Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Paternotte, Bamenga, Becker en Brekelmans over de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen over door de Chinese overheid gefinancierde weekendscholen
Vragen van de leden Paternotte, Bamenga (beiden D66), Becker en Brekelmans (beiden VVD) aan de Ministers voor Primair en Voortgezet Onderwijs, van Buitenlandse Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen over door de Chinese overheid gefinancierde weekendscholen (ingezonden 18 maart 2024).
Antwoord van Minister Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs), mede namens de Ministers
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Buitenlandse Zaken (ontvangen 29 mei 2024).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1464.
Vraag 1
Bent u het ermee eens dat het uiterst onwenselijk is dat buitenlandse mogendheden
ongewenste invloed kunnen uitoefenen op (voormalige) burgers en hun kinderen in Nederland?1
Antwoord 1
Ja, daar ben ik het mee eens. Veel landen, ook Nederland, hebben beleid en organiseren
activiteiten om de band te behouden met hun staatsburgers die in het buitenland wonen.
Het staat landen vrij dergelijk beleid te voeren, zolang dit binnen de grenzen van
onze wet- en regelgeving gebeurt. Invloed van statelijke actoren wordt onwenselijk
zodra deze raakt aan fundamenten van de Nederlandse democratische rechtsorde en open
samenleving: de integriteit van politieke en bestuurlijke besluitvorming, onafhankelijke
rechtspraak, vrije en eerlijke verkiezingen en/of fundamentele vrijheden zoals persvrijheid
en vrijheid van meningsuiting. Daarnaast kan ongewenste buitenlandse inmenging leiden
tot spanningen binnen en tussen bevolkingsgroepen in Nederland.
Het kabinet voert een brede aanpak om dit fenomeen tegen te gaan, zoals beschreven
in de Kamerbrief van 6 april 2023 over de geïntensiveerde aanpak ongewenste buitenlandse
inmenging.2
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat Nederland eerder wel zicht had op het aantal door de Turkse
overheid gesponsorde weekendscholen en de lesmaterialen in deze scholen nadat toenmalig
Minister van integratie ons daar een toezegging op had gedaan, maar dat de overheid
nu geen zicht heeft op het aantal door de Chinese overheid gesponsorde weekendscholen
en de lesmaterialen in deze scholen?
Antwoord 2
Dat kan ik niet bevestigen, want het kabinet had eerder ook geen zicht op de aard
en omvang van informeel onderwijs, waaronder (de Turkse) weekendscholen. Wel heeft
in 2018, n.a.v. berichtgeving over de oprichting van Turkse weekendscholen in Nederland,
de Minister van Buitenlandse Zaken dit thema besproken met zijn Turkse collega.3
4 De Turkse overheid heeft toen transparantie gegeven over het aantal gesteunde weekendscholen
en heeft ook lesmateriaal ter beschikking gesteld voor inzage.
Uit het onderzoek dat hieruit voortvloeide bleek dat de lessen geen antidemocratische,
anti-rechtsstatelijke of onverdraagzame elementen bevatten (zie voetnoot 2). In het
debat over Toezicht en handhaving van 27 maart jl. heb ik aangegeven bereid te zijn
waar nodig in gesprek te gaan met overheden van landen die informeel onderwijs in
Nederland sponsoren, om het voorgenomen toezicht op informeel onderwijs aan te kondigen
én de wenselijkheid van transparantie over lesmaterialen te bespreken. De motie van
de leden Paternotte, de Kort en Rooderkerk, die de regering verzoekt om dergelijk
overleg te voeren, is aangenomen door uw Kamer. Zoals ik al aangaf tijdens het tweeminutendebat,
ga ik daar uitvoering aan geven, al wil ik nu verder eerst prioriteit geven aan de
uitwerking van het wetsvoorstel toezicht op informeel onderwijs.
Vraag 3
Bent u bereid om op korte termijn in kaart te brengen hoeveel kinderen deelnemen aan
informeel onderwijs, gefinancierd door de Chinese overheid? Kunt u daarbij tevens
in kaart brengen om hoeveel weekendscholen dit gaat en hoe deze gefinancierd worden?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Het hierboven benoemde informeel onderwijs wordt door uiteenlopende instellingen en
personen verzorgd. Het is nagenoeg onmogelijk om het precieze aantal kinderen dat
daar gebruik van maakt in kaart te brengen. We weten immers niet waar en wanneer dit
onderwijs wordt aangeboden en aan wie, en hebben geen wettelijke basis om hier informatie
over te vergaren. Ik zal mij inspannen om in overleg te treden met de Chinese overheid
(zie mijn antwoord op vraag 9) en zal daar vragen of zij de door u gewenste transparantie
kunnen bieden.
Ik vind het daarnaast heel belangrijk om bij misstanden bij specifieke instellingen
voor informeel onderwijs te kunnen ingrijpen. Daarom werk ik aan het realiseren van
signaalgestuurd toezicht op informeel onderwijs.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat het wenselijk is om toezicht te houden op weekend- en avondscholen
met een antidemocratisch en/of anti-integratief karakter en op welke wijze wordt hier
in het wetsvoorstel informeel onderwijs op toegezien?
Antwoord 4
Ja, ik ben het daar mee eens. Het kabinet vindt het belangrijk dat kinderen ook buiten
de muren van hun reguliere school veilig kunnen leren en geen denkbeelden meekrijgen
die haaks staan op de waarden van onze democratische rechtsstaat en hen hiertegen
opzetten. Om daar effectief op toe te kunnen zien en met oog voor de vrijheden die
daarmee in het gedrang dreigen te komen, is gekozen voor signaalgestuurd toezicht
dat het aanzetten tot haat, geweld en discriminatie binnen het informeel onderwijs
verbiedt. Uw Kamer is in mei 2023 en maart 2024 geïnformeerd over de contouren en
uitwerking van dit wetsvoorstel.5
Vraag 5
Bent u bereid om informeel onderwijs een vast onderdeel te maken van de landenneutrale
aanpak Ongewenste buitenlandse inmenging?
