Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 386 Voorstel van het Presidium tot vaststelling van de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer 2023
Nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDNG VAN HET VERSLAG
Ontvangen 29 mei 2024
Het Presidium dankt de commissie voor de Werkwijze voor de schriftelijke inbreng bij
het voorstel tot vaststelling van de Regeling. Het Presidium is de commissie erkentelijk
voor de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen en zal daarop reageren in de hiernavolgende
tekst. Om de leesbaarheid te bevorderen en herhalingen in de beantwoording te voorkomen,
zijn de vragen van de verschillende fracties in voorkomende gevallen geclusterd beantwoord.
Inbreng van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van
het Presidium tot vaststelling van de Regeling financiële ondersteuning fracties en
groepen en danken het Presidium hiervoor. De leden van de VVD-fractie steunen de aanpassing
van de Regeling. Zij vinden dat de actualisatie en modernisering van de Regeling de
transparantie hiervan ten goede komt. Zij hebben nog enkele opmerkingen dan wel vragen
hierover.
Het voorstel van het Presidium is om in de Regeling vast te leggen dat het zetelbedrag
niet lager uit kan vallen dan in voorgaande jaren. Dit jaar is dat wel het geval «als
gevolg van de systematiek van de Handleiding Overheidstarieven die de fractiekostenregeling
volgt». De leden van de VVD-fractie vragen hierop een uitgebreide, nadere toelichting. Kunnen
er andere redenen zijn waardoor het zetelbedrag lager kan uitvallen dan in voorgaande
jaren? Zo ja, welke redenen zijn daarvoor denkbaar dan wel voorstelbaar?
I. Antwoord
De Handleiding Overheidstarieven gaat uit van een gemiddelde aan salariskosten per
loonschaal vermeerderd met eventuele loonstijgingen. Op een schaal 10 is in 2023 Rijksbreed
een grotere uitstroom geweest op de hoogste treden van die schaal, waardoor de gemiddelde
kosten in verhouding tot deze schaal met 1.000 euro afnamen. In de handleiding Overheidstarieven
2024 was overigens ook nog geen rekening gehouden met de loonstijgingen uit een nieuw
cao-akkoord.
Het is denkbaar dat op de berekende schalen 10 en 13 in enig jaar veel uitstroom kan
plaatsvinden op de hogere treden van die schalen. De gemiddelde loonkosten (en daarmee
de tarieven) kunnen dan omlaaggaan. Andere reden die dit tarief omlaag kunnen brengen
zijn er niet. Evengoed mocht het zich nog een keer voordoen dan zal met de voorgestelde
wijziging het zetelbedrag nu niet meer omlaaggaan ten opzichte van het zetelbedrag
uit het vorige jaar.
Een verlaging qua overheidstarief is ook wel redelijk uniek in het licht dat normaliter
de overheidstarieven over de jaren heen alleen maar zijn toegenomen.
De leden van de VVD-fractie zien dat de Regeling de mogelijkheid van een egalisatiereserve
expliciteert en dat deze hiervoor een maximum van € 5 miljoen instelt. De leden vragen wat de ontwikkeling van de egalisatiereserve in de afgelopen tien
jaar is. Is door het Presidium overwogen om de egalisatiereserve mee te laten stijgen
met de stijging van de loonkosten? Is voorts overwogen om de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling
zoals gehanteerd door het Rijk van toepassing te verklaren op de egalisatiereserve?
Zo nee, waarom niet?
II. Antwoord
Het merendeel van de fracties heeft in de afgelopen 10 jaar geen reservepositie van
5 miljoen euro opgebouwd. Ook werd bij het maximeren in 2014 van een reservepositie
tot 5 miljoen euro ruimhartig opgetreden om geen limiet in te stellen op de reserve
in verhouding tot de jaarlijkse bijdrage. Met de gedachte dat 5 miljoen euro ruim
voldoende moet zijn voor fracties om juist bij een grote wisseling in zetels de personele
gevolgen daarvan op te kunnen vangen.
Verder hebben verschillende fracties ook nog de mogelijkheid om gebruik te maken van
hun trekkingsrechten in het geval ze tegen een verlies aanlopen in hun jaarrekening.
Eind 2023 is er nog een bedrag openstaand van 5,6 miljoen euro aan trekkingsrechten
voor verschillende fracties.
Vooralsnog heeft het Presidium geen aanleiding om het maximum van € 5 miljoen euro
aan egalisatiereserve te wijzigen.
------
De leden van de VVD-fractie constateren dat met deze nota van wijziging Kamerleden
die van hun fractie afsplitsen meer financiële ondersteuning krijgen. Het budget hiervoor
komt van de fractie waar het afgesplitste Kamerlid afscheid van heeft genomen. Met
respect voor de Kieswet hechten de leden van de VVD-fractie zeer aan een krachtig
parlement die haar taak in volle omvang, op een goede wijze, uit kan voeren. Wat deze
leden betreft is het de opdracht aan eenieder, en daarmee ook aan de verschillende
fracties, om tijdens de zittingsperiode de opdracht van de kiezer naar eer en geweten
uit te voeren. De leden van de VVD-fractie vragen hoe het voorstel binnen de daartoe ingestelde werkgroep
Bisschop tot stand gekomen is. Wat waren de overwegingen van de werkgroep? Is het
de verwachting dat de vraag naar (extra) ondersteuning na deze verhoging weg is? De
financiering van de extra ondersteuning aan afsplitsers is budgetneutraal, zo lezen
de leden van de VVD-fractie. Is budgetneutraliteit als uitgangspunt meegegeven aan
de werkgroep? Wat waren de overwegingen van de werkgroep voor de voorgestelde wijze
van financiering, te weten uit het budget van de fractie waar de afsplitser ten tijde
van de verkiezingen op de kandidatenlijst stond. Zijn er andere bronnen onderzocht
waaruit de gevraagde bijdrage had kunnen worden gefinancierd?
III. Antwoord
Wat waren de overwegingen van de werkgroep?
De werkgroep merkt hierover in zijn verslag het volgende op:
Voor de werkgroep Fractievorming in 2016 was het ontmoedigen van afsplitsingen een
reden om een verschil in zetelbedrag tussen fracties en groepen voor te stellen. Gebleken
is echter dat dit verschil de afgelopen jaren niet heeft geleid tot minder afsplitsingen.
Daarnaast constateert de werkgroep dat een verhoging van het zetelbedrag voor afgesplitste
Kamerleden nodig is voor hen om het Kamerwerk goed te kunnen doen. Met deze verhoging
beoogt de werkgroep afsplitsingen evenwel niet aan te moedigen. Daarom wordt niet
voorgesteld afgesplitste leden ook een kleinefractiebijdrage toe te kennen. Dat is
in de huidige situatie ook niet het geval1. Ook krijgen groepen – net als op dit moment – geen fractievoorzitterstoelage2. Dat is in lijn met het uitgangspunt dat een samenwerkingsverband in de Kamer pas
erkend wordt als fractie (en de daarbij behorende toelages krijgt) als deze tijdens
de Tweede Kamerverkiezingen ook in het verband van een lijst bij de kiezer bekend
was. Dat is niet het geval bij afgesplitste groepen.
Kortgezegd: met dit voorstel koos de werkgroep een middenweg tussen de huidige situatie
en het volledig gelijktrekken van groepen en fracties.
Is het de verwachting dat de vraag naar (extra) ondersteuning na deze verhoging weg
is?
De werkgroep is er gekomen op initiatief van een afgesplitst Kamerlid (het lid Omtzigt).
Het lid Omtzigt heeft mede namens de toenmalige afgesplitste leden Van Haga, Gündoğan,
Ephraim en Smolders voorstellen gedaan over de positie van afgesplitste Kamerleden
bij de besluitvorming in commissies, waaronder voor fractieondersteuning. Deze voorstellen
vormden de basis voor het de uiteindelijke voorstellen van de werkgroep (zie ook p.
7 van het verslag van de werkgroep).
Is budgetneutraliteit als uitgangspunt meegegeven aan de werkgroep? Wat waren de overwegingen
van de werkgroep voor de voorgestelde wijze van financiering, te weten uit het budget
van de fractie waar de afsplitser ten tijde van de verkiezingen op de kandidatenlijst
stond. Zijn er andere bronnen onderzocht waaruit de gevraagde bijdrage had kunnen
worden gefinancierd?
Budgetneutraliteit is niet vooraf als uitgangspunt meegegeven aan de werkgroep. De
werkgroep heeft er evenwel voor gekozen om niets te veranderen aan het reeds binnen
de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer 2014 gehanteerde principe
van budgetneutraliteit voor wat betreft de financiering van afsplitsers. Er zijn geen
alternatieve financieringswijzen onderzocht.
Inbreng van de leden van de fractie van NSC
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen
van de vaststelling Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer
2023 en de nota van wijziging. De leden van de NSC-fractie zijn positief over het
voorstel. Deze leden steunen het voorstel dat bijdraagt aan meer financiële ruimte
voor Kamerleden die zich afsplitsen. De NSC-fractieleden zien om die reden geen aanleiding
tot het stellen van verdere vragen of het maken van opmerkingen.
