Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Koekkoek en Teunissen over het rapport 'Death, Despair and Destitution: The Human Costs of the EU’s Migration Policies' van Artsen zonder Grenzen
Vragen van de leden Koekkoek (Volt) en Teunissen (PvdD) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het rapport «Death, Despair and Destitution: The Human Costs of the EU’s Migration Policies» van Artsen zonder Grenzen (ingezonden 4 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid), mede namens de
Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(ontvangen 28 mei 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1604.
Vraag 1
Bent u bekend met de inzichten uit het rapport «Death, Despair and Destitution: The
Human Costs of the EU’s Migration Policies» van Artsen zonder Grenzen en kunt u hierop
reflecteren?
Antwoord 1
Ja, het kabinet is bekend met het rapport.
Vraag 2
Kunt u reageren op de bewijzen van Artsen zonder Grenzen, zoals het groeiend aantal
gewonde asielzoekers, dat het externaliseren van Europees migratiebeleid naar derde
landen heeft geleid tot een groei aan geweld en mensenrechtenschendingen in derde
landen?
Antwoord 2
Het kabinet is bekend met de zorgelijke berichten van Artsen zonder Grenzen over de
behandeling van migranten en vluchtelingen in verschillende derde landen en is van
mening dat de behandeling van migranten en vluchtelingen te allen tijde in lijn moet
zijn met internationaal recht en mensenrechten, inclusief het beginsel van non-refoulement.
Daar zet het kabinet zich ook voor in middels het versterken van migratiesamenwerking
met relevante derde landen langs voorname migratieroutes en het versterken van adequate
opvang in de regio. Het kabinet zoekt samenwerking met deze landen over de volle breedte
van de migratie-agenda, ook op het gebied van asiel en bescherming. In dat verband
vindt het kabinet het belangrijk dat het migratie- en asielmanagement in desbetreffende
landen beter wordt ingericht, in lijn met internationale standaarden. De gesprekken
die het kabinet met verschillende partnerlanden voert vormen ook een platform om zorgen
over behandeling van migranten en vluchtelingen aan te kaarten, en dat doet het kabinet
ook.
Vraag 3
Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat Nederland respect voor mensenrechten benadrukt
als essentieel onderdeel van elke samenwerking met derde landen?
Antwoord 3
Nederland en de EU zetten in op een brede samenwerking met derde landen die is gestoeld
op gelijkwaardigheid en reciprociteit. Deze samenwerking is niet enkel gericht op
migratie, maar behelst ook andere prioriteiten zoals economische samenwerking, de
groene transitie en jongeren, onderwijs en werkgelegenheid. Deze samenwerking moet
altijd in lijn zijn met Internationaal en Europees recht, waaronder ook mensenrechten
vallen. Nederland zet zich ervoor in dat in de samenwerking van de EU met derde landen
het respecteren van mensenrechten is geborgd en wordt gemonitord. Het kabinet benadrukt
het belang van naleving en de monitoring van mensenrechten ook in Europese vergaderingen
en gesprekken, zowel met de Commissie als lidstaten en partnerlanden. De dialogen
die Nederland en de Unie voeren bieden hiervoor een platform. In het geval van Tunesië
wordt bijvoorbeeld zowel vanuit Nederland als EU structureel de mensenrechtensituatie
onder de aandacht gebracht bij de Tunesische autoriteiten. Dit betreft ook de verbetering
van de opvang en bescherming van migranten en vluchtelingen. Hierin wordt ook samengewerkt
met VN-partners.
Vraag 4
Bent u bereid om de steun van Nederland voor dergelijke samenwerking op te zeggen
zolang er sprake is van mensenrechtenschendingen?
Antwoord 4
Zoals in het antwoord op de vraag hierboven is beschreven, gebruiken Nederland en
de EU brede partnerschappen om zorgen over de behandeling van vluchtelingen en migranten
aan te kaarten en bij te dragen aan verbetering van de mensenrechtensituatie.
Vraag 5
Kunt u reageren op de structurele signalen van buitensporig geweld, marteling, mensensmokkel
en dwangarbeid in Libische detentiecentra?
Antwoord 5
Over dit onderwerp zijn op 21 februari jl. vragen gesteld door het lid Piri (GroenLinks-PvdA).
Graag verwijst het kabinet naar de beantwoording op deze vragen voor een uitgebreide
reactie over detentiecentra in Libië1.
Vraag 6
Hoe verhoudt het door de EU-gefinancierde principe van pullbacks in landen als Libië
en Tunesië zich tot het principe van non-refoulement?
Antwoord 6
Het beginsel van non-refoulement is één van de kernelementen in het VN-Vluchtelingenverdrag
en onderdeel van het internationaal gewoonterecht. Dit beginsel wordt beschermd door
verschillende internationale verdragen waar ook Nederland partij bij is, waaronder
het VN-Antifolterverdrag, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Internationaal
Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten en het Verdrag inzake de Rechten van
het Kind.
