Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Keijzer over het bericht 'Ruimere asielmogelijkheden voor Eritreeërs metciviele dienstplicht'
Vragen van het lid Keijzer (BBB) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Ruimere asielmogelijkheden voor Eritreeërs met civiele dienstplicht» (ingezonden 4 april 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Burg (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 23 mei
2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1605.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van bovenstaande bericht?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het bericht?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Waarom kiest u voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd? Verwacht u dat de
situatie in het land van herkomst binnen afzienbare tijd veranderd?
Antwoord 3
Iedereen die asiel aanvraagt in Nederland, ongeacht het land van herkomst, en van
wie het asielverzoek wordt ingewilligd, krijgt in eerste instantie altijd een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd. Dit volgt uit de Vreemdelingenwet en betreft geen specifieke keuze
in dit geval.
Vraag 4
Is het niet hypocriet om alleen de mensen die na een levensgevaarlijke en dure tocht
succesvol Europa weten te bereiken bescherming te bieden? Bent u van mening dat Europese
beleid zo aangepast moet worden dat een maximaal op te vangen hoeveelheid asielzoekers
op uitnodiging naar Europa kan komen?
Antwoord 4
Ik ben het met u eens dat mensen geen levensgevaarlijke reis zouden moeten ondernemen
om de bescherming te krijgen en dat opvang in de regio, ook om die reden de voorkeur
heeft. De veronderstelling dat Nederland enkel internationale bescherming biedt aan
personen die de EU weten te bereiken klopt echter niet. De Nederlandse overheid levert
jaarlijks een bijdrage aan het hervestigingsprogramma van de UNHCR. Onder dit programma
worden (kwetsbare) vluchtelingen vanuit een land buiten de EU, via een gereguleerde
en veilige route, overgebracht naar Nederland. Het juridisch niet langer mogelijk
maken om spontaan een asielverzoek in te dienen vraagt om een fundamentele wijziging
van de EU-wetgeving en mogelijk eveneens van internationale verdragen. Het recent
overeengekomen Asiel en Migratiepact strekt daar niet toe. Wel werkt het kabinet doorlopend
aan partnerschappen met derde landen om irreguliere migratie tegen te gaan, terugkeer
te bevorderen en bescherming van migranten te versterken, waarbij de Europese inzet
en de bilaterale inzet in elkaars verlengde liggen. Afgelopen periode heeft het kabinet
stappen gezet met partners als Marokko, Tunesië, Turkije, Egypte, en Nigeria. Ook
de komende maanden zullen worden benut om samenwerking met partnerlanden verder te
ontwikkelen, bijvoorbeeld als het gaat om tegengaan van mensensmokkel- en handel,
versterken van grensbeheer, bevorderen van terugkeer, en bescherming van migranten.
Het kabinet zal de Europese Commissie voorts blijven oproepen om ambitieuze, brede
en gelijkwaardige partnerschappen te ontwikkelen.
Vraag 5
Sinds wanneer kent Eritrea de civiele dienstplicht?
Antwoord 5
Uit de beschikbare informatie van het ambtsbericht over Eritrea blijkt dat Eritrea
in 1992 de nationale dienstplicht introduceerde en dat in 1995 de National Service Proclamation de doelstellingen van de nationale dienstplicht definieerde. Sindsdien geldt volgens
het ambtsbericht «een dienstplicht voor mannen en vrouwen, die zowel militair als
civiel kan zijn.»
Vraag 6
Waarom kiest u er nu pas voor om de zogenaamde civiele dienstplicht te herkennen?
Antwoord 6
Beschikbare informatie uit eerdere ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken over Eritrea vormde eerder geen aanleiding voor de conclusie dat een persoon
die het civiele onderdeel van de dienstplicht moest vervullen mogelijk een zodanige
behandeling moet vrezen dat hij in aanmerking komt voor asielbescherming.
Inmiddels blijkt uit het recente ambtsbericht over Eritrea dat personen die het civiele
onderdeel van de dienstplicht moeten vervullen onderworpen kunnen worden aan mishandeling,
seksueel- en gender-gerelateerd geweld, dwangarbeid en andere soorten misbruik.
Vraag 7
Beschouwt u conscriptie als een nationale soevereine aangelegenheid van elke staat?
