Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden van de leden Michon-Derkzen en Van den Hil over het bericht 'Honderden miljoenen aan WMO-fraude: 'Zorgcrimineel heeft vrij spel''
Vragen van de leden Michon-Derkzen en Van den Hil (beiden VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Honderden miljoenen aan WMO-fraude: «Zorgcrimineel heeft vrij spel»» (ingezonden 27 maart 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen
23 mei 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1532.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Honderden miljoenen aan WMO-fraude: «Zorgcrimineel
heeft vrij spel»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt de stelling van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat er vorig jaar
voor honderden miljoenen euro’s is gefraudeerd met zorggeld van gemeenten? Weet u
om hoeveel euro het hier precies gaat? In welke mate speelt dit binnen decentrale
uitgaven in het kader van de Jeugdwet, Wet langdurige zorg (Wlz) of Zorgverzekeringswet
(Zvw), aangezien het artikel zich richt op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
2015?
Antwoord 2
De genoemde bedragen in het artikel herkennen wij niet. Het is niet mogelijk gebleken
om de omvang van fraude in het zorgdomein vast te stellen. Naast het gemeentelijk
(zorg)domein geldt dit ook voor zorg in het kader van de Jeugdwet, de Wet langdurige
zorg of de Zorgverzekeringswet. Meerdere onderzoeken zijn hierin ook niet geslaagd.
Er is geen eenduidig te dupliceren model voor het meten van de omvang van fraude met
zorggelden. Uit navraag bij VNG blijkt overigens dat de VNG dit standpunt deelt en
recentelijk geen onderzoek heeft gedaan naar de omvang van zorgfraude. De VNG geeft
aan de in het artikel genoemde bedragen niet te hebben genoemd.
Vraag 3
Hoe is het toezicht op zorgaanbieders vormgegeven? Klopt het dat de gemeente in alle
gevallen verantwoordelijk is voor toezicht op rechtmatigheid van lokale uitgaven?
In hoeverre heeft het verschil in toezicht op persoonsgeboden budgetten (pgb’s) en
toezicht bij inkoop zorg in natura invloed op misbruik en fraude van zorggelden?
Antwoord 3
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015, verder: Wmo), is een gedecentraliseerde
wet en de uitvoering van de Wmo is een verantwoordelijkheid van gemeenten, inclusief
het (lokale) kwaliteitsbeleid. De wetgever heeft er dan ook bewust voor gekozen om
ook het toezicht op de Wmo een taak van gemeenten te laten zijn. De verantwoordelijkheid
voor het stellen van (kwaliteits)eisen en voorwaarden aan zorgaanbieders in de contractering
en bij de toegang en de inrichting van het toezicht op het gebied van kwaliteit en
rechtmatigheid, ligt dus bij gemeenten zelf.
Gemeenten zijn op grond van de Wmo verplicht een toezichthouder aan te wijzen en aanbieders
hebben de verplichting melding te maken van calamiteiten. Bovendien hebben gemeenten,
conform de Wmo en de Gemeentewet, de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat
uitgaven doelmatig worden ingezet en de verantwoordelijkheid om misbruik of oneigenlijk
gebruik van de wet te voorkomen. Hieronder valt ook het voorkomen van het onterecht
ontvangen van een maatwerkvoorziening via een pgb. Gemeenten hebben de opdracht en
de ruimte om daarover regels te stellen in de lokale verordening.
Daarbij hebben gemeenten beleidsruimte om zelf keuzes te maken in hoe zij het toezicht
in de praktijk inrichten en organiseren. Dit heeft ertoe geleid dat gemeenten het
toezicht op de Wmo op verschillende manieren hebben ingericht. Sommige gemeenten organiseren
bijvoorbeeld het rechtmatigheids- en kwaliteitstoezicht in samenwerking met andere
gemeenten regionaal, terwijl andere gemeenten het kwaliteitstoezicht laten uitvoeren
door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (de GGD). Momenteel bereid ik een wijziging
van de Wmo voor waarin nadere kaders worden gesteld voor de inrichting van het Wmo-toezicht,
het onafhankelijk functioneren van de toezichthouder en transparantie in het toezicht,
zoals de openbaarmaking van toezichtrapportages. Zie ook de antwoorden op de vragen
16 en 17.