Ten aanzien van landen als Libië en Tunesië verleent de EU verschillende soorten steun
aan diverse actoren, over een brede agenda onder andere in het kader van migratiesamenwerking
met relevante derde landen langs voorname migratie routes. Dat betreft onder meer
bescherming en opvang van migranten en vluchtelingen, migratie-management, waaronder
steun aan kustwachtautoriteiten, op gebied van Search and Rescueen het verbeteren van de mensenrechtensituatie en versterking van de rechtstaat. De
Europese steun aan de Tunesische en Libische kustwachtautoriteiten draagt bij aan
de versterking van de Search and Rescue-capaciteit van de betreffende actoren.2 Dat is wenselijk, wat onverlet laat dat – zoals boven vermeld – handelingen van
de kustwachtautoriteiten altijd in overeenstemming met internationaal recht, waaronder
het beginsel van non-refoulement, moeten gebeuren. Indien daaromtrent zorgen bestaan,
brengt het kabinet dat daar waar relevant op in gesprekken met autoriteiten en vraagt
het ook de Europese Commissie dat te doen.
Vraag 7
Hoe verhouden deze signalen zich tot artikel 21 van het Verdrag van de Europese Unie,
waarin gesteld wordt al het EU externe beleid, waaronder migratiebeleid, dient te
voldoen aan internationaal recht en het Handvest van de grondrechten van de EU?
Antwoord 7
Op grond van artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)
berust het internationaal optreden van de Unie op de wereldwijde verspreiding van
de beginselen die aan de oprichting, ontwikkeling en de uitbreiding van de Unie ten
grondslag liggen en is het daar ook op gericht. Onder deze beginselen valt ook het
internationaal recht, zoals het Handvest van de Verenigde Naties. Hieruit volgt dat
de Unie ernaar streeft betrekkingen te ontwikkelen en partnerschappen aan te gaan
met derde landen die deze beginselen delen. Volgens het tweede lid bepaalt en voert
de Unie een gemeenschappelijk beleid en optreden en beijvert het zich voor een hoge
mate van samenwerking op alle gebieden van de internationale betrekkingen, met doelstellingen
als consolidering en ondersteuning van de rechtsstaat en mensenrechten. Artikel 21,
lid 3, VEU bepaalt dat de Unie de betreffende beginselen eerbiedigt en de genoemde
doelstellingennastreeft bij de bepaling en de uitvoering van het externe optreden.
Zoals uit de beantwoording van de voorgaande vragen volgt is er in de samenwerking
met derde landen uitdrukkelijk aandacht voor voornoemde doelstellingen en vormt de
naleving van internationaal en Europees recht altijd het uitgangspunt in partnerschappen
met derde landen.
Vraag 8
Kunt u reflecteren op de bevindingen van Artsen zonder Grenzen waarbij een groot percentage
van patiënten verwondingen hebben opgelopen als gevolg van grenshekken, prikkeldraad
en grensmuren?
Antwoord 8
Het is zorgelijk dat migranten ernstige verwondingen oplopen als gevolg van grensbarrières.
EU-lidstaten en de Schengengeassocieerde landen (Schengenstaten) dienen op grond van
de Schengengrenscode bij de bewaking en het beheer van de EU-buitengrenzen, ook in
het voorkomen van onrechtmatige grensoverschrijdingen, volledig te handelen met inachtneming
van het toepasselijke Unierecht, waaronder het Handvest van de Grondrechten en het
toepasselijke Internationale recht. EU-regelgeving biedt Schengenstaten veel ruimte
om te bepalen met welke maatregelen en instrumenten zij de buitengrens bewaken. Diverse
Schengenstaten maken op delen van hun grenzen al geruime tijd gebruik van fysieke
grensbarrières. De herziene Schengengrenscode biedt hiervoor een grondslag. De uitvoering
van de grensbewaking door Schengenstaten wordt geëvalueerd volgens het Schengenevaluatiemechanisme,
waar ook fundamentele rechten een onderdeel van zijn. Zie ook het antwoord op vragen 9
t/m 11.
Het kabinet heeft begrip voor de positie van Schengenstaten met lange, moeilijk te
controleren buitengrenzen (bijvoorbeeld vanwege geografische kenmerken), om in voorkomende
gevallen op delen van hun buitengrenzen gebruik te maken van fysieke grensbarrières.
Voor effectief Europees buitengrensbeheer acht het kabinet een integraal pakket aan
grensbeheermaatregelen noodzakelijk, waar grensbewaking, grenscontrole, innovatieve
technieken, gebruik van informatie en risicoanalyse, en fysieke grensbarrières onderdeel
van kunnen zijn.