Inbreng van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel.
Zij hebben reeds bij de inbreng over de raming 2025 een aantal vragen gesteld over
de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer 2023. Zij zien
uit naar de beantwoording daarvan.
Volledigheidshalve zijn de vragen van de D66-fractie over de fractiekostenregeling,
gesteld ten behoeve van het notaoverleg over de raming 2025, ook in dit verslag opgenomen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel voor
de wijziging van de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer
2023. Deze leden merken op dat de bijdrage voor 2,5 fte geen vergoeding voor overheadkosten
bevat. Dit wordt ook expliciet benoemd in de Regeling, artikel 3.1. Dit terwijl iedere
fractie redelijkerwijs wel zulke kosten maakt. De overheadkosten voor één fte worden
in de Handleiding Overheidstarieven 2024 geraamd op € 26.000. Deze leden onderkennen
dat een deel hiervan wordt gedragen door de Kamerorganisatie, zoals huisvestingskosten
en een deel van de kantoorautomatisering. Toch valt ook een aanzienlijk deel van de
overheadkosten hierbuiten. Dit zijn onder andere opleidingskosten, reiskosten, telecomkosten
en een deel van de HR- en administratie personeelskosten. Dit zijn kosten die fracties
onvermijdelijk maken om aan hun verplichtingen als goed werkgever te voldoen. Die
kosten worden momenteel gedekt uit de financiële regeling voor ondersteuning en gaan
dus ten koste van feitelijke inhuur van ondersteunend personeel.
Kan het Presidium aangeven wat de totale waarde (X) is van de overheadkosten die door
de kamerorganisatie per fte worden gedragen? Klopt het dat de overheadkosten die thans
door de fracties wordt gedragen bestaat uit € 26.000-X? Zo nee, op welke waarde schat
het Presidium dan het door de fracties gedragen deel van de overheadkosten?
De leden van de D66-fractie beoordelen deze situatie als onwenselijk. De 2,5 fte per
Kamerlid is hard nodig en bestemd voor het functioneren van de fractie of groep.
Kan het Presidium bevestigen dat de regeling financiële ondersteuning fracties en
groepen Tweede Kamer daarvoor bedoeld is?
Deze leden vragen op basis van de bovenstaande gevraagde berekening een voorstel te
doen om fracties tegemoet te komen in de kosten die zij redelijkerwijs maken aan overhead,
maar niet gedekt worden door de Kamerorganisatie.
IV. Antwoord
Tot en met 2015 werd het zetelbedrag bepaald met inbegrip van overhead. Zie hieronder
de wijze van berekenen uit de Regeling, geldend vanaf 2014 t/m 2015.
Artikel 2. Berekening bijdrage en hoogte zetelbedrag (Regeling geldend 2014/15)
Elke fractie is jaarlijks gerechtigd tot een bijdrage. Deze bijdrage bestaat uit een
bedrag per zetel (zetelbedrag) vermenigvuldigd met het aantal zetels (zeteltal) van
de bijbehorende fractie. Het zetelbedrag wordt gesteld op eenmaal loonschaal 6 (Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren) inclusief overhead en eenmaal loonschaal 10 (Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren) inclusief overhead overeenkomstig de tarieven opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven die jaarlijks
wordt vastgesteld.
In de tussentijd zijn er verschillende wijzigingen (versoepelingen) doorgevoerd op
deze Regeling3, zoals het aanzienlijk verhogen van de loonschalen van 6 naar 10 en van 10 naar 13
en het uitbreiden met 0,5 aan fte op schaal 13 ter compensatie van de overheadkosten.
In de tariefstelling van het Rijk (Handleiding Overheidstarieven) was het idee om
het normbedrag aan overhead aanzienlijk te verlagen, dit ten nadele van de fracties.
Vandaar dat is gekozen voor een berekening op uitsluitend salarisschalen exclusief
een bedrag van overhead. De vergoeding of definitie van overhead is daarmee niet komen
te vervallen, maar slechts de wijze van berekenen is aangepast, waar een hogere compensatie
uit volgt voor overhead.
Artikel 2. Berekening bijdrage en hoogte zetelbedrag (Regeling geldend 2024)
Elke fractie of groep is jaarlijks gerechtigd tot een bijdrage. Deze bijdrage bestaat
uit een bedrag per zetel (zetelbedrag) vermenigvuldigd met het aantal zetels (zeteltal)
van de bijbehorende fractie of groep. Het zetelbedrag wordt voor fracties gesteld
op eenmaal loonschaal 10 (cao Rijk) en anderhalf loonschaal 13 (cao Rijk) exclusief overhead overeenkomstig de tarieven opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven die jaarlijks
wordt vastgesteld. Het zetelbedrag wordt voor groepen gesteld op eenmaal loonschaal 10 (cao Rijk) en een half loonschaal 13 (cao Rijk) exclusief overhead overeenkomst de tarieven opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven die jaarlijks
wordt vastgesteld.