Gemeenten kunnen toezicht houden op ondersteuning die vanuit de Wmo wordt geleverd.
Dat geldt zowel voor gecontracteerde aanbieders als voor aanbieders die vanuit een
pgb werken. Gemeenten kunnen ook (kwaliteits)eisen stellen aan zowel pgb-aanbieders
als aan gecontracteerde aanbieders via de lokale verordening. Voor gecontracteerde
aanbieders geldt dat gemeenten ook via het contractmanagement zicht kunnen houden
op aanbieders, maar deze mogelijkheid hebben gemeenten niet bij pgb-aanbieders. De
budgethouder sluit immers het contract af met de pgb-aanbieder en is zelf primair
verantwoordelijk voor de regie daarop. Wel hebben gemeenten in de toegang de mogelijkheid
om te toetsen of pgb-aanbieders voldoen. Vanuit de Wmo hebben gemeenten de taak om
bij het verstrekken van een pgb te beoordelen of is gewaarborgd dat de voorziening
die via het pgb wordt geleverd veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt
door de aanbieder.
Vraag 4
Klopt de stelling van hoogleraar gezondheidseconomie Wim Groot dat er nauwelijks gecontroleerd
wordt of ingekochte zorg daadwerkelijk geleverd wordt? Hoe kan deze controle beter
worden vormgegeven? Hoe ondersteunt u gemeenten, die hier tegen capaciteitsproblemen
aanlopen, in deze controle? Hoe kunnen gemeenten inwoners beschermen tegen slechte
of zelfs niet-geleverde zorg?
Antwoord 4
Uit het artikel maak ik op dat deze stelling gaat over zorg of ondersteuning die wordt
geleverd vanuit een pgb. Het pgb is bedoeld voor mensen die er bewust voor kiezen
zelf regie te voeren op hun zorg en ondersteuning en daartoe ook in staat zijn. Gemeenten
hebben in de toegang een belangrijke taak dit te beoordelen en kunnen een pgb weigeren
wanneer een inwoner niet «pgb-vaardig» is. Daarnaast kunnen gemeenten eisen stellen
aan pgb-aanbieders in de verordening en kunnen zij zicht houden op het pgb-aanbod
via het Wmo-toezicht. Na toekenning van het pgb ligt er overigens ook een belangrijke
verantwoordelijkheid bij de budgethouder zelf om erop toe te zien dat de juiste zorg
en ondersteuning wordt geleverd. Zie voor een verdere toelichting ook het antwoord
op vraag 6.
Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van het toezicht en de capaciteit
die zij daarvoor inzetten. Zij kunnen samenwerken met andere gemeenten om de (uitwisseling
van) kennis en slagkracht van het toezicht te vergroten. Gemeenten kunnen hun inwoners
beschermen door duidelijke normen en (kwaliteits)eisen op te nemen in de verordening
en in de contractering. Dit biedt gemeenten een stevigere basis voor handhaving. Vanuit
het Ministerie van VWS wordt subsidie verstrekt voor de proeftuinen «Aanpak zorgfraude».
Daarin worden in de regio’s Twente en Hart van Brabant onder meer werkwijzen ontwikkeld
voor een betere selectie en screening van zorgaanbieders in de Wmo, waaronder pgb-zorgaanbieders,
voorafgaand aan en tijdens de contractperiode. In de screening wordt indien de situatie
daar aanleiding toe geeft ook gewerkt met de toepassing van de Wet Bibob, om te komen
tot een structurele samenwerking met betrouwbare zorgaanbieders. De opgedane kennis
en informatie van »best practices» wordt via de VNG gedeeld met alle gemeenten.
Tenslotte wordt momenteel een stimuleringsprogramma opgezet samen met de VNG en de
Gemeentelijke Gezondheidsdiensten en Geneeskundige Hulpverleningsorganisaties in de
Regio (GGD-GHOR). Dit stimuleringsprogramma heeft als doel het Wmo-toezicht te verstevigen.
Dit wordt bij vraag 16 nader toegelicht.
Vraag 5
Welke mogelijkheden hebben gemeenten om te voorkomen dat zij zaken doen met malafide
zorgaanbieders en in hoeverre zetten zij deze in? In hoeveel gemeenten wordt een Bibob-toets
ingezet bij contracten met zorgaanbieders?
