Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over over Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (36560-XV-2)
36 560 XV Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2023
Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 juni 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen over de brief van de Algemene Rekenkamer van 15mei 2024 inzake aanbieding
van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2023 bij het Ministerie van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (Kamerstuk 36 560 XV, nr. 2).
De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2024. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Léon de Jong
Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Vragen en antwoorden
Vraag 1
Op welke manier wordt het autorisatiebeheer van het Financieel Dienstencentrum op
orde gebracht?
Antwoord 1
Een deel van de tekortkomingen zijn direct verholpen. Zo is de tekortkoming van teveel
gebruikers met speciale bevoegdheden direct na constatering verholpen. Op 1 februari
2024 zijn deze rechten ingeperkt. Verder wordt de documentatie van het autorisatie-
en wijzigingsbeheer op dit moment geactualiseerd en aangevuld en daarmee op orde gebracht.
Vraag 2
Op welke manier kan de aanpak tegen herhaalde overtreders van de regels rondom arbeidsomstandigheden
in de asbestsaneringssector verbeterd worden?
Antwoord 2
De Minister van SZW herkent de constateringen van de Algemene Rekenkamer dat de beoogde
zwaardere instrumenten bij recidive lastig in te zetten zijn. Dit alles heeft gevolgen
voor de mogelijkheid en effectiviteit van handhaving. Daarom onderschrijft de Minister
van SZW uw constatering dat het huidige handhavingsinstrumentarium aanpassing behoeft
om de relatief kleine groep hardnekkige overtreders te laten naleven.
De implementatie van de gewijzigde Asbestrichtlijn (Richtlijn (EU) 2023/2668) biedt
concrete handvatten om notoire overtreders aan te pakken. Deze Richtlijn vereist dat
ondernemingen die asbest verwijderen over een door de overheid afgegeven vergunning
beschikken. Minimale eis voor het afgeven van deze vergunning is het hebben van voldoende
opgeleid personeel en het hebben van een bewijs van naleving. De overheid kan dan
besluiten aan notoire overtreders geen vergunning af te geven of de vergunning te
schorsen of in te trekken bij geconstateerde tekortkomingen in de naleving.
De Minister van SZW verwelkomt ook de aanbeveling om te onderzoeken of de problematiek
van de effectiviteit van handhavingsinstrumenten bij recidivisten ook in andere sectoren
dan de asbestsector speelt. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen dan mogelijk ook
tot aanknopingspunten in het asbeststelsel leiden.
Vraag 3
Op welke manier gaat u de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om te onderzoeken
of de problematiek rondom de effectiviteit van handhavingsinstrumenten ook bij andere
sectoren (dan de asbestsaneringssector) speelt, opvolgen?
Antwoord 3
De Minister van SZW onderschrijft de conclusie van de Rekenkamer dat het huidige handhavingsinstrumentarium
niet toereikend is om een relatief kleine groep hardnekkige overtreders, zoals in
de asbestsaneringssector, te laten naleven. De zwaardere instrumenten zijn in dit
soort situaties lastig in te zetten omdat bedrijven bewust procederen om toepassing
ervan te voorkomen. En omdat een overtreding alleen in hele specifieke situaties als
recidive geldt. De Minister van SZW verwelkomt de aanbeveling om te onderzoeken of
de problematiek van de effectiviteit van handhavingsinstrumenten bij recidivisten
ook in andere sectoren dan de asbestsector speelt. De onderzoeksvraag wil de Minister
van SZW breed trekken naar alle terreinen waar hardnekkige misstanden voorkomen op
het gebied van (on)eerlijk, (on)gezond en (on)veilig werk.
Vraag 4
Op welke manier wordt aan het Rapport bij het Jaarverslag 2023 Ministerie van Financiën
van de Algemene Rekenkamer over de stijging van schijnzelfstandigheid bij departementen
opvolging gegeven?
Antwoord 4
Uiteraard onderschrijft de Minister van SZW het streven naar een rijksbrede aanpak
van schijnzelfstandigheid bij het Rijk. SZW neemt daarom ook deel aan de interdepartementale
werkgroep die is opgestart door BZK als eerstverantwoordelijke binnen de Rijksoverheid.
Het doel van deze werkgroep is om gezamenlijk aan de slag te gaan en te werken aan
een concreet handelingsperspectief ten behoeve van uniformiteit. Er is afgesproken
dat de werkgroep hiertoe een handreiking zal opstellen.
Voor het eigen ministerie werkt SZW aan een proces om passende arbeidsrelaties aan
te gaan (en dus schijnzelfstandigheid tegen te gaan) bij inhuur van externe flexibele
capaciteit.
Daarnaast heeft de Algemene Rekenkamer erop aangedrongen dat SZW haast maakt met de
Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR). De internetconsultatie
van deze wet heeft veel reacties opgeleverd. De Minister van SZW vindt een nauwkeurige
beoordeling en zorgvuldige verwerking van deze reacties van belang en dit kost tijd.
De Minister van SZW blijft zich inspannen voor inwerkingtreding van de wetgeving per
uiterlijk 1 januari 2026.
Vraag 5
Wordt er onderzoek gedaan naar de hoeveelheid schijnzelfstandigheden bij de departementen
(zoals reeds is gebeurd bij het Ministerie van Financiën)?
Antwoord 5
Bij SZW wordt de hoeveelheid van ingehuurde (schijn)zelfstandigen onderzocht. Het
onderzoek vindt structureel plaats en is opgenomen in het Tax Control Framework (TCF).
Dit is een systeem van processen en interne beheersmaatregelen waarmee fiscale risico’s
inzichtelijk worden gemaakt en beheerst worden. Het is ook opgenomen in het Convenant
Horizontaal Toezicht met de Belastingdienst. Dit betekent dat de Belastingdienst en
SZW samenwerken om de kwaliteit van aangiftes te behouden en te verbeteren. De methodiek
wordt jaarlijks geëvalueerd en waar nodig gewijzigd.
Vraag 6
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de verbeteringen bij het Financieel Dienstencentrum?
Antwoord 6
De Kamer wordt op 21 mei 2025 via de bedrijfsvoeringsparagraaf van het departementaal
jaarverslag 2024 geïnformeerd over de verbeteringen.
Vraag 7
Is de besteding van het Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM-)budget doelmatig en
doeltreffend? Zijn hier onderzoeken naar gedaan?
Antwoord 7
Ja. Recent is door SEOR BV & OCKHAM|IPS een tussenevaluatie van de SLIM-regeling uitgevoerd
met daarin eerste bevindingen over de effecten, doeltreffendheid en doelmatigheid
(SEOR BV & OCKHAM|IPS, Tussenevaluatie SLIM-regeling).
De SLIM-regeling voldoet aan een belangrijke voorwaarde voor doelmatigheid namelijk
dat de beoogde effecten daadwerkelijk worden gerealiseerd. Verder laat de tussenevaluatie
een aantal positieve signalen voor doeltreffendheid van de regeling zien. Zo zetten
werkgevers naast de SLIM ook eigen middelen in voor Leven Lang Ontwikkelen (LLO) en
zouden veel activiteiten zonder subsidie niet of in een afgeslankte vorm hebben plaatsgevonden.
Ontvangers van de subsidie geven aan dat de kosten die zij ook zelf maken in de onderneming
in verhouding staan tot de baten. Tot slot worden met SLIM-financiering structuren,
systemen en producten ontwikkeld die duurzaam zijn verankerd in regulier beleid en
met eigen middelen in stand worden gehouden.
Eind 2024 staat de eindevaluatie gepland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier