Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 30 mei 2024, over Hulp- en geneesmiddelenbeleid
29 477 Geneesmiddelenbeleid
32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg
Nr. 902 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
Vastgesteld 23 juli 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 30 mei 2024 overleg
gevoerd met mevrouw Dijkstra, Minister voor Medische Zorg, over:
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 september 2022
inzake beschikbaarheid medische hulpmiddelen en in-vitrodiagnostica (Kamerstuk 32 805, nr. 146);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 september 2022
inzake reactie op het verzoek van het lid Agema, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden
van 6 september 2022, over tekorten aan medische materialen in ziekenhuizen, verpleeghuizen
en de thuiszorg (Kamerstuk 32 805, nr. 149);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 december 2022
inzake onderzoeken leveringszekerheid medische producten en beleid 2023 (Kamerstuk
29 477, nr. 794);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 februari 2023
inzake reactie Gezondheidsraadadvies getiteld Verduurzaming van hulpmiddelen in de
zorg (Kamerstuk 32 805, nr. 157);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 maart 2023
inzake beschikbaarheid medische producten (Kamerstuk 29 477, nr. 806);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 5 juli 2023 inzake reactie
op verzoek commissie over de brief inzake vergoeding van psychosociale hulphond via
UWV, zorgverzekeraar of gemeente (Kamerstuk 32 805, nr. 169);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 maart 2023
inzake reactie op verzoek commissie over Vereniging Afbouwmedicatie met betrekking
tot concept «Multidisciplinair document «Afbouwen overige antidepressiva»» (MDOA)
(Kamerstuk 29 477, nr. 808);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 maart 2023
inzake prijsonderhandelingen Trodelvy (Kamerstuk 29 477, nr. 811);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 maart 2023
inzake voortgang financiële arrangementen geneesmiddelen 2022 (Kamerstuk 29 477, nr. 810);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 april 2023
inzake antwoorden op vragen commissie over de voortgang medicinale cannabisbeleid
(Kamerstuk 29 477, nr. 802) (Kamerstuk 29 477, nr. 813);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 april 2023
inzake Beneluxa-onderhandeling Libmeldy (Kamerstuk 29 477, nr. 827);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 april 2023 inzake
sluiskandidaten tweede helft 2023 (Kamerstuk 29 477, nr. 812);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 maart 2023 inzake
voortgang medicinale cannabisbeleid (Kamerstuk 29 477, nr. 802);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 mei 2023 inzake
reactie op verzoek commissie inzake de petitie Red levens, vernietig geen bruikbare
medicijnen (Kamerstuk 29 477, nr. 830);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 mei 2023 inzake
reactie op verzoek commissie over de brandbrief ALS patiëntenvereniging met betrekking
tot moties over geneesmiddelenbeleid ALS-patiënten (Kamerstuk 29 477, nr. 831);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 mei 2023 inzake
reactie op verzoek commissie op het bericht «1 op de 6 gebruikers van medicijnen heeft
daarover geen contact met zorgverlener» (Kamerstuk 29 477, nr. 829);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 juni 2023 inzake
reactie op verzoek commissie over de petitie van Hoofdpijnnet met ervaringsverhalen
van migraine- en hoofdpijnpatiënten (Kamerstuk 29 477, nr. 835);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 juni 2023 inzake
ex-postevaluatie geneesmiddelenvisie (Kamerstuk 29 477, nr. 839);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juli 2023 inzake
voortgang beschikbaarheid medische producten (Kamerstuk 29 477, nr. 845);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juli 2023 inzake
afschrift reactie van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) over de
indeling van bepaalde zelfzorggeneesmiddelen (Kamerstuk 29 477, nr. 841);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 juli 2023 inzake
afschrift brief aan de Europese Commissie ten behoeve van draagvlak voor heruitgifte
van geneesmiddelen (Kamerstuk 29 477, nr. 850);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 juli 2023 inzake
prijsonderhandelingen over het geneesmiddel Minjuvi (Kamerstuk 29 477, nr. 846);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 december 2023
inzake antwoorden op vragen commissie over therapeutische toepassing van psychedelica
(Kamerstuk 29 477, nr. 840) (Kamerstuk 29 477, nr. 860);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 juni 2023 inzake
therapeutische toepassing van psychedelica (Kamerstuk 29 477, nr. 840);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 december 2023
inzake update doorlooptijden geneesmiddelen en routes tot pakkettoelating (Kamerstuk
29 477, nr. 862);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 december 2023
inzake extramurale farmaceutische zorg (Kamerstuk 29 477, nr. 864);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 december 2023
inzake visie op geneesmiddeleninformatie voor zorgverleners (Kamerstuk 29 477, nr. 861);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 december 2023
inzake antwoorden op vragen commissie over de brief inzake naar een toekomstbestendig
stelsel voor de vergoeding van nieuwe dure geneesmiddelen uit het basispakket (Kamerstuk
29 477, nr. 838) (Kamerstuk 29 477, nr. 863);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 juni 2023 inzake
naar een toekomstbestendig stelsel voor de vergoeding van nieuwe dure geneesmiddelen
uit het basispakket (Kamerstuk 29 477, nr. 838);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 december 2023
inzake update verkoop Intravacc B.V. (Kamerstuk 34 951, nr. 15);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 december 2023
inzake voortgang beschikbaarheid medische producten (Kamerstuk 29 477, nr. 865);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 december 2023
inzake stimuleren innovatieve geneesmiddelenontwikkeling (Kamerstuk 29 477, nr. 867);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 januari 2024
inzake stand van zaken afbouwmedicatie antidepressiva januari 2024 (Kamerstuk 29 477, nr. 868);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 januari 2024
inzake analyse earlyaccessprogramma's voor geneesmiddelen in andere landen (Kamerstuk
29 477, nr. 869);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 januari 2024
inzake vergoeding Libmeldy per 19 januari 2024 (Kamerstuk 29 477, nr. 870);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 november 2023
inzake sluiskandidaten eerste helft 2024 (Kamerstuk 29 477, nr. 858);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 november 2023
inzake reactie op verzoek commissie inzake de opzet van de periodieke rapportage geneesmiddelen,
medische technologie en lichaamsmateriaal (Kamerstuk 32 772, nr. 38);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 december 2023
inzake samenwerking Nederland-India (Kamerstuk 36 180, nr. 90);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 1 december 2023 inzake fiche:
Commissiemededeling aanpak medicijntekorten in de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 3846);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 september 2023
inzake bestendigen prepzorg (Kamerstuk 32 239, nr. 13);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 maart 2023
inzake reactie op de motie van het lid Tielen c.s. over standaard uiteenzetten hoe
strategische onafhankelijkheid geborgd wordt bij de verkoop van deelnemingen (Kamerstuk
34 951, nr. 13) (Kamerstuk 28 165, nr. 389);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 31 augustus 2023
inzake onderzoeksrapport Kwalitatieve verdieping analyse hiaten geneesmiddelenontwikkeling
(Kamerstuk 29 477, nr. 852);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 augustus 2023
inzake voortgangsrapportage voorwaardelijke toelating weesgeneesmiddelen, conditionals
en exceptionals, verlenging ataluren en beëindiging VT/opname basispakket NTRK-remmers
(Kamerstuk 29 477, nr. 851);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 september 2023
inzake beleidswijziging voorwaardelijke toelating van geneesmiddelen tot het basispakket
van de zorgverzekering (Kamerstuk 29 477, nr. 857);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 april 2024
inzake verkoop en overdracht aandelen Intravacc B.V. aan FDI Biosciences B.V. (Kamerstuk
34 951, nr. 17);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 13 mei 2024 inzake reactie op verzoek
commissie over de prijsonderhandelingen over het medicijn Kaftrio (Kamerstuk 29 477, nr. 887);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 21 mei 2024 inzake reactie op verzoek
commissie over een update over het geneesmiddel Kaftrio (Kamerstuk 29 477, nr. 890);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 16 mei 2024 inzake voortgang beschikbaarheid
medische producten (Kamerstuk 29 477, nr. 889);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 december 2023
inzake monitor pakketmaatregel vitamine D (Kamerstuk 29 477, nr. 866);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 december 2023
inzake reactie op de Nederlandse Kanker Agenda (Kamerstuk 32 793, nr. 708);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 13 maart 2024 inzake continuering
sluisplaatsing Tecartus (Kamerstuk 29 477, nr. 882);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 16 april 2024 inzake reactie op de
motie van het lid Claassen over een centraal nooddepot voor schaarse generieke medicatie
(Kamerstuk 29 477, nr. 879) (Kamerstuk 29 477, nr. 885);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 11 april 2024 inzake voortgang pakketbeheer
van dure geneesmiddelen (Kamerstuk 29 477, nr. 883);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 15 april 2024 inzake uitfasering
pfas in medische producten (Kamerstuk 35 334, nr. 294);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 12 april 2024 inzake reactie op verzoek
commissie over een afschrift van de brief aan de patiëntenvereniging Spierziekten
Nederland over het verzoek tot brede beschikbaarheid van het geneesmiddel Evrysdi
(risdiplam) tegen de spierziekte spinale musculaire atrofie (SMA) (Kamerstuk 29 477, nr. 884);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 13 mei 2024 inzake Pallasproject:
stand van zaken medische isotopen en aanbieding basisrapportage nieuwbouwprogramma
(Kamerstuk 33 626, nr. 24);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 14 mei 2024 inzake eindrapport over
medicatiegebruik bij ouderen (Kamerstuk 29 477, nr. 888);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 22 april 2024 inzake sluiskandidaten
tweede helft 2024 (Kamerstuk 29 477, nr. 886);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 juli 2023 inzake
verslag van een schriftelijk overleg over afstel GVS-modernisering (Kamerstuk 29 477, nr. 832) (Kamerstuk 29 477, nr. 847);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 mei 2023 inzake
afstel GVS-modernisering (Kamerstuk 29 477, nr. 832);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 augustus 2022
inzake voornemen Stichting Sanquin Bloedvoorziening tot verkoop van dochteronderneming
Sanquin Reagents B.V. (Kamerstuk 29 447, nr. 76);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 september 2022
inzake advies Gezondheidsraad rond testen bloeddonaties (Kamerstuk 29 447, nr. 77);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 10 oktober 2022
inzake reactie op verzoek commissie op het artikel in Het Financieele Dagblad over
Gilde koopt testbedrijf bloedbank Sanquin (Kamerstuk 29 447, nr. 78);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 december 2022
inzake verruiming leverancierskrediet Sanquin-Prothya (Kamerstuk 29 447, nr. 80);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 januari 2023
inzake antwoorden op vragen over de actualiteitenbrief bloedvoorziening 2022 (Kamerstuk
29 447, nr. 81);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 november 2022
inzake actualiteitenbrief bloedvoorziening 2022 (Kamerstuk 29 447, nr. 79);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 maart 2023
inzake donorselectiebeleid MSM (mannen die seks hebben gehad met een andere man) (Kamerstuk
29 447, nr. 82);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 december 2023
inzake donorvragenlijst van Stichting Sanquin Bloedvoorziening (Kamerstuk 29 447, nr. 83);
– de brief van de Minister voor Medische Zorg d.d. 13 mei 2024 inzake stand van zaken
bloedvoorziening (Kamerstuk 29 447, nr. 84).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De fungerend voorzitter van de commissie, Eerdmans
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Agema
Griffier: Heller
Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Agema, Bushoff, Claassen, Daniëlle
Jansen, Krul, Paulusma en Tielen,
en mevrouw Dijkstra, Minister voor Medische Zorg.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen. Ik open dit commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Dit commissiedebat gaat over het hulp- en geneesmiddelenbeleid,
maar ook over de bloedvoorziening. Er staat een bijzonder groot aantal punten op de
agenda.
Ik heet mijn collega's van harte welkom. Meneer Bushoff van GroenLinks-PvdA, meneer
Claassen namens de PVV, mevrouw Jansen namens NSC. Naast mevrouw Jansen zit zo direct
mevrouw Tielen, zij spreekt namens de VVD. Meneer Krul spreekt namens het CDA en mevrouw
Paulusma namens D66.
Ik heet de Minister voor Medische Zorg van harte welkom.
We hebben veel publiek op de tribune. Er is zelfs een tweede zaal ingericht. Dat laat
ook maar zien hoeveel waarde er wordt gehecht aan het debat dat wij vandaag voeren.
Ik stel mijn collega's voor om negen interrupties toe te staan in het gehele debat,
dus bij elkaar en bij de Minister. U kunt ze er in één keer uitgooien of ze per keer
doen.
Ik geef als eerste het woord aan mijn collega Bushoff. Hij spreekt namens GroenLinks-PvdA.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal vandaag ingaan op twee punten: de tekorten van generieke
medicijnen en de schandalig hoge prijzen van dure geneesmiddelen.
Laat ik met dat laatste punt beginnen. Ik noem enkele voorbeelden om daar wat inkleuring
aan te geven. Het middel CDCA kostte € 0,28. De prijs werd verhoogd naar € 140 per
stuk. Het middel Cystadrops kostte zo'n € 20 en de prijs werd verhoogd naar € 1.000.
Het middel Lutetium-DOTATATE kostte zo'n € 3.000 en de prijs werd verhoogd naar ruim
€ 19.000. Om nog wat meer cijfers te geven: deze laatste fabrikant haalde daarmee
in 2023 een winstmarge van bijna 19% en in de jaren daarvoor van 29%. Er werd maar
liefst ruim 6 miljard euro aan aandeelhouders uitgekeerd en bijna 2 miljard aan eigen
aandelen ingekocht. Dit soort cijfers laat zien dat de farmaceutische industrie ons
een sprookje voorhoudt dat hoge winstmarges nodig zijn om de kosten voor onderzoek
en ontwikkeling te kunnen bekostigen. Dit sprookje is inmiddels wel doorgeprikt.
Ik wil een rechtstreekse oproep doen aan de farmaceutische industrie: stop met recht
praten wat krom is over de rug van patiënten en het publieke belang en ga op zoek
naar het moreel kompas. Ik weet zeker dat als dat moreel kompas wordt gevonden, er
ook een andere route is om te komen tot eerlijke medicijnprijzen. Ik vraag de Minister
hoe zij naar die andere route kijkt. Ik noem bijvoorbeeld de route om de prijzen van
medicijnen te baseren op de daadwerkelijke kostprijs van een medicijn, plus de kosten
voor ontwikkeling, onderzoek en niet naar de markt gebrachte medicijnen, plus nog
een redelijke winstmarge. Zelfs over dat laatste punt valt met GroenLinks-PvdA nog
te spreken. Ik ben benieuwd hoe de Minister kijkt naar dit cost-based++-model om te
komen tot eerlijkere prijzen van dure geneesmiddelen.
Ik ben ook benieuwd hoe de Minister kijkt naar bijvoorbeeld de bevoegdheid om dwanglicenties
af te geven, en naar het overhevelen van die bevoegdheid van EZK naar VWS zodat er
niet alleen met een economische bril naar wordt gekeken, maar ook met een publiekbelangbril
en een volksgezondheidbril. Ik vraag de Minister hoe zij aankijkt tegen de voorwaardelijke
toelating van geneesmiddelen tegen een lager instaptarief om vervolgens in de praktijk
eerst nog te kunnen onderzoeken wat de daadwerkelijke effectiviteit en de beste toepasbaarheid
van dat middel is. Daarna kan worden gekomen tot een definitieve prijsafspraak, die
dan is gebaseerd op de effectiviteit en toepasbaarheid van dit middel. Hoe kijkt de
Minister hiernaar? Tot zover een aantal concrete maatregelen die volgens mij nodig
zijn om die schandalig hoge prijzen van dure geneesmiddelen tegen te gaan.
Dan heb ik nog het punt over de tekorten van generieke geneesmiddelen. Natuurlijk
is het nodig dat we daarvoor de productie meer in eigen hand nemen, in Nederland maar
ook in Europa. Maar dat is meer een langetermijnoplossing. Voor een kortetermijnoplossing
is het nodig dat het preferentiebeleid wordt aangepast. Dat kan vernieuwend klinken
uit de mond van de Partij van de Arbeid, want wij waren een van de grondleggers, een
van de grote voorstanders van het preferentiebeleid. Het heeft ons veel opgeleverd.
Het heeft miljoenen bespaard. We zijn ook nog steeds voorstander van het preferentiebeleid,
maar op een enkel punt moet het wel aangepast worden. Bij tekorten en bij dreigende
tekorten moet het preferentiebeleid toch worden opengebroken zodat meerdere aanbieders
hun medicijn op de markt kunnen aanbieden en dit medicijn vergoed wordt. Ik ben benieuwd
of de Minister bereid is om hiernaar te kijken en dit te gaan doen, omdat dit op korte
termijn een oplossing is voor het geneesmiddelentekort van generieke medicijnen.
Tot zover.
De voorzitter:
Er zijn een paar vragen. Mevrouw Tielen namens de VVD.
Mevrouw Tielen (VVD):
GroenLinks-PvdA pleit ervoor om tijdens tekorten of dreigende tekorten het preferentiebeleid
te verruimen. We zien dat nu al een aantal registraties van middelen wordt ingetrokken.
Het klinkt als «dan pakken we iets anders uit de kast en is er een alternatief», maar
dat kan dan niet omdat die middelen niet meer in Nederland geregistreerd zijn. Hoe
ziet GroenLinks-PvdA dat?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het daarom zinvol is om die mogelijkheid niet alleen bij tekorten, maar
juist ook bij dreigende tekorten te bieden. Ik verwacht dat dan meer fabrikanten bereid
zullen zijn hun middel wél op de markt te houden. Dan kun je die tekorten sneller
tegengaan. Volgens mij zijn daar al enkele mogelijkheden toe binnen het huidige preferentiebeleid.
Ik denk dat die mogelijkheden beter benut moeten worden. Waar dat niet kan, vraag
ik de Minister of zij bereid zou zijn om inderdaad het preferentiebeleid op dat punt
aan te passen.
De heer Claassen (PVV):
Het is goed om te horen dat GroenLinks-PvdA nu eindelijk ook voelt dat het preferentiebeleid
op deze manier niet langer houdbaar is. We hebben tot twee keer toe een motie ingediend
om het preferentiebeleid aan te passen naar twee of meer preferente middelen. Uw partij
heeft daar toen tegengestemd. Wat heeft u in de afgelopen weken – want over die tijd
hebben we het – doen besluiten er anders naar te kijken?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voor de volledigheid: het preferentiebeleid heeft ons ook heel veel opgeleverd. Het
heeft ons honderden miljoenen aan geneesmiddelenuitgaven bespaard. Dat zijn honderden
miljoenen die ingezet kunnen worden voor andere zorg en die niet vloeiden naar de
zakken van deze geneesmiddelenproducenten. Ik denk dat het preferentiebeleid op zichzelf
heel veel heeft opgeleverd. Het moet niet volledig overboord worden gegooid of generiek
opzij worden gezet, zoals beschreven in de moties die u net noemde, maar het moet
wel worden aangepast op het moment dat er tekorten zijn of dreigen. Dan kun je kijken
of het preferentiebeleid opengebroken kan worden op die specifieke punten. Ik denk
dat dat wel zinvol is. Het lijkt mij niet verstandig om het generieke preferentiebeleid
overboord te zetten of voor alle middelen het preferentiebeleid open te breken.
De heer Claassen (PVV):
Dat is niet helemaal de juiste voorstelling van zaken. De moties gingen niet over
het afschaffen van het preferentiebeleid. Ze gingen erover dat op z'n minst twee of
drie preferente leveranciers zouden worden toegekend. U moet het toch met mij eens
zijn dat – dit werd net ook aangekaart door de collega van de VVD – als meer leveranciers
weten dat ze medicijnen aan de markt kúnnen gaan leveren, zij zich niet uit de markt
zullen terugtrekken. Dat is ook een positieve bijdrage aan het voorkomen van een geneesmiddelentekort.
Ik hoop oprecht dat als de PVV de motie binnen een halfjaar voor de derde keer gaat
aanbieden, de heer Bushoff er dan wel in mee wil gaan.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Voor de volledigheid: volgens mij zijn er al afspraken gemaakt tussen de fabrikanten
en de verzekeraars om te zeggen dat er vaker concessies worden gedaan en dat er tenders
worden uitgeschreven door onder andere verzekeraars zodat meer aanbieders van geneesmiddelen
kans maken op een vergoeding voor hun medicijnen. Ik denk dat dit al een aantrekkelijke
stap is om als fabrikant een middel wel op de markt te houden. Daarnaast denk ik dat
het een toegevoegde waarde heeft om nog een extra stap te zetten en het preferentiebeleid
open te breken voor de middelen waar tekorten aan zijn of waar tekorten aan dreigen.
Dat is anders dan waar u nu voor pleit, namelijk het preferentiebeleid in den brede
voor alle middelen openbreken en voor alle middelen meer fabrikanten toe te staan.
Ik denk dat je dan afstand neemt van het hele preferentiebeleid en dat we dat nog
niet moeten doen. We moeten het preferentiebeleid in stand houden waar het goed gaat
en verbeteren waar het beter kan. Dat laatste is op het punt van bestaande of dreigende
tekorten. GroenLinks-PvdA stelt concreet voor het preferentiebeleid op die punten
open te breken.
De heer Krul (CDA):
Toch nog één vraag daarop. Ik hoor de heer Bushoff een goede stap maken. Ik denk dat
we nog iets dichter bij elkaar kunnen komen. Wat zou nou de reden zijn voor een niet-preferente
fabrikant, die geen tender heeft, om te gaan zitten wachten op een dreigend tekort?
Dat is toch eigenlijk een situatie waarin geen enkele fabrikant levensvatbaar is?
Ik ben benieuwd hoe de heer Bushoff dit ziet. U beschrijft een situatie waarin fabrikanten
die niet getenderd zijn gaan wachten op een dreigend tekort om vervolgens te gaan
leveren. Dat gaat natuurlijk niet gebeuren. Zou er niet nog een extra stap gezet moeten
worden?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Zoals ik het heb begrepen, zullen er voortaan vooral contracten zijn met een maximale
duur van twee jaar. Het is dan voor alle fabrikanten mogelijk om tussentijds hun middel
alsnog op de markt te houden, omdat ze kans maken om ook toegelaten te worden tot
de markt. Bovendien zetten wij bij dreigende en daadwerkelijke tekorten een extra
stap door te zeggen dat we het preferentiebeleid gaan opschorten, meerdere aanbieders
gaan toelaten en meerdere aanbieders een vergoeding van het medicijn geven dat zij
dan op de markt hebben. Ik moet eerlijk bekennen dat het in één keer helemaal afstappen
van het preferentiebeleid mij niet wenselijk lijkt. Volgens mij moeten we met z'n
allen op zoek gaan naar hoe we dat preferentiebeleid op punten kunnen verbeten. Ik
denk dat de verbeteringen die ik hier schets stappen zijn in de goede richting. Ik
denk dat recentelijk al een aantal stappen is gezet. Gisteren, eergisteren of de afgelopen
weken is hierover overleg geweest tussen andere verzekeraars en de aanbieders van
medicijnen. Zij hebben een aantal goede stappen gezet. Ik ben benieuwd of u die stappen
kent en of u daarover een oordeel heeft. Daar bovenop pleit GroenLinks-PvdA voor een
extra stap, namelijk het openbreken van het preferentiebeleid op het moment dat er
tekorten zijn of dreigen. Ik denk dat dit de weg vooruit is. Ik ben ook benieuwd hoe
de Minister daarnaar kijkt.
De voorzitter:
Dit is onze lange bel dus dan wachten we altijd even.
Mevrouw Paulusma heeft een vraag voor de heer Bushoff.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik kan een heel eind meegaan in de woorden van de heer Bushoff. Dat stemt mij op deze
donderdagochtend zeer positief. Ik snap ook de suggestie van het openbreken rondom
de tekorten. Die suggesties hebben we ook veel uit het veld gehoord en we zijn allemaal
overstroomd met e-mails, maar wat ik vooral heb gehoord aan de rondetafel en heb gelezen
in de petitie, is dat er nog veel beter kan in de communicatie. Ik zou nog veel eerder
in dit traject druk willen uitoefenen om ervoor te zorgen dat we niet eens op de oplossing
van de heer Bushoff hoeven uit te komen. Hij knikt al, maar ik ben eigenlijk benieuwd
welke beelden hij daarbij heeft en of hij het hiermee eens is.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Twee dingen. Een: ik ben het in principe eens met mevrouw Paulusma dat we nog veel
meer kunnen doen in het op tijd communiceren over dreigende tekorten van medicijnen.
We zien dat dit vaak te laat goed wordt gecommuniceerd. We hebben meermaals tijdens
het vragenuurtje de vraag gesteld hoe het nou kan dat er een tekort is en waarom de
Minister dat nog niet wist. Telkens bleek dan dat er bij de juiste instanties, zoals
het CBG, en bij de Minister pas heel laat bekend was dat er een dreigend tekort van
een medicijn zou zijn. Ik denk dat daar zeker winst te boeken valt. Daarnaast is de
stap nodig die ik net omschreef. Ik hoop dat mijn collega's ook zien dat het preferentiebeleid
heel veel heeft opgeleverd en dat we daar niet volledig in een keer afstand van zouden
moeten nemen. We moeten met z'n allen zoeken naar een beter preferentiebeleid dan
we nu hebben. Dat heb ik bepleit en ik hoop dat de collega's daar ook voor voelen.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik knikte heel enthousiast, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, dat zag ik.
Dan waren dat de interrupties en de inbreng van de heer Bushoff. We gaan nu luisteren
naar meneer Claassen. Hij spreekt namens de PVV.
