Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het vernielen van een unieke archeologische vindplaats in de gemeente Emmen
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het vernielen van een unieke archeologische vindplaats in de gemeente Emmen (ingezonden 17 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap)
(ontvangen 10 juni 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024,
nr. 1738.
Vraag 1
Kent u het bericht «Unieke archeologische vindplaats vernietigd door bouw distributiecentrum»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Deelt u de mening dat het uiterst afkeuringswaardig is dat de gemeente Emmen – bewust
– heeft gekozen voor de vernieling van een unieke archeologische vindplaats door de
bouw van een distributiecentrum?
Antwoord 2
Ja. Het is duidelijk dat de gemeente Emmen fouten heeft gemaakt bij de verkoop van
de grond en bij het nemen van het besluit op de omgevingsvergunning. De gemeente was
op de hoogte van de potentieel zeer hoge archeologische waarde van het terrein, maar
koos er voor om geen voorwaarden te stellen gericht op de bescherming van archeologische
vondsten en sporen. Ik heb deze zaak zeer serieus genomen en me – via de Rijksdienst
voor het Cultureel Erfgoed (RCE) – tot het uiterste ingespannen om te voorkomen dat
deze vindplaats zou verdwijnen.
Omdat het terrein niet van rijkswege was beschermd had de RCE geen formele rol bij
vergunningverlening of advisering. De RCE was dan ook niet betrokken bij de totstandkoming
van de omgevingsvergunning, die reeds was afgegeven toen men voor het eerst van deze
casus hoorde. Desondanks heeft de RCE diverse gesprekken gevoerd met de gemeente en
de ontwikkelaar. Daarbij werd getracht om – vanwege de veelbelovende resultaten van
het inventariserend archeologisch vooronderzoek – nader onderzoek te laten plaatsvinden,
zoals een opgraving. Toen dit niet kansrijk bleek, is onderzocht of het terrein kon
worden aangewezen als rijksmonument. In weerwil van gemaakt afspraken, werd het terrein
in de tussentijd toch vergraven.
De RCE heeft vervolgens (november 2023) aan de provincie Drenthe verzocht om interbestuurlijk
toezicht toe te passen. Een dergelijk traject is inmiddels gestart. De provincie heeft
contact gehad met de gemeente Emmen. Het is nog niet bekend of men naar aanleiding
daarvan nadere stappen wil zetten. Ik heb de RCE verzocht om dit proces nauwlettend
te volgen en hierover in gesprek te blijven met de provincie.
Vraag 3
Welke stappen wilt u zetten richting de gemeente Emmen die bewust kozen voor het vernielen
van een unieke archeologische vindplaats?
Antwoord 3
Het is aan de lokale democratie en het interbestuurlijk toezicht door de provincie
om te bepalen welke conclusies worden getrokken uit deze casus en welke maatregelen
daar bij kunnen horen.
Vraag 4
Klopt het dat de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, na overleg met het ministerie,
deze unieke vindplaats had willen aanwijzen als Rijksmonument? Het vernielen van Rijksmonumenten
kan strafrechtelijk vervolgd worden als economisch delict, is deze mogelijkheid er
nu ook? Zo nee, welke mogelijkheden ziet u wel?
Antwoord 4
Het klopt dat de RCE heeft onderzocht of het terrein zou kunnen worden aangewezen
als rijksmonument. Technisch was dit mogelijk, maar omdat korte tijd later bleek dat
het gebied al was vergraven, heeft de aanwijzing niet plaatsgevonden. Hierdoor is
er geen mogelijkheid tot strafrechtelijke vervolging op basis van de Erfgoedwet.
Er zijn ook geen andere mogelijkheden voor strafrechtelijke vervolging: een gemeente
kan niet worden vervolgd om het niet volgen van het eigen beleid. De ontwikkelaar
heeft – ten aanzien van de omgang met archeologische waarden – voldaan aan de vergunning
die door de gemeente is afgegeven.
De enige mogelijkheid is het toepassen van interbestuurlijk toezicht door de provincie
Drenthe. Een dergelijk traject is inmiddels gestart, zie het antwoord op vraag 2.
Vraag 5
Deelt u voorts de mening dat het in het huidige archeologiebestel onvoldoende mogelijk
is om in te grijpen wanneer een gemeente te weinig doet om haar wettelijke taken op
het gebied van archeologie uit te voeren?
Antwoord 5
Over het algemeen functioneert het gedecentraliseerde archeologiestelsel goed, zoals
ook de Raad voor Cultuur constateerde in het rapport Archeologie bij de tijd uit 2022.
Wanneer een gemeente (bewust) haar wettelijke taken verzaakt, biedt het stelsel voldoende
mogelijkheden om in te grijpen via het interbestuurlijk toezicht door de provincie.
Echter, hoe goed we alles ook regelen via wetgeving, beleid en stelsel, wanneer een
gemeente hier niet naar handelt, delft het erfgoed het onderspit. Omdat voorkomen
beter is dan genezen, werk ik aan bewustwording, kennisvergroting en structurele versterking
van de taakuitvoering op het gebied van erfgoed bij gemeenten en provincies. Samen
met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten
(VNG), ben ik hiervoor het programma Erfgoed & Overheid gestart, waarover ik uw Kamer
informeerde in mijn beleidsreactie op de beleidsdoorlichting erfgoed2.
Dit programma richt zich op het versterken van de capaciteit, kennis en competenties
bij provincies en gemeenten voor de uitvoering van erfgoedtaken. Op dit moment organiseer
ik in elke provincie een bijeenkomst, waar ik in gesprek ga met de gemeenten over
waar ze tegenaanlopen in de dagelijkse praktijk. Zo zien we waar we nu staan. Daarnaast
stel ik een adviescommissie aan, die zich zal buigen over de normatieve vraag wat
er qua mensen, middelen en processen nodig is voor gedegen erfgoedzorg.