Antwoord 7
Ja, binnen de grenzen van het internationaal recht.
Vraag 8
Waarom kiest u er recentelijk steeds vaker voor om buitenlandse dienstplichtigen te
helpen met het ontwijken van die dienstplicht (Oekraïne en nu Eritrea)?
Antwoord 8
Van het helpen ontwijken van de dienstplicht is geen sprake.
Dat vrees voor een onevenredige of onmenselijke bestraffing van dienstweigering of
desertie onder omstandigheden kan leiden tot asielbescherming is al decennialang onderdeel
van het asielbeleid. Hiertoe kan bijvoorbeeld worden gewezen op het kader dat volgde
uit de Antikian-uitspraak van de Rechtseenheidskamer van 12 april 1995 (RV 1995,2 of het arrest van het EU-Hof van 26 februari 2015 in de zaak C-472/13, Shepherd tegen
Duitsland.
Vraag 9
Hoeveel Eritreeërs verwacht u dat in 2024, 2025 en 2026 een beroep doen op bescherming
vanwege de civiele dienstplicht?
Antwoord 9
Dit is een vraag waar ik op voorhand geen antwoord op kan geven.
Vraag 10
Hoe hoog is het inwilligingspercentage voor Eritreeërs in 2021, 2022 en 2023 geweest?
Antwoord 10
In 2021 werd 35% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit
afgewezen. In hetzelfde jaar werd 63% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen
met een Eritrese nationaliteit ingewilligd en 3% werd op een overige wijze afgedaan.
In 2022 werd 37% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit
afgewezen. In 2022 werd 62% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een
Eritrese nationaliteit ingewilligd. 1% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen
met een Eritrese nationaliteit werd in 2022 op een overige wijze afgedaan.
In 2023 werd 28% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit
afgewezen. In hetzelfde jaar werd 71% van de eerste asielaanvragen van vreemdelingen
met een Eritrese nationaliteit ingewilligd, 1% van de eerste asielaanvragen werd op
een overige wijze afgedaan.
2021
2022
2023
Afwijzing
35%
37%
28%
Inwilliging
63%
62%
71%
Overig
3%
1%
1%
Bron: Metis/INDiGO
Vraag 11
Hoeveel Eritreeërs zijn de afgelopen tien jaar Nederland binnengekomen via vluchtelingenbescherming?
Antwoord 11
Zie de tabel hieronder als antwoord op vraag 11. In deze tabel worden de aantallen
eerste aanvragen van vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit in de jaren 2014
tot en met 2023 uitgesplitst in afgewezen aanvragen, ingewilligde aanvragen en overige
afgedane aanvragen.
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
Eindtotaal
Afwijzing
310
230
400
480
580
340
200
210
230
300
3.260
Inwilliging
3.470
5.120
2.800
900
270
390
290
380
370
750
14.730
Overig
<10
<10
<10
<10
20
<10
10
20
<10
<10
80
Eindtotaal
3.780
5.350
3.200
1.380
870
730
500
600
610
1.050
18.070
Bron: Metis/INDiGO
Vraag 12
Hoeveel Eritrese vluchtelingen zijn na eventuele weigering van een verblijfsvergunning
in hoger beroep gegaan in 2022 en 2023?
Antwoord 12
Het totale aantal vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit die een beroep heeft
ingediend in 2022 was 190. Hiervan waren 40 beroepszaken na een afwijzing in de algemene
asielprocedure (AA), 140 na een Dublin procedure en minder dan 10 na een verlengde
asielprocedure (VA).
Het totale aantal vreemdelingen met een Eritrese nationaliteit die een beroep heeft
ingediend in 2023 was 200. Hiervan waren 50 beroepszaken na een afwijzing in de AA,
140 na een Dublin procedure en 10 na een VA procedure.
2022
2023
Eindtotaal
(Hoger) beroep asiel
AA beroep
40
50
90
Dublin beroep
140
140
270
VA beroep
<10
10
20
Totaal (hoger) beroep asiel
190
200
390
Bron: Metis/INDiGO
Na afronding van de bovengenoemde beroepszaken is in 2022 en 2023 gezamenlijk in minder
dan 10 gevallen een hoger beroep ingediend door de vreemdeling.
