Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda Formele Raad Algemene Zaken Cohesiebeleid (Kamerstuk 21501-08-946)
2024D24125 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen
en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Economische Zaken
en Klimaat d.d. 3 juni 2024 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken
cohesiebeleid d.d. 18 juni 2024 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 946), d.d. 11 maart 2024 inzake het verslag van de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid
d.d. 6 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2842), en over het voorstel van de Europese Commissie d.d. 25 april 2024 inzake de Mededeling
over het 9e cohesieverslag (documentnummer 2024D17229).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Hoedemaker
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
– Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
– Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
– Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
– Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
– Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
– Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
II Reactie van de Minister van Economische Zaken en Klimaat
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Raad Algemene Zaken cohesiebeleid die op 18 juni plaats zal vinden in Luxemburg. Zij
hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PVV-fractie vragen zich af of er een indicatie gegeven kan worden
van de investeringen die nodig zijn in klimaatmitigatie en klimaatadaptie om de doelstellingen
van de Europese Green Deal te behalen.
De aan het woord zijnde leden vragen zich af hoe het cohesiebeleid goed bestuur, samenwerking
en bestuurlijke efficiëntie heeft ondersteund in Nederland. Kan de Minister hier concrete
voorbeelden van geven?
Ook hebben de voornoemde leden vragen over de veronderstelde directe sociale en economische
gevolgen van het cohesiebeleid en hoe het cohesiebeleid heeft bijgedragen tot de verbetering
van de bestuurlijke capaciteit en de kwaliteit van het bestuur in de lidstaten. Kan
de Minister dit kwantificeren voor heel Nederland?
Tenslotte willen de leden van de PVV-fractie weten wat het aandeel is van het cohesiebeleid
in het algeheel verbeteren van de werkgelegenheid en sociale indicatoren in Nederland.
Deze leden zouden tevens willen weten om welke sociale indicatoren het gaat en willen
graag per indicator een kwantificering om deze stelling uit het negende cohesieverslag
te onderbouwen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
van de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid. Deze leden willen het belang van cohesiebeleid
benadrukken omdat de samenwerking en concurrentiekracht van de EU essentieel zijn
en het cohesiebeleid hier een belangrijke bijdrage aan levert. Zij hebben hier nog
enkele vragen opmerkingen en vragen bij.
De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de cohesiefondsen van cruciaal belang
zijn voor regionale ontwikkeling, het halen van doelstellingen van de Europese Green
Deal, en zodoende voor het versterken van de concurrentiekracht en samenwerking in
de EU. Deze leden lezen dat de demissionair Minister verder het belang van deze fondsen
in relatie tot het afbouwen van strategische onafhankelijkheden benadrukt. Ook deze
doelstelling onderstrepen deze leden. Is de demissionaire Minister het eens met de
noodzakelijkheid van deze fondsen in het kader van een weerbare EU, onze strategische
autonomie en concurrentiekracht? Welke consequenties hebben bezuinigingen op deze
fondsen op de concurrentiekracht en weerbaarheid van de EU?
De demissionaire Minister schrijft in haar brief over een gebiedsgerichte aanpak.
Wat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreft is het belang om ongelijkheid
tussen regio’s te verkleinen bij de inzet van cohesiefondsen groot. Is de demissionaire
Minister het met deze leden eens? Is zij bereid ook hiermee rekening te houden in
de gebiedsgerichte aanpak zodat achtergestelde regio’s geholpen worden in hun ontwikkeling?
Is zij bereid dit mee te nemen in haar inzet?
In het negende cohesierapport komt naar voren dat veel delen van Europa een opmerkelijke
opwaartse economische en sociale convergentie hebben doorgemaakt. In de geannoteerde
agenda noemt de demissionaire Minister dat er ook gebieden zijn die in een «ontwikkelingsval»
dreigen te raken. Hier pakt de Minister vervolgens niet op door in haar inzet. De
voornoemde leden vinden de uitdagingen voor sommige regio’s zeer zorgelijk. Is de
demissionaire Minister bereid zich ervoor in te zetten dat de aanbevelingen rondom
sterktes, kansen en behoeften van gebieden, juist ook voor de gebieden die in een
«ontwikkelingsval» dreigen te raken, worden opgenomen in de Raadsconclusies? Op welke
manier gaat de demissionaire Minister zich er verder voor inzetten dat juist de meest
kwetsbare regio’s ook baat hebben bij de cohesiefondsen en ook worden bereikt?
