Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Teunissen over het steeds verder naar voren schuiven van de Nederlandse Overshoot Day
Vragen van het lid Teunissen (PvdD) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het steeds verder naar voren schuiven van de Nederlandse Earth Overshoot Day (ingezonden 8 april 2024).
Antwoord van Minister Van der Wal-Zeggelink (Natuur en Stikstof) (ontvangen 28 mei
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1624.
Vraag 1, 2 en 3
Bent u op de hoogte van het feit dat de Nederlandse Earth Overshoot Day, de dag waarop
we de natuurlijke grondstoffencapaciteit van de Aarde overschrijden, dit jaar al op
1 april plaats heeft gevonden?1 Wat is uw reactie hierop?
Bent u zich er bewust van dat deze datum steeds verder naar voren schuift – van 3 mei
in 20202, 27 april in 20213, 12 april in 20224 en 20235, tot 1 april dit jaar – en dat de Nederlandse Overshoot Day de afgelopen vijf jaar
dus al met meer dan een maand is vervroegd? Wat is uw reactie hierop?
Bent u zich er bewust van dat Nederland het vergeleken met andere landen steeds slechter
doet in de ranglijst van landelijke Overshoot Days, aangezien de World Overshoot Day
na decennia verslechtering sinds 2010 blijft hangen rond begin augustus6 – wat ook bij lange na nog niet genoeg is –, terwijl deze dag in Nederland steeds
eerder valt? Wat is uw verklaring voor dat Nederland het steeds slechter doet in vergelijking
met andere landen?
Antwoord 1, 2 en 3
Ja, ik ben mij ervan bewust dat de datum van Earth Overshoot Day steeds verder naar
voren schuift. Dit illustreert dat de voetafdruk van ons Nederlands leefpatroon te
hoog is voor een duurzaam behoud van de biodiversiteit en een goede leefomgeving en
voor de draagkracht van onze planeet. De methodiek van Earth Overshoot Day gaat uit
van een combinatie van de hoeveelheid ruimte die nodig is voor de productie van biogrondstoffen
(voedsel, vezels, hout), hoeveel van zulke ruimte wij uit productie nemen voor bijvoorbeeld
de aanleg van infrastructuur, en het ruimtegebruik voor de vastlegging in bos van
de CO2-voetafdruk van een land. Hierbij wordt gekeken naar de impact van binnenlandse productie/gebruik
plus import minus export. De binnenlandse CO2-emissies zijn gedaald, net als de CO2-emissies van onze consumptievoetafdruk tot 2020, het laatst bekende jaar7. De CO2-voetafdruk van de toeleveringsketen van de Nederlandse productie is echter tot 2020
gestegen (latere cijfers zijn niet bekend). Dit wordt mogelijk verklaard door een
groei van de import, en de emissie-intensiteit van die import, voor producten die
daarna weer worden geëxporteerd. Een verklaring voor de groei van het ruimtegebruik
voor biogrondstoffen zou kunnen zijn dat wij relatief meer van zulke grondstoffen
zijn gaan importeren, en biogrondstoffen die relatief meer ruimte gebruiken.
Vraag 4
Welke maatregelen worden er nu door u ondernomen om de Nederlandse voetafdruk te verminderen,
zodat ook Nederland kan bijdragen aan het verkleinen van de mondiale ecologische voetafdruk?
Antwoord 4
Onze samenleving staat voor de opgave om die voetafdruk substantieel terug te dringen.
Mede in het licht van het feit dat biodiversiteit en klimaat wereldwijd onder druk
staan zet het kabinet zich daarvoor in. In 2019 is door het kabinet het streefdoel
gesteld om de Nederlandse ecologische voetafdruk in 2050 te halveren8. In het Nationale Biodiversiteit Strategie en Actie Plan (NBSAP) van Nederland, dat
later dit jaar met uw Kamer gedeeld zal worden, zullen de maatregelen die genomen
worden om de Nederlandse voetafdruk te verminderen genoemd worden.
Vraag 5
Erkent u dat meer vergaande maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de druk op
de natuur en het klimaat verder toeneemt? Zo ja, hoe ziet u erop toe dat er een integrale
oplossing komt, waarbij niet alleen uitstoot van CO2, maar ook landgebruik, biodiversiteit, andersoortige vervuiling, et cetera, wordt
meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ik erken dat vergaande maatregelen nodig zijn om de druk op de natuur en het klimaat
te verkleinen. Het kabinet zet in op onderlinge coherentie van beleid om de impact
te vergroten en om stapeling van regelgeving voor bedrijven zoveel mogelijk te beperken.
Dit is bijvoorbeeld beschreven in het Actieplan Beleidscoherentie voor ontwikkeling
(Kamerstuk 36 180, nr. 29). De coherentie komt ook aan de orde in het eerdergenoemde NBSAP. In het Klimaatplan
zal eveneens worden ingegaan op de samenhang tussen transities.
Vraag 6
Bent u bereid om actief beleid te voeren op het stimuleren van consuminderen zodat
de druk op natuur en klimaat vermindert?
Antwoord 6
Het kabinet voert reeds actief beleid om consumentengedrag te beïnvloeden om eraan
bij te dragen dat de druk op natuur en klimaat vermindert. Zo heeft het kabinet voedselbeleid
waarin ambities zijn opgenomen die bijdragen aan het verminderen van onze voetafdruk.
Ten eerste om in 2030 de voedselverspilling bij de consument en de keten gehalveerd
te hebben ten opzichte van 2015 en dat de voedselverliezen in de keten verminderd
zijn. Ten tweede dat in 2030 het gemiddelde eetpatroon in Nederland gezond en duurzaam
is en meer Nederlanders eten volgens de Schijf van Vijf. Daarbinnen verschuift de
verhouding tussen dierlijke en plantaardige eiwitten naar minimaal 50% plantaardige
eiwitconsumptie in 2030. Tot slot dat ieder jaar het marktaandeel van duurzaam geproduceerd
voedsel toeneemt (op dit moment herkenbaar aan een duurzaamheidskeurmerk – waaronder
biologisch) en dat daarbinnen het aandeel dat in Nederland is geproduceerd vergroot.
Binnen het CE-beleid wordt ingezet op het stimuleren en faciliteren van het gewenste
circulaire gedrag van burgers zoals beschreven in de gedragsstrategie Burgers en circulaire
economie (Kamerstuk 2024D04268). Hiermee richt het kabinet zich op het motiveren van consumenten tot duurzamere
keuzes, onder andere door deze keuzes makkelijk, logisch en eerlijk te maken. Ook
is in de brief Contouren Klimaatplan 2024 (Kamerstuk 32 813, nr. 1311) aangekondigd dat in het Klimaatplan de contouren voor een brede leefstijlaanpak
zullen worden geschetst vanuit de optiek dat verandering van onze leefstijl significant
kan bijdragen aan de druk op het klimaat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van der Wal, minister voor Natuur en Stikstof
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.