Op deze manier krijgen gemeenten en provincies een handvat om te reflecteren op waar
ze nu staan en waar ze naartoe willen. Vanuit het programma Erfgoed & Overheid worden
vervolgens middelen beschikbaar gesteld voor maatwerkoplossingen, zoals cofinanciering
van een regio-archeoloog. Hiervoor is structureel € 3 miljoen per jaar beschikbaar.
Vraag 6
Herkent u dat de monitor van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed laat zien
dat een groot aantal gemeenten slechts met moeite in de basis in goed archeologiebeleid
weet te voorzien?
Antwoord 6
Ik herken dat er verbetering mogelijk is bij de uitvoering van erfgoedtaken bij gemeente.
Daarom ben ik, samen met IPO en VNG, het programma Erfgoed & Overheid gestart. Binnen
dit programma is structureel € 3 miljoen beschikbaar voor maatwerkoplossingen waarmee
gemeenten hun taken op het gebied van archeologisch erfgoed een impuls kunnen geven.
Vraag 7
Herkent u voorts dat het, 17 jaar na de wettelijke decentralisatie, pijnlijk is dat
130 gemeenten geen gemeente- of regioarcheoloog hebben?
Antwoord 7
De gemeente vervult een sleutelrol binnen de zorg voor archeologie. Om dit goed te
kunnen doen, is inhoudelijke expertise van groot belang. Men kan hier op verschillende
manieren over beschikken. Een gemeente kan een eigen archeoloog in dienst hebben,
gebruik maken van de inzet van een regioarcheoloog, of bijvoorbeeld expertise inhuren
via een (vast) adviesbureau. Het is niet per definitie zo dat gemeenten die geen eigen
archeologische kennis hebben, hun taken niet goed kunnen vervullen.
Het is aan de provincies om er – via het interbestuurlijk toezicht – op toe te zien
dat gemeenten hun taken op het gebied van archeologie goed uitvoeren, in welke vorm
dan ook.
Vraag 8
Welke stappen wilt u zetten om de kwaliteit van archeologie bij gemeenten te verhogen?
Wilt u alsnog de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur voor de versterking van de
inhoudelijke rol van gemeenten opvolgen?3
Antwoord 8
In de beleidsreactie4 op het rapport Archeologie bij de Tijd van de Raad voor Cultuur, is aangegeven hoe
wordt omgegaan met de aanbevelingen van de Raad. Het belang van voldoende capaciteit
en deskundigheid op het gebied van archeologie bij gemeenten wordt daarbij erkend.
Via het programma Erfgoed & Overheid ondersteun ik gemeenten bij het structureel verbeteren
van de uitvoering van hun erfgoedtaken, zie ook het antwoord op vraag 5.
Vraag 9, 10 en 11
Deelt u de mening dat in het huidige archeologiebestel het (interbestuurlijk) toezicht
onvoldoende is uitgewerkt, wat ingrijpen wanneer gemeenten hun taak niet goed uitvoeren,
vrijwel niet mogelijk is?
Herkent u dat de Raad voor Cultuur reeds gewaarschuwd heeft dat het huidige interbestuurlijke
toezicht «geen mogelijkheid voor effectieve sturing of controle op minimale kwaliteit»
biedt?5
Bent u bereid alsnog de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur voor het versterken
van het toezicht op de kwaliteit van archeologie bij gemeenten op te volgen? Zo nee,
welke maatregelen wilt u wel nemen?
Antwoord 9, 10 en 11
In 2020 constateerde de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (IOE) onvolkomenheden
in de uitvoering van het interbestuurlijk toezicht door provincies.6 Hierop hebben provincies, gemeenten en de Ministeries van OCW en BZK zich gezamenlijk
gebogen over een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed. In 2023 is vanuit deze
groep een actieplan opgeleverd, met daarin een voorstel voor een nieuwe manier van
werken.7 Ik heb de financiële middelen die daarvoor nodig zijn ter beschikking gesteld.
De voorgestelde verbeteringen gaan uit van gemeenschappelijke uitgangspunten voor
een basis toezichtvariant. Elke provincie kan daar bovenop maatwerk toepassen, gericht
op de lokale omstandigheden. Het betreft een data-gedreven aanpak, waarmee kan worden
bepaald welke gemeenten (extra) aandacht behoeven. Ik vertrouw erop dat dit het toezicht
op de uitvoering van taken op het gebied van archeologie (en van erfgoed in den brede)
zal versterken en blijf hierover in gesprek met het IPO.
Vraag 12
Moeten de taken van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed uitgebreid worden om
tot een beter archeologisch bestel te komen?
Antwoord 12
Ik onderschrijf de conclusie uit de beleidsdoorlichting van het archeologisch bestel
dat het huidige systeem in de basis functioneert. De diverse bestuurslagen hebben
verschillende taken en verantwoordelijkheden binnen dit bestel. De rol van gemeenten
en provincies is daarbij van grote waarde, omdat zij meer zicht hebben op wat er lokaal
speelt dan het rijk en daarmee dus dichter op het erfgoed zitten. Het ligt dan ook
niet voor de hand om het takenpakket van de RCE zodanig uit te breiden dat de autonomie
van de andere overheidslagen wordt ingeperkt.
Om tot een beter archeologisch bestel te komen zet ik in op structurele versterking
van de uitvoering van de wettelijke taken bij gemeenten en provincies via het programma
Erfgoed & Overheid. Daarbij is ook aandacht voor de samenwerking tussen de verschillende
bestuurslagen.
Vraag 13
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het debat over cultuur?
Antwoord 13
Ja
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.Q. Gräper-van Koolwijk, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.