Ook staat in het cohesierapport dat klimaatverandering regionale ongelijkheden dreigt
te vergroten. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie achten het van belang dat voor
deze regio’s concrete handvatten komen. Op welke manier wordt deze dreiging het hoofd
geboden? Gaat de demissionaire Minister zich inzetten om hiervoor ruimte te vinden
in het cohesiebeleid? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
Raad Algemene Zaken cohesiebeleid. Zij hebben bij deze agenda nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Minister van mening
is dat er binnen het cohesiebeleid aandacht moet zijn voor het (door)ontwikkelen van
strategische industrieën en het verminderen van strategische afhankelijkheden, op
bijvoorbeeld het gebied van kritieke grondstoffen en de energietransitie. Deze leden
zijn vergenoegd met het feit dat het kabinet deze aandachtspunten breed op de Europese
agenda wil zetten. Op welke manier worden nu in Nederland cohesiegelden ingezet om
afhankelijkheid van Nederland ten opzichte van bijvoorbeeld China te verminderen?
De aan het woord zijnde leden vragen ook aan de Minister hoe op dit moment (tijdens
het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK)) aan zaken als veiligheid en defensie
prioriteit wordt gegeven bij besteden van cohesiegelden? Hoeveel van de cohesiegelden
wordt er momenteel besteed aan de defensie-industrie in de EU? Is het mogelijk om
ook binnen het huidige MFK en cohesiebudget meer te investeren in de defensie-industrie,
bijvoorbeeld door dit in de Europese regio’s te besteden? Deze leden zijn namelijk
van mening dat de cohesiefondsen aan modernisering toe zijn en zien daarbij kans voor
het robuuster maken van de Europese defensie-industrie. Deelt de Minister deze mening
en ziet de Minister kans om dit ook mee te geven in de Raad?
De voornoemde leden hebben vernomen dat er discussies lopen, en ook op zullen komen,
over de hervorming van het nieuwe MFK vanaf 2027. Kan het kabinet een schets geven
van het krachtenveld in de EU waar het gaat om hervormingen van het MFK en dan met
name het herprioriteren van de huidige cohesiegelden, bijvoorbeeld door cohesiegelden
anders in te zetten aan bijvoorbeeld de Europese defensie-industrie? Deelt de Minister
de mening dat het volgende MFK juist veel meer zou moeten focussen op thema’s als
defensie en veiligheid, zeker kijkend naar de geopolitieke realiteit? Hoe weegt de
Minister de oproep van de Portugese Eurocommissaris Elisa Ferreira om de cohesiegelden
niet anders te besteden?1
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken voor
de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid. Zij hebben hierbij enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie lezen in het verslag van de Informele Raad Algemene Zaken
van 6 februari jl. dat het voorzitterschap oproept tot het tonen van meer solidariteit.
Deze leden zijn het er in het kader van cohesiebeleid mee eens dat solidariteit tussen
lidstaten belangrijk is. Echter, de leden van de NSC-fractie vragen de Minister of
er ook gesproken is over financiële solidariteit? Hierbij vragen deze leden uit welke
aspecten de financiële solidariteit zou moeten bestaan, zowel in de ogen van de Minister
zelf als van de andere EU-lidstaten?
De aan het woord zijnde leden zijn het met Eurocommissaris Ferreira eens dat het cohesiebeleid
de afgelopen jaren heeft laten zien zich aan te kunnen passen en bij te dragen aan
uitdagingen. Hierbij vragen deze leden of er ook kaders zijn vastgelegd binnen het
cohesiebeleid voor toekomstige uitdagingen? Indien dit het geval is, vragen deze leden
zich af welke kaders dit zijn?