De heer Claassen (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Het medicijn Kaftrio voor de behandeling van patiënten met
cystic fibrosis, taaislijmziekte, wordt nog steeds niet vergoed voor patiënten tussen
2 en 6 jaar oud. Er zijn uiteindelijk drie brieven van de Minister aan de Kamer nodig
geweest om helderheid te verschaffen en de stand van zaken van de bekostigingsprocedure
van dit medicijn te verduidelijken. De eerdere twee brieven hebben voor veel onrust
gezorgd bij de ouders en de kinderen die met smart wachten op dit medicijn. Er is
zelfs een petitie gestart en er zijn een heleboel belletjes gepleegd. De ouders waren
echt ernstig verontrust naar aanleiding van de eerste twee brieven. Ik vraag de Minister:
wat was de oorzaak van deze miscommunicatie? Speelde de lastige communicatie alleen
in deze casus of zien we hier maar een topje van de ijsberg? Wanneer denkt de Minister
dat het medicijn voor deze groep kinderen beschikbaar is?
Voorzitter. De Minister gaf onlangs in haar voortgangsbrief over de aanhoudende medicijntekorten
aan dat onze aangenomen motie om een nooddepot aan te leggen niet uitgevoerd zal worden.
Ik weet ook dat een nooddepot symptoombestrijding is, maar zolang we niet met elkaar
geregeld hebben dat er geen tekorten zijn, is het wel belangrijk. De aangevoerde argumenten
zijn de moeilijke uitvoerbaarheid, de hoge kosten en de verstoorde marktwerking. Ik
zou graag een toelichting van de Minister willen horen op het punt van de verstoorde
marktwerking. Wat maakt de uitvoering van deze motie zo moeilijk?
Wat betreft een van de oplossingsrichtingen, het preferentiebeleid, heeft de PVV-fractie
nu al twee keer getracht dit beleid met twee moties aan te passen, die twee keer verworpen
zijn. Ik voel dat er nu wel draagvlak is om iets met het preferentiebeleid te gaan
doen. Ik vraag dan ook om wat meer steun. Het zou goed zijn, naar aanleiding van wat
meneer Bushoff heeft verteld, als we daar vandaag of eventueel later met elkaar uit
kunnen komen om dit probleem op te lossen.
De PVV is blij dat de Minister aan de slag is gegaan met het tekortenprobleem. Ze
laat nu zelf extra voorraden aanleggen van schaarse medicijnen en er wordt gewerkt
aan een nationaal overzicht van belangrijke, kwetsbare geneesmiddelen. We vinden het
verbazend dat het overzicht er nog niet was, omdat er na vragen van de PVV-fractie,
ook tijdens het vorige commissiedebat, was toegezegd dat in oktober vorig jaar een
lijst van kritische middelen naar de Kamer zou worden gestuurd. Gelukkig krijgen we
deze nu voor het zomerreces, als het goed is. Het zou een hele zegen zijn als mensen
in het veld eerder wisten dat er een tekortenbesluit was en dat zij daarop konden
anticiperen. Dat geeft zowel de praktijk als collega Bushoff aan.
Uit het rondetafelgesprek en de recente hoorzitting bleek dat als medicijnen de sluis
overleefd hebben, er alsnog een effectentoets wordt gedaan. Mijn vraag aan de Minister
is: is dat niet omslachtig en vertragend? Hierdoor is het beoogde medicijn immers
nog steeds niet beschikbaar voor de patiënt. Een eerdere motie van collega Maeijer,
namelijk de motie op stuk nr. 826 (29 477) betreffende een onderzoek naar de vertraging in de postsluisperiode, die overigens
unaniem was aangenomen in de Kamer, wacht nog steeds op uitvoering. Ik hoor graag
een reactie hierop van de Minister.
Voorzitter. Dan het gebruik van statines. Statines zijn het meest voorgeschreven medicijn
om het LDL-cholesterolgehalte in het bloed te verminderen. In Nederland krijgen 2 miljoen
mensen statines voorgeschreven. Dit gebeurt vaak ook al in de context van de primaire
preventie, om te voorkomen dat iemand hart- en vaatproblemen krijgt. De sterftecijfers
ten gevolge van hart- en vaatziektes zijn van 2005 tot heden, ondanks veelvuldig gebruik
van deze statines, niet significant gedaald. Uit onderzoek is gebleken dat er 0,4%
risicoreductie is wanneer men statines slikt. Dat betekent dat je 217 mensen een statine
moet laten slikken om bij 1 persoon een hartinfarct te voorkomen. Ondanks dit gegeven
werd in 2019 de streefwaarde voor LDL-cholesterol in de NHG-Standaard verlaagd, dus
krijgen mensen nóg sneller een statine voorgeschreven. Kan de Minister verklaren waarom
dit gebeurd is? Vindt de Minister dit een wenselijke ontwikkeling?
Vaak wordt er aan mensen die eenmaal statines krijgen medegedeeld dat zij dit levenslang
moeten slikken – zo staat het ook vaak in de beschrijving – terwijl de richtlijn eigenlijk
niet zo is. Graag hoor ik van de Minister wat het gebruik van statines in Nederland
per jaar kost. Wat zijn de geschatte zorgkosten bij de uit de primaire preventie voorgeschreven
statines? Als we de vele bijwerkingen en de daarmee gepaard gaande druk op de huisartsenketen
namelijk meenemen, ben ik benieuwd wat die preventie eigenlijk nog meer gaat kosten
dan wat mensen vanuit een zorgvraag gaan krijgen.
Tot slot. Het is ook een hulpmiddelendebat, dus ik dacht: laat ik proberen om dat
onderwerp er ook nog in te gooien. Hulpmiddelen zijn niet altijd goed te verkrijgen.
Door de verschillende wetgevingen, voorschriften en daarbij verschillende vergoedingen,
is het voor patiënten en voorschrijvers soms een moeilijke weg om ze te verkrijgen.
Dit leidt vaak tot een grote werklast voor degenen die de hulpmiddelen bij elkaar
proberen te regelen. Mijn vragen aan de Minister zijn als volgt. Is dit sinds januari
verbeterd? Hoe monitort de Minister dat afspraken over goede hulpmiddelenzorg worden
nageleefd? In januari is de Stichting Kwaliteitsraad Hulpmiddelen en Zorg van start
gegaan. Kan de Minister hier al iets over zeggen en de eerste resultaten met de Kamer
delen?
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Bushoff heeft nog een vraag.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het terecht is dat in dit debat ook veel aandacht uitgaat naar de tekorten
aan generieke geneesmiddelen. Aan de andere kant hebben we ook nog een ander probleem,
namelijk de heel dure geneesmiddelen en de enorm hoge prijzen daarvan. Ik ben benieuwd
of de PVV ook ziet dat de komende tijd, de komende maanden of jaren, echt concrete
stappen gezet moeten worden om die heel hoge prijzen van dure geneesmiddelen aan banden
te leggen en meer transparantie af te dwingen over de prijsopbouw van die dure geneesmiddelen.
De heer Claassen (PVV):
Maandag hebben we daar een uitvoerige hoorzitting over gehad. Ik schrik ook van sommige
prijzen. Maar we weten ook dat dat vooral listprijzen zijn en dat de uiteindelijke
kosten misschien anders zijn dan wat er werkelijk op papier is neergepend. Ik wil
twee dingen zeggen. Ik denk dat we als Kamer wel onderzoek moeten doen naar meer transparantie
van de stapeling van de kosten die leidt tot de uiteindelijke prijs. Ik denk dat we
daar met elkaar verder onderzoek naar zouden moeten doen. Maar u zei ook «aan banden
leggen», wat ik een zware woordkeuze vind. Ik zou er meer een voorstander van zijn
om de uitkomsten, in ieder geval die van de hoorzitting, wat meer te duiden met elkaar
in een nader te bepalen moment en te kijken wat we kunnen betekenen om die prijzen,
en daarmee ook de zorgkosten, wellicht wat te kunnen drukken.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik ben nog wel benieuwd of de PVV in ieder geval ziet dat wat betreft de hoge winstmarges
en de hoge winsten die bijvoorbeeld uitgekeerd worden aan aandeelhouders of die gebruikt
worden voor de inkoop van eigen aandelen, er dus ruimte is voor de verlaging van die
prijzen. Dat is één. Twee. Misschien kunnen we naast onderzoek doen naar meer transparantie
van de hoge prijzen, ook kijken of we tot concrete maatregelen kunnen komen om meer
transparantie af te dwingen over de prijsopbouw. Bent u daar dan in ieder geval wel
voorstander van?
De heer Claassen (PVV):
U geeft aan te willen kijken, onderzoeken of verder verkennen wat dat kan betekenen.
Dát zou wel kunnen, alleen als we zouden zeggen «we gaan het nu aan banden leggen»,
dan heb ik ook begrepen uit het gesprek van afgelopen maandag dat dat consequenties
kan hebben die we op dit moment met elkaar niet kunnen overzien. Als ik terugkijk
in de tijd, zie ik dat we, volgens mij, regelmatig besluiten hebben genomen. Ik refereer
even aan de initiatiefnota Big Farma die hier ooit is voorbijgekomen met allerlei
moties. Het effect van de moties die daaruit zijn gekomen en van de initiatiefnota
hebben wellicht ook bijgedragen aan het geneesmiddelentekort waar we het vandaag over
hebben. Ik zou dus het volgende zeggen. Laten we wat voorzichtig zijn met zeggen «we
gaan het aan banden leggen en dat is het standpunt», maar we moeten wel kijken naar
waar we het in ieder geval kunnen optimaliseren en transparant kunnen maken.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
De tekorten aan generieke geneesmiddelen is echt een ander onderwerp dan die heel
dure geneesmiddelen. Mijn tweede vraag van zojuist was of u ook ziet dat er ruimte
is voor lagere prijzen, gelet op de enorm hoge winstmarges en op de miljarden die
soms uitgekeerd worden aan aandeelhouders of die gebruikt worden voor de inkoop van
eigen aandelen. Ik heb het over het soort miljarden die niet gebruikt worden voor
de ontwikkeling van dure geneesmiddelen, maar die gewoon rechtstreeks naar de zakken
van een aantal aandeelhouders of farmaceuten vloeien. Ziet u daar geen ruimte om die
prijzen te verlagen?
De heer Claassen (PVV):
In mijn vorige antwoord zei ik dat de heer Bushoff het nu brengt als feitelijkheden,
alsof het zo is. Als er exorbitante winsten zijn die misschien niet gebruikt worden
waarvoor ze zouden moeten worden gebruikt, dan zullen we daar zeker iets mee moeten.
Dan vindt u mij aan uw zijde. Maar nogmaals, ik heb begrepen uit de hoorzitting dat
de feitelijkheden – althans, de dingen die u beschrijft als feiten – misschien iets
anders in elkaar zitten. Daarom zeg ik: laten we daar, op basis van wat we gehoord
hebben, nog eens een keer kritisch naar kijken. Als het uitgangspunt is dat de prijzen
naar beneden kunnen en dat de middelen, publieke middelen, die wij inzetten goed terecht
moeten komen, dan vindt u ons natuurlijk aan uw zijde. Maar de stelligheid waarmee
u dat nu brengt ... Ik wil daar toch nog heel even enig voorbehoud voor maken.
De voorzitter:
Dat was het. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Jansen namens Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil heel graag ingaan op het tekort aan geneesmiddelen,
het hulpmiddelenprobleem en de dure geneesmiddelen, ook al heb ik maar vier minuten.
Ik probeer dus om heel snel te praten.
Allereerst wil ik het hebben over het geneesmiddelentekort. Het probleem is helaas
nog steeds niet opgelost. Er is deze week weer een patiëntenpanel geweest. De resultaten
laten zien dat meer dan de helft, namelijk 53%, van de medicijngebruikers in Nederland
het afgelopen halfjaar last heeft gehad van medicijntekorten en dat het probleem nog
steeds alleen maar toeneemt. De gevolgen zijn groot. Patiënten krijgen veel klachten
en veel stress. Ook krijgen ze andere klachten door andere medicijnen. Een patiënt
gaf aan: «Zonder de injecties kan ik bijna niet lopen en door de pijn mijn handen
niet gebruiken. Ik heb dus heel veel hulp nodig. Dat wil ik niet, want ik wil zelfstandig
zijn. Ik slaap niet van de pijn.» Daarnaast kost het tekort de maatschappij honderden
miljoenen. Zoals iedereen zegt, is het geneesmiddelentekort een veelkoppig monster.
Dat zorgt er ook voor dat de oplossing niet eenvoudig is. Maar we mogen niet accepteren
dat we al jarenlang een alsmaar toenemend geneesmiddelentekort hebben.
Er is nog steeds geen uitzicht op een oplossing. Iedereen die te maken heeft met het
tekort denkt mee aan een oplossing, bijvoorbeeld de Landelijke Eerstelijns Farmacie,
Patiëntenfederatie Nederland en de apothekersvereniging KNMP. Maar wie heeft de regie,
vraag ik de Minister. De Minister heeft eerder aangegeven dat zij alle urgentie voelt
om alles te doen om medicijntekorten te voorkomen en dat er wordt gekeken naar suggesties
die vanuit het veld worden gedaan. Kan de Minister bevestigen dat alle suggesties
worden overwogen? Zijn alle voorstellen en de voorgelegde alternatieven, bijvoorbeeld
die van de KNMP en van de Landelijke Eerstelijns Farmacie, serieus overwogen en zijn
veelbelovende alternatieven ook uitgewerkt? Of moet de Minister bekennen dat er niet
veel gedaan is met die voorstellen? Kan de Minister hier een toelichting op geven?
Ook wil ik nogmaals ingaan op de zorgplicht van zorgverzekeraars. Het is wettelijk
vastgelegd dat zorgverzekeraars ervoor horen te zorgen dat iedere verzekerde binnen
een redelijke tijd en afstand de zorg kan krijgen die nodig is. Is de Minister het
met me eens dat de leveringszekerheid en beschikbaarheid van de door zorgverzekeraars
aangewezen preferente medicijnen ook onder de zorgplicht vallen? Is de Minister bereid
in te grijpen als zorgverzekeraars hun zorgplicht op dit vlak niet nakomen? Zou het
volgens de Minister helpend zijn om beleid en wetgeving aan te passen die zorgverzekeraars
verplichten om aan hun zorgplicht te voldoen, bijvoorbeeld met regels over de toegankelijkheid,
leveringszekerheid en beschikbaarheid van de door hen preferente geneesmiddelen?
Ten tweede wil ik kort ingaan op de problemen bij de levering van hulpmiddelen. De
huidige regelgeving en afspraken met zorgverzekeraars beperken apotheken in het leveren
van hulpmiddelen, terwijl er wel behoefte aan is. De centrale levering door landelijke
groothandels veroorzaakt vaak grote problemen, vooral voor kwetsbare groepen. Landelijke
groothandels kunnen vaak niet direct en niet in kleine porties leveren, wat tot schrijnende
situaties leidt. Bij een werkbezoek aan een apotheek hoorde ik bijvoorbeeld dat patiënten
soms huilend aan de balie staan, dat patiënten met kranten als geïmproviseerd incontinentiemateriaal
naar de apotheek komen of dat patiënten langer in het ziekenhuis moeten blijven omdat
de benodigde hulpmiddelen nog steeds niet beschikbaar zijn. Ook komt het voor dat
na het overlijden van een patiënt dozen vol hulpmiddelen worden aangetroffen omdat
groothandels vaak veel te veel leveren, wat leidt tot enorme verspilling. Voor zorgverleners
betekent dit een grote belasting, omdat ze veel tijd kwijt zijn aan het proberen te
regelen van hulpmiddelen voor patiënten. Daarnaast leveren ze deze hulpmiddelen vaak
op eigen kosten om de patiënt toch te kunnen helpen. Hoe staat de Minister tegenover
het idee om apotheken weer de mogelijkheid te geven om zelf hulpmiddelen te leveren,
om zo verspilling tegen te gaan en betere zorg aan kwetsbare patiënten te kunnen leveren?
Tot slot wil ik ingaan op de dure geneesmiddelen. Door het rondetafelgesprek en de
hoorzitting is mij duidelijk geworden dat transparantie van de prijs en de prijsopbouw
essentieel is om grip te krijgen op de steeds duurder wordende innovatieve medicijnen.
Ik vind het niet meer dan logisch dat bedrijven om te beginnen transparant moeten
zijn over het gedeelte van de research-and-developmentkosten, de publieke financiering
en die van non-profitorganisaties. Is de Minister het met me eens dat deze informatie,
wanneer verstrekt op een toegankelijke, volledige en tijdige manier, de overheid helpt
bij de prijsonderhandelingen om zo de prijs in de hand te houden en de verdringing
van zorg tegen te gaan?
Tot zover.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jansen. Zijn er nog vragen? Meneer Claassen heeft een vraag.
De heer Claassen (PVV):
Als het gaat over de tekorten aan geneesmiddelen is de PVV-fractie er eigenlijk altijd
van overtuigd geweest dat het preferentiebeleid een belangrijke schakel is om daar
iets aan te doen. Collega Bushoff gaf daar ook een opening voor. Ik heb u daar niet
over gehoord. Hoe kijkt u ondertussen, nu steeds meer duidelijk wordt dat dit een
probleem is, naar het huidige preferentiebeleid? Bent u bereid om samen met ons, de
PVV-fractie, te kijken hoe we dat preferentiebeleid zouden kunnen wijzigen?
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Ik ben het allereerst met de heer Bushoff eens dat het preferentiebeleid jaren geleden
heel veel goeds heeft opgeleverd, maar we moeten wel vaststellen dat het preferentiebeleid
nu aardig is doorgeschoten en dat het een van de oorzaken is van de huidige tekorten.
Ik ben zeker voor het aanpassen van het preferentiebeleid, maar ik ben het eens met
de heer Bushoff dat je goed moet nagaan hoe de balans moet zijn en in welke vorm het
moet plaatsvinden. Ik weet bijvoorbeeld dat de apothekersvereniging de Minister een
jaar geleden voorstellen heeft gegeven over hoe je in bepaalde noodsituaties iets
meer kunt spelen met het preferentiebeleid, zodat je dit bijvoorbeeld kunt behouden
voor de geneesmiddelen waar het wel werkt, maar wel drastisch aanpakt voor de tekorten.
De heer Claassen (PVV):
Daar zit de crux, en daar zit ook de crux bij het voorstel van GroenLinks-PvdA. Op
het moment dat je gaat zeggen dat andere leveranciers ook de markt op kunnen als er
een tekort dreigt, dan ben je veel te laat. In de kern moet je dat dus voor zijn.
Het moet de leverancier dan heel duidelijk zijn dat er meerdere leveranciers zijn
die op die markt twee jaar lang kunnen opereren en dat er dus niet uit één kast medicijnen
kunnen worden gegrepen, maar dat in een andere kast dezelfde stof ligt die de mensen
beter kan maken. De vraag die ik aan NSC heb, is: wilt u dat deel dat de heer Bushoff
benoemde dan in ieder geval loslaten? Het moet niet gaan om het preferent maken op
het moment dat er schaarste dreigt of is, want dan zijn we te laat. Het voorstel van
de PVV-fractie zou zijn om dat aan de voorkant goed te regelen.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Ik denk niet dat het tot een oplossing gaat leiden als je aan één knop, bijvoorbeeld
het preferentiebeleid, gaat draaien. Hoe je dat preferentiebeleid gaat aanpassen,
moet mijns inziens dus een onderdeel zijn van een heel pakket aan maatregelen, waarbij
je inderdaad ook rekening houdt met de problemen waar je tegen aanloopt als je het
preferentiebeleid bijvoorbeeld alleen bij acute of dreigende tekorten loslaat. Mijns
inziens kunnen de mensen vanuit het veld het beste oordelen over die voorstellen.
Die hebben het meeste zicht op wat er kan gebeuren. Er liggen dus voorstellen voor
hele pakketten over hoe je kunt omgaan met het preferentiebeleid en wat je in welke
situatie moet doen. Aan één knop draaien is dus niet een oplossing. Het moet een heel
pakket zijn en dat pakket moet op elkaar ingespeeld zijn.
Mevrouw Paulusma (D66):
Mevrouw Jansen zei aan het eind dat het veld heel goed weet wat er moet gebeuren.
Zeker naar aanleiding daarvan dacht ik: wij moeten de politieke keuze maken, want
niet alles wat ons aangedragen wordt, kan. Ik was in het hele verhaal op zoek naar
welke keuze NSC bereid is te maken om ervoor te zorgen dat dit dossier verder op gang
komt. Het gaat dus niet om de suggesties vanuit het veld, maar om welke keuze NSC
bereid is te maken in dit dossier.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Wij willen zeker werken aan het preferentiebeleid. Dat moet anders dan het nu is.
Dat is één ding dat duidelijk is. Verder gaf ik in mijn verhaal ook aan dat ik vind
dat de zorgverzekeraars een duidelijkere rol moeten hebben en dat die zorgplicht er
niet voor niets is. Het is nu onduidelijk of het tekort aan geneesmiddelen onderdeel
is van die zorgplicht. Het probleem moet bij de juiste mensen terechtkomen, dus waar
het hoort. Ik ben het helemaal met mevrouw Paulusma eens dat wij de politieke keuzes
moeten maken, maar ik wil vooralsnog voor het grootste deel leunen op de mensen uit
het veld, omdat zij het meeste gevoel hebben voor wat er misgaat.
Mevrouw Paulusma (D66):
Daar sla ik toch een beetje op aan, want dit vak gaat over kiezen. Niet alles kan.
Wij zullen zeker in dit dossier, waar misschien wel te lang niet in gekozen is, keuzes
moeten maken. Die gaan over dure geneesmiddelen, het preferentiebeleid, de EMA en
weesgeneesmiddelen. Mevrouw Jansen zegt ook: er zijn meerdere knoppen om aan te draaien.
Ik ben nog steeds heel benieuwd welke keuze NSC bereid is te maken. Ik heb namelijk
ook het idee dat meneer Claassen daar een beetje naar op zoek is. Hoe kunnen we samen
de volgende stappen zetten? Het is dan wel nodig om te weten wat NSC bereid is te
doen in dit dossier.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Nogmaals, NSC is bereid om naar het preferentiebeleid te kijken. Verder denk ik dat
we op den duur – dat zijn langetermijnoplossingen – moeten kijken of we minder afhankelijk
kunnen worden van landen buiten Europa. De productie zou wat NSC betreft dichterbij
moeten, bijvoorbeeld in Europa. Dat zijn al twee onderdelen waarin NSC bereid is om
keuzes in te maken.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Op het punt van de tekorten van generieke geneesmiddelen, meer productie in Europa
en kijken naar waar het preferentiebeleid verbeterd kan worden, sloten volgens mij
de betogen van NSC en GroenLinks-PvdA in dit geval best aan. Ik ben nog wel even benieuwd
naar de dure medicijnen. We kunnen in de Kamer debatteren over de mate waarin je vindt
dat het gerechtvaardigd is dat er hoge winsten worden behaald en je het acceptabel
vindt dat sommige prijzen van medicijnen enorm worden verhoogd. Ik hoop toch dat er
in ieder geval een soort gezamenlijke basis in de Kamer te vinden is waarbij we zeggen:
er moet in ieder geval een eerlijke prijs betaald worden voor dure geneesmiddelen
en daarvoor is veel meer transparantie nodig. Bent u dat met mij eens?
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Daar ben ik het helemaal mee eens. Het is mij tijdens de hoorzitting duidelijk geworden
dat die transparantie volledig ontbreekt en daar ben ik helemaal niet blij mee. De
hele maatschappij heeft volgens mij ondertussen het gevoel dat er iets scheef gaat
en dat er te hoge winsten worden gemaakt. Ik ben dus honderd procent voor meer transparantie
van de prijsopbouw.
De voorzitter:
Dat was het? Dan gaan we luisteren naar mevrouw Tielen. Ze spreekt namens de VVD.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Miljoenen Nederlanders gebruiken dagelijks medicijnen. Het
zijn vaak slimme innovaties die zijn verpakt in een klein tabletje of een kleurige
capsule. De middelen genezen mensen, verminderen hun klachten of zorgen dat ze niet
echt ziek worden. Wat ze voor elkaar krijgen, is soms bijna magisch. De agenda van
dit debat – meerderen zeiden het al – is heel lang. Ik wil nu eerst wat voorstellen
doen om de tekorten te helpen verminderen. Dan ga ik verder met de procedures rondom
dure medicijnen en aan het eind heb ik nog drie losse vragen.
Geneesmiddelen zijn dus fantastisch. Ik wil daarom eerst hulde brengen aan de medische
wetenschap en innovatie. De waarde van medicijnen voor patiënten, maar ook voor het
verlichten van de werkdruk in de zorg, kan enorm zijn. Het is niet makkelijk om medicijnen
te ontwikkelen, te produceren en te vermarkten. De VVD zou willen dat Nederland aantrekkelijk
is op dit gebied. Dat betekent dat er in Nederland een goed ecosysteem voor geneesmiddelenontwikkeling
en -distributie zou moeten zijn. Ik vraag me af wat de Minister daarvan vindt en of
ze tevreden is over de positie van Nederland. Na het plenaire debat dat we in maart
hadden over de medicijnentekorten, werd een motie van mijn hand aangenomen die om
een soort nationale apothekerskast vroeg. Er is een strategie nodig voor medicijnbeschikbaarheid
met daarin aandacht voor de tekorten, de onafhankelijkheid, het vestigingsklimaat
in Nederland en een evenwichtiger preferentiebeleid. Ik weet niet of iemand al turft
hoe vaak dat woord is gezegd? Kan de Minister vertellen en laten weten wat er tot
nu toe met mijn motie is gedaan?