Vraag 9, 10 en 11
In welke gevallen hebben monitoringsmechanismen aan de grens geleid tot effectieve
monitoring en het ter verantwoording roepen van lidstaten of organisaties die geweld
uitoefenen aan grensovergangen?
Welke consequenties zijn hieraan verbonden?
Welke voorstellen gaat u doen om ervoor te zorgen dat de monitoringsmechanismen in
alle gevallen leiden tot effectieve opvolging?
Antwoord 9, 10 en 11
Zoals in verschillende bovenstaande antwoorden is aangegeven, benadrukt het kabinet
dat het beheer van de EU-buitengrenzen, dat onder verantwoordelijkheid van de Schengenstaten
plaatsvindt, met inachtneming van het Europees en internationaal recht op het gebied
van mensenrechten moet worden uitgevoerd. De Europese Commissie dient hier als hoedster
van de EU-verdragen op toe te zien. Het kabinet vraagt hier in Europese en bilaterale
gesprekken aandacht voor.
Het Europese kader kent reeds diverse monitoringsmechanismen. Zo worden alle Schengenstaten
geëvalueerd op de toepassing van het Schengenacquis volgens het Schengenevaluatiemechanisme.
Schengenstaten worden daarbij ook geëvalueerd op de waarborging van fundamentele rechten.
Dit element is verstevigd in de nieuwe Schengenevaluatieverordening, die sinds 1 oktober
2022 van toepassing is.3 Schengenstaten dienen actie te ondernemen naar aanleiding van een aanbeveling. De
Commissie en de Raad zien hierop toe. Indien een Schengenstaat een aanbeveling niet
opvolgt, is verdere bespreking in de Raad mogelijk. Een tweede vorm van monitoring
gebeurt door de grondrechtenadviseur van Frontex, waar het de inzet van het Agentschap
betreft. Hij levert gevraagd en ongevraagd onafhankelijk advies over alle activiteiten
van het Agentschap. Zijn activiteiten hebben er onder andere toe geleid dat de monitoring
op het vlak van fundamentele rechten geïntensiveerd is en dat er met een aantal lidstaten
verbetermaatregelen zijn genomen om te zorgen voor een betere waarborging van fundamentele
rechten. Ten slotte verplichten de nog te implementeren screeningsverordening en de
asielprocedureverordening bij inwerkingtreding van het Asiel- en Migratiepact vanaf
2026 Schengenstaten te voorzien in een onafhankelijk monitorings- en toezichtmechanisme.
Deze mechanismen moeten tijdens de screening en de grensprocedure toezien op de naleving
van het Unierecht en het internationaal recht inzake de waarborging van een aantal
belangrijke beginselen, zoals de toegang tot de asielprocedure. In de screeningsverordening
worden de voorwaarden daarvoor nader uitgewerkt. Ook kunnen lidstaten het EU-grondrechtenagentschap
verzoeken om hen te ondersteunen bij het ontwikkelen van een dergelijk mechanisme,
inclusief de waarborgen voor de onafhankelijkheid van het mechanisme. Het kabinet
juicht dat toe en ziet de implementatie van het Pact tegemoet.
Daarnaast is het kabinet er voorstander van dat lidstaten zelf een (nationaal) onafhankelijk
monitoringsmechanisme ten aanzien van grensbeheer opzetten. De Europese Commissie,
met steun van het kabinet, heeft daar de afgelopen jaren doorlopend op aangedrongen.
Lidstaten als Bulgarije, Kroatië en Griekenland zetten, met betrokkenheid van de Commissie,
reeds dergelijke mechanismen op of versterken deze. Het kabinet volgt de ontwikkelingen
rondom deze mechanismen en hecht, conform de richtsnoeren van het Grondrechtenagentschap
op dit vlak,4 aan een onafhankelijk monitoring- en toezichtmechanisme. Zo is eerder bijvoorbeeld
met Kroatië gesproken over de opzet van het mechanisme en de opvolging van de aanbevelingen.
Ook heeft het kabinet bij de appreciatie van de fact-finding missie in Bulgarije in november 2023, de verbetering van het onafhankelijk monitorings-
en toezichtmechanisme op de waarborging van fundamentele rechten als aandachtspunt
aangemerkt. De structurele opvolging van aanbevelingen verdient blijvende aandacht
van de Bulgaarse autoriteiten. Het kabinet zal dit blijven volgen en zich hierover
uitspreken.
Tot slot nam het kabinet het voorstel voor een nationaal onafhankelijk monitoringsmechanisme
op in de non-paper over grensbeheer ten behoeve van de nieuwe Europese Commissie5. De voornoemde richtsnoeren van het Grondrechtenagentschap sluiten aan bij de inhoudelijke
wens van het kabinet ten aanzien van de vormgeving daarvan.
