Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bushoff, Kröger, Bromet en Thijssen over het Akkoord voor de Noordzee
Vragen van de leden Bushoff, Kröger, Bromet en Thijssen (allen GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en voor Natuur en Stikstof en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het Akkoord voor de Noordzee (ingezonden 18 maart 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Vijlbrief (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen
29 mei 2024).
Vraag 1
Bent u ervan op de hoogte dat Greenpeace Nederland uit het Noordzee Overleg (NZO)
is gestapt? Wat is uw reactie hierop?
Antwoord 1
Ja, ik ben daarvan op de hoogte. Het kabinet betreurt het dat Greenpeace uit het Noordzeeoverleg
(NZO) is gestapt. Het NZO betreft juist een mooi voorbeeld hoe alle stakeholders gezamenlijk
kunnen werken aan de drie benodigde transities (natuur, voedsel en energie) op de
Noordzee door middel van op consensus gericht overleg.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de bezwaren van Greenpeace op het versnellen van de gaswinning
in de Noordzee? Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee
niet in lijn is met het Klimaatakkoord van Parijs?
Antwoord 2
Zoals ik eerder heb aangegeven in de kabinetsappreciatie van het rapport «Gaswinning
op de Noordzee – En de afspraken daarover in het Akkoord voor de Noordzee» van 31 januari
2023 (Kamerstuk 33 529, nr. 1116), heeft dit kabinet stevige klimaatambities die in lijn zijn met de afspraken zoals
vastgelegd in het Klimaatakkoord van Parijs. Daarom stuurt het kabinet op de doelstellingen
uit de Klimaatwet. Greenpeace wenst echter uit te gaan van hogere reductiedoelstellingen
die volgen uit een koolstofbudgetbenadering. Internationaal zijn er momenteel geen
specifieke verdelingsprincipes afgesproken op basis waarvan een nationaal koolstofbudget
kan worden vastgesteld. De budgetbenadering wordt internationaal ook niet breed toegepast
als beleidsdoel op nationaal niveau.
Vraag 3
Bent u bekend met het onderzoek van The Hague Centre for Strategic Studies (HCSS)1 waaruit blijkt dat meer gaswinning in de Noordzee nauwelijks van invloed is op de
gasprijs en de leveringszekerheid?
Antwoord 3
Ik ben bekend met dit onderzoek. Hierin stellen de onderzoekers inderdaad vast dat
met één Europese gasmarkt de invloed van toekomstige Nederlandse gasproductie op de
Europese gasprijs klein is. De Europese gasproductie, waar de Nederlandse gasproductie
deel van uitmaakt, is echter van groot belang voor de leveringszekerheid. Deze is
ook essentieel gebleken om de gascrisis van 2022 te doorstaan. Zoals ook door HCSS
aangegeven zal elke geproduceerde kubieke meter gas in Europa de prijszettingsmacht
van LNG-producenten en -handelaren, waar Europa momenteel sterk afhankelijk van is,
verminderen.
Vraag 4
Bent u bekend met het onderzoek van Oil Change International van 12 maart getiteld
«Troubled Waters»2 dat het beleid voor olie- en gasproductie van Noordzeelanden toetst aan het Parijsakkoord?
En met de conclusie van dit rapport dat het Nederlands olie- en gaswinningbeleid in
negen van de elf categorieën niet in lijn is met het Parijsakkoord?
Antwoord 4
Ja, daar ben ik bekend mee. In het rapport wordt het Parijs-akkoord vertaald in 11
benchmarks die niet als zodanig onderdeel vormen van het Parijs-akkoord. De opstellers
van het rapport geven aan dat zij landen niet alleen beoordelen op hun ambitie om
olie- en gasproductie uit te faseren die past bij een 1,5°C benadering, maar dat zij
ook kijken naar de inzet om de transitie op een (sociaal) rechtvaardige manier vorm
te geven. De conclusie van dit rapport is mede gebaseerd op een koolstofbudgetbenadering,
waar impliciet bepaalde normatieve keuzes onder liggen, die dit kabinet echter niet
toepast. Zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 2.
Vraag 5
Deelt u de conclusie dat, gecombineerd met het feit dat versnelling van de gaswinning
in de Noordzee pas over enkele jaren mogelijk extra gaswinning zou kunnen opleveren,
een versnelling van gaswinning in de Noordzee niet noodzakelijk is en men beter kan
focussen op energiebesparing en verduurzaming van de energie?
Antwoord 5
Zoals ik in mijn brief van 16 juni 2023 over Afbouw fossiele winning heb aangegeven
(Kamerstuk 33 529, nr. 1150), is de urgentie van het verminderen van fossiele brandstoffen duidelijk vanwege
klimaatverandering. Daarbij richt het kabinet zich zowel op energiebesparing, de opschaling
van duurzame energieproductie, alsmede de afbouw van de vraag naar fossiele brandstoffen
en daarmee ook de noodzaak voor de productie daarvan. Het belang van aardgas zal dus
in lijn met de klimaatambities structureel en zo snel als mogelijk moeten afnemen,
maar ook dan zal er nog geruime tijd een zekere behoefte aan gas in de energievoorziening
blijven bestaan.