Antwoord 5
Ik zal het gesprek aangaan met de Minister van Justitie en Veiligheid om te bezien
of informeel onderwijs betrokken kan worden bij de landenneutrale aanpak Ongewenste
Buitenlandse Inmenging. Ik zal uw Kamer hierover vóór het commissiedebat Buitenlandse
inmenging en beïnvloeding informeren.
Vraag 6
Welke «uiteenlopende omstandigheden» speelden een rol bij de vertraging van het wetsvoorstel
informeel onderwijs? Bent u het ermee eens dat dit uitstel onwenselijk is?6
Antwoord 6
De complexiteit en de gevoeligheid van het onderwerp nopen tot zorgvuldigheid, in
zowel de communicatie en afstemming met veldpartijen als de afwegingen die ik moet
maken ten aanzien van het wetsvoorstel. Daarbij betreft het hier ook een uitermate
complex wetsvoorstel, waar meerdere grondrechten aan raken, waardoor ook de uitwerking
soms meer tijd kost dan gedacht. De uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel waarborgen
vergt ook tijd en zorgvuldigheid. Wetsvoorstellen duren, zeer uitzonderlijke gevallen
daargelaten, altijd minimaal twee jaar wanneer alle zorgvuldigheidschecks- en balances
in acht worden genomen. Hoewel ik met u deel dat vertraging onwenselijk is, is daar
niet altijd iets aan te doen en staat zorgvuldigheid met betrekking tot zowel het
proces als de inhoud voor mij voorop.
Vraag 7
Wanneer kan het wetsvoorstel op zijn vroegst ingaan, bij een snelle behandeling in
de Staten-Generaal?
Antwoord 7
Zoals eerder toegezegd aan uw Kamer zal het wetsvoorstel voor Prinsjesdag in internetconsultatie
worden gebracht. Het is mede afhankelijk van (het verwerken van) de opbrengst van
de internetconsultatie en het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State,
alsook de tijd die gepaard gaat met de behandeling van het wetsvoorstel door uw Kamer
en de Eerste Kamer.
Vraag 8
Kunt u het wetsvoorstel versneld, of in ieder geval voor Prinsjesdag, in consultatie
laten gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Zoals eerder toegezegd aan uw Kamer zal het wetsvoorstel voor Prinsjesdag in internetconsultatie
worden gebracht.7
Vraag 9
Bent u bereid om in aanloop naar het wetsvoorstel alvast in overleg te gaan met de
landen die voor langdurig in Nederland verblijvende diaspora informeel onderwijs sponsoren,
om de komst van toezicht en de wenselijkheid van openbaarmaking van lesmateriaal te
bespreken? Bent u dus bereid om dat in dit specifieke geval te doen met de Chinese
overheid?
Antwoord 9
Ja, ik ben bereid om met dergelijke landen in overleg te gaan. Daarbij vind ik het
heel belangrijk dat deze gesprekken geen enkele vertraging opleveren bij het wetsvoorstel.
Ik kan, zoals ik ook tijdens het voornoemde tweeminutendebat heb aangegeven, mijn
eigen mensen ook maar op één ding tegelijk inzetten. Daarom wil ik echt met volle
kracht verder met dat wetsvoorstel over informeel onderwijs, want dan hebben we de
wettelijke grondslag om het toezicht op een goede manier te effecturen.
Vraag 10
Bent u bereid om als onderdeel van de taskforce ongewenste financiering en problematisch
gedrag en/of de Expertise-unit Sociale Stabiliteit (ESS) met gemeenten het gesprek
aan te gaan over het handelingsperspectief bij weekendscholen die vanuit het buitenland
gefinancierd worden en hen begeleiden om het gesprek met deze weekendscholen aan te
gaan?
Antwoord 10
Financiële ondersteuning van instellingen in Nederland die zich richten op taalonderwijs
of andere vormen van informeel onderwijs is een toegestane vorm van diasporabeleid.
Ook de Nederlandse overheid kent dergelijk beleid.
Met betrekking tot de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering
wil ik u wijzen op de voortgangsbrief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
inzake de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste Buitenlandse Financiering.8 De Minister beschreef in haar brief dat de Taskforce als zodanig geen bevoegdheden
heeft, maar dat de individuele organisaties, die onderdeel uitmaakten van de Taskforce,
zich blijven inzetten op verschillende taken en opgaven binnen hun eigen taakveld
en specialismen. Mocht een situatie zich voordoen, waarin een gemeente vragen heeft
over het in contact treden met bijvoorbeeld de Chinese gemeenschappen, dan kan de
Expertise unit Sociale Stabiliteit (ESS) hierin adviseren.
Vraag 11
Worden er al voorbereidingen getroffen door de Onderwijsinspectie om zo snel mogelijk
uitvoering te kunnen geven aan signaalgestuurd toezicht?
Antwoord 11
De uitwerking van het wetsvoorstel is hierin de eerste stap en daarover ben ik voortdurend
in gesprek met de Inspectie van het Onderwijs. De inspectie geeft in die gesprekken
haar visie over de uitwerking van het voorgenomen toezicht en geeft aan wat zij nodig
heeft om dat te realiseren. Zij zal daarnaast een uitvoeringstoets doen op basis van
het wetsvoorstel. In dit stadium van het wetgevingsproces is dit zover als de inspectie
zich kan voorbereiden.
Vraag 12
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede namens
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.