Vraag 12
Deelt u de mening dat er een zero-tolerance beleid zou moeten zijn voor ongeoorloofd
geweld aan de Europese buitengrenzen? En zo ja, hoe gaat u dit afdwingen?
Antwoord 12
Zoals uiteengezet in voorgaande antwoorden benadrukt het kabinet dat het beheer van
de EU-buitengrenzen, dat onder verantwoordelijkheid van de lidstaten plaatsvindt,
met inachtneming van het Europees en internationaal recht op het gebied van mensenrechten
moet worden uitgevoerd. De Europese Commissie dient hier als hoedster van de EU-verdragen
op toe te zien. Het kabinet vraagt hier in Europese en bilaterale gesprekken doorlopend
aandacht voor.
Vraag 13
Klopt het dat in de lucht inzetbare middelen door Frontex worden ingezet om onderscheppingen
van de Libische kustwacht te faciliteren?
Antwoord 13
Over dit onderwerp zijn op 21 februari jl. vragen gesteld door het lid Piri (GroenLinks-PvdA).
Graag verwijst het kabinet naar de beantwoording op deze vragen voor een uitgebreide
reactie ten aanzien van de rol van Frontex en het delen van informatie met Libië.6
Vraag 14
Hoe verhoudt zich dit tot artikel 6 van de Articles on the Responsibility of States
for Internationally Wrongful Acts (ARSIWA)?
Antwoord 14
Artikel 6 van de ARSIWA gaat over de aansprakelijkheid van de staat die een orgaan
ter beschikking stelt aan een andere staat. Frontex is geen staat, maar een orgaan
van de Europese Unie met eigen rechtspersoonlijkheid.7 Artikel 6 van de ARSIWA is daarom niet van toepassing op het handelen van Frontex.
Onder internationaal recht wordt het handelen van een (orgaan van een) internationale
organisatie met eigen rechtspersoonlijkheid toegerekend aan die organisatie. Dat betekent
dat het handelen van Frontex in eerste instantie aan de Europese Unie, en niet aan
een lidstaat, toegerekend moet worden. Enkel het lidmaatschap van de Europese Unie
maakt een staat nog niet juridisch verantwoordelijk. Voor zover de vraag ziet op de
aansprakelijkheid voor organen van Nederland die ter beschikking gesteld worden aan
Frontex, wordt dit geregeld in artikel 7 van de Artikelen inzake aansprakelijkheid
van internationale organisaties. Op grond daarvan moet het handelen van een aan Frontex
ter beschikking gesteld orgaan van Nederland toegerekend worden aan Frontex.
Voor meer details over de kwestie van aansprakelijkheid voor het handelen van Frontex
verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van 4 november 2022.8
Vraag 15, 16 en 17
Welke stappen gaat u nemen om Malta ter verantwoording te roepen met betrekking tot
de signalen dat Malta gevaarlijke situaties op zee onder haar verantwoordelijkheid
heeft genegeerd en daarbij moedwillig de levens van asielzoekers geriskeerd, alsook
actief hulp geweigerd heeft?
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat Artsen zonder Grenzen haar werk
mag doen en niet onnodig vertraagd wordt door bijvoorbeeld de Italiaanse maritieme
autoriteiten, waarbij mensenlevens onnodig geriskeerd worden?
Hoe gaat u ervoor zorgen dat situaties zoals met de schipbreuk van de Adriana, mede
veroorzaakt door gevaarlijke tactieken van de Griekse kustwacht, niet opnieuw voorkomen?
Antwoord 15, 16 en 17
Het kabinet wil voorkomen dat migranten de levensgevaarlijke routes over zee afleggen.
Daar zet het kabinet zich voor in. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het ontwikkelen
van brede migratiepartnerschappen, hervestiging van vluchtelingen via de UNHCR, het
tegengaan van grondoorzaken van migratie en de aanpak van mensensmokkel.
Zoals hierboven gesteld is het de taak van de Commissie om als hoedster van de verdragen
toe te zien op de naleving van het Unie recht en actie te ondernemen indien er sprake
is van een schending van het recht. De Commissie heeft hiertoe, op basis van de EU-verdragen,
diverse middelen tot haar beschikking. Het kabinet moedigt de Commissie doorlopend
aan deze in te zetten waar het de naleving van Europees asiel- en migratierecht betreft.
In bilaterale gesprekken benadrukt Nederland tevens het belang van respect voor fundamentele
rechten.