Als het om generieke medicijnen gaat, heb ik in meerdere debatten en ook in de genoemde
motie gevraagd om naar het preferentiebeleid te kijken via de zorgverzekeraars, bijvoorbeeld
door inderdaad niet één maar twee of drie preferenten toe te staan. Hoe staat het
daarmee? Is de Minister bereid om, zoals bijvoorbeeld in Duitsland gebeurt, middelen
voor kinderen uit te sluiten van het beleid via het preferentiebeleid? Graag een toezegging
daarop.
Ook wil ik graag dat de standaard uitgifteperiode van medicijnen wordt verlaagd. Nu
is de standaard drie maanden. Ooit was dat twee weken en daarna een maand. Is de Minister
bereid vast te leggen dat de standaard omlaag gaat? Wat is volgens haar een zinnige
standaard? Graag een toelichting.
In de werkbezoeken en gesprekken verbaas ik me daarnaast over de standaard verpakkingsgroottes
en de onmogelijkheid om makkelijk om te pakken vanuit bulkverpakkingen. Kan de Minister
in kaart brengen wat mogelijk is en wat nodig is om daarin wet- en regelgeving aan
te passen? Het kan naast het voorkomen van tekorten ook veel afval voorkomen. Graag
een toezegging.
Voorzitter. Dan ga ik verder met de dure geneesmiddelen. We hadden er afgelopen maandag
met vier Kamerleden een bijzonder interessante hoorzitting over. Vanuit de wetenschap
en de praktijk is een aantal suggesties gedaan om de beschikbaarheid en de prijs-kwaliteit
te verbeteren, onder andere via de sluisprocedure. Ik benoem er graag een paar. Is
de Minister bijvoorbeeld bereid om de eisen van de registratievergoedingsdossiers
uit te breiden? Het is niet voor het eerst dat er wordt gevraagd om transparantie
van bijvoorbeeld de prijsopbouw. Het lijkt me best wel interessant om daar eens wat
op door te gaan. Wij hoorden maandag dat dit in Italië wettelijk mogelijk is gemaakt.
Weet de Minister daarvan? Kan de Minister toezeggen om die Italiaanse wet wat nader
te analyseren en voor de Nederlandse situatie in kaart te brengen wat de voordelen
daarvan zouden kunnen zijn? Sommige farmaceutische bedrijven dienen al vroeg in het
proces een proefdossier in, maar de meeste doen dit niet. Kan de Minister in overleg
met de industrie tot meer afstemming en overleg komen over proefdossiers en procedures
en komen tot afspraken over doorlooptijden? Soms wordt er gezegd dat het aan de overheidskant
ligt, maar ik denk dat er aan beide kanten wel wat verbeterd kan worden. Ik benoem
ook niet voor het eerst de kwaliteit van leverdata als voorwaarde voor medicijnen.
Kan de Minister verkennen hoe het mogelijk is om die data te standaardiseren en mee
te nemen in de registraties?
Verder ben ik erg benieuwd naar de plannen van bijvoorbeeld PharmaNL en andere medischewetenschapsinvesteringen.
Kan de Minister in gesprek gaan met de branche van zowel de generieke als de innovatieve
farmaceutische bedrijven om te kijken wat we als Nederland aan ambitie willen neerzetten
als het gaat om innovatie en toegang tot medicijnen?
Zoals ik al aankondigde, heb ik nog drie losse vragen. Hoe gaat het met de MDR-certificering
op Europees niveau als het gaat over hulpmiddelen? Hebben we al wat achterstanden
ingelopen? Kan de Minister daar wat over zeggen?
Ik had Kamervragen gesteld over onafhankelijke informatie over geneesmiddelen, zoals
het Geneesmiddelenbulletin. Ik was een beetje verward over het antwoord van de Minister
rondom bezuinigingen of bedragen daarover. Kan de Minister voor mij nog mondeling
toelichten wat ze bedoelt?
Gister heeft mijn collega Van Eijk bij het debat met de Minister van VWS een motie
ingediend over de druk op de huisarts om bijvoorbeeld ADHD-medicatie voor te schrijven.
Kan de Minister aangeven wat zij bespreekt en kan doen met de huisarts om hen te helpen
om niet onder druk allerlei geneesmiddelen te hoeven voorschrijven?
Ik hoop dat ik niet al te lang over mijn tijd heen ben gegaan, voorzitter.
De voorzitter:
Tot nu toe heeft iedereen vijf minuten gesproken. Dat is voor meneer Krul en mevrouw
Paulusma dan ook een goede hint dat de collega's voor u er een minuutje bij gepikt
hebben.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Mevrouw Tielen noemt wat suggesties voor het meer flexibiliseren van het preferentiebeleid
en doet onder andere de suggestie om middelen voor kinderen uit te sluiten. Kan mevrouw
Tielen toelichten waarom ze specifiek voor deze groep kiest? Ik snap de gedachte op
zich wel, maar is het wel verstandig? Ik vraag me toch af of dat wijs is.
Mevrouw Tielen (VVD):
Het is altijd goed om je dingen af te vragen met elkaar. Daarom hebben we ook een
debat. In Duitsland doen ze het. We kunnen in ieder geval kijken of het daar werkt.
We hebben gezien dat er voor kinderen vaak niet evenveel alternatieven beschikbaar
zijn als voor volwassenen. Ik wil inderdaad niet de ene groep afzetten tegen de andere,
maar medisch en farmaceutisch gezien is het minder makkelijk om kinderen alternatieven
te bieden. Dat zou wat mij betreft een goed aanknopingspunt zijn om specifiek voor
die groep bepaalde middelen uit te sluiten van het preferentiebeleid.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Zou mevrouw Tielen dan nog willen nagaan of er ook uitzonderingssituaties voor andere
groepen zijn of willen inventariseren of er wellicht voorbeelden van zijn uit het
buitenland? Zou ze dat alsnog willen nagaan voor andere groepen?
Mevrouw Tielen (VVD):
In de interruptiedebatjes van mijn drie voorgaande sprekers hebben we dat ook al een
paar keer gehad. Helemaal afschaffen lijkt me geen goed idee, want er zitten ook allerlei
voordelen aan. Er zal dus een soort weging moeten komen van verschillende alternatieven
en de consequenties daarvan. Dit zou er eentje kunnen zijn waarbij bijvoorbeeld heel
weinig alternatieven zijn, vanwege specifieke dingen. Als je kind bent, heb je andere
toedieningsvormen en dergelijke. Dat soort dingen kunnen meespelen. Ik heb eigenlijk
behoefte aan een wat groter overzicht van voor- en nadelen van verschillende deeloplossingen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Krul. Hij spreekt namens het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik vrees dat mijn inleiding toch iets minder optimistisch is dan de inleiding
van mevrouw Tielen. Natuurlijk is het zo dat de innovaties in de medische wetenschap
fantastisch zijn en ontzettend veel mensen helpen. Maar de realiteit is wel heel schrijnend,
namelijk: rijdend van stad naar land met de kinderen op de achterbank, op zoek naar
een beetje antibiotica. En dat in een rijk land als Nederland. Met al die mooie innovaties
zouden we ons daar kapot voor moeten schamen. We debatteren bijna tweewekelijks over
dit onderwerp. Volgens mij hebben we hier in de eerste week van de Minister al uitvoerig
over gesproken. Laat ik wel zeggen dat er echt wel stappen worden gezet. Zeker wel.
De heer Bushoff heeft er ook al even aan gerefereerd. Er ligt wat ons betreft nog
een te sterke nadruk op het proces. Misschien hebben we daar te lang te weinig aan
gedaan en moest zo'n OTG eerst op gang komen. Wij zijn heel benieuwd wanneer we de
concrete acties kunnen verwachten. Ik bedoel dan niet alleen verkenningen of andere
gesprekspunten die we in de toekomst verder uitwerken.
Wie inzoomt op het geneesmiddelenbeleid komt er al gauw achter dat het ingewikkeld
is. Mevrouw Jansen noemde het «een veelkoppig monster» en dat stond ook in mijn inbreng.
Die ingewikkeldheid wordt vaak als argument aangedragen om niet te beginnen. Dat heb
ik net ook weer gehoord. Want ja, als je aan de ene knop draait, dan moet je ook aan
de andere knop draaien. Of er wordt gezegd dat er een samenhangend pakket aan maatregelen
moet komen.
We moeten gewoon beginnen. Ik ga een paar denkrichtingen meegeven aan de Minister
waarvan het CDA denkt in ieder geval stappen te kunnen zetten. Natuurlijk kunnen we
niet alles in een keer oplossen.
Allereerst de tekortenbesluiten. Die moeten nog steeds gewoon eerder worden genomen.
We hebben een meldpunt en wij krijgen signalen dat dat meldpunt vanwege de boeteclausule
eigenlijk niet goed werkt. Het veld geeft wel signalen, maar wij hebben de indruk
dat die signalen eerder opgepakt kunnen worden en dat we met tekortenbesluiten eerder
grote problemen kunnen voorkomen.
Ten tweede: het preferentiebeleid. Het is al een paar keer benoemd in dit debat. Voor
de kijkers thuis die niet weten wat dat behelst: zorgverzekeraars kunnen kiezen voor
één geneesmiddel van hun voorkeur en andere middelen die precies hetzelfde zijn, worden
dan niet vergoed. Dat is het preferentiebeleid. Tegen de heer Bushoff zeg ik: ja,
dat preferentiebeleid heeft ons best heel veel gebracht, namelijk dat we minder zorgkosten
maken en dat wat het zou kosten voor andere zorg beschikbaar is geweest. Inmiddels
is het preferentiebeleid een beetje uitgespeeld. We lopen nu het risico dat we daarmee
van goedkoop duurkoop maken. Ik wil hier echt nog even een ander risico benoemen – dat
zijn ook signalen die wij vanuit het veld krijgen – namelijk dat Duitsland uiteindelijk
onze groothandel wordt. Daar zijn immers meer fabrikanten. Als het code rood wordt
en richting code zwart gaat, dan weten we dat we echt wel naar Duitsland gaan. Dit
zorgt ervoor dat fabrikanten hier, die niet preferent zijn en niet getenderd zijn,
te weinig redenen hebben om hier te blijven. Mijn punt is dat het preferentiebeleid
dus negatieve effecten en ook negatieve indirecte effecten heeft. Ik wil er nog eentje
noemen. Onder 18 zijn geneesmiddelen niet altijd preferent. Dat is mooi. Die zijn
er nu al. Maar de toediening bijvoorbeeld wel. Daardoor loop je uiteindelijk toch
weer vast in het systeem.
Wat zouden we dan kunnen doen? De heer Bushoff heeft daarvoor een mooie voorzet gegeven,
denk ik. Zouden we niet een drempelwaarde moeten inbouwen, een tripwire of struikeldraad?
Dat betekent dat we het preferentiebeleid tijdelijk aan de kant kunnen schuiven wanneer
we zien dat er een bepaald tekort dreigt.
Nog een punt. Het is al een paar keer genoemd, maar ik ben nu eenmaal een beetje achteraan
het staartje. Apothekers kunnen zelf ook veel. Ze kunnen bijvoorbeeld doorleveren;
ze kunnen gezamenlijk importeren. Dat drukt de kosten wat. Nu mag dat vaak niet, want
dat wordt gezien als marktverstoring. Ik ben wel heel benieuwd hoe de Minister reflecteert
op zo'n begrip als marktverstoring in de situatie van een groot geneesmiddelentekort.
Ik zou bijna willen zeggen: zou de ACM in zo'n situatie niet wat beters te doen hebben?
Dat geldt ook voor het bereiden. Er zijn echt nog wel apothekers die goed kunnen bereiden,
maar het moet wel uit kunnen. Het moet op z'n minst kostendekkend zijn. Nu zie je
nog steeds dat apothekers die graag aan andere apotheken zouden willen leveren daarvoor
te weinig reden hebben. Het is goed in Nederland dat er hele hoge eisen zijn, maar
dan kan het dus gewoon niet uit.
Ik heb nog een bonusvraag, voorzitter. Ik denk dat de strategische voorraad een goede
ontwikkeling is, maar ik ben wel heel benieuwd waar we die vandaan gaan halen. Op
het moment dat we die van preferente aanbieders gaan pakken, zijn we dan niet zelf
onderdeel van het probleem aan het worden? Daar ben ik wel benieuwd naar. Hoe komen
we zelf aan onze strategische voorraad en zouden we dan niet zelf een preferente fabrikant
moeten hebben?
Voorzitter. Er is al heel veel gezegd en ik wil er nog een ding aan toevoegen. Het
aantal agendapunten van dit debat heeft de kwaliteit van het debat geen goed gedaan,
denk ik. Misschien is het beter om maar wat vaker bij elkaar te komen dan dat we nu
zo van de hak op de tak de onderwerpen moeten bespreken, zou ik bijna willen zeggen.
Het zij zo.
De voorzitter:
Als voorzitter is dat me uit het hart gegrepen. We hebben vroeger weleens mammoetdebatten
gehad en dan hadden we meer dan honderd rapporten en agendapunten. Maar wat meer aandacht
met wat minder agendapunten komt de kwaliteit van het debat doorgaans wel te goede.
Daar gaat u zelf over.
Het woord is aan mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. Het medicijntekort in Nederland houdt veel mensen bezig. Op
bijna dagelijkse basis moeten patiënten en zorgverleners alle zeilen bijzetten om
op zoek te gaan naar een geschikt medicijn, met alle stress van dien. Er wordt al
aan heel veel knoppen gedraaid, maar daar merken patiënten nog niet genoeg van. Het
zou niet mogen uitmaken of je zorgverlener net een beter netwerk heeft of net geluk
heeft met wie het eerst komt, die het eerst maalt. De communicatie en afspraken tussen
partijen over hoe zij handelen bij een tekort, kunnen en moeten beter. Hoe is de Minister
van plan dit voor elkaar te krijgen?
Voorzitter. Er is al heel veel gezegd, dus ik ga focussen op één onderwerp. Mensen
die helemaal de dupe zijn, zijn patiënten voor wie er überhaupt geen behandeling beschikbaar
is. Ik heb het over mensen met een zeldzame aandoening. Een zeldzame aandoening heb
je niet alleen. Er zijn 1,2 miljoen Nederlanders met een zeldzame aandoening. Zij
hebben dikwijls dubbel pech. Een zeldzame aandoening wordt vaak pas laat gediagnostiseerd.
Als eenmaal bekend is om welke ziekte het gaat, zijn er maar zelden effectieve behandelingen
beschikbaar. We spreken van een zeldzame aandoening als deze bij maximaal 1 op de
2.000 mensen voorkomt. Wanneer een ziekte bij 1 op de 7.000 mensen voorkomt, spreken
we zelfs van een ultrazeldzame ziekte. Veel van deze aandoeningen zijn erfelijk. Hierdoor
treden de eerste ziektekenmerken al vanaf jonge leeftijd op en worden soms hele families
geraakt door dezelfde aandoening.
Doordat de patiëntgroepen vaak zo klein zijn, is het moeilijk om een goede diagnose
te stellen of om medicijnen te ontwikkelen. Dat is al helemaal zo wanneer je als land
de capaciteit onvoldoende benut om samen te werken met andere Europese lidstaten.
Waar er in Nederland van een zeldzame ziekte misschien een handvol patiënten is, spreken
we in Europa wellicht van tientallen. Het uitwisselen van kennis om sneller een diagnose
te stellen om mensen van betere behandelingen te voorzien, redt mensenlevens. Dat
is wat mensen met een zeldzame aandoening vragen: niets meer en niets minder dan toegang
tot zorg.
Daarom bied ik de Minister zo meteen graag namens 90 patiënten en zorgorganisaties
een manifest aan. Hierin vraagt D66 om drie concrete acties. Dat gaat om het oprichten
van een Europees onderzoeksfonds naar medicijnen voor zeldzame aandoeningen waarvoor
nu nog geen behandeling bestaat. Hierbij gaat het om het committeren aan de European
Health Data Space, waarmee medische gegevens kunnen worden gedeeld, dus ook onderzoek.
Dat gaat ook om het opstellen van een nationale strategie en het actief steunen van
een Europees actieplan voor zeldzame aandoeningen. Ik ga dit manifest graag zo meteen
via de bode overhandigen. Kan de Minister aangeven of zij net als wij de meerwaarde
ziet van een intensieve Europese samenwerking op het gebied van zeldzame aandoeningen?
Kan de Minister een eerste reactie geven op de drie punten die ik zojuist heb genoemd?
Voorzitter. Juist als het gaat om toegang tot een geneesmiddel, een onderwerp waar
het debat van vandaag zich uitstekend voor leent, blijkt die toegang voor patiënten
met een zeldzame aandoening meer uitzondering dan regel te zijn. Het is goed dat we
scherp kijken naar de toegevoegde waarde van een therapie, maar we zijn in een stadium
beland waarbij het medicijn voor de ene leeftijdsgroep wél voorwaardelijk wordt toegestaan
maar voor de andere niet. Dit levert schrijnende situaties op waarbij een arts aan
dezelfde ouders moet vertellen dat hun ene kind wel een behandeling kan krijgen maar
het andere niet. Zoals ik net al zei: zeldzame ziektes komen vaak in familieverband
voor.
Voorzitter, ik ben me uiteraard bewust van het belang van het betaalbaar houden van
de zorguitgaven. Daar ging het in eerdere bijdragen ook al over. Met dit in gedachten
wil ik de Minister toch vragen welke kansen zij ziet om de schrijnende situaties te
voorkomen en de toegang tot weesgeneesmiddelen te verbeteren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we hiermee gekomen aan ... Sorry, sorry, de heer Bushoff wil
nog een vraag stellen.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Nog één vraag, voorzitter. Ik ging net even tellen. In de politiek moet je namelijk
ook kunnen tellen tot de helft plus één. Als ik tel, kom ik met GroenLinks-PvdA, VVD,
CDA, en als ik het goed beluister ook D66, uit op een meerderheid om in ieder geval
het preferentiebeleid wel in stand te houden maar waar nodig aan te passen. Heb ik
dat goed gehoord? Ik weet niet zeker of NSC daar ook bij gerekend kan worden. Klopt
het, ook in de ogen van mevrouw Paulusma, dat ik tot een meerderheid kom als je al
die zetels bij elkaar optelt en dat we met die meerderheid het preferentiebeleid in
stand willen houden maar waar nodig aanpassen?
Mevrouw Paulusma (D66):
Meneer Bushoff kan goed tellen. Ondertussen heeft de Minister een heel zwaar pakket
gekregen, want er staan 92 organisaties onder dit manifest. Een deel daarvan zit ook
op de tribune. Die organisaties wil ik nog even de credits geven. Ja, meneer Bushoff
kan goed tellen. Ik maak me alleen een beetje zorgen over NSC. Daarom mijn vragen.
Zij hadden in hun verkiezingsprogramma staan dat ze het preferentiebeleid geheel willen
loslaten. Ik denk toch dat we naar een soort tussenoplossing toe moeten. Als we daar
met elkaar naartoe kunnen werken, komen we volgens mij een heel eind.
De heer Claassen (PVV):
Ik ben aan het begin van mijn inbreng vergeten te vertellen – dit kan meneer Bushoff
misschien geruststellen – dat ik mijn inbreng ook heb gedaan namens de BBB. Er zal
moeten worden afgestemd wat de wijziging van het preferentiebeleid zou moeten zijn.
Het liefst gaat dat op onze manier, maar u weet, de PVV is altijd erg flexibel.
Mevrouw Tielen (VVD):
De details horen we nog wel. Ik heb nog een vraag aan mevrouw Paulusma. Zij refereerde
met haar manifest ook aan weesgeneesmiddelen. Volgens mij is er een regeling in Nederland
aangaande weesgeneesmiddelen om inderdaad ruimte te bieden voor ontwikkeling enzovoorts.
Die wordt soms echter ook gebruikt voor andere doeleinden. Waar precies in die regeling
wil mevrouw Paulusma iets veranderen?
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik wil, en D66 wil vooral dat we veel meer aandacht hebben voor deze ontzettend grote
groep patiënten met een zeldzame aandoening. Er wordt nu te weinig onderzoek naar
gedaan. Ze zijn ook niet interessant voor de markt. Dat speelt hier natuurlijk ook
een rol bij. Er is geen financieel belang bij patiënten met een zeldzame aandoening.
Dat klink heel onaardig en ik vind echt dat dat moet veranderen. Het manifest gaat
dus over drie dingen: de nationale strategie Europees samenwerken en Europees meer
data delen om ervoor te zorgen dat we meer van de goede dingen gaan doen om ervoor
te zorgen dat patiënten met een zeldzame aandoening beter kunnen worden geholpen.
Dat kan vooral in Europees verband zodat Nederlandse patiënten er sneller de vruchten
van gaan plukken.
De voorzitter:
Dan zijn we nu echt gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik wil
even met mijn collega's overleggen, want we zijn ook de commissie van de gezonde leefstijl.
Ik wil dus even met u overleggen of we de lunchpauze meteen koppelen aan de schorsing.
De Minister heeft twintig minuten nodig. Het gaat om de vraag of we nu schorsen tot
bijvoorbeeld 11.40 uur en dan ook hebben geluncht, of dat we nu twintig minuten schorsen
voor de Minister en om 13.00 uur schorsen voor een lunchpauze, waar de Minister dan
ook mag zijn met haar beantwoording.
De heer Krul (CDA):
Ik weet niet of je dan nog 14.00 uur haalt. Volgens mij is die eindtijd wel hard.
Ik zou het nu doen.
De voorzitter:
Ja, nu. Dan schors ik de vergadering tot 11.40 uur. Ik hoop dat het goed is voor onze
gezondheid om zo vroeg te lunchen.
De vergadering wordt van 10.57 uur tot 11.41 uur geschorst.
De voorzitter:
In de vergadering in het kader van het commissiedebat over hulp- en geneesmiddelen
hebben we de eerste termijn van de Kamer gehad. Daarna hebben we geschorst. We gaan
nu luisteren naar de beantwoording van de Minister in haar eerste termijn. Het woord
is aan de Minister voor Medische Zorg en ... Nee, het is zonder «sport». Het is de
Minister voor Medische Zorg. De Minister.
Minister Dijkstra:
Dank u wel, voorzitter. Ik heb natuurlijk heel goed geluisterd in de eerste termijn.
Ik heb best een inleiding, maar ik dacht: iedereen heeft dat hier al zo goed gedaan,
laat ik nou kortheidshalve wat verderop in mijn tekst beginnen. We weten namelijk
allemaal waar we het over hebben. We vinden het allemaal ongelooflijk belangrijk.
Dat zien we ook aan de belangstelling voor dit debat. We spreken hier ook vaak over
met elkaar. Dat klopt.
We zijn het er snel over eens dat medische producten cruciaal zijn. Dat betekent helaas
niet dat altijd eenduidig is wat het optimale beleid is. Als het gaat over medische
producten hebben we het vaak over de kosten. Voor sommige producten zijn de kosten
erg hoog en voor andere juist laag. Ik wil vandaag benadrukken dat het zeker niet
alleen om de betaalbaarheid gaat. We moeten voortdurend zoeken naar de balans tussen
verschillende zaken die we allemaal belangrijk vinden. We willen dat een product zo
snel mogelijk beschikbaar is voor de patiënt. Het moet veilig zijn. Het moet het liefst
ook duurzaam zijn. Het moet natuurlijk ook betaalbaar zijn. Elke dag worden we geconfronteerd
met deze dilemma's. Ik denk bijvoorbeeld aan dementie. De eerste veelbelovende middelen
komen nu op de markt. Doet het middel echter wat de fabrikant belooft? Is het effectief?
Is het betaalbaar? Ik denk ook aan generieke medicatie, zoals antibiotica. We komen
daar nog uitvoering over te spreken. De prijzen hiervan zijn inderdaad zo laag dat
fabrikanten zich afvragen of het nog wel uit kan om in Nederland te produceren. Daardoor
worden we afhankelijker van buitenlandse producenten. Dit zijn voorbeelden van de
dilemma's. Ze zijn hier ook door de Kamer genoemd.
Ik ga graag het gesprek met u aan. Ik wil de antwoorden op de vragen behandelen in
blokjes. Die zijn overzichtelijk. Dat hebben de leden zelf ook aangegeven. Ik wil
beginnen met de beschikbaarheid van geneesmiddelen. Dan kom ik bij de beschikbaarheid
van medische hulpmiddelen. Vervolgens bij de dure geneesmiddelen. Dat is blokje drie.
Daarna zijn er nog een paar overige vragen die ik wil beantwoorden.
Voorzitter. Ik zal beginnen met de beschikbaarheid. We hebben de afgelopen periode
helaas de nodige voorbeelden gezien van tekorten aan antibiotica en astmamiddelen.
Nou ja, ik kan alleen maar het woord «helaas» herhalen, want er zijn ook van andere
geneesmiddelen regelmatig tekorten. We hebben op meerdere momenten met elkaar over
dit onderwerp gesproken. Er zijn een aantal belangrijke moties aangenomen. Het is
logisch dat er veel aandacht is voor dit onderwerp. Als je de media volgt – ik doe
dat ook intensief – dan zou je kunnen denken: in de Kamer zegt ze van alles, maar
ze doet niets of niet veel. Ik zou u willen zeggen dat het tegendeel waar is. Ik vind
dat het sneller moet. Dat is voor mij ook echt een punt. Daar zijn echter ook beperkingen
aan. Er gebeurt al heel veel. We zitten wekelijks aan tafel met alle betrokken partijen
om te overleggen over het preferentiebeleid, het boetebeleid, de voorraden, enzovoort.
