Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Slagt-Tichelman en Bromet over de geplande lelieteelt naast OBS De Singelier, gemeente Westerveld
Vragen van de leden Slagt-Tichelman en Bromet (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de geplande lelieteelt naast OBS De Singelier, gemeente Westerveld (ingezonden 5 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 11 juni 2024).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr.1606.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kweker mag geen lelies telen naast Drentse basisschool»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waar kunnen ouders, schoolbesturen, leerkrachten en medewerkers van de kinderopvang
advies krijgen over hoe te handelen als in de omgeving van de school, kinderopvang
of sportvelden gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast? Kunt u ons informeren omtrent
de inhoud van deze adviezen?
Antwoord 2
De pagina van GGD Leefomgeving2over gewasbeschermingsmiddelen biedt uitgebreide informatie over wat bestrijdingsmiddelen
zijn, de gezondheidsrisico's die ze met zich meebrengen, en hoe deze risico's kunnen
worden geminimaliseerd. De gezondheidsrisico's van deze chemicaliën, die afhankelijk
zijn van de toxiciteit van de stoffen en de mate van blootstelling, worden benadrukt,
samen met het belang van het naleven van strenge veiligheidsnormen. Ouders, schoolbesturen,
leerkrachten, en medewerkers van de kinderopvang kunnen advies inwinnen over hoe te
handelen bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de nabijheid van scholen,
kinderopvangcentra en sportvelden door contact op te nemen met het team Milieu & Gezondheid
van hun lokale GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst). Dit team biedt betrouwbare informatie
en advies over de invloed van de omgeving op de gezondheid.
De GGD kan specifieke voorzorgsmaatregelen en handelingsadviezen bieden, zoals:
– Het informeren over de risico's van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen.
– Adviezen over hoe men kan voorkomen dat men in aanraking komt met spuitnevels van
deze middelen.
– Richtlijnen voor het veilig omgaan met groenten en fruit uit eigen tuin die mogelijk
blootgesteld zijn aan deze middelen.
– Aanbevelingen voor het maken van afspraken met telers over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
nabij woon- en speelgebieden.
– Informatie over toezicht en handhaving, die men kan navragen bij de Nederlandse Voedsel-
en Warenautoriteit (NVWA).
De adviezen zijn bedoeld om de blootstelling aan schadelijke stoffen te minimaliseren
en gezondheidsrisico's te beperken, zowel voor kinderen als volwassenen die zich in
de nabijheid van behandelde gebieden bevinden.
Vraag 3
Als deze adviezen nog niet voorhanden zijn, deelt u dan de mening dat deze op zeer
korte termijn beschikbaar moeten komen, zodat gezondheidsschade door het opnemen van
gewasbeschermingsmiddelen wordt voorkomen? Op welke afstand van een voorziening waar
regelmatig veel kinderen bij elkaar komen, zou dan volgens u veilig intensieve landbouw
kunnen worden uitgeoefend?
Antwoord 3
Ik erken het belang van het zorgvuldig onderzoeken van de impact van gewasbeschermingsmiddelen
op de volksgezondheid, in het bijzonder in de omgeving van locaties waar kinderen
vaak samenkomen, zoals scholen en kinderopvangcentra. Om de gezondheid van omwonenden
van landbouwpercelen te beschermen, wordt vaak het instellen van spuitvrije zones
voorgesteld als een oplossing om blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen te verminderen.
Het generiek instellen van spuitvrije zones in bestaande situaties is juridisch niet
houdbaar, omdat de wetenschappelijke onderbouwing hiervoor ontbreekt. Voor nieuwe
situaties bestaan er beperkte mogelijkheden via ruimtelijke ordening.
Recentelijk is er een motie in de Tweede Kamer aangenomen die de regering verzoekt
om een wetenschappelijk kader op te stellen die gemeentes kunnen gebruiken om breedtes
van spuitzones voor een gezonde woon- en leefsituatie voor bewoners naast agrarische
percelen te kunnen onderbouwen (Kamerstuk 27 858, nr. 659). De Minister van LNV is over de uitvoering van deze motie met de Minister van BZK
en de VNG in gesprek. Wat betreft veilige afstanden, zijn er momenteel geen aanwijzingen
dat bestaande situaties gezondheidsproblemen veroorzaken. Dat neemt niet weg dat het
beschermen van de volksgezondheid de allerhoogste prioriteit heeft, en de regering
het als haar taak ziet om door middel van het faciliteren van extra onderzoek ongewenste
effecten op de gezondheid uit te sluiten. Dit jaar is bij het RIVM een meerjarig onderzoek
gestart naar de mogelijke gezondheidseffecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
voor omwonenden en toepassers (Ik verwijs u ook naar het antwoord op vraag 4).
