Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gabriëls over asfaltcentrales
Vragen van het lid Gabriëls (GroenLinks-PvdA) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over asfaltcentrales (ingezonden 19 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 24 mei
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de vele nieuwsberichten in het hele land waarin zorgen over asfaltcentrales
geuit worden?1
Antwoord 1
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vraag 2
Heeft u contact met omwonenden van asfaltcentrales door het hele land die zich zorgen
maken over hun gezondheid? Raadpleegt u onder andere Bewonersinformatieplatform Asfalt
Stinkt Landelijk? Zo ja, wat neemt u mee uit deze gesprekken?
Antwoord 2
Het ministerie heeft contact met het Landelijk Platform Asfalt Stinkt. In een gesprek
zijn de zorgen die omwonenden hebben aan de orde geweest. Ik vind het belangrijk dat
deze gesprekken worden gevoerd, en waardeer het dat omwonenden de tijd nemen om hierover
in gesprek te gaan. Het bevestigt voor mij dat de dialoog tussen overheid, bedrijven
en omwonenden aandacht verdient. De acties zoals uitgezet in de Actieagenda Industrie
en Omwonenden2 dragen daar aan bij.
Vraag 3
Op welke wijze worden omwonenden actief betrokken bij beleid rondom asfaltcentrales?
Hoe wordt inspraak georganiseerd? Worden omwonenden bijvoorbeeld actief gewezen op
internetconsultaties over regelgeving omtrent asfaltcentrales? Worden zij betrokken
bij de totstandkoming van adviesdocumenten over de beste beschikbare technieken (BBT)?
Antwoord 3
Vergunningverlening, toezicht en handhaving rondom asfaltcentrales is aan het lokaal
bevoegd gezag. Lokaal bevoegd gezag organiseert hierbij inspraak naar eigen inzicht.
Ik ben als Staatssecretaris verantwoordelijk voor wet- en regelgeving met betrekking
tot asfaltcentrales. Met betrekking tot de wetswijziging die nu voorligt, is er, zoals
gebruikelijk, ook kans geweest voor een ieder om daarop te reageren via de openbare
internetconsultatie. In contacten met omwonenden over de asfaltcentrales is daar ook
op gewezen.
Informatiedocumenten over best beschikbare technieken (BBT) zijn documenten waar een
vergunningverlener onder andere rekening mee moet houden bij het beoordelen van een
vergunningaanvraag en het opstellen van een vergunning voor een milieubelastende activiteit.
Bij het opstellen van deze informatiedocumenten worden omwonenden niet betrokken,
het zijn documenten met technische informatie en gaan niet over een specifieke bedrijfssituatie.
Deze informatiedocumenten gaan over veiligheid, water en bodem. In Europese context
worden informatiedocumenten opgesteld in het kader van BBT. Daarover staat in de richtlijn
Industriële Emissies dat de Commissie uitwisseling van informatie organiseert tussen
de lidstaten, betrokken bedrijfstakken en niet-gouvernementele organisaties die zich
inzetten voor milieubescherming.
In het geval van asfaltcentrales zijn er geen BBT-maatregelen die in wet- of regelgeving
zijn vastgelegd. Dit komt omdat asfaltfabrieken geen bedrijven zijn in het kader van
het besluit risico zware ongevallen (BRZO) en dat er voor asfaltfabrieken ook geen
Europees afgesproken documenten zijn over de best beschikbare technieken om emissies
te reduceren (Best Beschikbare Technieken (BBT) – referentiedocument (BREF)).
Omgevingsdienst NL heeft wel een adviesrapport opgesteld over de aanpak van de uitstoot
van asfaltcentrales. BBT is een klein onderdeel van dat rapport. Dit adviesdocument
wordt in 2024 herzien vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet en het Besluit
activiteiten leefomgeving. Daarbij wordt het BBT ook meegenomen.
Het is vervolgens aan lokaal bevoegd gezag om te bepalen hoe dit adviesrapport wordt
meegenomen in de taken met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Vraag 4
Bent u zich er bewust van dat omgevingsdiensten verschillende eisen stellen aan hoe
vaak asfaltcentrales emissiegegevens moeten aanleveren? Deelt u de mening dat er alleen
adequaat kan worden gehandhaafd als emissies frequent worden gemeten? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 4
In de voorliggende wetswijziging wordt een minimaal meetregime voorgesteld voor de
stoffen PAK’s en benzeen die vrijkomen bij asfaltproductie. Het voorstel beschrijft
dat voor elke asfaltcentrale het verplicht wordt in elk geval één keer per jaar PAK’s
en benzeen te meten en daarover te rapporteren. Dit geeft duidelijkheid aan bedrijven,
overheden en omwonenden. Het bevoegd gezag kan daarvan afwijken, door meer metingen
te verplichten of zelf metingen uit te voeren. Hoe lokaal bevoegd gezag hun toezicht
op de asfaltcentrales vorm geeft binnen de geldende kaders, is aan het lokaal bevoegd
gezag.
Vraag 5
Deelt u de mening dat met continue metingen, bijvoorbeeld middels infrafrood- of «Photo
Ionisatie Detector (PID)»-technieken, het inzicht in de emissies van asfaltcentrales
kunnen verbeteren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid continumeting verplicht
te stellen?
Antwoord 5
Bij het voorschrijven van het meetregime in de regelgeving wordt per component zorgvuldig
afgewogen welk meetregime voldoende controlemogelijkheden biedt. De zwaarte van het
meetregime is afhankelijk van de schadelijkheid van de component en hoeveelheid emissie
van de component die vrijkomt. Het continue meten is het zwaarste meetregime waarbij
aan de norm NEN-EN14181 voldaan moet worden. Deze norm schrijft een uitgebreide kwaliteitsborging
voor op vier verschillende niveaus. Dat maakt continue meting heel erg duur. Als er
twijfels zijn over het continu voldoen aan de emissiegrenswaarde, kan het bevoegd
gezag via maatwerk aanvullende eisen stellen. In dat geval kan bijvoorbeeld worden
gekozen om naast de periodieke metingen een indicatieve continue infrarood- of «Photo
Ionisatie Detector (PID)»-techniek te installeren.
Vraag 6
Bent u bekend met het bericht «Doorbraak over omstreden Deventer Asfaltcentrale, grotere
én schonere centrale stap dichterbij»?3
Antwoord 6
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vraag 7 en 8
Denkt u dat de net afgesloten intentieovereenkomst wel gaat leiden tot nieuwbouw,
in tegenstelling tot de vorige intentieovereenkomst met de asfaltfabriek?
Welke vervolgstappen bent u van plan te zetten in het geval dat deze overeenkomst
niet leidt tot nieuwbouw?
Antwoord 7 en 8
Deze vragen gaan specifiek over de situatie in de gemeente Deventer. De gemeente is
daar het bevoegd gezag. Ik doe daar derhalve geen uitspraken over.
Vraag 9
Hoeveel extra energie kost het wanneer er asfalt wordt geproduceerd bij regen waardoor
de grondstof nat is, omdat er een dak boven ontbreekt?
Antwoord 9
Op basis van een verkennende studie uitgevoerd voor het transitiepad Duurzame Wegverharding
wordt geschat dat een kwart van het energiegebruik van een asfaltcentrale nodig is
om grondstoffen te drogen. Het effect van overkapping van materialen op het energiegebruik
is niet exact bekend maar de verwachting is dat overkapping een aanzienlijke verlaging
van het energiegebruik tot gevolg heeft.
Vraag 10
Hoeveel asfaltfabrieken hebben op dit moment geen dak boven hun grondstoffen, en in
welke mate verwaaien de grondstoffen ter plekke? Bent u bereid direct aan te dringen
op een overkapping van grondstoffen?
Antwoord 10
Zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, is de verwachting dat overkapping
een aanzienlijke verlaging van het energieverbruik tot gevolg heeft. Ik moedig het
gebruik daarvan daarom daarvan. Er zijn echter ook haken en ogen aan het verplichten
van een overkapping. Nadeel is de extra kostprijs voor de loods, die groot genoeg
moet zijn om toe te laten dat de vrachtwagens die de granulaten aanvoeren hun laadbak
kunnen oprichten om te lossen ofwel geschikt moeten zijn voor het lossen van materialen
vanuit binnenvaartschepen. Ook moet er voldoende ruimte zijn op het terrein voor de
overdekte opslag. Het gebruik van zeil of ander doek om hopen granulaten af te dekken,
vraagt veel arbeid als die dagelijks een of meerdere keren moeten worden aangebracht
of worden verwijderd, wat economisch nadelig kan uitvallen.
Met het ingaan van de Omgevingswet is bepaald dat stoffen in de stuifklasse S4 (waar
bepaalde grondstoffen voor asfaltcentrales onder vallen) ook in een gesloten ruimte
moeten worden opgeslagen en verwerkt. Dat is de hoofdlijn. Hiervan kan alleen worden
afgeweken indien de kosten voor een gesloten ruimte niet in verhouding staan en stofemissies
ook met bevochtigen gereduceerd kunnen worden. Dan kan een bevoegd gezag maatwerk
verlenen.
Er geldt een overgangsrecht van twee jaar, dus het bevoegd gezag heeft twee jaar de
tijd om te beoordelen of er maatwerk verleend wordt en buitenopslag/buiten werken
toegestaan wordt waarbij andere stofreducerende maatregelen genomen worden.
Vraag 11
Speelt energieverbruik en uitstoot van giftige stoffen een rol in de aanbestedingen
die uw ministerie uitschrijft ten behoeve van de aanleg van rijkswegen? Zo nee, bent
u met mij van mening dat dat zo snel mogelijk moet worden ingevoerd?
Antwoord 11
Energiegebruik en uitstoot van giftige stoffen worden meegenomen in de MilieuKostenIndicator
(MKI) die meeweegt in de gunning van onderhoudsprojecten op rijkswegen. Energiegebruik
komt veelal tot uitdrukking in het milieueffect klimaatverandering, uitstoot giftige
stoffen leidt tot een score op toxiciteit (humaan, zoetwater, zout water en bodem).
Weging van deze en andere milieueffecten die met een levenscyclusanalyse berekend
worden, leidt tot een waarde van de MKI.
Vraag 12
Hoe beoordeelt u de resultaten van de afspraken in het kader van het Emissions Trading
System (ETS) met de asfaltfabrieken?4
Antwoord 12
Omdat asfaltfabrieken onder het ETS vallen, zijn ze verplicht om hun broeikasgasemissies
te monitoren en hiervoor jaarlijks voldoende emissierechten in te leveren. Het beschikbare
aantal emissierechten in het ETS neemt jaarlijks af waarmee ook de broeikasgasemissies
dalen en de klimaatdoelen kunnen worden behaald. In 2023 is de Nederlandse broeikasgasuitstoot
onder het ETS in totaal met 13% gedaald. Dit getal is een gemiddelde van alle ETS
bedrijven, dus naast asfaltfabrieken ook overige industrie en elektriciteitscentrales.
Vraag 13
Bent u bereid tijdens de grote opdracht A1 tussen Apeldoorn en Twello, waarvoor de
fabriek in Deventer het asfalt gaat leveren, extra toezicht te houden op het productieproces?
Antwoord 13
Toezicht op de asfaltcentrales is belegd bij bevoegd gezag, in dit geval de gemeente.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.