De voornoemde leden lezen dat EU-uitbreiding, klimaatverandering, arbeidsmarktkrapte
en de toename van milieurampen hedendaagse en toekomstige uitdagingen zijn. Deze leden
vragen de Minister of volgens haar de thema’s veiligheid, voedselzekerheid en energiezekerheid
ook onderdeel zouden moeten uitmaken van het cohesiebeleid? Voorts vragen zij de Minister
welke uitdagingen er zijn voor het cohesiebeleid met betrekking tot de EU-uitbreiding?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister welk effect het voorliggende cohesiebeleid
2024–2029 heeft voor Nederland. Deze leden zijn daarbij onder andere benieuwd naar
de gevolgen voor het bbp, het werkloosheidspercentage en de arbeidsparticipatie.
De aan het woord zijnde leden zijn blij te lezen in de geannoteerde agenda dat het
van uiterst belang is dat de rechtsstaat wordt gerespecteerd. Hierbij vragen deze
leden of het inzetten van de Common Provisions Regulation van de Europese Commissie een gewenst effect heeft gehad met betrekking tot de rechtsstaat
in Hongarije?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Algemene Zaken cohesiebeleid. Daarover hebben zij een set opmerkingen en vragen.
De leden van de BBB-fractie vragen zich af – in overeenstemming met de door de Minister
opgestelde geannoteerde agenda – hoe er meer doelgericht cohesiebeleid kan worden
gevoerd, waar concrete doelen momenteel soms lijken te missen. Nederland heeft circa
2 miljard Euro voor het cohesiebeleid gekregen.2 Italië heeft het beter onderhandeld met 42,7 miljard euro,3 en Spanje ook met 37,3 miljard euro.4 Waarom is Nederland akkoord gegaan met zo’n laag bedrag? De leden van de BBB-fractie
vrezen dat de EU steeds meer een transferunie verworden is, waarin geld van Noord-Europa
naar Zuid-Europa vloeit.
De voornoemde leden vrezen ook dat de Minister op de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid
mogelijk een verkeerde indruk geeft van wat mogelijk de toekomstige inzet zal worden
van Nederland in het nieuwe politieke landschap. Kan de Minister waarborgen dat er
op de Raad Algemene Zaken geen toezeggingen van Nederland gedaan worden over nieuwe
geldbedragen en onderhandelingsverwachtingen? Is het de verwachting van de Minister
dat Nederland wederom naast het net vist en wederom slechts een paar miljard gaat
kunnen krijgen ná de volgende termijn, terwijl Zuid-Europese lidstaten tevreden weg
kunnen lopen met tientallen miljarden?
De Minister schrijft dat er «groene investeringen nodig zijn». De aan het woord zijnde
leden vragen zich af wat de Minister hiermee bedoelt. Kan de Minister specificeren
of ook kernenergie hier volgens de Minister onder valt?
De leden van de BBB-fractie zijn het ermee eens dat regionale overheden voor grote
uitvoeringsopgaven liggen. Deze leden menen dat de reden daarvoor ook bij de EU zelf
ten grondslag ligt, bijvoorbeeld op het gebied van steeds verdergaande klimaat-, natuur-,
en IMVO-opgaven. Hoe ziet de Minister dit?
Tot slot vragen deze leden of de Minister kan delen wat Nederland met de twee miljard
euro cohesiefondsen heeft kunnen realiseren? Zou de Minister een analyse kunnen delen
wat volgens berekeningen Nederlandse bedrijven te winnen zouden hebben (of de data
van de twee miljard kunnen extrapoleren) aan groei, mocht Nederland méér cohesiefondsen
hebben onderhandeld?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie
De leden van de Volt-fractie hebben met genoegen gelezen dat de aankomende Raad Algemene
Zaken d.d. 18 juni 2024 in het teken zal staan van het cohesiebeleid. Naar aanleiding
van de punten op de geannoteerde agenda hebben de leden van de Volt-fractie enkele
vragen.
In de geannoteerde agenda wordt door de Minister uitgesproken dat er binnen het cohesiebeleid
meer aandacht moet komen voor een «human capital agenda», die ondersteunend moet werken
aan de transities. De leden van de Volt fractie vragen zich het volgende af: hoe ziet
het kabinet een «human capital agenda» voor zich binnen het cohesiebeleid? Kan de
Minister een voorbeeld geven van wat er onder een «human capital agenda» valt? En
onderstreept zij deze agenda?