Om deze compensatie aan overhead te illustreren:
Het zetelbedrag voor dit jaar (2024) ligt op € 263.000, terwijl een berekening van
het zetelbedrag op basis van de Regeling – geldend voor 2014 en met inbegrip van overhead
– uit zou komen op € 186.000 (tegen HOT-tarief 2024). Ofwel in het zetelbedrag is
nooit budgettaire ruimte weggehaald voor overheadkosten maar het is eerder verruimd.
De verruiming (77.000 euro) van het zetelbedrag overstijgt ruimschoots het huidige
normbedrag voor overhead (26.000 euro). Daarbij komt dat een groot deel van de overheadkosten
door de TK gedragen wordt.
Deze leden vragen op basis van de bovenstaande gevraagde berekening een voorstel te
doen om fracties tegemoet te komen in de kosten die zij redelijkerwijs maken aan overhead,
maar niet gedekt worden door de Kamerorganisatie.
Het Presidium heeft in de afgelopen jaren meerdere wijzigingen (versoepelingen) voorgesteld
op het zetelbedrag. Ook om meer budgettaire ruimte te hebben voor o.a. overheadkosten.
Een verdere berekening voor een tegemoetkoming aan overhead is in de ogen van het
Presidium dan ook niet zinvol.
Inbreng leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen van
het voorstel van het Presidium tot vaststelling van de Regeling financiële ondersteuning
fracties en groepen Tweede Kamer 2023 en de nota van wijziging die beoogt dit voorstel
op enkele punten te wijzigen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben op een enkel punt nog behoefte
aan een toelichting. Deze leden constateren dat het zetelbedrag voor een stichting
behorende bij een fractie wordt gesteld op eenmaal loonschaal 10 (CAO Rijk) en anderhalf
loonschaal 13 (CAO Rijk) exclusief overheadkosten overeenkomstig de tarieven opgenomen
in de Handleiding Overheidstarieven. Doordat bij het berekenen van het zetelbedrag,
conform de Handleiding Overheidstarieven wordt uitgegaan van de gemiddelde uurtarieven
per salarisschaal, kan het zetelbedrag fluctueren. De leden van de fractie van de
ChristenUnie vinden dat niet wenselijk vanwege de onvoorspelbaarheid van de vergoeding
die dat tot gevolg heeft. Deze leden hebben dan ook met instemming kennisgenomen van
de nota van wijziging die regelt dat het zetelbedrag niet kan verlagen ten opzichte
van voorafgaande jaren. Dit vergroot de voorspelbaarheid van de financiering en geeft
een solide basis om meerjarig op te begroten. Is ook overwogen om niet het gemiddelde
van de schaal te nemen, maar een vaste trede in de loonschaal te kiezen, bijvoorbeeld
de eindtrede of de trede middenin de schaal, zo vragen deze leden. Waarom is voor
de voorgestelde oplossing gekozen?
V. Antwoord
Die overwegingen zijn er wel geweest in het berekenen van het zetelbedrag. Stel je
zou uitgaan van een vaste trede of van een trede middenin de schaal dan dien je als
organisatie zelf aannames te doen over loongroei, wijzigingen in volks- en werknemerspremies4, inzet en wijziging van het individueel Keuzebudget (IKB) en of andere looncomponenten.
Voorheen werd dit ook door overheden zelf gedaan, maar het berekende tarief was dan
niet altijd even eerlijk dan wel volledig. In dat licht is er een Handleiding Overheidstarieven
vanuit de Rijksoverheid gekomen, zodat er een uniforme richtlijn is voor tarieven
binnen overheden.
Normaliter nemen deze tarieven uit de Handleiding toe, alleen in dit jaar was er sprake
van een bijzonderheid dat de gemiddelde loonkosten van een salarisschaal omlaagging
vanwege een niet ingecalculeerde hoge uitstroom. Met deze wijziging in de Regeling
kan het zetelbedrag ook niet omlaaggaan ten opzichte van het vorige zetelbedrag en
sluiten wij wel aan op de gebruikelijke systematiek qua tariefbepalingen bij overheden.
De verwachting is dat de tarieven in de Handleiding Overheidstarieven 2025 ook aanzienlijk
zullen toenemen door het nieuwe cao-akkoord.
De Voorzitter van het Presidium, Martin Bosma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Martin) Bosma, voorzitter van het Presidium