoek door externe financiers en de schijn daarvan te voorkomen
door meer transparantie te creëren. Een voorbeeld hiervan is dat de nevenwerkzaamheden
van hoogleraren en externe financiering van leerstoelen openbaar zijn gemaakt en de
uitwerking van de hierboven genoemde motie.
Daarbij vind ik het belangrijk dat de instellingsbesturen de universitaire en hogescholengemeenschap
zowel betrekken bij de uitwerking van de richtlijn die de transparantie van financieringsbronnen
van onderzoek beoogt te verhogen, als bij de ontwikkeling van criteria waarmee (ethische)
kansen en risico’s van internationale samenwerking worden afgewogen. Ook is het van
belang dat de medezeggenschap via de reguliere kanalen en afgesproken verantwoordelijkheden
en bevoegdheden wordt betrokken.
Vraag 4
Zijn er gevallen bekend binnen Nederlandse universiteiten waarbij buitenlandse financiering
heeft geleid tot het promoten van antisemitisme?
Antwoord 4
Er zijn momenteel geen gevallen bekend bij mij of bij UNL.
Vraag 5
Bestaan er in Nederland maatregelen die vergelijkbaar zijn met de aanpak van de Amerikaanse
overheid om buitenlandse beïnvloeding van universiteiten en antisemitisme tegen te
gaan?
Antwoord 5
In een van door het lid Van Zanten genoemde artikelen staat dat donaties van meer
dan 250.000 dollar bij de Amerikaanse overheid dienen te worden gemeld. Een dergelijke
verplichting geldt in Nederland niet. Wel hebben universiteiten diverse maatregelen
genomen om ongewenste beïnvloeding van wetenschappelijk onderzoek door externe financiers
en de schijn daarvan te voorkomen door meer transparantie te creëren. Een voorbeeld
hiervan is dat de nevenwerkzaamheden van hoogleraren en externe financiering van leerstoelen
openbaar zijn gemaakt. Het is van belang dat instellingsbesturen zelf inzicht en overzicht
hebben in de samenwerkingen en financieringsbronnen, omdat ze daardoor beter risico’s
en afhankelijkheden in beeld krijgen. Met het oog op het vertrouwen van de maatschappij
in de wetenschap is het van belang dat universiteiten ook naar buiten toe transparant
zijn over hun financieringsbronnen. Mede hierom wordt zoals gezegd ook aan de uitvoering
van de motie gewerkt die de transparantie van financieringsbronnen van onderzoek beoogt
te verhogen.
Zie verder het antwoord op de vragen 2 en 3.
Vraag 6
Op welke wijze wordt in Nederland gewaarborgd dat donaties aan universiteiten niet
leiden tot het bevorderen van antisemitische uitlatingen?
Antwoord 6
Zie het antwoord op de vragen 2 en 3.
Vraag 7
Kunt u aangeven of en hoe buitenlandse financiering wordt meegenomen in het monitoren
en bestrijden van antisemitisme en andere beïnvloeding binnen het Nederlandse hoger
onderwijs?
Antwoord 7
De eindverantwoordelijkheid voor het tegengaan van ongewenste beïnvloeding ligt bij
de Colleges van Bestuur van universiteiten en hogescholen. De universiteiten en hogescholen
zijn vrij om hierin hun eigen afwegingen te maken en te besluiten om samenwerkingsverbanden
aan te gaan of te verbreken.
Voor het accepteren van buitenlandse financiering voor het uitvoeren van onderwijs-
of onderzoeksactiviteiten hebben instellingen een beoordelingsproces ingericht waarin
ook ethische aspecten worden meegewogen. Hierin moeten zij uiteraard ook rekening
houden met de sanctieregimes die van toepassing kunnen zijn op specifieke landen.
Naar aanleiding van het conflict in Israël en de Palestijnse gebieden zijn instellingen
momenteel bezig met de (door)ontwikkeling van criteria waarmee zij de (ethische) kansen
en risico’s van internationale samenwerking kunnen afwegen. Ik heb de universiteiten
en hogescholen verzocht om bij deze doorontwikkeling een aantal belangrijke uitgangspunten
te betrekken.
Ook hier wil ik verwijzen naar mijn brief die ik op 31 mei naar uw Kamer heb gestuurd
over de stand van zaken omtrent de veiligheid op universiteiten en hogescholen naar
aanleiding van de protesten over de situatie in Gaza.
Deze uitgangspunten, die ook dringende zorgen vanuit het veld adresseren, moeten bevorderen
dat universiteiten en hogescholen wetenschappelijke en strategische samenwerkingsverbanden
met andere instellingen of in internationale projecten op eenzelfde zorgvuldige wijze
tegen het licht houden en dat elk individueel geval op basis van de omstandigheden
inhoudelijk en daarmee landenneutraal wordt bekeken. Door hiervoor een eigen, helder
kader en werkwijze te ontwikkelen zorgen de instellingen ervoor dat afwegingen omtrent
wetenschappelijke of strategische samenwerkingsverbanden en internationale samenwerking
bovendien op transparante wijze gemaakt worden. Ik vind het heel belangrijk dat de
Colleges van Bestuur van de universiteiten en hogescholen hiervoor zorgen. Dit faciliteert
ook het debat binnen instellingen over dergelijke samenwerkingen. Binnen de academische
gemeenschap dient immers een open en stevige discussie plaats te vinden over op welke
terreinen en met welke instellingen internationaal wordt samengewerkt en hoe die samenwerking
vorm krijgt en zich ontwikkelt. En dat kan ingewikkeld zijn vanwege onder meer moreel-ethische
vraagstukken, de mate van academische vrijheid, kennisveiligheidsvraagstukken en kansen
op nieuwe wetenschappelijke inzichten en technologieën.