Het kabinet heeft, gezien de aantallen migranten die de levensgevaarlijke oversteek
naar de EU maken via zee, meermaals in EU-verband opgeroepen tot goede afspraken tussen
alle betrokken partijen om verdrinkingen te voorkomen en tot een normalisatie van
de ontschepingspraktijk op de Middellandse Zee te komen. Uitgangspunt is daarbij het
versterken van Search and Rescue (SAR) met goed werkende kustwachten met voldoende capaciteit, en het duidelijk vaststellen
van SAR-zones en veilige havens. Het kabinet verwelkomt de gesprekken die hierover
gevoerd worden op Europees niveau, onder andere in de SAR-Contact Group onder leiding
van de Europese Commissie. Hier wordt onder andere gesproken over het verbeteren van
onderlinge samenwerking tussen landen in het Middellandse Zeegebied, alsook met Europese
agentschappen, zoals Frontex en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.
Waar het Italië betreft, is het aan de Commissie, als hoedster van de EU-verdragen,
om erop toe te zien dat de wetgeving verenigbaar is met het Unierecht. In algemene
zin is het kabinet van mening dat het internationaal recht staten, en daarmee kapiteins
van een schip varend onder een vlag van een staat, verplicht onmiddellijk hulp te
verlenen aan mensen in nood op zee. Voorts bepalen verdragen dat de staat in wiens
opsporings- en reddingsgebied een drenkeling wordt gered de primaire verantwoordelijkheid
heeft voor de coördinatie en samenwerking bij het vinden van een veilige haven. Staten
dienen volgens het kabinet conform deze internationaalrechtelijke verplichtingen te
handelen.
Voor een uitgebreidere uiteenzetting van het internationaalrechtelijk kader in geval
van SAR en de Italiaanse wetgeving verwijst het kabinet graag naar beantwoording van
schriftelijke vragen van het lid Kröger.9
Vraag 18
Welke stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat hulpverleners van niet-gouvernementele
organisaties (ngo's) door Europese lidstaten niet langer gecriminaliseerd en/of vervolgd
worden?
Antwoord 18
Het kabinet benadrukt dat het tegengaan van het verlies van levens op zee en de internationaalrechtelijke
plicht om mensenlevens op zee te redden te allen tijde het uitgangspunt moet blijven.
Tegelijkertijd dienen activiteiten niet behulpzaam te zijn bij het in stand houden
van criminele activiteiten van mensensmokkelaars die geregeld mensenlevens op het
spel zetten. Het is aan de nationale (opsporings)autoriteiten hier onderzoek naar
te doen en zo nodig over te gaan tot strafrechtelijke vervolging. Dat hangt af van
nationale wetgeving in het desbetreffende land. In Nederland is deze bevoegdheid voorbehouden
aan het openbaar ministerie.
Het kabinet is daarmee niet voor het strafbaar stellen van hulp aan mensen in nood
door organisaties, zoals ngo’s, die handelen op basis van humanitaire gronden, maar
wil de strafrechtelijke aansprakelijkheid niet principieel expliciet bij wet uitsluiten.
Tenslotte hangt het van de individuele omstandigheden van een geval af of vervolging
wenselijk is, en kan daarbij indien aan het licht komt dat de betrokkene heeft gehandeld
op humanitaire gronden worden besloten om niet over te gaan tot strafvervolging. In
Nederland kunnen de algemene strafuitsluitingsgronden in het Wetboek van Strafrecht
in de weg staan aan strafbaarheid in gevallen van humanitaire hulp.
In Europees verband onderschrijft de regering deze benadering, ook in relatie tot
het voorstel voor de nieuwe mensensmokkelrichtlijn dat zich tot doel stelt de strafrechtelijke
benadering van mensensmokkel in de EU juist verder te harmoniseren. Nederland benoemde
dan ook recent tijdens de JBZ-raad van 4 en 5 maart 2024 dat het van belang is dat
zuivere humanitaire hulpverlening niet wordt vervolgd. Echter acht het kabinet in
dit verband een expliciete humanitaire clausule in de operationele tekst van de richtlijn
niet noodzakelijk of effectief. Het kabinet verwijst naar beantwoording van vragen
van de Eerste Kamer over dit onderwerp voor een uitgebreidere toelichting op dit vraagstuk.10
Vraag 19
Welke stappen neemt u om naast het bemoeilijken van de Middellandse zeeroute ook legale
en veilige migratieroutes te faciliteren?
Antwoord 19
Er bestaan veel manieren om op een reguliere en veilige manier naar de Europese Unie
te komen voor bijvoorbeeld gezin, studie of werk. Naast nationale regelingen van de
verschillende EU-lidstaten bestaan er zeven EU-brede richtlijnen op het vlak van (reguliere)
toelating en verblijf.