Antwoord 5
Het toezicht in de Wmo staat niet op zichzelf, maar moet gezien worden in samenhang
met bijvoorbeeld het contractmanagement en de toegang, waarmee gemeenten grip en zicht
kunnen houden op de kwaliteit en rechtmatigheid van zowel het gecontracteerde aanbod
als het pgb-aanbod. Het gaat daarbij vooral om het inzetten op preventie, oftewel
het voorkomen van zaken doen met malafide zorgaanbieders. Gemeenten kunnen (kwaliteits)eisen
opnemen in de verordening waar zowel gecontracteerde- als pgb-aanbieders aan moeten
voldoen. Verder maakt de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (Wbsrz),
die naar verwachting op 1 januari 2025 van kracht wordt, het mogelijk voor zorgverzekeraars
en gemeenten om elkaar te informeren over personen of bedrijven waarbij een gerechtvaardigd
vermoeden van zorgfraude bestaat.
De Wet Bibob is een instrument waarmee een screening kan worden uitgevoerd. De inzet
van de Wet Bibob geeft overheden een discretionaire bevoegdheid om de achtergrond
van partijen waarmee zij zaken doen te screenen. Overheden bepalen zelf in welke gevallen
zij het Bibob-instrument toepassen. Meestal wordt dit nader ingevuld door middel van
beleidsregels. Ten aanzien van het zorgdomein kunnen gemeenten de Wet Bibob inzetten
als sprake is van een subsidie voor bijvoorbeeld Wmo- en jeugdzorg of als sprake is
van een overheidsopdracht (veelal de opdracht via een open house-constructie voor
de inkoop van Wmo- of jeugdzorg). Dit laatste is mogelijk sinds een wijziging van
de Wet Bibob in oktober 2022. Er wordt niet bijgehouden in hoeveel gemeenten een Bibob-toets
wordt ingezet bij contracten met zorgaanbieders. Wel is het zo dat door steeds meer
gemeenten
beleid wordt opgesteld over het doen van een Bibob-toets bij open house-constructies.
Vanuit de proeftuinen «Aanpak zorgfraude» wordt ook ervaring opgedaan met de toepassing
van de Wet Bibob.
Vraag 6
Welke mogelijkheden hebben gemeenten om te voorkomen dat er misbruik wordt gemaakt
van pgb’s?
Antwoord 6
Op grond van de Wmo moeten gemeenten bij de verstrekking van een pgb beoordelen of
de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en/of andere maatregelen die tot de
maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.
Daarbij dient het college mee te wegen of de invulling van de voorziening geschikt
is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.
Gemeenten hebben de mogelijkheid om in de verordening regels te stellen en kwaliteitseisen
op te nemen waar pgb-aanbieders aan moeten voldoen. De budgethouder is primair zelf
verantwoordelijk voor het contracteren van een aanbieder of zorgverlener voor de invulling
van de zorgvraag, maar de gemeente kan bij het verstrekken van een pgb in de beoordeling
meenemen welke aanbieder of zorgverlener invulling gaat geven aan de maatwerkvoorziening.
Gemeenten kunnen onder meer vanuit het Wmo-toezicht zicht krijgen op de pgb-aanbieders
die in de gemeente actief zijn.
Daarnaast geldt voor het Wmo-pgb het trekkingsrecht waarbij de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) het budget beheert en enkel betalingen doet op basis van zorgovereenkomsten
die door de gemeente zijn goedgekeurd.
Vraag 7
In hoeveel gemeenten is sprake van screening aan de voorkant, bijvoorbeeld door de
verplichting van aanlevering van allerlei bewijsdocumenten, zoals Verklaringen Omtrent
het Gedrag (VOG’s), medewerkersovereenkomsten inclusief diploma’s, of een eigen verklaring
waaruit blijkt dat de eigenaar geen strafrechtelijk verleden heeft?
Antwoord 7
Hier zijn geen cijfers van. Uit gesprekken met de praktijk blijkt wel dat gemeenten
steeds meer inzetten op sturing aan de voorkant door betere screening en inkoop- en
contractmanagement.
Vraag 8
Zijn gemeenten voldoende op de hoogte hoe diploma’s en VOG’s te controleren op echtheid?
Worden valse papieren voldoende gemeld bij de politie? