Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Ceder over marteling van Papoea’s door Indonesische militairen in West-Papoea
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over marteling van Papoea’s door Indonesische militairen in West-Papoea (ingezonden 22 april 2024).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 10 juni 2024).
         
Vraag 1
            
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Human Rights Monitor over martelingen van Papoea’s door Indonesische militairen, waarvan in elk geval
               één incident ook op video is vastgelegd?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Weet u of de Indonesische autoriteiten inmiddels een onafhankelijk onderzoek hebben
               ingesteld naar deze martelingen?
            
Antwoord 2
            
Op 25 maart jl. liet het Indonesische leger via een verklaring weten dat het een onderzoek
               heeft ingesteld naar het incident dat op video is vastgelegd. Men heeft op basis daarvan
               13 personen gearresteerd. Ik heb geen verdere informatie over de andere incidenten
               genoemd in het bericht.
            
Vraag 3
            
Bent u bereid opheldering te vragen aan de Indonesische autoriteiten en aan te dringen
               op een onafhankelijk onderzoek naar deze martelingen?
            
Antwoord 3
            
Zoals aangegeven in eerdere beantwoording van Kamervragen (kenmerk 2023Z15309) zal Nederland aandacht blijven vragen voor de situatie in Papua, zoals het tijdens
               de afgelopen Universal Periodic Review (UPR) van Indonesië bij de VN-Mensenrechtenraad
               in november 2022 heeft gedaan.
            
Vraag 4
            
Bent u op basis van de beschikbare informatie van oordeel dat het hier om een incident
               gaat, of dat martelingen door het Indonesische leger veelvuldig voorkomen?
            
Antwoord 4
            
Het VN-Mensenrechtencomité behandelde op 11 en 12 maart jl. de tweede periodieke rapportage
               van Indonesië. In de conclusies en aanbevelingen van 26 maart jl. sprak het VN-Mensenrechtencomité
               zijn zorgen uit over de systematische berichten (systematic reports) over het gebruik van foltering, onmenselijke of vernederende behandeling in detentie,
               in het bijzonder over de inheemse bevolking in Papua. Het comité constateerde een
               gebrek aan informatie over bijv. het aantal berichten, geregistreerde klachten en
               uitgevoerde onderzoeken.
            
Vraag 5
            
Welke verplichtingen heeft Indonesië onder het Verdrag tegen foltering en andere wrede,
               onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing? Hoe kan Indonesië hierop aangesproken
               worden? Welke rol kunt u hierin spelen?
            
Antwoord 5
            
Indonesië is partij bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke
               en onterende behandeling of bestraffing; hieruit vloeit een verplichting tot naleving
               van de verdragsbepalingen voort. Die bepalingen houden onder meer in: het nemen van
               maatregelen om foltering en andere wrede, onmenselijke of vernederende behandeling
               of bestraffing te voorkomen, het niet uitleveren van personen aan staten waar gegronde
               redenen bestaan om aan te nemen dat er een risico op foltering bestaat, en het uitleveren
               of voorleggen tot vervolging van personen die zich schuldig zouden hebben gemaakt
               aan foltering. Het VN-Comité tegen Foltering houdt toezicht op de naleving van het
               verdrag.
            
Indonesië is ook partij bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten- en politieke
               rechten. Dat verdrag bepaalt in artikel 7 dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen,
               of aan wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. Het bovengenoemde
               VN-Mensenrechtencomité houdt toezicht op de naleving van dit verdrag en heeft in het
               bovengenoemde rapport van 26 maart jl. aanbevelingen aan Indonesië gedaan.
            
De bilaterale relatie met Indonesië is breed en hecht, en het bespreken van de mensenrechtensituatie
               blijft hiervan een vast onderdeel. Op verschillende niveaus wordt de mensenrechtensituatie
               besproken en dit gebeurt zowel in bilateraal, EU- als multilateraal verband.
            
Vraag 6
            
Wat kunt u zeggen over de voortgang van de gesprekken tussen de Office of the High
               Commissioner of Human Rights (OHCR) en Indonesië over een bezoek van de Verenigde
               Naties (VN) Hoge Commissaris voor een bezoek aan West-Papoea?2 Welke reden geeft Indonesië om zo’n gesprek tot op heden niet plaats te laten vinden?
            
Antwoord 6
            
Nederland is niet betrokken bij de gesprekken tussen het kantoor van de VN-Hoge Commissaris
               voor de Mensenrechten (OHCHR) en Indonesië over een bezoek van de Hoge Commissaris
               aan Indonesië. Een dergelijk bezoek heeft nog niet plaatsgevonden; de precieze redenen
               hiervoor zijn onduidelijk.
            
Vraag 7
            
Bent u bereid Indonesië blijvend aan te spreken over het toestaan van een bezoek van
               de VN Hoge Commissaris en kunt u de Kamer over de resultaten hiervan blijven informeren?
            
Antwoord 7
            
Uit de officiële reactie van Indonesië op de aanbevelingen die zijn gedaan tijdens
               de Universal Periodic Review van Indonesië tijdens de VN-Mensenrechtenraad in november
               2022 blijkt dat Indonesië akte heeft genomen («noted») van de aanbevelingen die een
               bezoek van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aanmoedigen. Nederland blijft
               de mensenrechtensituatie in Papua nauwlettend volgen en zou een spoedig bezoek door
               de Hoge Commissaris aan Papua nog steeds verwelkomen. Nederland zal zich hiervoor
               blijven inspannen.
            
Vraag 8
            
Kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten van een eventueel onderzoek zoals bedoeld
               in vraag 2 en 3 en ook over het uitblijven van zo’n onderzoek binnen redelijke termijn?
            
Antwoord 8
            
De voorlopige uitkomst van het bovengenoemde onderzoek heeft geleid tot de arrestatie
               van 13 personen. Het Indonesische leger heeft geen verplichting om het publiek te
               informeren over interne onderzoeken. Indien het Indonesische leger in de toekomst
               verdere uitspraken doet over het verloop en uitkomsten van het onderzoek zal ik uw
               Kamer hierover informeren.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