Dat zijn geen eenvoudige gesprekken. Het kost heel veel tijd. Het kost meer tijd dan
ik had gedacht en gehoopt. Dat moet mij even van het hart.
Mag ik mijn inleiding even afmaken voordat ik vragen beantwoord, voorzitter?
De voorzitter:
Ik stel voor dat we afspreken dat we aan het einde van het blokje de vragen stellen
aan de Minister.
Minister Dijkstra:
Ik zei al dat ik de media volg. Ik merk dat bijvoorbeeld brancheorganisaties – ik
noem Bogin en KNMP – de suggestie wekken dat er niets gebeurt. Ik vraag me dan oprecht
af: wat wil je daar nu eigenlijk mee zeggen? Ik ben daarover echt teleurgesteld. We
zitten voortdurend met elkaar aan tafel. Het is namelijk een onderwerp waar we juist
heel veel op inzetten. Er zijn enorm veel ambtenaren intensief mee bezig. Er gebeurt
zeker van alles, maar zoals ook al hier eerder gezegd: het is heel complex. Het is
lastig, juist als je alle partijen wil meenemen en aan tafel wil hebben. Ik kom zeker
met voorbeelden waaruit blijkt dat we wel degelijk stappen zetten. De zorgverzekeraars
hebben eerste stappen gezet. Die gaan in uw ogen misschien nog niet ver genoeg, maar
het zijn wel stappen die gezet zijn. Ze hebben mij bevestigd dat ze niet voor een
dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Mocht dit in de praktijk anders zijn, dan
hoor ik daar graag de voorbeelden van. Ik ben heel graag bereid om onderzoek te laten
doen naar de contracten als men daar twijfel over heeft. Dat weet men ook.
Ik wil niet alleen vanachter mijn bureau – ik zeg altijd maar: vanuit mijn ivoren
toren – inzicht in dit onderwerp. Daarom ben ik de afgelopen weken ook in gesprek
geweest met partijen en op bezoek geweest bij partijen, waaronder Nederlandse fabrikanten
en groothandelaren van werkzame stoffen, oftewel API's, en eindproducten. Dat waren
echt hele nuttige en constructieve gesprekken. Zij gaven mij aandachtspunten mee die
ik heel graag verder wil gaan verkennen. Het gaat bijvoorbeeld om de garantie van
de zorgverzekeraars dat 20% tot 30% van de geneesmiddelen uit Nederland of de ons
omringende landen zou moeten worden afgenomen. Zorgverzekeraars geven aan dat ze dit
al doen, maar ik wil daar meer van weten.
Ze gaven ook aan dat de productie nooit helemaal alleen uit Europa kan komen. Het
overhevelen van de productie naar onder meer een land als China is al 30 jaar geleden
ingezet. Waarom was dat? Dat had te maken met goedkope arbeidskrachten. De productie
was daar goedkoper. Als je nu kijkt naar hoe je daarin verandering kan aanbrengen,
dan is het een soort enorme mammoettanker die door het Suezkanaal moet en die niet
zomaar gekeerd kan worden. De totstandkoming van een geneesmiddel bestaat vaak uit
enorm veel stappen. Laten we even terugdenken aan China. Ook daar zijn grote organisaties
ontstaan. Daardoor krijg je te maken met de volgende situatie: als middelen niet beschikbaar
zijn, dan zijn ze ook bij anderen niet zo makkelijk te vinden. Op al die terreinen
zijn er ontwikkelingen die maken dat het soms een hele kwetsbare keten wordt. Het
kan bijvoorbeeld wel om twintig stappen gaan, waar zes à zeven bedrijven bij betrokken
zijn die in hun planning allemaal rekening moeten houden met de productiestappen.
Sommige bedrijven voeren zo'n stap maar twee keer per jaar uit. Dan heb je daar al
een probleem. U kunt zich voorstellen dat dit complex is in het proces en in de logistiek
en dat dit voor vertraging kan zorgen.
Ik kom nu bij de concrete voorbeelden van acties die sindsdien in gang zijn gezet.
Ondanks het risico op marktverstoring ga ik toch starten met het laten aanleggen van
extra voorraad van een aantal geneesmiddelen, zodat we ons nu al kunnen voorbereiden
op de winter. Dat is in lijn met de moties van de leden Dijk en Claassen. U moet daarbij
vooral denken aan antibiotica en salbutamol. Ik kom straks terug op de vragen die
daarover gesteld zijn. Ik werk met het Meldpunt geneesmiddelentekorten en -defecten
en de leveranciers aan het verbeteren van het melden van leveringsproblemen voor geneesmiddelen,
zodat tekorten eerder gesignaleerd kunnen worden. Er kan dan eerder naar een oplossing
worden gezocht. Ik heb begrepen dat u hierover in de door u recent georganiseerde
hoorzitting ook gesproken hebt met de verschillende experts. Daarnaast zal ik een
lijst publiceren met geneesmiddelen die er echt kritiek voor staan in Nederland. Voor
die geneesmiddelen wil ik extra maatregelen nemen.
Ik noem als voorbeeld de volgende drie maatregelen. Ik ben met zorgverzekeraars en
andere inkopende partijen in gesprek over de mogelijkheid om in hun inkoopbeleid te
sturen op gedeeltelijke productie dicht bij huis. Ik ben met partijen aan het onderzoeken
of we tenders kunnen uitzetten voor het aanleggen van API's. Ik spreek het op z'n
Nederlands uit als «apies», maar het is natuurlijk «ee pie ai». Dat zijn de grondstoffen.
Het is de basis die je nodig hebt om geneesmiddelen te maken van API-voorraden dicht
bij huis. Ik ben ook aan het kijken waar we vanuit de overheid de administratieve
hordes kunnen wegnemen die initiatieven vanuit de sector belemmeren om te helpen bij
de huidige tekortenproblematiek.
Voor het vergroten van de leveringszekerheid ben ik in april naar Brussel geweest
voor de lancering van de Critical Medicines Alliance. Ook heb ik met Frankrijk een
manifest opgesteld om Europese subsidie-instrumenten in te gaan zetten om productie
te stimuleren. Ook dat is in lijn met een motie, te weten de motie-Bushoff. Om de
Nederlandse markt voor farmaceutische bedrijven aantrekkelijker te maken, worden onder
mijn regie afspraken gemaakt tussen farmaceuten en zorgverzekeraars om het preferentiebeleid
te verbeteren. Alle leden zijn hier vandaag eigenlijk over begonnen. Deze afspraken
over het preferentiebeleid worden de komende tijd geïmplementeerd en geëvalueerd.
Ik ben heel blij dat de Erasmus Universiteit onderzoek heeft gedaan naar het verband
tussen het preferentiebeleid en de tekorten. Zoals ik heb vernomen, blijkt uit het
rapport dat het preferentiebeleid soms positieve gevolgen en soms negatieve gevolgen
voor de beschikbaarheid heeft. Dat was bekend, maar dat wordt nu onderbouwd. Dat is
heel goed. Zodra het onderzoek van de Erasmus Universiteit is gepubliceerd, ga ik
het met de betrokken partijen bespreken.
Ook niet onbelangrijk – ik zou willen zeggen: belangrijk – is dat ik met de ACM en
de NZa bekijk of zij als toezichthouders een analyse van de huidige markt kunnen maken.
Ik werk ook aan een tijdelijke beleidsregel maximumprijzen geneesmiddelen. Hiermee
wordt extra prijsdruk voorkomen door maximumprijzen van mogelijk kwetsbare geneesmiddelen
niet te verlagen. Bij het aantrekkelijker maken van de Nederlandse markt trek ik zoveel
mogelijk samen op met mijn collega van Economische Zaken.
Voorzitter. Dat is mijn inleiding. Dan kom ik nu bij de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was dan toch meteen ook het blokje beschikbaarheid?
Minister Dijkstra:
Nee, de antwoorden komen nu. Het blokje is dus nog niet voorbij. Ik ben nu aan de
antwoorden toe.
De voorzitter:
Zullen we het blokje beschikbaarheid even afronden? Meneer Claassen, moet het echt
per se? Dan wil iedereen, snapt u?
De heer Claassen (PVV):
Ja, maar ik begrijp de laatste opmerking niet.
De voorzitter:
Meneer Claassen begrijpt de laatste opmerking niet. Misschien kunt u daar even beginnen.
Minister Dijkstra:
Dat is goed.
De voorzitter:
Dan kunt u voor de rest uw blokje over geneesmiddelen en beschikbaarheid afronden.
Dan doen we daarna de vragen.
De heer Claassen (PVV):
Dank u wel, voorzitter, want ...
De voorzitter:
De Minister verduidelijkt haar laatste zin. Dan gaat ze door. Daarna komen we bij
de Kamer.
De heer Claassen (PVV):
U bent de voorzitter.
Minister Dijkstra:
Voorzitter. Mijn laatste zin was: ik ga nu over tot het beantwoorden van de vragen.
Dus in die zin ...
(Hilariteit)
De voorzitter:
Zonder een hele ronde te doen ... U wilt een toelichting op wat de Minister zei aan
het einde van haar betoog? Gaat u verder, Minister.
Minister Dijkstra:
Ik zal proberen zo helder mogelijk en zo snel mogelijk te antwoorden. De heer Krul
en de heer Bushoff vragen of ik bereid ben te kijken naar het openbreken van het preferentiebeleid
bij dreigende tekorten aan generieke geneesmiddelen. De heer Krul had het over de
drempelwaarde. De mogelijkheid is er al. Zorgverzekeraars maken hier in de praktijk
ook gebruik van. Bij een tekort heffen ze het preferentiebeleid voor het betreffende
middel op of wijzen ze een ander middel aan. Zo kunnen apotheken vervangende middelen
van andere aanbieders leveren aan patiënten. Ik wil echter ook met partijen bespreken
om dit bij dreigende tekorten te gaan doen. Je moet het echt eerder in het proces
gaan doen. Daarom is het zo belangrijk dat we op tijd weten dat die tekorten dreigen.
Mevrouw Jansen vroeg of de beschikbaarheid van door preferentie aangewezen middelen
ook onder de zorgplicht valt. Ja, die valt daaronder. De zorgplicht van zorgverzekeraars
geldt zeker ook voor de farmaceutische zorg. Zij hebben een zorgplicht voor hun eigen
verzekerden voor alle zorg die onder de Zorgverzekeringswet valt. Dat geldt dus ook
voor de farmaceutische zorg. Ze moeten ervoor zorgen dat hun verzekerden tijdig en
kwalitatief goede zorg krijgen als zij hierop aangewezen zijn.
Mevrouw Tielen en de heer Krul vragen naar concrete acties rondom het oplossen van
tekorten, ook naar aanleiding van de motie van de VVD voor een nationale apothekerskast.
Ik ben in mijn spreektekst al even ingegaan op mijn inzet op het gebied van beschikbaarheid
van medische producten en langs welke lijnen ik dit doe. Daarnaast heb ik voor uw
Kamer vlak voor het debat mijn brede beleid op het gebied van beschikbaarheid schriftelijk
uiteengezet. In die brief heb ik alle lopende en nieuwe acties genoemd. In deze brief
is uw motie – ik zeg dat tegen mevrouw Tielen – ook schriftelijk beantwoord. Ik hoor
echter graag of het gegeven overzicht de oproep voldoende beantwoordt. Het gaat over
het preferentiebeleid, over voorraden en over de productie dicht bij huis.
Mevrouw Tielen vroeg ook naar het toestaan van meer preferente middelen. Hoe staat
het daarmee? Ze noemt als voorbeeld Duitsland. Daar worden medicijnen voor kinderen
uitgesloten van het preferentiebeleid. Het is mogelijk om meer preferente middelen
toe te staan. Zoals ik al zei, maken de zorgverzekeraars hier wel gebruik van. Het
is echter wel met wisselend resultaat. Een zorgverzekeraar had bijvoorbeeld twee middelen
aangewezen en in de praktijk werd er in de apotheek maar één afgenomen voor de patiënten.
Voor één leverancier zorgde dat preferentiebeleid niet voor een afnamegarantie. De
zorgverzekeraar is daarmee gestopt. Ik wil best onderzoeken of we bij uitstek de middelen
voor kinderen van het preferentiebeleid kunnen uitsluiten en wat hiervan de voor-
en nadelen zouden kunnen zijn. Als het goed is, wordt daar na de zomer op teruggekomen.
Ik zeg het even in passieve zin, want ik zal dan niet meer degene zijn die dat doet,
denk ik.
De heer Claassen vraagt of de Minister een toelichting kan geven waarom een nooddepot
zorgt voor verstoorde marktwerking en waarom de uitvoering moeilijk is. Veldpartijen
hebben mij gewezen op de risico's van marktverstoring. Nederland heeft een uitstekend
distributienetwerk voor geneesmiddelen binnen de geneesmiddelenketen. Eventuele extra
voorraden kunnen het beste daarbinnen worden aangelegd. Een nooddepot buiten deze
keten zou verstorend kunnen werken, want de partij die zo'n noodvoorraad inkoopt,
concurreert op de markt met partijen die geneesmiddelen voor gebruik inkopen. Dit
kan prijzen opdrijven of schaarste veroorzaken. Die extra voorraad verloopt natuurlijk
na verloop van tijd, met een groot risico op verspilling. We hebben daar voorbeelden
van gezien tijdens de covidpandemie. In de praktijk is gebleken dat het heel lastig
is om middelen vanuit een noodvoorraad weer in te zetten in de markt, omdat het aan
een goede inbedding in de distributieketen ontbreekt. Het is altijd goed om te kijken
of daar oplossingen voor zijn. In eerste instantie is dit wel wat het heel moeilijk
maakt.
De heer Claassen vraagt ook om het overzicht van kwetsbare geneesmiddelen dat vorig
jaar al naar de Kamer zou worden gestuurd. Hij vraagt waarom er achterstand is. Om
te beginnen heb ik eerst meegewerkt aan de Europese lijst van kritieke geneesmiddelen.
Die is eind 2023 gepubliceerd. Nu werk ik met het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen,
het LCG, en in nauw overleg met zorgverleners aan een lijst van de voor de Nederlandse
patiënten kritieke geneesmiddelen. Dat is best heel ingewikkeld, want wanneer is een
geneesmiddel kritiek? Kun je dat altijd voorspellen? Van een aantal kun je dat redelijk
goed zeggen, maar het LCG heeft mij geïnformeerd dat het opstellen van de Nederlandse
lijst meer tijd vergt. De verwachting is wel dat die deze zomer wordt opgeleverd.
De lijst komt eraan. Er is ook vertraging ontstaan, omdat er nog aanvullende gesprekken
met experts plaatsvinden over deze onderwerpen.
Mevrouw Jansen heeft gevraagd wie nou eigenlijk de regie heeft bij het oplossen van ...
Ik zie mevrouw Tielen elke keer met haar lichaamstaal aangeven dat zij dat ook graag
wil weten. Mevrouw Jansen gaf al aan dat het een multifactorieel probleem is. Betrokkenheid
van alle partijen is belangrijk. Ik heb de regie genomen zoals de Kamer mij gevraagd
heeft. Die regie lag niet bij mij, maar ik heb die voor het oplossen en mitigeren
van geneesmiddelentekorten wel op mij genomen. Daarbij blijft nog steeds de samenwerking
ongelooflijk belangrijk. In mijn inleiding zojuist heb ik aangegeven dat ik hierover
in overleg ben met verschillende partijen en dat er verschillende acties zijn uitgezet.
Mevrouw Jansen vroeg ook wat ik heb gedaan met de voorstellen of suggesties van de
Landelijke Eerstelijns Farmacie en de KNMP om tekorten te voorkomen. Ze vroeg of ik
alle opties serieus weeg. Alle opties die tekorten kunnen oplossen, overweeg ik serieus.
Die komen ook op tafel in al de overleggen die we voeren. Natuurlijk moet je dan kijken
naar wat er op de korte termijn haalbaar is en wat op de langere termijn nog verder
moet worden uitgewerkt. Ik werk actief met de veldpartijen aan de oplossingen via
de werkgroep tekorten. Ik zou iedereen die zegt «er wordt niet goed naar ons geluisterd»
willen oproepen dat in die overleggen te melden, want daarvoor hebben we ze. Het is
heel erg belangrijk dat we duidelijk zijn over wat er kan, wat de gevolgen kunnen
zijn, en wat er als eerste moet gebeuren. Dat er daarover verschillende opvattingen
zijn, is logisch want het zijn best brede overleggen. Het is goed om daarin alles
op tafel te leggen en niet achteraf te zeggen «we willen het anders» als dat niet
echt duidelijk aan de orde is geweest.
Mevrouw Jansen vroeg of ik bereid ben in te grijpen bij het door zorgverzekeraars
niet nakomen van de zorgplicht. Het is aan de NZa om in te grijpen als zorgverzekeraars
de zorgplicht niet nakomen, want die ziet toe op de naleving ervan. Dat heeft de NZa
ook al een keer laten zien. Ik spreek regelmatig met de zorgverzekeraars over hun
rol bij de aanpak van de geneesmiddelentekorten en de NZa benadrukt expliciet aandacht
te hebben voor de toegankelijkheidsproblemen in de farmaceutische zorg en de rol van
zorgverzekeraars en andere betrokken partijen. In het toezicht van de NZa op de zorgplicht
beoordeelt de NZa of de toegankelijkheidsnormen behaald worden. Als dat niet zo is,
richt de NZa zich op de maximale inspanning van zorgverzekeraars om deze op zo kort
mogelijke termijn wel te halen. Als dit niet gebeurt, zet de NZa haar instrumenten
in. Dat is aan de NZa.
De heer Krul vroeg mij naar de voorraden en waar ik die vandaan ga halen. Moeten we
niet een preferente fabrikant hebben voor de voorraden? Ik neem aan dat u doelt op
de extra voorraad die ik wil laten aanleggen met betrekking tot antibiotica en salbutamol.
Dat gaat inderdaad heel moeilijk worden. Veel van deze producten zijn op dit moment
schaars. Daarom moeten we op tijd beginnen, met het oog op de komende winter wanneer
die producten het meest nodig zijn. De voorgesorteerde groothandels met wie ik in
gesprek ben over het aanleggen van deze voorraad, hebben een uitgebreid nationaal
en internationaal netwerk. Met andere woorden, ik wil eigenlijk inzetten op het spreiden
van onze kansen. Het is belangrijk om steeds voor ogen te houden dat uiteraard de
zorg voor de patiënt op dit moment of op een bepaald moment altijd voorgaat op het
aanleggen van voorraden. De middelen zijn er uiteindelijk voor de patiënt.
Het zou goed zijn als mensen in het veld eerder weten dat er een tekortenbesluit is,
zei de heer Claassen. Ik geloof dat het CDA daar ook melding van maakte. Kunnen signalen
niet eerder worden opgepakt om grote problemen te voorkomen? Tekortenbesluiten die
import uit het buitenland toestaan, worden binnen 24 uur genomen. Die kunnen binnen
24 uur worden uitgegeven en worden dan meteen openbaar. Dat gaat heel snel. Maar het
is essentieel dat leveranciers goed en tijdig de tekorten aankondigen bij het meldpunt.
Ik wil erop inzetten dat het meldpunt tekorten eerder ziet aankomen. Daarom organiseer
ik met het CBG en de IGJ in juni een veldbijeenkomst over die meldplicht. Ik kijk
ook maar even naar de publieke tribune: met klem nodig ik daarvoor alle betrokkenen
uit, want we moeten hier samen een oplossing voor vinden.
Mevrouw Paulusma vroeg naar de communicatie en afspraken tussen partijen over hoe
ze handelen bij een tekort. Hoe is de Minister van plan om dat voor elkaar te krijgen?
Ik heb al aangegeven dat ik voortdurend in gesprek ben met veldpartijen om processen
te verbeteren. Ik noemde al de workshop in juni met de leveranciers en IGJ en CBG
om het proces van meldingen te verbeteren. Binnen de werkgroep tekorten, waarin alle
betrokken veldpartijen zijn vertegenwoordigd, zijn en worden afspraken gemaakt over
wie wat doet bij tekorten, de mogelijke oplossingsrichtingen en de communicatieafspraken.
Ik zou best vandaag tegen u willen zeggen «we hebben die en die afspraken gemaakt»,
maar zover zijn we nog niet. Ik wil benadrukken dat het wel heel belangrijk is dat
er nu termijnen zijn waarop we daarover met elkaar spreken. Ondertussen wordt het
tekort steeds nijpender. Dat zet ook heel veel druk op dit proces. Ik hoop echt dat
dit ook gaat helpen.
Dan nog een vraag van de heer Krul over acties die apotheken kunnen nemen. Deze mogen
nu vaak niet worden genomen, omdat dat marktverstoring zou zijn volgens de ACM. Hij
vraagt hoe ik naar die barrière kijk. Eerlijk gezegd herken ik die barrière niet.
In Nederland is al veel mogelijk tijdens een tekort. Als er een tekort is, is het
bereiden en op grote schaal doorleveren al mogelijk zodra de IGJ een tekortenbesluit
heeft genomen, want dat moet er wel aan vooraf gegaan zijn. Ik heb al geantwoord dat
dit tekortenbesluit wordt genomen als er een melding wordt gemaakt van mogelijke tekorten.
Opnieuw: laten we dat alsjeblieft vroegtijdig melden, zodat we de volgende stappen
in het proces kunnen doorlopen.
Dit was mijn blokje beschikbaarheid.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga het rijtje af voor degenen die een vraag hebben. Meneer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Even concreet. Hoorde ik de Minister aan de heer Krul en mij eigenlijk de toezegging
doen dat ze het preferentiebeleid op een aantal punten gaat herzien om te kijken of
het verbeterd kan worden, bijvoorbeeld op het moment dat er niet alleen tekorten zijn,
maar ook op het punt dat er dreigende tekorten zijn? Wat betekent het dat de Minister
dit gaat oppakken? Gaat ze daarover in gesprek? Koppelt ze dit terug aan de Kamer?
Et cetera.
Minister Dijkstra:
Als het aan mij ligt, koppel ik altijd alles terug aan de Kamer, dus ook als het hierover
gaat. Dat kan ik alvast toezeggen.
De voorzitter:
Kunnen wij dit op het toezeggingenlijstje zetten?
Minister Dijkstra:
Ja. Het lijkt me zo'n vanzelfsprekende toezegging, maar goed. Daarnaast heb ik net
al aangegeven dat het goed is dat ik straks weet dat het onderzoek van de Erasmus
Universiteit, dat gebaseerd is op wetenschappelijke inzichten, gepubliceerd wordt
zodat we daar gebruik van kunnen maken. We gaan zeker kijken naar hoe we dat hele
proces kunnen verbeteren. Er zijn al mogelijkheden. Er valt nog heel veel te zeggen
over het preferentiebeleid en de industrie die dan over generieke middelen via het
preferentiebeleid met zorgverzekeraars contracten wil sluiten. Die gaan vaak niet
op de maximumprijs zitten. Daar zitten nog heel veel dingen die we nader moeten bekijken.
Hoe kun je dat nou stimuleren? We gaan daar zeker naar kijken, want het is ieders
zorg.
De heer Bushoff zei dat er ooit een geschiedenis is geweest die heeft geleid tot het
preferentiebeleid; dat was niet voor niets. In aansluiting daarop wil ik nog wel zeggen
dat dit preferentiebeleid er is gekomen omdat daarvoor de inkoop werd gedaan door
de apotheken. De winst die daarmee werd gemaakt, was voor de apothekers. Met het preferentiebeleid
wilden we met de zorgverzekeraars gaan onderhandelen ten behoeve van de patiënten
en de verzekerden. In eerste instantie is er een enorme slag geslagen. Ik ben het
met iedereen eens die zegt dat op een gegeven moment zo'n instrument niet goed meer
werkt en dat er moet worden ingegrepen. Daar gaan we dus naar kijken. Ik zal dit aan
mijn opvolger meegeven.
De voorzitter:
Ik hoor een toezegging. U had een brief in de zomer toegezegd, geloof ik.
Minister Dijkstra:
Die toezegging voor in de zomer ging over een andere brief. Ik heb hierover nog geen
tijdstip genoemd. Ik vind dat ook moeilijk. Ik kan hier alle voorbereidingen voor
treffen. Ik kan gaan kijken wat er mogelijk zou zijn, maar wat mij betreft is de uitvoering
daarvan en het verder brengen van het preferentiebeleid – wel of niet en hoe dan –
uiteindelijk aan het volgende kabinet.
De heer Claassen (PVV):
In de toezegging van de Minister om het in ieder geval in een soort overdrachtsdossier
klaar te maken voor haar opvolger en daar al op voor te bereiden, hoor ik de Minister
vooral zeggen dat het dan zal zitten op, zoals ik ernaar kijk, een reactief beleid.
Met andere woorden, er dreigt schaarste en dan gaan we kijken naar het doen van aanpassingen
aan het preferentiebeleid. Is de Minister bereid om dat niet reactief te doen, maar
meer proactief? Zo kan er een structurele oplossing komen voor het preferentiebeleid,
waardoor we niet continu te maken krijgen met tekorten waarop we dan weer moeten reageren.
De vraag is eigenlijk of de Minister in de voorbereiding een uitwerking conform eerder
ingediende moties zou willen meenemen. Zo weten we in ieder geval wat de impact zal
zijn en wat het werkveld daarvan vindt. Is de Minister bereid dat in gang te zetten?
Minister Dijkstra:
Ik heb aangegeven dat ik er graag naar wil kijken. Maar ik wil dat vooral doen met
het oog op het debat dat we nu voeren en de aandacht die we hebben voor de tekorten,
omdat er natuurlijk door heel veel partijen wordt gewezen naar het preferentiebeleid.
Dat is dus niet achteraf; het gaat om het op dit moment kijken naar welke rol het
preferentiebeleid speelt in de tekorten en wat er zou moeten worden aangepast. De
onderzoeker van de Erasmus Universiteit die het onderzoek heeft gedaan – het is natuurlijk
nog niet gepubliceerd, maar er is wel al in de media over gesproken – heeft gezegd:
ik pleit niet voor het afschaffen van het preferentiebeleid, maar wel voor het inzetten
en verbeteren op een andere manier.
De heer Claassen (PVV):
Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik vraag me het volgende af. We hebben nooit gepleit
voor het afschaffen van het preferentiebeleid. Het heeft ook heel goede effecten.
Er zitten ook een heleboel scherpe randen aan. Een van die scherpe randen is dat het
volgens mij – dat wordt ook door het werkveld aangegeven – niet de oplossing is als
er schaarste is. Als dat dus niet de oplossing voor schaarste is, moet je het preferentiebeleid
er volgens mij niet op inrichten dat je er anders mee omgaat als er schaarste is.
Mijn vraag is of u bereid bent om in het voorstel en in de toezegging die aan collega
Bushoff is gedaan, de volgende vragen mee te nemen. Wat als het een structurele verandering
is in het preferentiebeleid en wat zijn daar de consequenties van?
Minister Dijkstra:
Misschien heb ik het daarnet niet helemaal goed begrepen. Wat ik heb geprobeerd aan
te geven, is dat we in het algemeen moeten kijken naar het preferentiebeleid – ik
weet niet of ik u deze keer wel goed begrijp – maar dat het natuurlijk inderdaad op
dit moment niet dé oplossing is voor de tekorten. Dat heb ik zelf ook steeds aangegeven.
Maar we moeten wel kijken wat het effect op de lange termijn is. We hebben gezien
dat sinds het preferentiebeleid er is, het heel veel heeft opgeleverd. Dat geldt ook
voor de verzekerden. Het is heel goed geweest en het heeft heel goed gewerkt. Ik denk
dat ik het zo moet formuleren: we gaan kijken naar de effecten van het preferentiebeleid
in de hele breedte.
De voorzitter:
Dit is uw achtste woordmelding, meneer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Ja, dat is dan zo.
De voorzitter:
Ja, het is aan u de keuze. Ik geef u alleen ...
De heer Claassen (PVV):
Het is zo'n complex verhaal, met de 71 agendapunten en de 5 minuten spreektijd, dat
het met 9 interrupties eigenlijk niet te doen is. Ik ga er toch nog eentje aan wijden,
want ik sloeg net aan op dat het ernaar uitziet – maar volgens mij gaat de Minister
dat dan intrekken – dat per 1 oktober de Tijdelijke beleidsregel maximumprijzen geneesmiddelen
versoberd zou worden. Maar ik hoorde de Minister net in het laatste zinnetje van de
inleiding zeggen dat zij blijkbaar voornemens is om die versobering niet te toe te
passen en te gaan handhaven zoals het nu is. Met andere woorden: wordt die tijdelijke
maatregel zoals die aangekondigd is voor 1 oktober dan ingetrokken?
Minister Dijkstra:
Wat ik gezegd heb, klopt. We gaan dus niet intrekken. Dat klopt.
De voorzitter:
Heeft mevrouw Jansen een interruptie in deze ronde? Ja.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Ik wil het even hebben over twee punten. Ten eerste wil ik de samenwerking met het
veld ter sprake brengen. Ik heb daarover een aantal vragen gesteld. Wat ik van de
Minister hoor, is dat ze wel degelijk aan tafel zitten. Dat wist ik ook wel. Ik denk
dat het erom gaat dat er wel suggesties worden gegeven, maar dat het veld toch niet
altijd de ervaring heeft dat hun inbreng ook actief wordt meegenomen. Daarover heeft
de Minister gezegd: meld het als je vindt dat je niet genoeg gehoord wordt. Ik denk
dat dat een mooie oproep naar het veld is.
Ten tweede wil ik het hebben over de zorgplicht. De Minister zegt dat het aan de NZa
is. Dat begrijp ik ook, maar ik kan me niet voorstellen dat de Minister zich hier
niet druk om maakt. Kan de Minister aangeven of en hoeveel zorgverzekeraars in het
afgelopen jaar bijvoorbeeld door de NZa op hun zorgplicht wat dit thema betreft zijn
gewezen? Want ik neem aan dat de Minister ook een terugkoppeling krijgt op dit gebied.
Minister Dijkstra:
Nee, wij hebben daar geen terugkoppeling op gehad. Ik denk dat de NZa het nauwlettend
monitort – dat heb ik ook gezegd – maar geen aanleiding heeft gezien om daar met zorgverzekeraars
over te spreken. Maar ik weet dat niet zeker. We gaan het navragen.
De voorzitter:
Daar komt de Minister ...
Minister Dijkstra:
We gaan bij de NZa navragen of dat aan de orde is geweest.
De voorzitter:
Daar komt de Minister op terug.
Minister Dijkstra:
We komen daar in de tweede termijn misschien wel op terug en anders komen we daar
schriftelijk bij de Kamer op terug.
Mevrouw Tielen (VVD):
De Minister zit er lekker in, zou ik zomaar zeggen. Dank voor de brief die ze linkt
aan mijn motie over de nationale apothekerskast. Die motie is overigens ook van meneer
Bushoff en mevrouw Paulusma. Ik denk inderdaad dat heel veel elementen – het is een
heel grote motie – in de brief terugkomen, maar laat me daar toch even een vraag over
stellen. De Minister heeft het namelijk in die brief over de Taakgroep Preferentiebeleid.
Dat is niet de eerste keer, dus dat snap ik wel, maar dan zegt ze: ik wil ook een
taakgroep geneesmiddeleninkoop oprichten. Mijn vraag is dan: ik zie wat hun taak wordt,
maar wat moeten zij eigenlijk opleveren wat weer bijdraagt aan – ik noem ’m toch maar
even, want ik vind het gewoon een lekkere term – de nationale apothekerskast?
Minister Dijkstra:
Ik pak nog eventjes mijn antwoord erbij over de nationale apothekerskast. We willen
met die taakgroep natuurlijk ook weer heel goed met het veld kijken wat er nodig is
en wat we daarop kunnen ondernemen. Alle inkopende partijen worden daarbij betrokken.
Dat zijn dus ook de apothekers, de groothandels en de zorgverzekeraars. We blijven
breed kijken naar de verschillende onderwerpen die hier aan de orde zijn.
Mevrouw Tielen (VVD):
Geldt dat dan zowel voor de generieke als de innovatieve geneesmiddelen of hoort dit
echt bij het stukje medicijntekorten en dus generieke geneesmiddelen?
Minister Dijkstra:
Ik denk dat het vooral, overigens ook naar aanleiding van de motie, belangrijk is
om te kijken naar de generieke geneesmiddelen, dus de extramurale middelen.
De heer Krul (CDA):
U mag deze interruptie als twee interrupties wegstrepen, hoor. Ik heb namelijk een
algemene vraag waar ik iets meer woorden voor nodig heb. We hebben heel veel van dit
soort debatten met de Minister gehad. Er ontstaat weleens wat spanning, die de Minister
denk ik ook wel herkent, tussen enerzijds de Kamer die zegt «wat doet u nou echt;
waar zijn de acties» en anderzijds de Minister die zegt «maar wacht even, moet je
kijken wat voor lijst we al in gang hebben gezet». Vervolgens zegt de Kamer «maar
we zien niks» of «waar blijven de resultaten?». Ik heb daar toch een vraag over, want
ik heb nu ook weer gehoord dat de Minister tal van acties heeft uitgezet. Ik citeer
even heel snel: «We zijn in gesprek over het inkoopbeleid. We gaan de API's onderzoeken.
We hebben een manifest getekend met Frankrijk. Ik wil spreken over het versoepelen
van het preferentiebeleid bij dreigende tekorten.» Er moet dus heel veel gesproken
worden. De Minister zei: het zijn geen eenvoudige gesprekken; het zijn lastige gesprekken.
Daar zit mijn frustratie, want als het gaat om zoiets fundamenteels als het tekort
aan geneesmiddelen, kan ik dat moeilijk verkroppen. Wat maakt het nou dat het in al
deze gesprekken die ervoor moeten zorgen dat patiënten een geneesmiddel dat nodig
is tot hun beschikking hebben, zo moeilijk is om de neuzen dezelfde kant op te krijgen?
Kan de Minister iets meer vertellen over wat dat dan zo lastig maakt?
Minister Dijkstra:
Om te beginnen, bestrijd ik dat ik alleen maar in gesprek ben en dat allerlei acties
nog niet in gang zijn gezet. Ik heb namelijk een paar voorbeelden genoemd van acties
die wel concreet in gang zijn gezet, zoals de extra noodvoorraden en het melden. Daar
kunnen we meteen actie in nemen. Daar kan ik ook zeggen: het moet echt gebeuren. Tegelijkertijd
is wat de heer Krul zegt precies mijn frustratie. Absoluut. Ik heb al gezegd dat het
wat mij betreft ook sneller mag gaan. Als je tegelijkertijd kijkt naar waarom het
nou zo moeilijk is, dan denk ik dat er ongelofelijk veel belangen mee gemoeid zijn
en dat er van partijen wordt gevraagd om over hun eigen schaduw te stappen. De vraag
is: wie gaat dat als eerste doen en volgen er dan meer, of blijft iedereen op zijn
eigen punt zitten? Ik vond het ook wel een beetje lastig toen mevrouw Jansen zei dat
er mensen zijn die zich niet gehoord voelen. Dan denk ik: maar daarvoor zijn de veldpartijen
wel bij elkaar. Het is ook niet zo dat het niet gehoord wordt als iemand zijn of haar
zin niet krijgt of vindt dat zijn of haar belang niet voldoende uit dat overleg komt.
Maar je wilt het er met elkaar over eens worden. Het mag geloof ik nooit, maar ik
zou best van de heer Krul willen weten wat hij dan denkt dat de eerste stap moet zijn
om heel snel van die tekorten af te komen.
De voorzitter:
Helaas, dat gaan we inderdaad niet doen.
Minister Dijkstra:
Dat mag niet, maar misschien voelt de heer Krul zich best uitgedaagd door mij. Laat
ik het dan anders formuleren. De vraag van de heer Krul betekent volgens mij dat hij
wel oplossingen voor de korte termijn ziet, en ook een rol voor de Minister, die in
dit stelsel natuurlijk toch een rol heeft die – ik heb daar de regie in genomen –
wat anders georganiseerd is. Het is niet mijn vraag, maar het is wel belangrijk om
te weten wat dan volgens de Kamer oplossingen zijn. Dan is het toch gewoon weer een
vraag. Maar goed, dit was het antwoord.
De heer Krul (CDA):
Ik ben blij met deze reactie van de Minister.
De voorzitter:
Sorry, u wilt nog een keer ...
De heer Krul (CDA):
Ja hoor, deze uitdaging mag u zeker bijschrijven. Dat is ook een vraag die ik gesteld
heb en die niet beantwoord is. Er zit wat mij betreft een bepaalde weging aan het
hele concept van een geneesmiddelentekort ten opzichte van allerlei risico's. Ik noem
iets. Ik vind het argument van de Minister dat verspilling een belangrijke reden is
om geen voorraden aan te leggen een non-argument, omdat ik aan de andere kant een
geneesmiddelentekort een heel zware weging geef. Het zou mij echt ... Ammehoela als
het betekent dat er wat verspilling plaatsvindt. Dat is het verschil van inzicht.
Apotheken zeggen: ik heb hier 60 apothekers die gezamenlijk willen importeren vanuit
België om zo de verzendkosten en allerlei extra kosten te drukken. Dat mag niet van
de ACM. Als je zegt dat het wel mag, dan wordt er gezegd: «Dat mag niet van de ACM.
Dat is marktverstoring.» Dan zou ik meteen zeggen: «Ja dag, het is een noodsituatie.
Deze apothekers mogen prima met z'n zestigen importeren, waarbij dan één iemand bestelt.
En doorleveren die hap.» Een tijdelijke beleidsregel die we na de ... Hoezo? We zijn
nu al sinds januari met het OTG in gesprek. Dat had sneller gekund. Dus ja, ik zie
wel mogelijkheden. Ik ben heel blij met de Minister die antwoordt: er zijn heel veel
verschillende belangen en het is moeilijk om over de schaduw heen te stappen. Ik ben
blij met dat antwoord, want dat is denk ik het probleem. Alleen, ik bestrijd de suggestie
dat er geen oplossingen mogelijk zijn. Daar zit dan gewoon een verschil van inzicht.
Dat was een gratis stukje betoog.
De voorzitter:
Dat was een hartenkreet. De Minister.
Minister Dijkstra:
Ik vind het heel fijn dat we even zo kunnen uitwisselen. Dat is natuurlijk toch heel
belangrijk. Als het namelijk gaat over verspilling ... Een beetje verspilling, oké.
Maar waar ik natuurlijk altijd rekening mee moet houden, is enerzijds het belang van
de patiënten die hun geneesmiddelen moeten krijgen, en anderzijds de betaalbaarheid
van de zorg. Hoe je het ook wendt of keert, hoe groot een crisis ook kan zijn. We
hebben natuurlijk gezien wat een enorme gevolgen het kan hebben, maar we hebben ook
gezien wat het kan betekenen voor het aanleggen van voorraden. Tegelijkertijd zou
ik over de ACM willen zeggen dat ik daar echt totaal niet over ga. Ik kan de ACM niets
opleggen. Dat is een volstrekt onafhankelijke marktmeester. Ik heb altijd goede hoop
dat ook de mensen van de ACM luisteren naar wat er hier in de Kamer gewisseld wordt
en hoe de opvatting van de Kamer is, en dat er ook wordt gekeken naar wat er wel of
niet mogelijk is. In die zin wordt er ook door de ACM en NZa op sommige terreinen
echt wel gekeken naar of er meer mogelijkheden zijn. Het is dus niet zo dat het uitgesloten
is.
Ik snap wel dat de heer Krul meteen zou zeggen: zie je, er wordt weer gekeken; het
is weer geen actie. Dat deel ik. Die frustratie deel ik echt met de Kamer. Ik heb
ook in het mondelinge vragenuur al een keer gezegd: ik zou niets liever willen dan
een middel of instrument hebben om dat allemaal af te dwingen. Tegelijkertijd denk
ik dat het ook niet goed zou zijn. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat we alle
veldpartijen hierin meenemen, want ook voor de toekomst moeten we zorgen dat het goed
geregeld is. Dat betekent ook dat onze markt in orde moet zijn. Of het nu de zorgverzekeraars
of de apothekers zijn die geneesmiddelen inkopen of contracten sluiten, uiteindelijk
gaat het erom dat we de zorg toegankelijk en betaalbaar houden. In mijn eerste tekst
heb ik al gezegd dat die betaalbaarheid wat mij betreft nog niet eens voorop staat.
Ik ben het er helemaal mee eens dat we op een gegeven moment moeten kijken naar wat
de patiënt nodig heeft en wat wij nodig hebben om een echte noodsituatie te voorkomen.
We zijn daar niet ver vandaan, vind ik. Ik vind het echt heel zorgelijk.
Mevrouw Paulusma (D66):
Ik ben misschien iets positiever dan mijn buurman, maar dat houdt de boel mooi in
balans. Ik ben heel blij met wat de Minister in gang zet, maar vooral ook met haar
laatste uitspraak dat niet de betaalbaarheid, maar het patiëntbelang voorop staat.
Dat bindt ons hier allen ook volgens mij. Ik ben ook blij met een aantal acties die
in gang wordt gezet en met de indirecte oproep aan het veld en de publieke tribune
om samen tot een oplossing te komen. Ik denk dat iedereen die goed gehoord heeft.
Maar dan is er nog wel één ding. Ik was blij dat de heer Claassen van de PVV hier
in zijn woordvoering over begon, want mij lukte dat niet. De heer Claassen begon over
het middel Kaftrio voor jonge kinderen. Als we het hebben over beschikbaarheid, dan
lees ik in de reactie van de Minister dat daar door het Zorginstituut nog geen uitspraken
over gedaan kunnen worden omdat ze de documenten nog niet hebben. Als we het hebben
over beschikbaarheid, tempo en beter samenwerken, ben ik wel een beetje verbaasd over
dit soort uitspraken van het Zorginstituut en dat ze niet aan de gang kunnen omdat
ze de juiste documenten niet hebben. Ik ben op zoek naar waar daar dan de oplossing
zit. Ik vind het eigenlijk onbestaanbaar dat kinderen in Nederland vanaf hun zesde
levensjaar wel Kaftrio krijgen en kinderen tussen 2 jaar en 5 jaar niet. Ik vind dat
ook moeilijk uit te leggen aan patiënten en hun ouders.
Minister Dijkstra:
Ik had dit antwoord bij het blokje over de dure geneesmiddelen gepland, maar ik kan
er nu ook op reageren, even zonder dat ik mijn antwoord erbij pak. Dit is natuurlijk
precies de vinger op de zere plek. Als er een farmaceut is die vindt dat die geneesmiddelen
ook beschikbaar moeten komen, maar geen onderzoek doet dat wel gevraagd wordt, dan
ligt daar dus de vertragende factor. Dat is echt heel problematisch. Dat moeten we
niet willen. Tegelijkertijd moeten we heel erg opletten dat er geen dingen gebeuren
die niet in orde zijn. Zo'n onderzoek is dus wel heel erg belangrijk. Ik kom daar
misschien zo meteen nog verder op terug. Ik kom daar ook nog uitgebreider op terug
in mijn beantwoording bij het blokje dure geneesmiddelen. Ik deel met u dat het richting
de patiënt en de ouders van patiënten onhelder en onduidelijk is en niet te begrijpen.
Voorzitter, ik had ook nog een antwoord voor mevrouw Jansen op haar vraag of zorgverzekeraars
door de NZa worden gewezen op de zorgplicht. Ik heb hiervoor verwezen naar de tweede
termijn, maar ik heb het antwoord inmiddels gekregen. Er is contact geweest. Ik hoor
dat dat gesprek wel gaande is, zeg ik tegen mevrouw Jansen. De NZa heeft de afgelopen
periode met zorgverzekeraars gesproken over de problematiek van toegankelijkheid,
waaronder de geneesmiddelentekorten. Dat maakt dus dat de NZa het probleem scherp
heeft, zodat ze op basis daarvan eventueel haar instrumentarium kan inzetten op de
meest passende en effectieve manier. Hoe ze dat doet, is aan de NZa. Daar kan ik verder
niet op vooruit lopen.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Dank u wel voor de snelle reactie, Minister. Is het ook mogelijk dat de Kamer daar
iets vaker over wordt geïnformeerd?
Minister Dijkstra:
We zullen het daar met de NZa over hebben. Als de Kamer vraagt om geïnformeerd te
worden als daar ook aanleiding toe is, heb ik daar niet zo veel bezwaar tegen, maar
de NZa misschien wel. We zullen dat dus met haar overleggen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan leven er geen vragen meer als het gaat om het blokje van de beschikbaarheid
van de geneesmiddelen. Of ze leven nog wel, maar de woordvoerders bewaren hun interrupties
misschien voor het volgende blokje, dat gaat over de beschikbaarheid van de hulpmiddelen.
Ik geef het woord aan de Minister.
Minister Dijkstra:
Voorzitter. Het begint ook weer vrolijk. Er is een tekort aan hulpmiddelen en daar
maak ik me ook zorgen over. Ik doe er alles aan wat ik kan om dit tekort te voorkomen.
Allereerst is het belangrijk om net als bij geneesmiddelen de signalen van acute tekorten
van medische hulpmiddelen te melden. Dat kan bij het meldpunt van Zorg Inkoop Netwerk
Nederland. Maar we zijn er nog niet. Fabrikanten melden onderbrekingen in de levering
van cruciale medische hulpmiddelen helaas nog altijd te laat. Ik ben dus blij met
het voorstel van de Europese Commissie voor een Europese meldplicht voor fabrikanten.
Die verplicht fabrikanten onderbrekingen van leveringen van kritische middelen uiterlijk
zes maanden van tevoren te melden. Dat geeft de partijen in principe meer tijd om
op zoek te gaan naar mitigerende maatregelen.
Verder bereid ik me samen met het veld voor op een situatie waarin onverhoopt een
tekort ontstaat als gevolg van de Medical Device Regulation. Op 26 mei vervielen de
certificaten van medische hulpmiddelen als een fabrikant geen nieuwe aanvraag had
ingediend bij een notified body voor certificering onder de MDR. Daarover sta ik in
nauw contact met de Taakgroep beschikbaarheid medische hulpmiddelen, waarin zorgkoppels,
leverancierkoppels en het meldpunt zijn vertegenwoordigd. Er is hard gewerkt aan een
inventarisatie van welke hulpmiddelen van de markt verdwijnen en het bevorderen dat
dit tijdig wordt gemeld. Als laatste is er vanuit de Kamer al eerder aandacht gevraagd
voor de signalen dat de verstrekking van hulpmiddelen, vooral in spoedsituaties, knelt.
De NZa heeft daarom in december vorig jaar een brief gestuurd aan zorgaanbieders en
zorgverzekeraars met de randvoorwaarden en deadlines om de spoedzorg voor diabetes,
incontinentie, stoma en wondzorg beter passend te organiseren. Ook dit is geen gemakkelijk
proces kan ik u verzekeren. Daarom ben ik blij dat de Kwaliteitsraad Hulpmiddelen
en Zorg, waar alle betrokken partijen in zitten, dit gaat begeleiden. Dat zijn de
uitdagingen waaraan ik werk en waarvan ik weet dat ook de Kamer ze belangrijk vindt.
Dat even ter inleiding. Dan ga ik nu over tot de beantwoording van de vragen op dit
gebied.
De heer Claassen heeft gevraagd of het sinds de brief in december allemaal is verbeterd
en hoe ik dat monitor. Zoals ik in mijn inleiding aangaf, is er inderdaad sprake van
die knelpunten. De NZa heeft een brief verstuurd in december jongstleden, waarin ze
verzekeraars en aanbieders verzoekt met oplossingen te komen. Ik zei al dat de Kwaliteitsraad
Hulpmiddelen en Zorg dit proces begeleidt. Daar wordt nu over gesproken. De Kwaliteitsraad
heeft toegezegd om mij rond 1 juli, dus over ongeveer een maand, een signalement te
sturen over welke knelpunten inmiddels zijn opgelost en welke er nog liggen. Ik wil
u graag op de hoogte brengen van wat zij daarover zeggen. Ik ben trouwens blij dat
er een paar goede voorbeelden liggen. Zo wordt de Palliakit nu door alle verzekeraars
vergoed. Die kit kan worden ingezet bij terminale, palliatieve patiënten voor wie
snel hulpmiddelen nodig zijn.
Mevrouw Jansen vroeg mij hoe ik ertegenover sta dat apotheken weer de mogelijkheid
krijgen om hulpmiddelen te leveren. Om te beginnen heeft het ook nadelen als je dat
zou doen. Apothekers moeten dan voorraden aanhouden en het vervoer moet geregeld zijn.
Er komt heel wat bij kijken. Het is in principe niet aan mij als Minister om daarover
te bepalen. Hoe verzekeraars en veldpartijen met elkaar de levering van hulpmiddelen
organiseren, is aan hen. Maar ook hier is er natuurlijk weer sprake van een zorgplicht.
Patiënten moeten de zorg krijgen waar ze recht op hebben. Verzekeraars moeten dat
passend organiseren en de NZa houdt toezicht. Op dit moment zijn de betrokken partijen
allemaal met elkaar in gesprek over hoe dat beter georganiseerd kan worden. De Kwaliteitsraad
begeleidt dit gesprek en dat komt ook in dat signalement van ongeveer 1 juli aan de
orde. Daarin wordt ook gefocust op de duurzaamheid van hulpmiddelen en daarbij hoort
toch ook verspilling, meneer Krul, zeg ik maar even. Verspilling kan soms best om
hele grote cijfers gaan.
Mevrouw Tielen vraagt hoe het gaat met de certificering van de MDR, de Medical Device
Regulation. Daar gaf ik al een voorschot op. Het beeld is dat we er met de notified
bodies beter voorstaan dan een jaar geleden. Even voor wie dat begrip niet kent het
volgende. De certificerende instanties in Europa hebben nu aangegeven voldoende capaciteit
te hebben voor certificering van medische hulpmiddelen. De nieuwe overgangstermijnen
zorgen er daarbij voor dat de certificeringslast nu wordt verspreid bij notified bodies.
Ik heb de afgelopen tijd intensief contact gehad met fabrikanten en koepels. Zij geven
aan dat ze de meeste medische hulpmiddelen in hun portfolio overzetten naar de MDR.
Op zich zijn het positieve ontwikkelingen.
Voorzitter, dat waren de vragen over medische hulpmiddelen.
De voorzitter:
Ik begin aan de ander kant, tenminste als mevrouw Paulusma of meneer Krul ... Mevrouw
Tielen?
Mevrouw Tielen (VVD):
De Minister zegt inderdaad dat er een aantal registraties zijn vervallen door de Medical
Device Regulation. De certificering is op orde. Het meeste wordt gehercertificeerd
en er is een taakgroep mee bezig, maar ik zou best wel wat dieper inzicht willen hebben
in welke dingen nu niet worden gecertificeerd. Dan kom ik een beetje terug op de verspilling.