Vraag 13
Hoeveel Eritrese vluchtelingen zijn in hoger beroep in het gelijk gesteld en hebben
alsnog een verblijfsvergunning gekregen?
Antwoord 13
Er zijn geen inwilligingen gevonden van personen met de Eritrese nationaliteit na
een gegrond (hoger) beroep op een eerste asielaanvraag.
Vraag 14
Welke percentage van de aanvragen van Eritrese vluchtelingen is afgewezen omdat op
dat moment er nog geen sprake was van een beschermingstitel vanwege de civiele dienstplicht?
Antwoord 14
De motivering van het afwijzen van een asielaanvraag wordt niet geregistreerd hierdoor
kan er geen antwoord worden gegeven op deze vraag.
Vraag 15
Waarom zoeken Eritreeërs geen bescherming in Uganda, Kenia, Egypte, Libië, Tunesië,
Jordanië of Saoedi-Arabië?
Antwoord 15
De aanname onder deze vraag is onjuist. Personen met de Eritrese nationaliteit zoeken
regelmatig ook bescherming in omringende landen.
Vraag 16
Heeft u voldoende opvangplekken voor Eritreeërs die een beroep doen op bescherming
vanwege de civiele dienstplicht?
Antwoord 16
Bij het toekennen van opvangplekken wordt geen onderscheid gemaakt naar de asielmotieven
die een asielzoeker heeft. Voorts verwijs ik u in dit verband naar mijn brief gericht
aan uw Kamer van 15 april jl.3
Vraag 17
Bent u voornemens om Eritreeërs die zich op basis van de sociale dienstplicht naar
Nederland te bewegen uit te zonderen van de spreidingswet? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
Nee. Bij de uitvoering van de Spreidingswet kan, zoals uw Kamer bekend is, geen onderscheid
worden gemaakt naar de asielmotieven die een asielzoeker heeft. Dit zou ook niet wenselijk
zijn en in strijd met het recht.
Vraag 18
Heeft u overwogen om een nieuwe huisvestingsoplossing voor Eritreeërs die zich hier
melden op basis van de sociale dienstplicht te verwijzen naar familie en/of vrienden
voor een definitieve woonplek nadat ze een verblijfsstatus hebben gekregen?
Antwoord 18
Nee. Het staat asielzoekers in beginsel vrij om desgewenst te verblijven bij familie
en/of vrienden gedurende de asielprocedure.
Vraag 19
Hoe gaat u onderscheid maken tussen Eritreeërs die functioneren als de lange arm van
het Eritrese Afewerki-regime en die dat niet zijn?
Antwoord 19
Zoals ik in mijn brief van 29 maart jl. met uw Kamer heb gedeeld zijn er grofweg drie
asielstromen vanuit Eritrea naar Nederland te onderscheiden. Een eerste golf Eritreeërs
ontvluchtte het land al tussen 1980–1998, tijdens de onafhankelijkheidsoorlog tussen
Eritrea en Ethiopië. Deze groep was grotendeels voorstander van de onafhankelijkheid
van Eritrea en lid van de partij die zich uiteindelijk ontwikkelde tot de huidige
regeringspartij. Deze personen zullen reeds vele jaren in Nederland verblijven en
in de praktijk daarom veelal een vergunning voor onbepaalde tijd hebben of inmiddels
de Nederlandse nationaliteit bezitten. Een tweede golf trad op van 1998–2010 en vluchtte
om verscheidene redenen tijdens en na de grensconflicten met Ethiopië. Van deze en
de huidige asielstroom kan in algemene zin worden gesteld dat deze juist gevormd wordt
door personen op vlucht voor het huidige regime, dat dus wordt geleid door de partij
waarvan de eerste golf (oorspronkelijk) aanhanger is. Blijkens het ambtsbericht gelden
voor aanhangers van het regime bij terugkeer niet dezelfde risico’s als voor andere
Eritreeërs. Wanneer tijdens de asielprocedure duidelijk wordt dat de betrokkene een
aanhanger van de Eritrese autoriteiten is, wordt dit element meegewogen bij de individuele
beoordeling van de asielaanvraag. Het is echter waarschijnlijker dat regeringsgezinde
Eritreeërs in Nederland niet afkomstig zijn uit de recente asielinstroom.