Het kabinet ziet arbeidsmigratie van buiten de EU, met uitzondering van kennismigratie,
als sluitstuk voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt. Om de behoeftes van
Lidstaten op legale migratie beter te matchen met aanbod uit derde landen, zet de
Europese Commissie zich in om afspraken te maken met derde landen om behoeftes van
Lidstaten op het gebied van legale migratie te matchen met aanbod uit derde landen
via de zogeheten Talentpartnerschappen. Het kabinet ziet deze talentpartnerschappen
niet op zichzelf als oplossing voor tekorten op de arbeidsmarkt11. Op dit moment wordt er gesproken vanuit de Commissie met Tunesië Marokko, Egypte,
Bangladesh en Pakistan. Nederland sluit in de rol van observer aan bij de gesprekken met Marokko, Egypte en Tunesië voor zover dat vrijblijvend
mogelijk is. Ook wordt in Raadsverband gesproken over een door de Europese Commissie
voorgestelde verordening ter oprichting van een EU-Talentenpool, die de match tussen
EU-werkgevers en (aspirant-)werknemers uit derde landen moet verbeteren. Het kabinet zet zich daarbij in de onderhandelingen
over het voorstel wel actief in om het instrument zo vorm te geven dat de in het BNC-fiche
genoemde bezwaren en vragen zo goed als mogelijk en adequaat worden geadresseerd.12 Een eventueel besluit tot daadwerkelijke deelname aan een talentpartnerschap of EU-talentpool
is aan een volgend kabinet.
Daarnaast wordt met de EU verordening tot vaststelling van een Uniekader voor hervestiging
en toelating op humanitaire gronden (hervestigingsverordening), die deel uitmaakt
van het Asiel- en Migratiepact, voorzien in een gemeenschappelijke aanpak voor het
hervestigingsbeleid van lidstaten. Deze verordening kan bijdragen aan het vervullen
van de mondiale behoeften aan hervestiging en humanitaire toelating, partnerschappen
met derde landen versterken en bijdragen aan solidariteit. Daarnaast kan het de druk
verlichten op landen in regio's die grote groepen vluchtelingen opvangen door het
bevorderen en verbeteren van de capaciteit en de opvang- en beschermingsvoorwaarden
en door het verminderen van irreguliere en gevaarlijke doorreizen van personen die
internationale bescherming nodig hebben.
Vraag 20
Hoeveel asielzoekers op de vlucht hebben ook daadwerkelijk in de praktijk toegang
tot legale en veilige routes?
Antwoord 20
Het is niet mogelijk op voorhand uitspraken te doen over de toelaatbaarheid van een
dergelijke grote en diverse groep.
Voor toelating op grond van hervestiging moeten mensen zich eerst melden bij UNHCR.
UNHCR beoordeelt of iemand vluchteling is en vervolgens of iemand ook in aanmerking
komt om te worden voorgedragen voor hervestiging. In de Projected Global Resettlement Needs noteert UNHCR jaarlijks de hervestigingsnoden. Wereldwijd dragen meerdere landen,
waaronder Nederland, met uiteenlopende aantallen bij aan die hervestiging. Daarnaast
kennen wereldwijd meerdere landen ook andere legale en veilige routes in de vorm van
humanitaire toelating- of sponsorprogramma's voor personen die (internationale) bescherming
nodig hebben.
Voor reguliere toelating, voor bijvoorbeeld werk of studie, geldt in de regel dat
per aanvraag wordt beoordeeld of een vreemdeling voor een vergunning in aanmerking
komt.
Vraag 21
Bent u bereid om een onderzoek in te stellen naar welke barrières er zijn om legale
en veilige routes toegankelijk te maken en deze barrières vervolgens weg te nemen?
Antwoord 21
Toegankelijkheid van «legale routes» hangt samen met onder meer quota voor hervestiging,
inhoudelijke voorwaarden voor verblijfsvergunningen en, in elk geval in de Nederlandse
context, het principe dat de machtiging tot voorlopig verblijf en de verblijfsvergunning
in land van herkomst of land van bestendig verblijf dienen te worden aangevraagd.
Het kabinet ziet op dit moment geen aanleiding voor een nader onderzoek naar dit stelsel.
Of dit mogelijk in de komende periode opportuun kan zijn is aan een volgend kabinet.
Vraag 22
Bent u bereid om te onderzoeken welke effecten het vervangen van ontvangstcentra door
detentiecentra heeft op het mentale welzijn van asielzoekers?
Antwoord 22
De asielgrensprocedure moet bij inwerkingtreding van het Asiel- en Migratiepact vanaf
2026 verplicht worden toegepast als de aanvrager een nationaliteit van een land bezit
waarbij het Europese gemiddelde inwilligingspercentage lager is dan 20%, er gronden
zijn om de aanvrager te beschouwen als een gevaar voor de openbare orde of nationale
veiligheid, of als de aanvrager probeert de autoriteiten te misleiden.