Heel veel hulpmiddelen zijn eenmalig bruikbaar. Een andere certificeringsroute is
meermalig bruikbaar. Met name daar zou ik wel wat inzicht willen hebben in of er nu
voldoende herbruikbare hulpmiddelen zijn en of we het certificaat hebben om aan die
regelgeving te voldoen.
Minister Dijkstra:
Ik heb soms moeite om alles te verstaan. Maar we zullen u daarvan op de hoogte brengen,
dat is goed. Dat kan ik nu niet hier mondeling doen, maar ik zeg graag toe dat we
u als Kamer daarover informeren.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Ik heb geen expliciete vragen, maar wel een opmerking. Ik begrijp dat er nadelen aan
zitten als je de bevoorrading weer bij de apothekers zou neerleggen, maar ik sluit
me aan bij de heer Krul dat je de nadelen wel tegen elkaar moet afwegen. Ik denk dat
iedereen erover uit is dat patiënten te allen tijde geholpen moeten worden en soms
brengt dat ook andere nadelen met zich mee. Dat wilde ik even zeggen.
De voorzitter:
Meneer Claassen? Meneer Bushoff? U heeft geen vraag in deze ronde? Oké. Dan gaan we
naar de dure geneesmiddelen. Of u moet nog iets willen zeggen over de opmerking van
mevrouw Jansen?
Minister Dijkstra:
Ik vind het een terechte opmerking, overigens ook van de heer Krul. Dat zijn inderdaad
de afwegingen die je moet maken. Als de nood hoog is, moet je ook kijken naar de zaken
die oplossingen bieden. Dat is ook hier aan de orde. Hier moeten die afwegingen ook
gemaakt worden. Ik denk dat het heel goed is dat we daar met elkaar naar kijken.
De voorzitter:
Ja. Gaat u verder.
Minister Dijkstra:
Voorzitter. Dan kom ik bij de dure geneesmiddelen. Ook ik ken natuurlijk de verhalen
van patiënten en spreek met patiënten die heel lang moeten wachten op een geneesmiddel
dat hen daadwerkelijk kan helpen. In de gevallen dat die geneesmiddelen er nog niet
zijn, zijn er twee mogelijke oorzaken. Het duurt een tijd voordat objectief kan worden
vastgesteld wat de echte meerwaarde van een geneesmiddel voor de patiënt is. Die beoordelingen
kosten altijd tijd en/of de prijs en de uitgave aan het geneesmiddel zijn onaanvaardbaar
hoog. Er moet onderhandeld worden. Ik vind dat ongelofelijk moeilijke afwegingen,
moet ik eerlijk zeggen. Nu ik vandaag in dit debat toch mijn hart aan het luchten
ben: ik vind dit misschien wel een van de moeilijkste onderwerpen van mijn portefeuille.
De patiënten die op zo'n middel wachten, hebben eigenlijk geen tijd om te wachten.
Die willen ook niet wachten. Als het er is, dan willen ze het krijgen. Ze willen het
graag proberen, of het nu meteen effectief blijkt of niet. Laat mij maar proefkonijn
zijn, hoor je soms. Het is natuurlijk wel zo dat we de toegang tot betaalbare geneesmiddelen
waar de patiënt ook echt wat aan heeft, op de een of andere manier moeten garanderen,
voor zover we dat kunnen. Dan is het ook belangrijk om te zeggen waar het op staat.
Bij veel van deze middelen is onvoldoende duidelijk hoe goed ze in de praktijk werken
en of ze ook op de lange termijn werken. We willen patiënten niet in gevaar brengen.
Ondertussen worden de prijzen van deze middelen alsmaar hoger. Dat is een steeds urgenter
wordend probleem voor ons als maatschappij. Dus ook bij deze uitdagingen kijk ik naar
de balans tussen kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid.
Voordat ik verder inga op uw vragen over dure geneesmiddelen, is het misschien wel
goed om aan te geven waarom na een EMA-beoordeling, dus een Europese beoordeling,
het Zorginstituut ook nog een beoordeling uitvoert. Daar bestaat namelijk heel vaak
een misverstand over. Vaak wordt gezegd dat het toch door de EMA geaccepteerd is en
dat het Zorginstituut het nu nog een keer overdoet. Elke maand registreert het EMA,
het Europees Medicijnagentschap, nieuwe geneesmiddelen en nieuwe indicaties voor bestaande
geneesmiddelen. Dat waren er in 2022 bijvoorbeeld in totaal 89. Het EMA beoordeelt
op veiligheid en werkzaamheid. Werkzaamheid zegt alleen iets over de vraag of er een
effect optreedt. Het Zorginstituut gaat hierna kijken of het geneesmiddel voldoet
aan de stand van wetenschap en praktijk en of het kan worden toegelaten tot het verzekerde
pakket. Dan wordt er gekeken naar de effectiviteit. Dat gaat over de vraag of het
geneesmiddel in vergelijking met de huidige standaardbehandeling minimaal een gelijke
waarde of een meerwaarde heeft. Zowel de beoordeling van het EMA als van het Zorginstituut
zijn echt van groot belang voor de patiënt.
Daarnaast vind ik het echt mijn plicht aan de premiebetaler dat we alleen zorg vergoeden
waarvan geconcludeerd wordt dat die kosteneffectief is. Dan komen we natuurlijk op
het heikele onderwerp: het instrument van de sluis. Ik krijg regelmatig vragen of
we niet van de sluis af moeten en of de nadelen wel opwegen tegen de voordelen. Ik
ben de laatste die zal zeggen dat de sluis zaligmakend is. Ik sta volledig achter
het kritisch kijken naar verbetering van de sluis. Maar de sluis afschaffen vind ik
geen goed idee, want de alternatieven hebben ook nadelen. Zo zouden we ervoor kunnen
kiezen om bijvoorbeeld niet te onderhandelen, maar aan de fabrikant een eenmalig bod
te doen om de openbare prijs te verlagen naar de prijs die het Zorginstituut adviseert,
maar fabrikanten zullen dan waarschijnlijk niet geneigd zijn om zo'n openbare prijsverlaging
te accepteren, al is het maar omdat prijzen in Nederland doorwerken in de prijzen
in andere landen.
Het laatste wat we willen, is dat er geen innovatieve middelen meer beschikbaar komen
voor Nederlandse patiënten. We noemen heel vaak Duitsland. Daar worden geneesmiddelen
direct beschikbaar gemaakt na markttoelating door het EMA. Financiële afspraken worden
pas gemaakt als er meer bekend is over hoe goed een geneesmiddel in de praktijk werkt.
Een nadeel daarvan is dat patiënten al behandeld worden met een geneesmiddel dat mogelijk
achteraf niet of niet genoeg effectief blijkt. Dat kan betekenen dat patiënten bijwerkingen
hebben gehad zonder dat ze echt baat hebben gehad bij het middel. Ook dat is niet-effectieve
zorg. Kortom, voorzitter, ik vond het toch belangrijk dit even neer te zetten, omdat
we het hier zo vaak over hebben.
Om geneesmiddelen op de juiste manier in te zetten bij de juiste patiënten en dus
de kwaliteit van hun zorg te verbeteren, onderneem ik drie acties. Ik werk ernaartoe
om artsen al veel vroeger in het proces van toelating te betrekken, zodat behandelrichtlijnen
en afspraken over gepast gebruik eerder tot stand komen en patiënten er na een vergoedingsbeslissing
onmiddellijk baat bij hebben. Als er onduidelijkheid is over gepast gebruik of de
juiste inzet, bijvoorbeeld hoelang een patiënt behandeld moet worden, dan kijk ik
ten tweede hoe ik dat onderzoek verder kan faciliteren. Ik kijk ook naar hoe ik dat
kan verplichten. Ik noemde zo pas al even een voorbeeld in gevallen waar onderzoek
niet tot stand komt. Ten derde wil ik geneesmiddelen die nu al gebruikt worden door
patiënten, vaker opnieuw laten beoordelen door het Zorginstituut. Hierdoor werken
nieuwe inzichten door in de behandeling van patiënten. Dat gaat bijvoorbeeld over
verlaging van een dosering, waardoor een patiënt minder bijwerkingen heeft.
Voorzitter. Tenslotte gaat het over de toegankelijkheid. Er zijn voor een snelle toegang
acties op de verschillende stappen in het toelatingsproces ondernomen. Ik noemde al:
artsen eerder betrekken. Er komt ook steeds betere informatie uit de Internationale
Horizonscan. Die wordt steeds beter gebruikt. Het Zorginstituut is in gesprek met
fabrikanten om de procedure voor pakkettoelating te versnellen. Nog steeds bestaat
de mogelijkheid van de zogenoemde «parallelle procedure» waarbij markttoelating en
pakkettoelating parallel worden beoordeeld waardoor middelen sneller bij patiënten
komen. Helaas wordt daar weinig gebruik van gemaakt.
Ik ga nu over tot het beantwoorden van de vragen, voorzitter. Ik kom waarschijnlijk
wel op het punt waarover de heer Krul een vraag heeft. Als eerste de vraag van mevrouw
Jansen over het cost-based++-model waarbij de prijzen van medicijnen gebaseerd worden
op de daadwerkelijke kostprijs, de R&D-kosten van het medicijn en de niet naar de
markt gebrachte medicijnen. Het mag duidelijk zijn: ik ben sterk voorstander van maatschappelijk
aanvaardbare prijzen voor geneesmiddelen. Fabrikanten hebben zelf de grootste morele
plicht, vind ik, om daarvoor te zorgen en oog te houden voor de maatschappelijke impact
van hun producten en de gevraagde prijzen. Ik zoek naar manieren om via het vergoedingsbeleid
prijzen te matigen. Varianten die meer kijken naar de daadwerkelijk gemaakte kosten,
zijn interessant maar niet zaligmakend. Ik noem dat woord nog maar een keer.
Allereerst gaat het natuurlijk om bedrijfsvertrouwelijke informatie. Het is de vraag
of fabrikanten die informatie willen delen. Dat blijkt niet zo te zijn. Fabrikanten
kunnen namelijk ook de Nederlandse markt gaan mijden bij zo'n vereiste om inzicht
te geven in de kostenopbouw en winstnormering. Daar is de patiënt, opnieuw, niet bij
gebaat. Laten we realistisch zijn: dit kun je eigenlijk alleen maar doen als een grote
groep landen het met elkaar tegelijkertijd doet. Anders zijn we nergens.
Dan rijst de vraag: als ik weet hoe de prijs is opgebouwd, hoe beoordeel ik dan de
rechtvaardigheid van die prijs en waar meet je dat aan af? Het is een hele lastige
vraag. Een bedrijf dat inefficiënt onderzoek heeft gedaan en zich inefficiënt heeft
ontwikkeld, komt op hogere kosten uit. Vinden we dat dan acceptabel tegenover een
bedrijf dat er wel heel goed in is om dat heel effectief te doen?
Ik wil juist proberen veel meer in te zetten op onze eigen maatschappelijke behoefte.
Het draait om de vraag aan welke geneesmiddelen wij behoefte hebben. Als we zeggen
dat we zo'n groeiend aantal mensen hebben met dementie en dat daar echt sterk op moet
worden ingezet, kun je je voorstellen dat je zegt: daar zetten we op in. Wat zijn
we dan zelf bereid daarvoor te betalen? We hebben natuurlijk een bepaald budget voor
geneesmiddelen. Moet dat anders? Moeten we daar meer voor over hebben? Dat is natuurlijk
iets waarover we wel gaan. We kunnen zelf bepalen welke producten we als maatschappij
belangrijk vinden en wat we ervoor over hebben om die op de markt te krijgen. Dat
is mijn antwoord op de vraag van mevrouw Jansen en ook die van de heer Bushoff.
Voorzitter. Ik had ook een vraag van mevrouw Jansen over transparantie van kosten
voor publiek onderzoek. Als het gaat om publiek gefinancierd onderzoek bij een geneesmiddel,
hebben we in Nederland de afspraak gemaakt over maatschappelijk verantwoord licentiëren.
Geneesmiddelen die in de Academie worden ontwikkeld, zouden ook bij verkoop aan een
bedrijf alleen verkocht mogen worden met voorwaarden voor de maximum winst die bedrijven
na het bereiken van de markt mogen maken. De weg die een geneesmiddel aflegt, is lang
en vaak gaat het eigendom al in een vroege fase over naar grote bedrijven en ook nieuwe
bedrijven. Het zijn soms hele kleine bedrijfjes die heel innovatief bezig zijn, maar
die het hele proces niet alleen kunnen doorlopen. Ook doordat er vaak in diverse landen
publieke investeringen worden gedaan, is het lastig om de kosten scherp te krijgen.
Wat dat betreft ben ik realistisch in de haalbaarheid van de eis. Ik denk dat het
opnieuw een heel ingewikkelde rekensom wordt, áls je er al met elkaar uitkomt. Dus
het inzicht dat we kunnen geven in het publiek gefinancierde onderzoek is beperkt.
Voorzitter. Mevrouw Tielen maar ook GroenLinks-PvdA en NSC hebben gevraagd of ik via
de sluis prijstransparantievereisten van registratie en vergoedingsdossiers kan toevoegen.
Kent de Minister de wet in Italië over transparantie in de prijsopbouw? Ik heb het
eerst even over het uitbreiden van de vergoedings- en registratiedossiers met transparantie
van de eisen. De eisen voor markttoelating zijn Europees vastgelegd. Op nationaal
niveau kan ik daaraan geen eisen toevoegen. Bij de registratie wordt beoordeeld op
kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid, maar niet op prijs of kosten. In de nieuwe
farmawetgeving wordt wel ingezet op transparantie rondom publieke investeringen in
geneesmiddelenontwikkeling. Ik algemene zin ben ik zelf ook erg vóór transparantie,
maar ik heb nog wel kanttekeningen bij de praktische uitvoering, de belasting voor
het bedrijfsleven en niet te vergeten de mogelijke gevolgen daarvan voor de beschikbaarheid
van de geneesmiddelen.
Dossiervereisten voor vergoeding in Nederland kan ik natuurlijk wel zelf vaststellen.
Het is op het eerste gezicht een hele logische eis om te stellen aan fabrikanten,
maar er zitten echt heel veel haken en ogen aan. Het betreft bedrijfsgevoelige informatie.
Fabrikanten zullen niet staan te springen om die informatie te delen. Mogelijk zullen
ze daardoor de Nederlandse markt gaan verlaten, terwijl we de tekorten willen tegengaan
en we ze allemaal hier willen houden. Dat is dus het tegenovergestelde van wat we
willen. Daar is de patiënt namelijk niet bij gebaat.
Ik ken overigens geen landen die dit succesvol hebben toegepast. Ik heb de richtlijnen
bestudeerd. Nou, «ik» is in dit geval een beetje groot woord. De fantastische mensen
die mij hierbij ondersteunen, hebben daarnaar gekeken. De richtlijnen voor een vergoedingsaanvraag
zijn vastgesteld. In bepaalde gevallen, in enkele andere landen, wordt weliswaar gevraagd
om nettoprijzen, maar uit onze navraag bij Italiaanse collega's kunnen we concluderen
dat deze transparantie-eisen niet actief worden afgedwongen. Het lijkt dus meer dan
het is. Dat wat betreft deze vraag.
Ik kom op de vraag van de heer Bushoff over dwanglicenties. Kan dat van EZK naar VWS?
Ik denk het niet. Het lijkt me ook niet wenselijk. Intellectueel eigendom, octrooien
en dwanglicenties vallen onder verantwoordelijkheid van EZK. De zeggenschap van alle
mogelijke octrooien, ook diegenen die bij de ontwikkeling van geneesmiddelen betrokken
zijn, zijn geconcentreerd bij één ministerie. Ik denk dat dit heel goed en ook wenselijk
is. Bij de ontwikkeling van geneesmiddelen zijn vaak meerdere uitvindingen betrokken.
Op een geneesmiddel kunnen dus ook meerdere octrooien rusten. Dat is bijvoorbeeld
omdat het niet alleen de werkzame stof betreft, maar doordat ook een technologische
uitvinding als een productiemethode onder dat octrooi kan vallen. Overigens zijn dwanglicenties
voor geneesmiddelen nog nooit toegepast in Nederland. Als het relevant is of als het
aan de orde is, vindt er afstemming plaats tussen de collega van EZK en mij. Dat is
niet aan de orde geweest.
Nog een ding is belangrijk om te melden. Bij de herziening van de Europese farmawetgeving
ondersteun ik dat ook de markt- en databescherming die op een geneesmiddel rust, kan
worden opgeheven in het geval van een dwanglicentie. Dat is wel een aspect dat bijdraagt
aan wat u eigenlijk zou willen, denk ik.
Voorzitter. De heer Bushoff heeft ook gekeken naar de voorwaardelijke toelating als
het gaat om te komen tot definitieve pakketopname tegen een laag instaptarief. Op
dit moment zijn er al mogelijkheden om geneesmiddelen waarvan de effectiviteit nog
onzeker is, toch al te vergoeden, terwijl er tegelijkertijd onderzoek loopt naar de
effectiviteit. Dat is al het systeem op dit moment. Daarbij moet wel onderscheid worden
gemaakt tussen geneesmiddelen die voldoen aan de stand van wetenschap en praktijk
en dus onderdeel uitmaken van het basispakket en geneesmiddelen waarbij dat nog niet
het geval is. Bij geneesmiddelen die in het pakket zijn opgenomen, maar waarover nog
enige onzekerheid is, gaat het om de mogelijkheid van een herbeoordeling na een bepaalde
periode. Het kan een pay-for-performanceafspraak zijn of het doen van onderzoek naar
gepast gebruik. Voor geneesmiddelen die nog geen onderdeel uitmaken van het pakket,
maar die wel veelbelovend en voor kleine patiëntpopulaties bedoeld zijn, bestaat de
voorwaardelijke toelating. Ik denk dan natuurlijk ook aan de weesgeneesmiddelen. Ik
ben nog met partijen in gesprek over de eerder aangenomen motie-Bushoff. We bespreken
ook of deze uitvoerbaar is. Dat moeten we goed onderzoeken. Hopelijk is daar in het
najaar meer informatie over. Dan wordt de Kamer daarover ook geïnformeerd.
De heer Claassen en mevrouw Paulusma vroegen mij naar Kaftrio. Hoe kan het toch dat
daar zo'n miscommunicatie over is geweest? Hoe gaan we dat in het vervolg beter doen?
Tot mijn spijt was de informatie die ik van het Zorginstituut over Kaftrio heb ontvangen
niet volledig. Daarom heb ik twee brieven naar de Kamer moeten sturen. Die miscommunicatie
speelde gelukkig – nou, «gelukkig», het was heel ongelukkig – niet in andere casussen.
Het speelde alleen in deze casus. Het lijntje met het Zorginstituut is over het algemeen
namelijk altijd helder en goed. Dat is het even wat betreft de communicatie, de miscommunicatie.
Ik vind het heel betreurenswaardig, laat ik dat vaststellen. Het heeft natuurlijk
onze aandacht dat dat niet weer gebeurt.
Wanneer komt Kaftrio dan beschikbaar voor kinderen tussen 2 en 6 jaar? Dat kan ik
u nog niet zeggen. Ik gaf al aan dat er nog geen compleet vergoedingsdossier beschikbaar
is. Als dat er is, kan het Zorginstituut beginnen met de beoordeling. Ik volg het
proces nauwlettend. Het is heel erg jammer dat we op dit moment nog niet met de beoordeling
kunnen beginnen. Dat is alles wat je er verder over kan zeggen.
Meneer Claassen, die heel graag heel veel interrupties zou willen hebben, zegt dat
na de sluis nog een effecttoets wordt gedaan. Is dat niet omslachtig en vertragend?
Er is door de PVV een motie ingediend. Die wacht nog op uitvoering. Ik vind snelle
beschikbaarheid ook van groot belang. In de brief aan uw Kamer van december vorig
jaar is de motie van het Kamerlid Maeijer afgedaan. Ik ga ervan uit dat de nu gestelde
vraag gaat over de rol van zorgverzekeraars na de sluis. In de brief hebben we al
uitgelegd dat er na de afronding van de sluis drie processtappen zijn die nog moeten
worden uitgevoerd. Zorgverzekeraars voeren in sommige gevallen, zoals bij combinatiebehandelingen,
een beoordeling uit naar de effectiviteit van de combinatie. Na de sluis geldt het
reguliere inkoopproces van ziekenhuizen en zorgverzekeraars. Dan wordt er bijvoorbeeld
gekeken naar doelmatige alternatieven en/of naar de benodigde expertise van de zorgaanbieder.
Dat maakt ook uit. De beroepsgroep kan onderzoek doen en/of afspraken maken om doelmatige
en juiste inzet van het geneesmiddel te bevorderen en te borgen.
Voorzitter. Mevrouw Tielen vroeg naar de proefdossiers. Kunnen we in overleg met de
industrie tot meer afstemming komen daaromtrent? Kunnen we afspraken maken over de
doorlooptijden? Het is niet aan mij als Minister om het gesprek aan te gaan over de
indiening van dossiers. Daar is het Zorginstituut voor. Het Zorginstituut is al zeer
regelmatig in gesprek met de industrie. Het Zorginstituut biedt verschillende mogelijkheden
om het proces te versnellen, zoals een wetenschappelijk advies en de indiening van
een proefdossier met vooroverleg. De website van het Zorginstituut geeft daarnaast
informatie over belangrijke aandachtspunten. Firma's kunnen ook gebruikmaken van die
parallelle procedure. Ik zei het al even in mijn inleiding. Firma's hebben mij echter
laten weten dat ze dat niet doen, omdat ze het niet voldoende interessant of haalbaar
vinden. Dat zou eigenlijk echt een versnelling kunnen betekenen. Dat is dus jammer,
maar ik ga daar niet over.
Mevrouw Tielen vraagt nog naar de mogelijkheid om de kwaliteit-van-levendata te standaardiseren
en mee te nemen in de registratie van medicijnen. Farmaceuten moeten die data al aanleveren
voor hun vergoedingsdossier. Dat wordt ook beoordeeld door het Zorginstituut. De eisen
die aan die data worden gesteld, zijn expliciet opgenomen in de Richtlijn voor het
uitvoeren van economische evaluaties in de gezondheidszorg van het Zorginstituut.
Ze wegen deze data als onderdeel van de qaly (quality-adjusted life year). Dat zijn
precies die kwaliteit-van-levendata.
Voorzitter, dat waren de antwoorden op de vragen over de dure geneesmiddelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga het rijtje zo af. De volgende keer doe ik dat weer andersom. Meneer
Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Gelukkig hoorde ik de Minister zeggen dat ze zich ook zorgen maakt over de hoge prijzen
van dure geneesmiddelen. Dat zijn vaak te hoge prijzen. Het is gewenst om meer inzicht
en dus meer transparantie te krijgen in de kosten en prijsopbouw van deze geneesmiddelen.
De Minister schetst echter als nadeel dat de industrie daar waarschijnlijk niet op
zit te wachten en dat dat ook zou kunnen leiden tot een industrie die zijn geneesmiddelen
niet aanbiedt op de Nederlandse markt. Ik wil de Minister vragen of het een beetje
het moreel failliet van de industrie zou zijn als je dat soort chantagemiddelen inzet.
Is de Minister het met GroenLinks-PvdA eens dat we er misschien rekenschap van moeten
geven, maar dat we niet terughoudender moeten zijn en dat we alles op alles moeten
zetten om die transparantie wél verder af te dwingen? In dat licht wil ik de Minister
vragen of zij bereid is om toch nog nader te kijken naar die Italiaanse wet om te
bezien welke eventuele goede instrumenten er wel in zitten.
Minister Dijkstra:
Op het eerste punt van de heer Bushoff zeg ik: richt die oproep vooral aan de farmaceuten.
Overigens zijn er absoluut ook farmaceutische bedrijven die wel oog hebben voor maatschappelijk
verantwoorde prijzen. Zij willen daar ook wel over spreken. Het moet voor een farmaceutisch
bedrijf echter nog wel mogelijk zijn om levensvatbaar te blijven. Ik denk dan vooral
aan de generieke geneesmiddelen.
Het gaat hier nu vooral over die dure geneesmiddelen. Dat kan ik ook met u delen.
Om te beginnen wil ik zeggen dat ik heel graag nog een keer naar dat Italiaanse voorbeeld
wil kijken om te bezien of er toch voorbeelden in zitten waar wij wat aan hebben en
waar wij ons voordeel mee kunnen doen. Dan gaan we dat ook inbrengen. Als dat gedaan
is, zullen we te zijner tijd de Kamer daarvan op de hoogte brengen met een van onze
informatiemiddelen. Ik ben het ermee eens dat het heel goed is dat zij de druk erop
zetten, maar het uiteindelijk afdwingen ... Ik wil er echt voor waken – niet alleen
als het over de generieke middelen gaat, maar ook over de dure en innovatieve geneesmiddelen –
dat we achter het net vissen. Dan zijn we nog verder van huis. We moeten dus steeds
naar die balans zoeken tussen het meedenken en het stellen van voorwaarden aan het
op de markt krijgen van geneesmiddelen. Er is wat mij betreft altijd maar één onderwerp
dat voor in mijn hoofd zit en dat is de patiënt. Daar gaat het om. Als we de industrie
wegjagen, heeft de patiënt daar niets aan.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik deel dat laatste met de Minister. We moeten natuurlijk het belang van de patiënt
vooropzetten. Ik ben dan benieuwd of de Minister het met mij eens is. Ik verwacht
van wel, gelet op de eerdere beantwoording. Als je te veel betaalt voor een duur geneesmiddel
– heel veel geld gaat naar winsten van farmaceuten – dan had dat geld beter ingezet
kunnen worden voor andere doeleinden in de zorg waarmee we meer patiënten hadden kunnen
helpen. Vanuit het oogpunt van het belang van patiënten is het heel hard nodig om
eerlijkere en dus ook lagere prijzen voor die dure geneesmiddelen te betalen.