Zo lang we nog gas gebruiken is het ook voor het klimaat gunstiger om binnenlands
geproduceerd gas te gebruiken, omdat dit leidt tot minder CO2-emissies dan geïmporteerd gas. Ook deze notie is onderdeel van het Noordzeeakkoord
(NZA). Om die reden is er dan ook in het NZA afgesproken dat de Nederlandse gaswinning
op de Noordzee in ieder geval te allen tijde onder het niveau van de binnenlandse
aardgasvraag blijft en dus slechts dient om import van nog meer buitenlands gas zoveel
mogelijk te beperken.
Dit wordt tevens onderstreept in vraag 3 van het HCSS rapport: «Het vervangen van
in Nederland (en NW Europa in het algemeen) geproduceerd gas door LNG heeft een grote,
maar onderschatte, invloed op de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. De 60 bcm
gas die Nederland, tot aan 2040, extra produceert voor het stimuleringsscenario, leidt
tot een lagere CO2-equivalent uitstoot van rond de 40–60 Mton in vergelijking met het basis scenario
waarin dit gas als LNG wordt geïmporteerd.»
Het versnellingsplan is daarbij slechts een poging om de sterk dalende trend van de
productie op de Noordzee af te vlakken. Door versneld het gas te winnen wordt de productie
naar voren gehaald in de tijd. Dat resulteert in meer productie nu, maar betekent
dat er ook eerder met de winning gestopt zal worden.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het versnellen van gaswinning op de Noordzee een bedreiging
is voor de geloofwaardigheid van Nederland in de internationale klimaatonderhandelingen,
waar Nederland zich juist hard maakt voor het uitfaseren van fossiele brandstoffen?
Antwoord 6
Nee, de gaswinning wordt enkel naar voren gehaald in de tijd. De versnelling resulteert
niet in extra gaswinning. Dit betekent dat een vergunning ook eerder eindigt. Daarnaast
is in het NZA afgesproken dat het niveau van de gaswinning in Nederland altijd onder
de vraag naar gas blijft. Daarom richt dit kabinet zich op de vermindering van de
vraag naar gas binnen de kaders van het Klimaatakkoord van Parijs.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee niet in lijn
is met de aangenomen motie van de leden Kröger en Thijssen over een wetenschappelijk
onderbouwd afbouwpad voor fossiele winning3?
Antwoord 7
Nee, middels de Kamerbrief Afbouw fossiele winning (Kamerstuk 33 529, nr. 1150) die ik op 16 juni 2023 aan uw Kamer heb verstuurd, heb ik uiteengezet hoe het kabinet
invulling geeft aan een wetenschappelijk onderbouwd afbouwpad voor fossiele winning.
Hierin is middels het door TNO geschetste Scenario Hoog, waarbij men uitgaat van het
scenario waar ook de versnelling van de gaswinning op de Noordzee onderdeel van uitmaakt,
aangetoond dat de gaswinning op de Noordzee tot 2047 in lijn zal zijn met de ambities
van de verdere verlaging van de aardgasconsumptie passend binnen de klimaatambities
zoals eerder beschreven in de beantwoording op vraag 2. Wij zullen er als medeondertekenaar
van het NZA ook op toezien dat aan de gestelde voorwaarden binnen dat akkoord wordt
voldaan; dus om het niveau van de gasproductie op de Noordzee zowel binnen de kaders
van het Klimaatakkoord van Parijs te houden, alsook het niveau van de binnenlandse
gasconsumptie.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning en het afgeven van vergunningen
tot 2045 in de Noordzee niet in lijn is met de aangenomen motie van het lid Kröger
over in de Mijnbouwwet vastleggen dat vergunningen iedere aantal jaar getoetst worden
op het noodzakelijke afbouwpad voor fossiele winning4?
Antwoord 8
Nee, zie hiervoor het antwoord op vraag 7. Ik heb daarnaast in de Kamerbrief Afbouw
fossiele winning (Kamerstuk 33 529, nr. 1150) van 16 juni 2023 aangegeven, conform de motie Kröger (Kamerstuk 32 849, nr. 222) jaarlijks de actuele en toekomstige productie van aardgas in beeld te brengen en
deze af te zetten tegen de verwachtte vraag. Zolang de geraamde binnenlandse productie
past binnen de binnenlandse vraag, en er door het kabinet gestuurd wordt op afname
van deze vraag, past de productie van deze fossiele brandstoffen binnen het gevraagde
afbouwpad. Ik wil wel ruimte houden voor maatwerk indien dat op een later moment nodig
blijkt te zijn. Bijvoorbeeld op het moment dat ik constateer dat de vraag sneller
afneemt, wil ik ervoor kunnen kiezen om geen nieuwe winningsplannen te verlengen of
te wijzigen. Maar ook als blijkt dat er na 2045 toch nog gas nodig is voor de binnenlandse
vraag en dat passend is binnen de klimaatdoelstellingen. Die afweging zal op dat moment
gemaakt moeten worden. Ook heb ik in diezelfde brief aangegeven dat, voor wat betreft
de 23-tal winningsvergunningen voor fossiele brandstoffen (alle op land) die in het
verleden zijn afgegeven zonder einddatum, ik daar ook een einddatum aan wil verbinden.