Het is van belang dat personen die niet aan de voorwaarden voldoen om toegang te krijgen
tot de EU, niet alsnog toegang krijgen. Waar mogelijk nemen lidstaten stappen om op
andere wijze dan door detentie de verdere inreis te voorkomen. Daar komt bij dat bij
inwerkingtreding van het Asiel- en Migratiepact per 2026, de opvangrichtlijn, asielprocedureverordening
en de grensterugkeerprocedureverordening bepalen dat het opleggen van grensdetentie
een ultimum remedium is, dat enkel mag worden opgelegd wanneer een lichter middel
niet doeltreffend is. Waar dit in de geografie van de EU-lidstaat niet anders kan
om inreis te voorkomen, zal detentie aan de orde zijn. Grensdetentie wordt in Nederland
aangevangen met een medische check door het personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Daarnaast kan een vreemdeling altijd een verzoek indienen om een arts te consulteren.
Waar nodig wordt zorg geboden. Wanneer er indicaties bestaan dat een vreemdeling kampt
met complexe psychiatrische problemen, dan kan de vreemdeling worden overgeplaatst
naar het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht. Hiermee is aandacht voor
het mentale welzijn van de asielzoekers die naar een detentiecentrum gaan. Ik zie
dan ook geen aanleiding om onderzoek te doen.
Vraag 23
Hoe zal u garanderen dat asielzoekers in Nederland, maar ook in andere Europese landen,
toegang blijven houden tot adequate fysieke en mentale gezondheidszorg?
Antwoord 23
Ieder land is zelf verantwoordelijk voor de inrichting van het zorgstelsel in dat
land. Dat geldt derhalve ook voor de toegang tot de fysieke en mentale gezondheidszorg.
In Nederland maken asielzoekers gebruik van reguliere zorginstellingen en is de toegang
tot medische zorg, zowel fysiek als mentaal, geborgd via de GezondheidsZorg Asielzoekers.
Op nagenoeg alle asielzoekerscentra en op veel andere opvanglocaties is een huisartsenpraktijk
aanwezig. Binnen die praktijk werkt ook een zogeheten Praktijkondersteuner GGZ. Ook
hiermee is een laagdrempelige toegang tot zorg geborgd. Mocht het nodig zijn dan kan
de huisarts doorverwijzen naar vervolgzorg. Ter verbetering van de mentale gezondheid
worden ook programma’s aangeboden, zoals Bamboo, gericht op het herkennen en erkennen
van mentale problematiek bij volwassen en jongeren en indien nodig het doorverwijzen
naar specialistische zorg. Verder worden er door verschillende organisaties activiteiten
aangeboden die zien op het mentale welzijn van kinderen en jongeren in de opvang.
Ook niet-gouvernementele organisaties zoals Save the Children en WarChild, maar ook
het Nederlandse Rode Kruis, bieden geregeld geestelijke en psychosociale steun aan
asielzoekers in Nederland. Zij putten daarbij uit kennis en ervaring die zij elders
in de wereld opdoen bij de integratie van MHPSS (Mental Health and Psychosocial Support, geestelijke gezondheid en psychosociale steun) in humanitaire respons en in hun
werk met en voor vluchtelingen en gastgemeenschappen. Dit is een thema waarop het
Ministerie van Buitenlandse Zaken internationaal actief: Nederland is internationaal
aanjager van integratie van MHPSS in humanitaire actie, in vredesopbouw en in inspanningen
gericht op ontheemden en gastgemeenschappen. Nederland werkt daarbij behalve met Nederlandse
en internationale NGOs ook nauw samen met organisaties zoals UNICEF, UNHCR, IOM, en
de Rode Kruis Rode Halve Maan Beweging. Een aantal van deze organisaties is ook binnen
de Europese Unie actief.
Vraag 24
Herkent u de signalen dat asielzoekers in bijvoorbeeld Griekenland en Italië onvoldoende
toegang hebben tot een eerlijke procedure, voldoende informatie, ondersteuning en
gezondheidszorg?
Antwoord 24
Ik herken dat in de asiel- en opvangstelsels van sommige lidstaten, op onderdelen,
gebreken kunnen zitten of zaten. Die gebreken konden bijvoorbeeld ook aanleiding zijn
om onder de Dublinverordening (tijdelijk) geen asielzoekers vanuit Nederland aan die
lidstaten over te dragen. Met betrekking tot de in uw vraag genoemde lidstaten, oordeelde
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat, hoewel de
opvang en asielprocedure in Griekenland is verbeterd, een belangrijk aandachtspunt
de zeer beperkte toegang van asielzoekers tot gratis rechtsbijstand tijdens hun beroepsprocedure
is. In een uitspraak van 26 april 2023 leidde de Afdeling uit de berichtgeving van
de Italiaanse autoriteiten af dat er voor Dublinclaimanten in Italië geen opvangfaciliteiten
beschikbaar zijn en ten gevolge tijdelijk geen asielzoekers onder de Dublinverordening
overgedragen kunnen worden aan dat land.