Indien de activiteiten die met de ontvangen financiering worden uitgevoerd tot een
toename van antisemitische incidenten of tot ongewenste beïnvloeding leidt, mag van
de instelling worden verwacht dat hiertegen opgetreden wordt.
Vraag 8
Wordt er samengewerkt op Europees of internationaal niveau om het probleem van buitenlandse
beïnvloeding in onderwijs en onderzoek en de mogelijke gevolgen daarvan aan te pakken,
zowel m.b.t. antisemitisme als anderszins?
Antwoord 8
Op EU-niveau is in 2023 de «Code of Conduct Research Integrity» herzien door de Europese
koepelorganisatie All European Academies (ALLEA), waar de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen (KNAW) onderdeel van uitmaakt. Daarnaast is heimelijke
buitenlandse beïnvloeding van hoger onderwijs en onderzoek onderdeel van het kennisveiligheidsbeleid.
Nederland werkt actief aan de inzet op kennisveiligheid in de EU en internationaal
en zet in op het uitwisselen van kennis en goede voorbeelden ter versterking van het
kennisveiligheidsbeleid. Dit gebeurt onder andere door het opbouwen, onderhouden en
gebruik maken van een sterk netwerk met gelijkgezinde landen, zowel binnen als buiten
de EU. Er zijn in januari EU raadsaanbevelingen kennisveiligheid gepubliceerd, waar
ook heimelijke beïnvloeding in genoemd wordt. In het BNC-fiche kunt u de aanbevolen
maatregelen en de Nederlandse appreciatie van het voorstel terugvinden.6 Ook Nederlandse universiteiten wisselen onderling kennis en werkwijzen uit om eventuele
beïnvloeding te voorkomen.
Vraag 9
Tot de methoden voor geldoverdracht zonder toezicht behoren volgens het ISGAP ook
de samenwerking tussen universiteiten en buitenlandse bedrijven via gezamenlijke projecten.
Is bekend of hiervan ook sprake is bij Nederlandse onderwijsinstellingen?
Antwoord 9
Het is niet bekend of hiervan ook sprake is bij Nederlandse onderwijsinstellingen.
Zie verder het antwoord op vraag 3.
Vraag 10 en 11
Zijn er signalen bekend over financiële steun van buitenlandse donoren aan de acties
van Pro-Palestijnse demonstranten in Nederland, bijvoorbeeld de acties van Samidoun
Nederland?
Zijn er maatregelen in werking die buitenlandse financiering van Pro-Palestijnse demonstranten
en/of organisaties in Nederland monitoren en kunnen reguleren?
Antwoord 10 en 11
Deze signalen zijn niet bekend. De Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
respectievelijk Justitie en Veiligheid beschikken niet over een juridische grondslag
voor het verwerken van persoonsgegevens in het kader van de aanpak van ongewenste
buitenlandse financiering. Het is aan het Openbaar Ministerie om – wanneer er aanwijzingen
zijn voor strafbare feiten – te bepalen of en op welke wijze er onderzoek wordt gedaan
naar de geldstromen van organisaties. Ten aanzien van de organisatie Samidoun verwijs
ik de leden naar de beantwoording van de Minister van Justitie en Veiligheid op Kamervragen
van de leden Becker en Michon-Derkzen (beiden VVD).7
Vraag 12 en 13
Welke acties onderneemt het kabinet om te voorkomen dat financiële steun vanuit het
buitenland bijdraagt aan polarisatie en radicalisering in Nederland?
Welke stappen onderneemt het kabinet om de transparantie te verhogen omtrent de financiering
van Pro-Palestijnse demonstranten?
Antwoord 12 en 13
Het kabinet heeft zich de afgelopen jaren ingezet om te voorkomen dat buitenlandse
financiering ongewenste invloed heeft op de Nederlandse samenleving. Zo is de regering,
in het debat over de Parlementaire ondervragingscommissie naar ongewenste beïnvloeding
van maatschappelijke en religieuze organisaties in Nederland van januari 2021, verzocht
om binnen de Europese Unie (EU) een coalitie te vormen om het onderwerp ongewenste
buitenlandse financiering op de Europese agenda te krijgen. Nederland heeft het onderwerp,
samen met Frankrijk, in 2022 geagendeerd in een werkgroep binnen het Radicalisation
Awareness Network (RAN) van de EU. Deze werkgroep is eind 2023 afgerond en heeft met
zijn werk bijgedragen aan het vergroten van de bewustwording binnen de EU en lidstaten
over het onderwerp. Daarnaast heeft de werkgroep een aantal Europees-brede maatregelen
opgesteld die lidstaten kunnen inzetten. De uitkomsten van deze werkgroep worden de
komende tijd in andere gremia en werkgroepen binnen en buiten de EU geagendeerd.
Aanvullend ligt er momenteel het wetsvoorstel Transparantie maatschappelijke organisaties
(Wtmo) voor behandeling in de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel biedt aanvullende mogelijkheden
om – indien er aantoonbare en gegronde redenen zijn – onderzoek te doen naar geldstromen
en hier zo nodig op te handhaven. Zo wordt de burgemeester, het OM en andere specifiek
aangewezen overheidsinstanties bevoegdheid gegeven om een informatieverzoek te doen
aan een maatschappelijke organisatie over een of meer donaties. Als de donaties substantieel
blijken kan verder navraag gedaan worden naar de persoon van de donateur. De burgemeester
kan een informatieverzoek doen wanneer er sprake is van een (dreigende) verstoring
van de openbare orde. Het OM kan een informatieverzoek doen bij ernstige twijfel of
de wet of de statuten te goeder trouw worden nageleefd dan wel of het bestuur naar
behoren wordt gevoerd. Dit wetsvoorstel is op dit moment bij uw Kamer aanhangig.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.