Op deze manier houdt het kabinet regie op de afbouw van de fossiele productie in lijn
met de klimaatambitie.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het versnellen van de gaswinning in de Noordzee niet in lijn
is met de aangenomen motie van het lid Kröger over het afbouwpad voor fossiele winning
in lijn brengen met de plannen voor een CO2-vrij energiesysteem5?
Antwoord 9
Met het Nationaal Plan Energiesysteem (Kamerstuk 32 813, nr. 1319) heeft het kabinet op 1 december 2023 haar visie gegeven voor het energiesysteem
tot 2050. Hierin wil het zo ver als mogelijk in 2050 richting een fossielvrij energiesysteem
komen. Ook staat hierin aangegeven dat de afbouw van aardgasgebruik hand in hand gaat
met de snelheid van de opbouw van duurzame alternatieven. Gaswinning in de Noordzee
is binnen deze afbouw van fossiel naar minimalisering van fossiel verbruik in 2050
passend, om dezelfde redenering als onder de beantwoording van de vragen 7 en 8. Het
kabinet zal in de Energienota dit najaar nader ingaan op de afbouw van fossiel in
het energiesysteem.
Vraag 10
Waarom is in de Klimaatnota’s van 2022 en 2023 niet gesproken over de gaswinning in
de Noordzee, terwijl in het Akkoord voor de Noordzee is afgesproken dat als uit onderzoek
zou blijken dat afspraken in strijd zijn met het Parijsakkoord, in de Klimaatnota
zou worden ingegaan op hoe het passend kan worden gemaakt?
Antwoord 10
Het kabinet voldoet aan de afspraken zoals is vastgelegd in het Akkoord voor de Noordzee.
Zie hiervoor ook de beantwoording van vraag 2. Daarom is het ook niet noodzakelijk
geweest om hier nader op in te gaan in de Klimaatnota’s van 2022 en 2023.
Vraag 11, 12 en 13
Bent u bekend met het feit dat in het Noordzeeakkoord is afgesproken dat in 2023 ruim
13 procent van de Nederlandse Noordzee volledig gesloten wordt voor bodemberoerende
visserij, wat zou doorgroeien naar 15 procent in 2030? Klopt het dat dit percentage
in 2023 bij lange na niet is gehaald?
Hoeveel procent van de Nederlandse Noordzee is inmiddels gesloten voor de bodemberoerende
visserij? Hoe gaat u er voor zorgen dat dit percentage alsnog behaald gaat worden
en op welk termijn?
Gaat u zich ervoor inzetten dat in 2030 15 procent van de Nederlandse Noordzee gesloten
is voor de bodemberoerende visserij zoals afgesproken in het Noordzeeakoord?
Antwoord 11, 12 en 13
Ik ben bekend met het Noordzeeakkoord en met de afspraak om 13,7% van de Nederlandse
Noordzee te sluiten voor bodem beroerende visserij, wat oploopt tot 15% in 2030. Momenteel
zitten we op 5% bodembescherming in beschermde gebieden op zee en werk ik hard aan
de Nederlandse gezamenlijke aanbeveling om dit percentage te verhogen naar 13,7%.
Het klopt dat de deadline van 2023 uit het Noordzeeakkoord niet is gehaald. Dit is
eerder met het Noordzeeoverleg gedeeld, en ook bij de totstandkoming van het Noordzeeakkoord
was bekend dat het een krappe deadline zou zijn. Dit heeft te maken met de ingewikkelde
artikel 11 procedure van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid.
Deze Europese procedure moet elke lidstaat doorlopen voordat het instandhoudingsmaatregelen
(=visserijbeperkingen) kan uitvoeren. De procedure is vatbaar voor vertraging omdat
er met andere landen afgestemd moet worden en de EC moet instemmen met het voorstel.
Ik heb aan het NZO aangegeven dat onze inzet is om de gezamenlijke aanbeveling (om
te komen tot 13,7%) uiterlijk eind 2024 bij de Europese Commissie in te dienen. Dit
achten wij nog haalbaar, mits de andere lidstaten in de High Level Group Scheveningen
het komend half jaar met de Nederlandse gezamenlijke aanbeveling voor 13,7% instemmen.
De verwachting is dat de EC dan in 2025 een gedelegeerde verordening opstelt en goedgekeurd
krijgt waarmee de maatregelen in 2025 van kracht worden. Hiernaast zet ik mij in voor
de aanvullende 1,3% bodembescherming om zo tot aan de 15% te komen. Het proces om
aanvullende gebieden te selecteren (dit is namelijk nog niet vastgelegd in het NZA)
is gestart in het NZO en ik verwacht eind dit jaar de conclusies in ontvangst te mogen
nemen.
Hierna zal ik een nieuwe artikel 11 procedure starten om zo voor 2030 tot 15% bodembescherming
te komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.