Vraag 20
Hoe moeten burgers en gemeenten uw gedragen en emotionele oproepen om meer opvangplekken
voor asielzoekers en statushouders wegen nu u het voor een nieuwe groep vluchtelingen
aantrekkelijk maakt om naar Nederland te komen?
Antwoord 20
Allereerst is Nederland gebonden aan het verlenen van asiel aan personen die internationale
bescherming nodig hebben. Dit volgt onder andere uit artikel 78, lid 1 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), hetgeen is uitgewerkt in de Kwalificatierichtlijn
en uit internationale verdragen zoals het Vluchtelingenverdrag, het Handvest van de
EU en het EVRM. Om te bepalen of een verzoek om internationale bescherming gerechtvaardigd
is moeten lidstaten er op toezien dat de beslissingen van de beslissingsautoriteit,
in de Nederlandse context is dat de IND, over verzoeken om internationale bescherming
zijn gebaseerd op een deugdelijk onderzoek, dit volgt uit artikel 10, lid 3 van de
Procedurerichtlijn. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken doet in bepaalde gevallen
onderzoek naar de veiligheidssituatie in een land en beschrijft dit in een algemeen
ambtsbericht. De recente wijziging in het landenbeleid van Eritrea is een vertaling
van de feitelijke situatie daar te lande, zoals blijkt uit het meest recente algemene
ambtsbericht van 19 december 2023, naar het asielrechtelijk beleidskader. Artikel 4,
lid 3 van de Kwalificatierichtlijn bepaalt dat de beoordeling van een verzoek om internationale
bescherming moet plaatsvinden op individuele basis en rekening houdt met onder andere
de vraag of de betrokkene bij terugkeer naar het land van herkomst heeft te vrezen
voor vervolging of ernstige schade. Uit het recente algemeen ambtsbericht over Eritrea
blijkt dat de civiele dienstplicht in Eritrea kan leiden tot een schending van artikel
3 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Dit heeft geleid tot een beleidswijziging
om Eritrese asielzoekers die aannemelijk hebben gemaakt vanwege de civiele dienstplicht
te vrezen voor vervolging dan wel ernstige schade de bescherming te verlenen waar
zij recht op hebben tenzij uit individuele feiten en omstandigheden (onder meer politieke
en sociale klasse van betrokkene en diens leeftijd) blijkt dat hij geen reëel risico
loopt op ernstige schade.
Ten tweede, als onderdeel van onze asielsystematiek moet er ook passende opvang worden
gerealiseerd voor asielzoekers die in afwachting zijn van hun procedure en huisvesting
voor statushouders die een verblijfsvergunning hebben gekregen. Dit staat onder meer
in artikel 11, lid 2 onder b van de Vreemdelingenwet. Daarmee voorkomt de Staat potentiële
schending van de artikelen 3, dan wel 8 van het EVRM, zo volgt uit de jurisprudentie
van het EHRM.
Mijn oproepen tot voldoende opvangplekken volgen, net als wijzigingen in het landenbeleid,
uit nationale en Europese regelgeving.
Vraag 21
Hoe denkt u dat Nederlanders die al tien jaar of langer op een betaalbare, eigen woonplek
wachten kijken naar deze nieuwe grond op basis waarvan extra asielzoekers naar Nederland
kunnen komen?
Antwoord 21
Zoals ik in antwoord op vraag 4 heb aangegeven werkt het kabinet in internationaal
verband aan het vergroten van grip op migratie middels brede migratiepartnerschappen.
Zoals ik in antwoord op vraag 20 heb aangegeven is de recente wijziging van het landenbeleid
Eritrea een vertaling van de feitelijke situatie in Eritrea, zoals blijkt uit het
algemeen ambtsbericht, naar het asielrechtelijk beleidskader. Voorts wijs ik u op
de aanpassingen zoals ik die heb gecommuniceerd in de brief van 5 maart jl. inzake
de geloofwaardigheidsbeoordeling en het groepenbeleid waarmee, in lijn met het internationaal
en Europees recht, meer gewicht wordt toegekend aan het individualiseringsvereiste
en de bewijslast zo veel mogelijk bij de asielzoeker wordt gelegd. Dit geldt evenzeer
voor asielzoekers uit Eritrea.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.