Minister Dijkstra:
Dat is bij uitstek wat we willen bereiken. Dat is ook waarom we die sluis hebben en
waarom we goed kijken naar de effectiviteit. Doet het echt wat? We hebben natuurlijk
de voorbeelden gezien van allerlei innovatieve oncologische geneesmiddelen die, als
je er goed naar kijkt, eigenlijk nauwelijks iets opleveren. Ze bevorderen zeker niet
de kwaliteit van leven. Ze zorgen misschien hooguit voor een korte verlenging van
het leven waarbij de patiënt ook nog heel veel bijwerkingen heeft. Dat wil je allemaal
voorkomen. Er is een heel systeem voor om daarachter te komen. Je weet dat niet als
de fabrikant ermee komt. Vandaar dat het ook zo'n lange weg is. Uiteindelijk gaat
het erom dat de patiënt er baat bij heeft en dat wij inderdaad waar voor ons geld
krijgen. Daar komt het op neer.
De voorzitter:
Meneer Claassen?
De heer Claassen (PVV):
De Minister is nog bezig toch? Of bent u klaar?
Minister Dijkstra:
Nee, ik ben nog niet klaar. Ik was wel klaar met de beantwoording.
De voorzitter:
U was klaar met de beantwoording van de vragen van meneer Bushoff.
Minister Dijkstra:
Ja.
De voorzitter:
Wilt u nog een interruptie, meneer Bushoff?
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik heb volgens mij geen interrupties meer.
De voorzitter:
U heeft er nog eentje.
Minister Dijkstra:
Het hoeft niet hoor. Blijkbaar waren mijn antwoorden heel duidelijk.
De voorzitter:
Meneer Claassen? Wilt u nog een interruptie in deze ronde?
De heer Claassen (PVV):
Nee, ik bewaar hem.
De voorzitter:
Oké. Mevrouw Jansen? Mevrouw Tielen?
Mevrouw Tielen (VVD):
Hoeveel heb ik er nog, voorzitter?
De voorzitter:
Vier.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank aan de Minister voor de toezegging over die Italiaanse wet. Ik hoor de Minister
zeggen dat het nu niet van toepassing is, maar dat het fijn is om een beetje begrip
te hebben omdat het wellicht aanknopingspunten geeft.
Ik hoor de Minister ook zeggen: ik zit niet met de farmaceuten om tafel om bijvoorbeeld
over de proefdossiers of over de parallelle procedures te praten. Dat snap ik, maar
tegelijkertijd zitten we wel in een ingewikkelde situatie. Ik ga iets meer tijd nemen
voor deze. Aan de ene kant heb je hele slimme wetenschappers die gekoppeld zijn aan
hele slimme bedrijven met voldoende capaciteit om grootschalig onderzoek te doen,
met daadwerkelijk bewezen effectiviteit, enzovoort. Daar zijn we afhankelijk van.
Tegelijkertijd is die morele verantwoordelijkheid – zo noemde de Minister het, geloof
ik – soms niet helemaal duidelijk. Afgelopen maandag hadden we met de hoorzitting
volgens mij echt een hele goede dag. Toch proef ik nog niet zo veel beweging bij de
farmaceutische bedrijven. We moeten ze niet willen wegjagen. Volgens mij was ik in
mijn betoog duidelijk genoeg dat juist Nederland voorop zou moeten kunnen lopen door
een interessant ecosysteem. Wellicht dat de rol van een Minister wel kan helpen om
in ieder geval dat gezamenlijke gevoel erbij te krijgen in plaats van dat heen en
weer blijven dimdammen; jullie willen niet genoeg betalen, jullie vragen te veel,
jullie doen dit en jullie doen dat. Ik heb wel behoefte aan een gezamenlijke ambitie
daarin.
Minister Dijkstra:
De ambitie van de farmaceutische industrie is uiteindelijk ook om op de markt te komen
met een mooi nieuw geneesmiddel waar de patiënt wat aan heeft. Ik denk dat dat wel
de gezamenlijke ambitie is van zowel de industrie als van ons, van u, van de Kamer.
Het hele punt is hoe je die ambitie samen verder vormgeeft op een manier waar iedereen
wat aan heeft. Ik snap heel goed dat research and development of onderzoek en ontwikkeling
van nieuwe medicijnen beslag leggen op de geneesmiddelenprijzen. We weten alleen niet
precies hoe dat zit in de prijsvorming. De heer Bushoff heeft dat ook al aangegeven.
Daar zouden we best meer over willen weten. Ik zou daar eerlijk gezegd ook best meer
over willen weten. Als het gaat over waar je nou naartoe gaat, dan weet ik natuurlijk
ook sommige dingen waar ik niet over kan spreken. Het gaat er uiteindelijk inderdaad
om hoe je nou met bijvoorbeeld de brancheverenigingen, zoals de VIG, de Vereniging
Innovatieve Geneesmiddelen, hier goed uit kunt komen. Er moeten niet enorme bedragen
naar de aandeelhouders gaan. Tegelijkertijd is dat ook een manier voor de industrie
en de bedrijven om in leven te blijven, om te kunnen doen wat ze doen. Er zitten heel
veel aspecten aan. Mijn voorganger, Ernst Kuipers, heeft ook geprobeerd om met de
VIG daarover het gesprek te voeren. Het gaat echter ontzettend moeizaam. In de korte
tijd dat ik hier actief ben, is het daar nog niet van gekomen. Ik denk dat het er
ook niet meer van zal komen. Dat lijkt me iets voor mijn opvolger op dit dossier.
Mevrouw Tielen (VVD):
Ik herken die moeizaamheid heel erg. Iedereen die wil, kan alles wat we afgelopen
maandag hebben besproken terugkijken. Daar verwijs ik mensen graag naar. Ik neem ook
de gelegenheid te baat – misschien is dat op het randje van fatsoenlijk – om te noemen
dat Kaftrio hier een paar keer is langsgekomen. De farmaceut die die moleculen intellectueel
in eigendom heeft en dus ook de onderzoeken en de registratiedossiers doet, heet Fairtax.
Wij hebben Fairtax expliciet uitgenodigd voor de hoorzitting en ze hebben tot tweemaal
toe geweigerd te komen. Dat laat zien hoe ingewikkeld het is en dat het een soort
kat-en-muisspel is. Maar het is een gezamenlijke ambitie om bijvoorbeeld een medicijn
als Kaftrio daadwerkelijk geregistreerd en vergoed te krijgen voor een groep die er
baat bij heeft. Daarbij gaat het over leeftijdsgroepen, maar ook over de bepaalde
indicaties betreffende de mutaties. Het wordt nu al wat te technisch. Ik weet eigenlijk
niet welke vraag ik daarover moet stellen. Ik hoor wat de Minister zegt, dus misschien
is het ook een opdracht aan de volgende Minister. Maar mijn vraag is dan toch: kunnen
we breder in kaart brengen hoe we die gezamenlijke ambitie voor elkaar krijgen, met
ieders belangen voor ogen, maar wel met het gezamenlijke belang wat meer voorop dan
het kat-en-muisspel? Want het wordt in sommige gevallen, lang niet altijd, wel een
kat-en-muisspel en dat past ook niet meer bij wat we als normale burgers acceptabel
vinden.
Minister Dijkstra:
Dan moet ook iedereen over de eigen schaduw heen stappen. Dat heb ik al eerder gezegd.
Ik ben daar zeer toe bereid. Maar het is heel ingewikkeld en er wordt al aan gewerkt.
Ik snap het en ik beschouw het ook als een oproep van mevrouw Tielen. Ik hoop dat
iedereen die dit debat meekrijgt daar ook aandacht aan wil besteden. Dat was wat ik
daarover kan zeggen. Die ambitie is er absoluut. Die ambitie is er volledig.
De heer Krul (CDA):
Ik heb een ander punt. Even terug nog. Als ik het goed begrepen heb, zei de Minister
aan het begin van dit blokje: ik ga in gesprek met het Zorginstituut om te kijken
of het ook bij bestaande toegelaten middelen vaker kan controleren. Daar heb ik een
vraag over. De Minister heeft vrij helder uitgelegd wat het nadeel is van het Duitse
systeem, maar er zit ook een voordeel aan het Duitse systeem. Het zou namelijk ook
zo kunnen zijn dat een middel dat heel effectief blijkt, eerder op de markt komt en
dus eerder mensen helpt. Er zit dus ook wel een voordeel aan, alhoewel ik het wel
eens ben met de afweging van de Minister. Mijn zorg is een beetje dat als je de controle
op al toegelaten middelen gaat intensiveren, je het toelatingsproces vertraagt, omdat
je daarvoor juist zo'n belangrijke taak bij het Zorginstituut neerlegt. We willen
natuurlijk dat die middelen zo snel mogelijk op de markt komen, als ze goed zijn.
Dat moet het Zorginstituut beoordelen. Is de Minister dat met ons eens en ziet zij
dat risico ook?
Minister Dijkstra:
Even voor het goeie begrip: ik heb aangegeven dat het gaat over geneesmiddelen die
nu al gebruikt worden door patiënten en dat het Zorginstituut die vaker wil beoordelen.
Ook daar is het zo nu en dan natuurlijk nodig om te kijken wat de effectiviteit is
en of die nog steeds volgens de stand der wetenschap en praktijk is. Maar als een
middel effectief is, en dan heb ik met name gesproken over de voorwaardelijke toelating ...
Nee, ik heb niet speciaal over de voorwaardelijke toelating gesproken, maar wel over
die herbeoordeling. Als het effectief is, dan gaat het ook heel snel. Dan werkt het
op zich niet vertragend. Ik denk dat het belangrijk is dat hierbij op te merken.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen, of nee, mevrouw Paulusma. U heeft geen vragen? Dan gaan we door naar
het laatste blok, het blok overig. Ik geef het woord weer aan de Minister.
Minister Dijkstra:
Dank u wel, voorzitter. De heer Claassen heeft mij gevraagd naar statines. Hij heeft
gevraagd wat ik vind van de ontwikkeling dat statines steeds vaker en sneller worden
voorgeschreven voor primaire preventie en van de zorgkosten die daarbij horen. Ik
ben een enorme voorstander van leefstijlinterventies, want die voorkomen dat mensen
aan de statines moeten. Ik ben heel erg vóór al die preventieve maatregelen. In dit
huidige kabinet hebben we daar natuurlijk ook het nodige voor uitgetrokken. In het
akkoord van de nieuwe coalitie wordt preventie ook genoemd, maar in de financiële
paragraaf is het weggelaten. Ik zou zeggen dat als we willen dat er minder statines
kunnen worden voorgeschreven, het ongelofelijk belangrijk is om juist op die preventie
in te zetten. In de regel is het natuurlijk ook heel belangrijk dat patiënten helemaal
geen geneesmiddelen gebruiken die ze niet nodig hebben. Als je voldoende beweegt en
een beetje let op je leefstijl, dan hoef je geen geneesmiddelen te gebruiken. Er zijn
altijd mensen die wel geneesmiddelen moeten gebruiken en voor hen moeten ze ook beschikbaar
zijn. Maar het is natuurlijk aan de voorschrijvers of ze die statines voorschrijven.
Ik wil hier graag met ze over in contact treden. Daarna komen we daar schriftelijk
op terug, of er wordt schriftelijk op teruggekomen, in de brief over farmaceutische
zorg die voor het einde van het jaar gepland staat.
Voorzitter. Mevrouw Tielen heeft gezegd dat we een goed ecosysteem nodig hebben voor
ontwikkeling en distributie van geneesmiddelen. Zij vroeg of ik tevreden ben over
de positie van Nederland. Wij hebben uitstekende expertise op het gebied van ontwikkeling
van geneesmiddelen. Ook in de productie en distributie vinden veel activiteiten plaats.
Ik ben zelf ook in Leiden en Oss geweest. Daar zie je dat in die clusters. Ik draag
bij aan innovatie middels, onder andere, het expertisecentrum FAST, Future Affordable
and Sustainable Therapy development, en ook middels groeifondsprojecten zoals PharmaNL.
Voor verdere stimulering werk ik een voorstel uit voor een fonds voor geneesmiddelenontwikkeling.
Dat is mij ook gevraagd in de motie-Bushoff/Van Dijk. Die motie krijgt hiermee uitvoering.
Het productie-ecosysteem stimuleer ik via de Europese subsidie IPCEI. Die heeft deze
week groen licht gekregen van de Europese Commissie. Hiermee geef ik subsidies voor
innovaties van de ontwikkeling, distributie en productie van geneesmiddelen in Nederland
en dat is een boost voor het ecosysteem in Nederland.
Dan heeft mevrouw Tielen ook gevraagd of het mogelijk is om de uitgifteperiode van
medicatie in de apotheek te verlagen naar een of twee maanden. Dat kan. In geval van
een tekort kunnen IGJ en CBG adviseren om apothekers minder mee te laten geven aan
patiënten. Dat is ook gebeurd in de afgelopen periode. Maar het standaard verlagen
van die uitgifteperiode vind ik eigenlijk niet zo'n goed idee. Ik ben namelijk een
beetje bang dat patiënten dan vaker naar de apotheek moeten en dan heeft de apotheek
ook meer werk. Ik vrees een beetje voor de medicatietrouw en of die dan nog voldoende
aanwezig is.
Mevrouw Tielen heeft mij ook gevraagd om in kaart te brengen wat mogelijk en nodig
is om wet- en regelgeving over het gemakkelijk ompakken vanuit bulkverpakkingen aan
te passen. Dat gaat over de grote hoeveelheden die soms worden meegegeven. Dat is
op dit moment al mogelijk. Apothekers mogen dat doen. Zij mogen verpakkingen van medicijnen
aanpassen om aangepaste hoeveelheden mee te geven aan patiënten. Het is dus niet per
se noodzakelijk om die bulkverpakkingen mee te geven.
Dan is mevrouw Tielen ook benieuwd naar de plannen van PharmaNL. Zij vraagt mij om
in gesprek te gaan met branches van producenten van generieke en innovatieve medicijnen
om te kijken welke ambitie Nederland wil neerzetten als het gaat om innovatie en toegang
tot medicijnen. De eerste subsidies vanuit PharmaNL zijn inmiddels verstrekt voor
het versterken van human capital en richten zich in de volgende ronde op het versterken
van de infrastructuur. Mijn ambitie is om de geneesmiddeleninnovatie door academische
instellingen en het bedrijfsleven te blijven aanjagen. Daarvoor hebben we ook het
expertisecentrum FAST, dat ik al noemde, dat het Nederlandse veld voor therapieontwikkelingen
verbindt en kennis ontsluit. Ik noemde al mijn werkbezoek aan Pivot Park in Oss. Ik
sta continu in contact met partijen in het veld. Ik zeg toe in gesprek te blijven
met producenten, want als het over ambitie gaat, is het idee natuurlijk dat sterkere
innovatie in Nederland zal leiden tot snellere toegang van geneesmiddelen.
Mevrouw Tielen had een aantal losse vragen. Ze heeft mij gevraagd wat ik bedoel met
«omgaan met het geneesmiddeleninformatielandschap». Dat vroeg zij naar aanleiding
van een brief over ... Nee, dit was niet naar aanleiding van een brief. Ik heb u eind
december de herijkte visie op het geneesmiddeleninformatielandschap gestuurd; althans,
dat heeft mijn voorganger gedaan. Die visie richt zich op zorgverleners. Daarin is
aangegeven waar de prioriteiten liggen en waarop we willen inzetten. Ik wil meer accent
leggen op specifieke patiëntengroepen waarvoor directe beslis- en doseerinformatie
vaak ontbreekt, omdat de geneesmiddelen niet onder deze kwetsbare groepen getoetst
worden. Denk aan kinderen, zwangeren en ouderen. Op dit moment zijn er een aantal
organisaties voor geneesmiddeleninformatie – het gaat dus inderdaad wel over de brief
over geneesmiddeleninformatie – ten behoeve van zorgverleners die van VWS subsidie
krijgen. Wij zijn in gesprek met de organisaties om de verdeling van subsidiemiddelen
meer in evenwicht en balans te brengen en ook meer in lijn met deze visie en het accent
dat ik daarin wil aanbrengen. Dat proces loopt sinds vorig jaar en zal zijn effect
kunnen hebben met ingang van 1 januari 2026. Het was een schriftelijke vraag, waar
ik antwoord op heb gegeven.
Mevrouw Tielen vroeg ook: kan de Minister aangeven wat zij bespreekt en doet in samenwerking
met huisartsen tegen de druk om ADHD-medicatie voor te schrijven? Ik ga graag verkennen
in welke onderzoeksprogramma's we daar meer kennis over kunnen opdoen, bijvoorbeeld
via ZonMw. Ik vind het heel belangrijk dat we met eventuele acties hierop aansluiten
bij waar de beroepsgroepen behoefte aan hebben. Huisartsen staan inderdaad vaak onder
druk, niet alleen van ouders, maar soms ook van scholen die ouders met hun kind naar
de huisarts sturen met de boodschap: dit is een druk kind, dat ritalin of iets anders
moet krijgen. Dat is natuurlijk niet wenselijk.
De heer Krul heeft mij gevraagd wat ik vind van het signaal dat de apotheekbereidingen
niet kostendekkend zouden zijn. Ik heb dat vorig jaar uitgevraagd – dat wil zeggen:
dat heeft mijn voorganger gedaan – bij de relevante brancheorganisaties. Zij hebben
aangegeven hierover informatie te zullen verzamelen. Zij zouden dat uitzoeken bij
de achterban en dat met mij delen. Daar hebben wij nog niets van gehoord. Als we die
informatie hebben, bekijken we welke vervolgstappen nodig zijn.
Ik zie dat de heer Krul wil interrumperen, maar daar gaat de voorzitter over, ik niet.
Mevrouw Paulusma heeft gevraagd of ik bereid ben een Europees fonds te lanceren om
onderzoek naar behandelingen voor zeldzame aandoeningen te stimuleren. Bij het beantwoorden
van deze vraag wil ik meteen nog even aangeven: hartelijk dank voor de petitie die
ik namens mevrouw Paulusma heb mogen ontvangen om meer in te zetten op het stimuleren
van geneesmiddelenonderzoek naar zeldzame ziektes. Als antwoord op de vraag over het
Europese fonds kan ik zeggen: ik blijf via bestaande Europese fondsen, zoals Horizon
Europe, het programma van de Europese Unie voor onderzoek en innovatie, inzetten op
het stimuleren van geneesmiddelenonderzoek naar zeldzame ziektes. Binnen Horizon Europe
is in september de start van een nieuw Europees partnerschap voor zeldzame ziekten
beoogd. Ook Nederland zal deelnemen aan deze samenwerking en een financiële bijdrage
leveren. Naast dit partnerschap worden binnen Horizon Europe ook andere onderzoekscalls
uitgezet. Die zijn gericht op zeldzame ziekten; niet allemaal, maar er zijn er wel
die gericht zijn op zeldzame ziekten. Ik zet me ervoor in dat dit onderwerp op de
agenda blijft en heel veel aandacht blijft krijgen in de toekomstige werkprogramma's
van Horizon Europe.
Mevrouw Paulusma vroeg ook of ik bereid ben om me in te zetten voor het opstellen
van een nieuwe nationale strategie voor zeldzame aandoeningen. Het huidige nationaal
plan dateert uit 2014. In 2017 is er een slotadvies gepubliceerd van het Afstemmingsoverleg
Zeldzame Ziekten. Sinds 2017 zijn er flinke stappen gezet, zoals op het gebied van
netwerkvorming, organisatie, financiering, Europese samenwerking en internationaal
onderzoek. Ondanks dat zijn er ook nog verdere stappen te ondernemen. Ik onderschrijf
ook het belang van een nieuw nationaal plan zeldzame aandoeningen. Zo'n nationale
strategie raakt natuurlijk aan heel veel terreinen. Ook hier zie ik een belangrijke
rol voor het zorgveld weggelegd. Ik moet toch weer wijzen op mijn demissionaire status.
Het opstellen en uitvoeren van zo'n strategie zal ik niet meer op me kunnen nemen,
maar is aan een nieuw kabinet. Wel wil ik hier zeggen dat we kunnen beginnen met de
voorbereidingen, zodat het voor een volgend kabinet mogelijk is om snel te komen tot
een nieuw nationaal actieplan, samen met de veldpartijen. Tegen mevrouw Paulusma wil
ik zeggen dat ik het ook warm zal aanbevelen aan mijn opvolger.
Voorzitter. Ik ben erdoorheen.
De voorzitter:
Dat is hartstikke mooi.
Minister Dijkstra:
Nee, ik ben er nog niet.
De voorzitter:
Gaat u verder dan.
Minister Dijkstra:
Ik zie iedereen naar adem snakken. Ik ben ook al heel lang aan het woord; dat realiseer
ik me. Maar goed, dat is nu eenmaal de manier waarop we dat hier zo doen.
Mevrouw Paulusma heeft gevraagd of ik meerwaarde zie in de Europese samenwerking als
het gaat om de zeldzame aandoeningen. Ja, die zie ik zeker. Daarom nemen we als VWS
ook deel aan al die Europese trajecten en zijn we medefinancier. Begin dit jaar is
de joint action voor zeldzame aandoeningen gestart om de integratie en toegankelijkheid
van de Europese referentienetwerken voor zeldzame aandoeningen in de zorgsystemen
van de Europese lidstaten te verbeteren. We zijn hier zeker mee bezig.
Mevrouw Paulusma heeft mij ook gevraagd – dat is natuurlijk ook niet onbelangrijk –
welke kansen ik zie om de toegang tot weesgeneesmiddelen te verbeteren, waarbij een
geneesmiddel niet alleen voor jonge patiënten beschikbaar komt. Ik erken natuurlijk
dat dergelijke situaties heel schrijnend kunnen zijn voor families. Wel is het goed
dat we kijken naar de toegevoegde waarde van een geneesmiddel. Van sommige geneesmiddelen
is namelijk onvoldoende aangetoond dat ze werken boven een bepaalde leeftijd. Dat
wil niet zeggen dat die geneesmiddelen niet veelbelovend kunnen zijn, maar ze kunnen
onder voorwaarden aan patiënten worden vergoed. Ik start dan ook met een beleidsevaluatie
van de voorwaardelijke toelating. Daarin gaan we uitzoeken hoe het beleid uitwerkt,
of het doel wordt bereikt en of de criteria hiervoor moeten worden aangepast, zodat
de voorwaardelijke toelating eventueel breder kan worden ingezet.
Volgens mij ben ik er nu wel.
De voorzitter:
Oké. Dan zijn we het aan het einde van het blokje gekomen.
Minister Dijkstra:
Tenzij mensen nog iets missen.
De voorzitter:
Meneer Bushoff. O nee, ik zou aan de andere kant van de tafel beginnen. Mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank voor de uitvoerige beantwoording van de Minister. Ik ben blij met de toezeggingen,
zeker rondom de nationale strategie, maar ook rondom de Europese aanpak. Ik heb ook
nog een vraag gesteld rondom de EHDS, waar ik samen met collega Tielen rapporteur
over ben. We weten een beetje wat daar allemaal gaande is. Ik vroeg specifiek aandacht
voor juist die zeldzame aandoeningen in de EHDS. Het zou heel erg jammer zijn als
we dat laten liggen, terwijl juist als het gaat om zeldzame aandoeningen het van belang
is dat we meer data gaan delen en bundelen en beschikbaar gaan stellen voor onderzoek.
Minister Dijkstra:
Heel goed. Ik ben even op zoek. Ondanks dat ik begeleid word, slaag ik er elke keer
in om een puinhoop te maken van mijn papieren. Sorry.
Inderdaad, daar heb ik ook naar gekeken. Nederland heeft zich sinds de start van de
onderhandelingen constructief opgesteld en heeft inhoudelijk sterk bijgedragen aan
de EHDS. Als rapporteur bent u daarvan op de hoogte. Wij hebben ook de belangrijkste
onderhandelingspunten weten te borgen. Dat heeft ertoe geleid dat we op 22 maart van
dit jaar hebben ingestemd met het voorlopig politiek akkoord. Wat mij betreft blijft
dat zo, maar het is natuurlijk aan de opvolgers om dat voort te zetten. Zoals bij
vrijwel alles, hoop ik dat ook hier in de toekomst voldoende aandacht voor blijft.
De heer Krul (CDA):
Ik ga nog even door op de apothekers. De Minister zegt dat ze geen concrete signalen
hebben ontvangen dat er een probleem zou zijn rond het niet kostendekkend zijn van
bereidingen. Ik zal niet al te anekdotisch worden, want ik herken dat dat een valkuil
is. Maar ik heb vier apotheken bezocht en die zeggen, in ieder geval tegen mij, allemaal:
het feit dat er de afgelopen jaren, misschien wel terecht, steeds strengere regels
zijn gekomen en steeds hogere kwaliteitseisen worden gesteld aan het bereiden, bijvoorbeeld
als het gaat om de ruimte, en het feit dat wij niet zomaar mogen doorleveren aan andere
apotheken, zorgt ervoor dat het voor ons steeds minder aantrekkelijk wordt. Ik zeg
maar even letterlijk wat ik gehoord heb. De echte vakidioten, die het ook echt heel
leuk vinden om te doen, zien er nog heil in. Heeft de Minister die signalen echt niet
ontvangen of is het heel toevallig dat ik vier apotheken gesproken heb die dit aangeven?