Meer in het algemeen wil ik opmerken dat het taak is van de Europese Commissie om
erop toe te zien dat de asielprocedures in de lidstaten in lijn zijn met de Europese
asielrichtlijnen- en verordeningen.
Vraag 25
Hoe gaat u ervoor zorgen dat overal in de EU asielzoekers aanspraak kunnen maken op
een humane en eerlijke procedure, alsook toegang tot zorg?
Antwoord 25
Het is de eigen verantwoordelijkheid van iedere lidstaat om de nationale asiel- en
opvangprocedure in te richten conform het gemeenschappelijk Europees asielstelsel,
d.w.z. het wetgevingspakket van de EU waarbij internationale bescherming is geregeld.
In de EU asielwetgeving is ook geregeld dat lidstaten asielzoekers toegang moeten
bieden tot de gezondheidszorg die zij nodig hebben. Daarbij is, zoals ook eerder aangegeven,
het de taak van de Commissie om hierop toe te zien. Verder heeft het Asielagentschap
van de Europese Unie (EUAA) tot taak de lidstaten te ondersteunen bij de uitvoering
van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het Agentschap gaat ook toezicht
houden op de nationale autoriteiten via een monitoringmechanisme. Dit mechanisme beoogt
mogelijke tekortkomingen in de asiel- en opvangstelsels van lidstaten te voorkomen
en identificeren.
Vraag 26
Hoe gaat u in de toekomst voorkomen dat crisissituaties zoals in 2022 in Ter Apel
opnieuw voorkomen, zeker nu het Rode Kruis hiervoor opnieuw waarschuwt?
Antwoord 26
Om te zorgen dat het COA aan iedereen een opvangplek kan blijven bieden, zijn verschillende
maatregelen genomen. Het COA plaatst statushouders in hotels om extra asielopvangcapaciteit
te realiseren. Voorts is middels de brief van 15 april jl.13 een uitvraag gedaan aan de commissarissen van de Koning om in totaal en op zeer korte
termijn tijdelijke spoedopvang te realiseren en op termijn in iedere provincie een
extra grote opvanglocatie te realiseren. Vanuit het Rijk wordt hier grond voor beschikbaar
gesteld. Via deze lijnen moeten in de komende periode voldoende opvangplekken gerealiseerd
worden om uit te crisissituatie van 2022 te blijven.
Daarnaast zijn ook lessen getrokken uit de crisis en wordt er voortdurend samen met
maatschappelijke partners, zoals het Rode Kruis, geschakeld en wordt ook mede in samenwerking
met hen snel opgeschaald om snel nieuwe opvanglocaties te realiseren.
Vraag 27
Kunt u reflecteren op de conclusie, die ook door andere onderzoeken meermaals bewezen
is, dat geweld aan de Europese buitengrenzen en het sluiten van grenzen leidt tot
het nemen van nog gevaarlijkere routes en daarmee bijvoorbeeld mensensmokkelaars in
de kaart speelt?
Antwoord 27
Allereerst onderstreept het kabinet nogmaals dat lidstaten bij de uitvoering van hun
taken op het gebied van grensbewaking volledig dienen te handelen met inachtneming
van het toepasselijke Unierecht, waaronder het Handvest van de Grondrechten en het
toepasselijke internationale recht. Geweld tegen personen met als doel hen te belemmeren
in de uitoefeningen van hun rechten, mag daar nooit onderdeel van zijn.
Daarbij is het tegengaan van mensensmokkel en het ontwrichten van criminele smokkelnetwerken
een prioriteit voor het kabinet, juist om te voorkomen dat mensensmokkelaars en de
netwerken daarachter vaak uit cynisch winstbejag misbruik maken van de situatie van
de mensen die op hen een beroep doen. Het kabinet heeft een brede inzet. Zo werkt
Nederland onder andere aan het tegengaan van mensensmokkel middels verschillende initiatieven
en projecten samen met andere lidstaten, derde landen, internationale organisaties
zoals UNODC, en EU-agentschappen zoals Europol, Eurojust en Frontex om mensensmokkel
te bestrijden. Dit vindt bijvoorbeeld plaats binnen het European Multidisciplinair
Platform Against Crime Threats (EMPACT), waarbij Nederland deelneemt aan verschillende
acties gericht op het tegengaan van mensensmokkel met landen binnen en buiten de EU.
Tegelijkertijd is de aanpak van mensensmokkel enkel effectief als naast het ontwrichten
van mensensmokkelnetwerken, ook aandacht uitgaat naar de lokale realiteit waarbij
migranten smokkelaars evenwel zien als dienstverleners. Daarom wordt ook ingezet op
preventie en voorlichting in derde landen om bewustwording over de risico’s van irreguliere
migratie te vergroten en veilige en ordelijke migratie te bevorderen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
E.N.A.J. Schreinemacher, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.