Vraag 4
Deelt u de mening dat zolang de gezondheidseffecten van gewasbeschermingsmiddelen
niet feitelijk zijn onderzocht, vooral kinderen en andere kwetsbare personen maximaal
moeten worden gevrijwaard van de kans op het in aanraking komen met deze stoffen?
Zo ja, welke stappen gaat u nemen om dit te bewerkstelligen?
Antwoord 4
De Minister van LNV en ik erkennen de zorgen omtrent de blootstelling van mensen,
en in het bijzonder van kinderen en andere kwetsbare personen aan gewasbeschermingsmiddelen.
Daarom worden gewasbeschermingsmiddelen zorgvuldig onderzocht op gezondheidseffecten.
Het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen valt onder de beleidsverantwoordelijkheid
van de Minister van LNV. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
en biociden (Ctgb) beoordeelt binnen de kaders van de verordening of veilig gebruik
mogelijk is en maakt daarbij gebruik van veiligheidsmarges. Als niet is aangetoond
dat een middel veilig gebruikt kan worden, wordt conform het voorzorgsbeginsel geen
toelating afgegeven. Nieuwe wetenschappelijke inzichten zorgen voor een continu proces
van verbetering van het beoordelingskader. Het lopende onderzoek «Onderzoek Bestrijdingsmiddelen
en Omwonenden 2» (OBO-2), uitgevoerd door het RIVM, Nivel, en IRAS, speelt een cruciale
rol in onze voortdurende evaluatie van deze kwestie. Dit onderzoek richt zich op mogelijke
gezondheidseffecten door blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen bij omwonenden
van landbouwpercelen, inclusief kinderen en agrariërs, met specifieke aandacht voor
ziekten zoals Parkinson, leukemie bij kinderen, en diverse cognitieve effecten (Kamerstuk
27 858, nr. 644). Het is van groot belang dat ons beleid wordt ondersteund door de meest actuele
en grondige wetenschappelijke beschikbare data. Gezien deze complexiteit, zal ik de
ontwikkelingen en uitkomsten van lopend onderzoek naar de gezondheidseffecten van
gewasbeschermingsmiddelen nauwlettend blijven volgen. Daarnaast wordt in het Uitvoeringsprogramma
van de toekomstvisie gewasbescherming 2030 ook gewerkt aan het verminderen van de
behoefte aan gewasbescherming. Het blijft de inzet van de Minister van LNV om het
gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in 2030 met 50% te reduceren.
Aangezien in de lelieteelt veel gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, gaat de
Minister van LNV een onderzoek starten naar hoe de uitbreiding van het areaal in de
lelieteelt beperkt kan worden. Ook zal ik de dialoog met betrokken ministeries en
andere relevante bestuurslagen voortzetten om te bespreken wat voor mogelijkheden
de Omgevingswet biedt. In de tussentijd blijft het voorlichten van burgers en lokale
overheden een prioriteit om het bewustzijn over de (potentiële) risico's van deze
werkzame stoffen te vergroten en om de beste methoden voor het minimaliseren van blootstelling
te benadrukken.
Vraag 5
Is er een mogelijkheid voor het bevoegd gezag om onder de nieuwe regels van de Omgevingswet
het voorzorgsprincipe toe te passen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Onder de nieuwe Omgevingswet is er mogelijkheid voor het bevoegd gezag om het voorzorgsprincipe
toe te passen. Dit principe speelt een belangrijke rol in het milieurecht en de Omgevingswet
biedt hier nieuwe instrumenten en mogelijkheden voor. Het omgevingsplan, dat een kerninstrument
van de Omgevingswet is, vervangt de vroegere bestemmingsplannen en andere regelingen.
Het stelt elke gemeente in staat algemene regels te definiëren die nodig zijn voor
het beheer van de fysieke leefomgeving. Binnen dit kader kunnen gemeenten het voorzorgsprincipe
toepassen om nieuwe ontwikkelingen, zoals specifieke agrarische activiteiten die potentieel
gevaarlijk kunnen zijn voor de volksgezondheid, te weren of te beperken, zelfs als
er nog geen volledige wetenschappelijke zekerheid is over de risico's.
Recente jurisprudentie, zoals de uitspraak van de Afdeling van 19 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2791),
illustreert dat gemeenten en provincies al de ruimte hebben om binnen het bestaande
bestemmingsplan het voorzorgsprincipe toe te passen, zelfs zonder een definitief bewezen
oorzakelijk verband.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.