Minister Dijkstra:
Ik heb aangegeven dat wij daar via de wegen die we normaal bewandelen niet over hebben
gehoord en dat we daar nog op wachten. Maar ik heb er natuurlijk kennis van genomen,
ook in de media. Het is ook interessant dat ik hetzelfde hoor als ik met fabrikanten
van generieke geneesmiddelen spreek. Van hen hoor ik ook dat de regels strenger zijn
geworden, dat er daardoor vaker een beroep op hen wordt gedaan en dat het langer duurt.
Daar zie ik een overeenkomst tussen. We kijken nu hoe we de doorgeleverde bereidingen
beter kunnen regelen voor de apothekers die dat heel graag willen doen. Sommige zijn
heel erg goed in het maken van die magistrale bereidingen. We gaan die mogelijkheid
verder uitwerken, maar dan blijft staan dat kwaliteit essentieel is.
De heer Krul (CDA):
Nu ga ik toch een toezegging lospeuteren. De Minister geeft namelijk aan dat ze ernaar
gaat kijken. Dat vind ik belangrijk. Kan ze toezeggen dat daar een terugkoppeling
op komt? Ik hoef daar nu geen termijn aan te koppelen, hoor. Maar ik zou graag specifiek
op dit punt een terugkoppeling ontvangen.
Minister Dijkstra:
Dat wil ik graag toezeggen. Dat zullen we dan combineren, want ik hoop dat we die
informatie, de terugkoppeling van hoe het nou zit in het veld, eens een keer krijgen
van de brancheverenigingen. Het zijn niet alleen deze vier, maar er zijn natuurlijk
meer apotheken. Dan kunnen we dat combineren en dan kunnen we meteen aangeven welke
kant we op denken.
Mevrouw Tielen (VVD):
Wat mij betreft zei de Minister iets te snel: nou, laten we het standaard verkorten
van de uitgifteperiode niet doen. De reden waarom ik dat zeg, is de volgende. Ik snap
dat de Minister zegt dat therapietrouw onder druk kan staan, maar aan de andere kant
laat heel veel onderzoek van de Patiëntenfederatie zien dat heel veel mensen denken
dat ze al te lang onnodige medicijnen krijgen. We weten dat slaapmedicatie niet eens
verstandig is. Ik ga dus ook proberen een toezegging los te peuteren. Zou de Minister
op een rijtje willen zetten wat de voor- en nadelen zijn van het verkorten van de
standaarduitgiftetermijn van drie maanden? Natuurlijk komen daar weer kosten bij;
dat snap ik ook. Maar het lijkt me echt goed om daar opnieuw naar te kijken. Gelijk
voor 90 dagen doosjes meegeven is namelijk lang niet altijd nodig, en soms zelfs onverstandig.
Minister Dijkstra:
Het staat natuurlijk voorop dat patiënten sowieso geen geneesmiddelen moeten krijgen
voor een langere periode als ze die maar kort nodig hebben. Om nou te zeggen dat dat
standaard is ... Ik noem bijvoorbeeld antibiotica. Die neem je tien, zeven of vijf
dagen in, afhankelijk van het voorschrift van de arts. Maar er zijn ook geneesmiddelen
die je wat langer moet gebruiken. Wat betreft het terugbrengen van de standaardtermijnen
denk ik dat het aan de huisarts is, of eventueel aan de medisch specialist als mensen
bij de reguliere apotheek terechtkomen in plaats van in het ziekenhuis, om duidelijk
op het voorschrift te vermelden voor welke periode het geneesmiddel moet worden gegeven.
Als het gaat om medicatie die chronisch gebruikt wordt omdat dat nodig is, dan zie
ik dat punt van die drie maanden niet als een groot probleem. Ik zie wel dat de therapietrouw
echt een probleem is, maar goed.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dan zijn de Minister en ik het daar niet over eens. Ik noemde de slaapmedicatie al.
Ik ben wel blij met wat de Minister zei over de huisartsen en het met hen in gesprek
zijn over de druk, omdat het breder is, ook breder dan ADHD. Dus ik hoop dat ZonMw
dat ook meeneemt. De Minister zei dat we daar in het onderzoeksprogramma ook rekening
mee moeten houden. Ik hoop ook dat de Minister dat breder ziet dan alleen de ADHD-medicatie.
Er zijn meer medicijnen waar huisartsen bij wijze van spreken flink gedwongen worden,
of zich in ieder geval gedwongen voelen, om recepten voor die medicijnen uit te schrijven.
Minister Dijkstra:
Het is natuurlijk sowieso een probleem dat huisartsen te maken krijgen met patiënten
die zelf thuis van alles hebben opgezocht en op grond daarvan behoorlijke druk uitoefenen.
Dat is weer een andere kant van het verhaal. Maar ik wil nog eventjes aangeven dat
de eerste uitgifte van een nieuw medicijn voor vijftien dagen is. Pas daarna wordt
dat drie maanden. Als het dure geneesmiddelen betreft, dan wordt het maar voor een
maand uitgegeven. In die zin is er al differentiatie. Ik denk wel dat het goed is
dat we hierop blijven letten. We zijn natuurlijk ook regelmatig in gesprek met artsen.
Het hele punt van de druk die op huisartsen gelegd wordt, is nog wel een ding. Met
betrekking tot ADHD hebben we gezegd dat we bij ZonMw kijken of we daar iets meer
over te weten kunnen komen. Dat kunnen we natuurlijk best een beetje breder trekken.
Ik bedoel gewoon «breder», zonder «een beetje».
De voorzitter:
Mevrouw Jansen? Nee? Dan meneer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Ik heb nog één interruptie die ik gebruik voor mijn vragen. De rest gebruik ik voor
de tweede termijn. Daar ga ik mijn best voor doen. Ik zou vooral willen opmerken dat
ik deze vraag stel als volksvertegenwoordiger en niet als belangenbehartiger van een
of ander farmaceutisch bedrijf. Ik hecht er namelijk grote waarde aan dat medicijnen
bij, in dit geval, kinderen terechtkomen, omdat ze daar waarschijnlijk heel goed mee
geholpen worden. Het zou ook kostenbesparend werken, omdat voorkomen wordt dat ze
zieker worden dan ze al zijn. In dit geval gaat het over het medicijn Kaftrio. Wij
verzochten de Minister nog een keer te reageren op de eerder uitgestuurde brief, omdat
zij juist werken met een proefdossier. Binnen dit proefdossier wordt gebruikgemaakt
van studies die gericht zijn op de doelgroep waar het over gaat. Ik hoorde de Minister
zeggen dat er iets is aangeleverd wat niet gebaseerd is op onderzoek. Dat verbaast
me, want dat was juist de reden om in de procedurevergadering te verzoeken om die
brief, omdat er wél onderzoek is. De vraag is dan ook: waarom geeft u nu aan dat er
geen data aangeleverd is rondom deze specifieke beroepsgroep? Dat verbaast mij. Mijn
vervolgvraag is: heeft het ook niet te maken met de vraag of het Zorginstituut wel
voldoende capaciteit heeft om al dit soort aanvragen te behandelen in de tijd die
er eigenlijk voor zou moeten staan, zodat mensen op tijd hun medicijnen krijgen?
Minister Dijkstra:
De heer Claassen vraagt mij naar wat meer gedetailleerde informatie, maar het enige
wat ik daarover kan zeggen, het enige wat mij ter ore is gekomen, wat mij verteld
is en wat ook zo is, is dat het definitieve dossier niet is ingeleverd. Dat is toch
een voorwaarde. Het is dus niet zo dat ik dat niet zou willen. Integendeel. Ik zou
willen vragen aan degene die het dossier levert om daar wel snel mee te komen. Dan
kan het ook worden afgehandeld. Op dit moment is het Zorginstituut bezig met het werven
van personeel. De vraag was: is er wel genoeg personeel om dit allemaal uit te voeren?
Daar zit ook druk op, zoals overal op dit moment. We willen natuurlijk niet dat de
patiënten daaronder te lijden hebben. Het is dus heel belangrijk dat daar van beide
kanten druk op staat, ook voor de producent, om ervoor te zorgen dat die dossiervorming
op orde is, zodat er kan worden doorgegaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik neem ... O, eerst meneer Bushoff nog.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Ik wil toch nog gebruikmaken van mijn laatste interruptie. Er is namelijk nog één
vraag bij mij blijven hangen naar aanleiding van het blokje over die dure geneesmiddelen.
Afgelopen maandag hadden wij een hoorzitting in de Kamer, onder andere met vertegenwoordigers
van de farmaceutische industrie. Zij gaven toen ook aan: er wordt vaak over ons en
niet met ons gesproken en wij zouden dat graag anders zien. Dan zou je kunnen verwachten
dat de farmaceutische industrie wellicht ook zelf een stap naar voren zet, de hand
in eigen boezem steekt en zegt: goh, wij rekenen ook dure prijzen; wij willen ook
toe naar eerlijkere prijzen en meer transparantie. Ik denk dat mevrouw Tielen goed
aangaf dat het gevoel was dat die beweging richting de Kamer in ieder geval nog niet
echt werd gemaakt afgelopen maandag. Ik ben benieuwd: is die beweging al wel richting
de Minister gemaakt?
Minister Dijkstra:
We hebben natuurlijk contact met de brancheorganisaties. Iedereen, elke farmaceutische
industrie die ons op dit terrein wil bijpraten, is welkom, zou ik zeggen. Daar hebben
we nooit een geheim van gemaakt, volgens mij. We hebben nooit gezegd dat we ze niet
willen spreken. Er is ook contact, hè. Ik heb net al verteld dat ik verschillende
werkbezoeken heb afgelegd. Dan spreek ik ook met de industrie. Ik ben elke keer weer
– dat moet ik ook zeggen – onder de indruk van wat daar allemaal gebeurt. Dat is ongelofelijk
belangrijk. Maar je wilt zo graag dat je het met elkaar eens bent over de vraag: voor
welke prijs kunnen we dit en hoe komen we dichter bij elkaar als het daarover gaat?
Overigens – als u mij toestaat, voorzitter – heb ik de indruk dat u een hele goede
rondetafel hebt gehad.
De voorzitter:
Die opvatting delen we helemaal.
Dan komen we hiermee aan het einde van de eerste termijn van de regering. Meneer Bushoff
zou sowieso een tweeminutendebat willen aanvragen. Is er voor de rest behoefte aan
een tweede termijn? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat u even studeert op uw laatste
minuut of 30 seconden en schors ik tot 13.45 uur.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef voor de laatste vraag voor 30 seconden het woord aan de heer Bushoff.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil allereerst inderdaad graag een tweeminutendebat aanvragen.
Ik denk dat er wel aanleiding voor is om dit debat nog verder voort te zetten.
Ik ben blij met de beantwoording van de Minister, haar ondersteuning en de toezegging
om bij tekorten van generieke geneesmiddelen nog eens goed te kijken naar het preferentiebeleid
en of we bij dreigende tekorten het preferentiebeleid kunnen verbeteren. Ik zeg nadrukkelijk
niet «afschaffen». Laten we kijken of we het op punten kunnen verbeteren. Dank voor
die toezegging. Ik ben ook blij met de toezegging om toch nog eens te kijken naar
de Italiaanse wetgeving op het gebied van transparantie bij dure geneesmiddelen, om
te kijken of er echt niet iets in zit waar we wat van kunnen leren. Ik denk dat het
echt noodzakelijk is dat wij tot eerlijkere prijzen komen van dure geneesmiddelen
en betere transparantie.
Tot zover.
De heer Krul (CDA):
Ik heb een interruptie. Ik hoor wat de heer Bushoff zegt. Ik denk dat de heer Bushoff
– dat is ook mijn vraag – het met het CDA eens is dat het heel belangrijk is dat zo'n
toezegging gestand wordt gedaan voor zo'n tweeminutendebat. De heer Bushoff zegt in
zijn eigen bijdrage ook: ik vind het wel belangrijk dat er bij een dreigend tekort
iets verbeterd wordt aan het preferentiebeleid. Het is goed dat de Minister gaat kijken
wat dan. Ik neem aan dat de heer Bushoff dan ook graag wil dat we dat weten voor zo'n
debat, want dan kunnen we er als Kamer in gezamenlijkheid een uitspraak over doen.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij heeft de Minister aangegeven dat ze nu nog niet goed kon aangeven wanneer
ze eventuele verbeteringen in het preferentiebeleid kan bewerkstelligen. Misschien
kan de Minister wel op korte termijn een tijdlijn aan ons schetsen. Het zou kunnen
helpen als die tijdlijn in ieder geval komt voor het tweeminutendebat.
De voorzitter:
Meneer Claassen.
De heer Claassen (PVV):
Heel snel. Ik heb een vraag over de toezegging over kijken naar het preferentiebeleid.
Betekent dat ook dat er in samenspraak met de werkveldvertegenwoordigers naar het
effect wordt gekeken als er structureel meer dan één preferent is? Dat is de vraag.
Voor de helderheid. Wordt per 1 oktober 2024 de aangekondigde tijdelijke beleidsmaatregel
maximale prijs geneesmiddelen nou wel of niet ingevoerd? Want dat bleef nog onduidelijk
voor mij.
Tot slot, de motie-Maeijer over de vertraging post-sluisperiode in kaart brengen.
U gaf een antwoord over hoe het proces eruitziet, maar eigenlijk zit in de motie de
vraag besloten tot welke soort vertragingen dat leidt. Dat is dus veel meer een inhoudelijk
perspectief. Wilt u daar misschien even op reflecteren?
De voorzitter:
Mevrouw Jansen.
Mevrouw Daniëlle Jansen (NSC):
Allereerst dank aan de Minister voor het beantwoorden van de vragen. Ik heb nog één
aanvullende vraag over de hulpmiddelen. In de beantwoording op mijn vraag leek het
meer een of-ofoplossing: de hulpmiddelen worden of centraal aangeleverd, of door de
apothekers. Maar er zou even goed een en-enoplossing kunnen komen. Als de leveringen
nu niet gebeuren door de groothandelaren, worden ze opgevolgd door de apothekers.
Die betalen daar dan zelf voor. Mijn vraag aan de Minister is: zou er een vergoeding
kunnen komen voor die spoedleveringen door apothekers? Dan zoek je meer naar een tussenoplossing.
De voorzitter:
Mevrouw Tielen.
Mevrouw Tielen (VVD):
Dank aan de Minister en de overige Kamerleden voor het debat. Ondanks de enorme agenda
kijk ik met een plezierig gevoel terug op dit debat.
Dank voor de toezegging over de Italiaanse wet en de toezegging over de kindergeneesmiddelen,
om die wellicht uit het preferentiebeleid te halen, of om in ieder geval op papier
te zetten of dat een mogelijkheid zou zijn.
Het geneesmiddeleninformatielandschap begreep ik nog niet helemaal. De Minister gaf
aan: er moet meer balans komen in welke criteria daarvoor worden gebruikt. Misschien
kan de Minister dat toelichten.
Ik ga nog even nadenken over wat ik vind van de standaarduitgifte.
De voorzitter:
Meneer Krul.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, hartelijk dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik moet zeggen:
het gefrustreerde gevoel dat ik de afgelopen keren had, heb ik nu niet. Ik denk echt
dat de Minister op een hele heldere manier heeft uitgelegd wat we wel doen, maar ook
wat de complexiteit is. Ik zit nog niet zo lang in deze commissie, maar ik krijg de
indruk dat het hier erg coöperatief is, ook met de andere commissieleden. Dat wordt
erg gewaardeerd.
Ik heb nog één punt. Ik voel soms toch een beetje machteloosheid en verwarring over
de bijdrage van GroenLinks-PvdA, die in de eerste termijn zelf begonnen met zeggen
dat we bij dreigende tekorten eventueel het preferentiebeleid moeten aanpassen en
nu akkoord gaan met de toezegging dat er een tijdlijn komt voor het in kaart brengen
van mogelijkheden. Dat is een beetje de tandenloosheid die ik merk, dat we met zo'n
proces weer het bos in worden gestuurd. Ik zou de Minister willen vragen om daar echt
vaart mee te maken, want er moet iets gebeuren. Het is nijpend. Ik denk ook echt wel
dat we dingen kunnen verbeteren aan het preferentiebeleid. Daar zullen wij in het
tweeminutendebat in ieder geval voorstellen voor doen.
De heer Bushoff (GroenLinks-PvdA):
Toch een vraag daarover. Op zichzelf ben ik het er helemaal mee eens dat het tekort
nijpend is en dat we schrijnende gevallen zien. Er moet wat veranderen. Vandaar ook
dat we volgens mij bijna commissiebreed willen dat het preferentiebeleid op punten
wordt verbeterd. Ik vraag me wel even af wat in de ogen van de heer Krul nou de allersnelste
en meest effectieve route is om het ook daadwerkelijk voor de patiënten te gaan verbeteren.
De heer Krul (CDA):
Dat is een goede vraag. Ik denk eigenlijk dat het antwoord verscholen zat in de eerste
termijn van meneer Bushoff. Dat is ook een beetje mijn verwarring. Hij begon zijn
eerste termijn met: zouden we niet het preferentiebeleid niet alleen bij tekorten
maar ook bij dreigende tekorten moeten aanpassen? Dan kun je kiezen voor een tweede,
voor een derde of voor helemaal geen preferentiebeleid – dat is invulling – maar dit
is nou iets wat we echt zouden moeten doen. Ik proefde een bepaalde bereidheid daartoe.
De heer Claassen heeft daar ook een paar keer naar gevraagd. Mijn verwarring zit ’m
er oprecht in dat de heer Bushoff op het moment dat hij aan zijn tweede termijn begint,
zegt dat hij akkoord gaat met een tijdlijn waarin de Minister in kaart gaat brengen
wat er eventueel zou kunnen gebeuren. Dat is zó'n procesmatig antwoord. Dat vind ik
jammer.
De voorzitter:
Neeneenee, we zijn aan het einde van het debat, bij de laatste bespiegelingen. Ik
stel voor dat we dit gesprek bilateraal verder voortzetten. Dan zien we in het tweeminutendebat
de uitkomst van deze laatste clash wel. Het woord is aan mevrouw Paulusma.
Mevrouw Paulusma (D66):
Dank u wel, voorzitter. De heer Krul begon zo goed, over deze coöperatieve commissie.
Ik wil de Minister graag bedanken voor al haar reacties. Ik wil ook van de gelegenheid
gebruikmaken om nogmaals alle mensen te bedanken die hebben meegewerkt aan het manifest
Zeldzaam goed geholpen, over aandacht en middelen voor patiënten met een zeldzame
aandoening, dat ondertekend is door ruim 90 patiëntenorganisaties. We hebben namelijk
samen hard gewerkt om hiertoe te komen. Ik hoop vooral dat we hiermee sneller de stappen
kunnen zetten die patiënten met een zeldzame aandoening nodig hebben en ook verdienen.
Daar zal ik mij in de komende periode hard voor inzetten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we voor de tweede termijn van de regering naar de Minister voor
Medische Zorg.
Minister Dijkstra:
Ik heb nog niet helemaal alles paraat, maar ik zal het proberen.
Voorzitter. De heer Bushoff heeft aangegeven welke toezeggingen ik heb gedaan. Er
is hier vervolgens ook een discussie geweest over de tijdlijn. Ik wil daar best naar
kijken voor het tweeminutendebat, om te zien of we daar toch iets meer over kunnen
zeggen. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om te zeggen dat verzekeraars rond de
geneesmiddelentekorten vaak de preferentie al af hebben gehaald van de medicijnen
waarvan er een tekort is. Dat viel me daarnet nog even te binnen. Ik zal in elk geval
een tijdlijn sturen. Als dat niet meer nodig blijkt te zijn, merken we dat wel, maar
ik kan het bij dezen toezeggen.
Is de aanpassing van de Wgp tijdelijk? Dat vroeg de heer Claassen. Die wordt wel ingevoerd.
Dat heeft ook al in de Staatscourant gestaan. Als ik dat vangnet namelijk niet instel,
worden de prijzen nog lager. Het is dus heel belangrijk dat we dat wel doen.
Dan het CDA. Het is op zich fijn om te horen dat de heer Krul een iets minder unheimisch
gevoel heeft na dit debat, maar voor mij blijft het nog steeds een heel urgent debat.
Kijk, wij maken vaart en de Kamer kan daarbij ook helpen, door iedereen in het veld
met wie de Kamerleden te maken krijgen, op te roepen tot die samenwerking. Ik denk
dat dat helpt.
Mevrouw Tielen ging nog even door op het informatielandschap. Ze wil een toelichting
op de criteria. De nadruk ligt op specifieke doelgroepen, zoals ik al heb gezegd,
en op direct toepasbare beslisinformatie voor die specifieke groepen. Door de organisaties
zal in gesprekken met hen duidelijk moeten worden gemaakt wat dat moet zijn. Daar
is dus nog voortgezet overleg over.
Dan heb ik ten slotte nog een vraag over de hulpmiddelen. Komt er voor de spoedlevering
een vergoeding, vroeg mevrouw Jansen. Er is al een betaaltitel en de huisarts kan
declareren. Goede communicatie hierover is natuurlijk heel belangrijk. Ik neem dit
ook mee in de gesprekken met de Kwaliteitsraad, waar dit aan de orde is. Dat kan ik
u dus toezeggen.
Dat waren volgens mij de vragen.
De heer Krul (CDA):
De Minister geeft aan dat zorgverzekeraars bij een tekortenbesluit al kunnen afstappen
van het preferentiebeleid. Zou ze in het onderzoek dat ze gaat doen dan ook kunnen
meenemen dat op het moment dat je dat alleen bij een tekort doet, er al geen fabrikanten
meer zijn? Die hebben helemaal geen reden om hier te zijn als ze alleen maar in beeld
komen bij een tekortenbesluit. Het is dus een soort vicieuze cirkel op die manier.
Het heeft niet zo heel veel nut om bij een tekortenbesluit af te stappen van het preferentiebeleid,
want dan zijn er geen fabrikanten; die zijn dan allang weg. De vraag is dus of ze
dat mee kan nemen.
Minister Dijkstra:
Dit is een terechte opmerking, dus die nemen we daarin mee. Bij de beantwoording over
de tijdslijn kunnen we daar ook nog even naar verwijzen.
De voorzitter:
Meneer Claassen, u heeft geen interrupties meer, maar u heeft een vraag gesteld die
in de laatste ronde nog niet beantwoord is.
De heer Claassen (PVV):
Ja, of ik heb het gemist; dat kan best op dit late tijdstip. Het gaat over de uitvoering
van motie van collega Maeijer. Het gaat niet om het proces, maar daaronder zit eigenlijk
de vraag tot wat voor soort vertragingen in het proces of in de inhoud de huidige
postprocedure heeft geleid. We weten hoe die postprocedure is, maar wat gebeurt daar
nu eigenlijk? Wat gaat daar goed en wat gaat daar mis?
Minister Dijkstra:
Ik begrijp de vraag niet helemaal. Dat zal wel aan mij liggen. We zijn inderdaad al
een tijd met elkaar in gesprek. Maar laten we afspreken ...
De voorzitter:
Wacht, wacht, wacht. Wacht heel even. Kunt u de vraag nog één keer herformuleren,
meneer Claassen?
De heer Claassen (PVV):
Ja, dat zal ik proberen rustig te doen. Het antwoord op de vraag over de uitvoering
van die motie was vooral een beschrijving van hoe dat proces eruitziet, maar de vraag
is eigenlijk wat er nu gebeurt. Wat is het effect van die procedure op de medicijnen
die postsluis zijn? Dat zit veel meer besloten in die motie.
Minister Dijkstra:
Soms is er een versta-misverstand tussen een Fries en een Limburger, maar ik heb het
nu begrepen. Maar ik heb niet meteen het antwoord, dus ik kom daar graag schriftelijk
op terug.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we aan het einde van de bijdrage van de Minister. Dan heb ik
hier de toezeggingenregistratie.
– De Minister probeert aanpassingen aan te brengen in het preferentiebeleid en zal haar
opvolger vragen de Kamer op de hoogte te houden van de vorderingen hiervan. Voor het
tweeminutendebat stuurt zij een tijdlijn.
– De Minister zal het signalement van de Kwaliteitsraad Hulpmiddelen en Zorg die rond
1 juli wordt verwacht, met de Kamer delen.
– De Minister zal de Kamer nader informeren over de MDR-certificering en zal de vragen
die hierover tijdens het debat zijn gesteld, schriftelijk beantwoorden.
– In de brief over farmaceutische zorg die eind dit jaar aan de Kamer wordt gestuurd,
zal de nieuwe bewindspersoon ook ingaan op het grootschalige gebruik van statines.
– De Minister zegt toe de Italiaanse wetgeving rondom transparantie bij de dure geneesmiddelen
nader te analyseren en haar bevindingen met de Kamer te delen.
– De Minister informeert de Kamer schriftelijk over de doorgeleverde en de magistrale
bereidingen van geneesmiddelen.
Zo is dat.
Dan dank ik de Minister voor Medische Zorg voor haar beantwoording. Ik dank mijn collega's
voor hun inbreng. Ik dank de griffier. Ik dank de Dienst Verslag en Redactie. Ik dank
de bode. Ik dank onze gasten op de publieke tribune. Ik begrijp dat er ook in de andere
zaal een heleboel betrokkenen en patiënten aanwezig zijn, die het debat hebben gevolgd.
Ik dank ook iedereen die het debat op afstand heeft gevolgd. Dank u wel.
Sluiting 14.00 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Eerdmans, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.