De aan het woord zijnde leden lezen ook dat er in de concept Raadsconclusies voor
de Raad Algemene Zaken cohesiebeleid expliciet melding wordt gemaakt van de mogelijkheid
om na te denken over de manier waarop het cohesiebeleid prestatiegerichter kan worden
gemaakt. Dit wordt verder aangemerkt via de door de Europese Commissie opgerichte
high-level expert group. Deze leden vragen zich dan ook af hoe de Minister kijkt naar
het prestatiegerichter maken van het cohesiebeleid. Staat de Minister achter de uitspraken
in de Raadsconclusies en gedaan door de high-level expert group hierover? Aan wat
voor specifieke prestaties wordt er gedacht? De voornoemde leden lezen ook dat de
bureaucratie verminderd moet worden. Kan de Minister aangeven hoe zij de bureaucratie
rondom de cohesiemiddelen gaat verminderen? Krijgen minder goed ontwikkelde regio's
hier ook ondersteuning bij?
Verder lezen de leden van de Volt-fractie dat de high-level expert group onderschrijft
dat het cohesiebeleid hervormd moet worden om toenemende ongelijkheden in de EU aan
te pakken, het vertrouwen van de burgers in de EU te herstellen en de euroscepsis
te verminderen. Hoe kijkt de Minister naar de aanbeveling van de high-level expert
group? Deelt de Minister dit beeld? Ook lezen deze leden dat de high-level expert
group stelt dat er meer maatwerk geleverd moet worden en het beleid plaats- en mensgericht
moet worden gemaakt. Deze leden vragen zich af of het kabinet hier concrete voorbeelden
van kan geven wat er bedoeld wordt met meer maatwerk en hoe het beleid plaats- en
mensgericht kan worden gemaakt?
De voornoemde leden lezen dat het Europees parlement pleitte voor een toename van
het totale cohesiebudget, met aandacht voor achtergebleven regio’s. Deze leden onderstrepen
dit en hebben daar de volgende vragen over. Deelt de Minister de mening van het Europees
parlement dat een toename in het totale cohesiebudget gerealiseerd moet worden? Zo
ja, waarom wel? Zo niet, waarom niet? En mocht dit ter sprake komen tijdens de Raad
Algemene Zaken, wat zal de Minister dan in deze discussie inbrengen?
De aan het woord zijnde leden hebben ook enkele vragen over de toekomst van het cohesiebeleid.
Wat zijn de belangrijkste onderwerpen van discussie met betrekking tot de toekomst
van cohesiebeleid, en wat is het belang van elk van deze onderwerpen? Kan de Minister
aangeven hoe het krachtenveld eruitziet met betrekking tot deze onderwerpen? Welke
principes zouden volgens de Minister leidend moeten zijn na 2027 bij het opstellen
van het cohesiebeleid?
Volgens Enrico Letta is cohesiebeleid een fundamenteel element van de interne markt
en moet hierin geïnvesteerd worden om opwaartse sociaaleconomische convergentie binnen
de EU te bevorderen. De EU-fondsen voor cohesiebeleid zijn bedoeld om minder ontwikkelde
regio's en landen zich te helpen aanpassen. Na eventuele EU-uitbreiding zullen ook
nieuw toegetreden regio's waarschijnlijk meer steun nodig hebben. De leden van de
Volt-fractie onderstrepen dit en hebben daar de volgende vragenover. Kan de Minister
aangeven wat haar standpunt gaat zijn wanneer dit tijdens de Raad Algemene Zaken cohesiebleid
ter sprake gaat komen? De oprichting van een zogenoemde solidariteitsfaciliteit waarin
extra budget beschikbaar is om externe factoren te beheren kan een soepel uitbreidingsproces
faciliteren volgens Letta. Kan de Minister aangeven hoe zij tegenover zo’n solidariteitsfaciliteit
staat? Wat zijn de voor- en nadelen van zo’n faciliteit en onderstreept zij de conclusie
van Letta dat wanneer er niks wijzigt, de politieke en publieke steun voor cohesiebeleid
kan eroderen? Welke concrete mogelijkheden zijn er volgens de Minister om de politieke
en publieke steun voor het cohesiebeleid te waarborgen?
II Reactie van de Minister van Economische Zaken en Klimaat
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
E. Hoedemaker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.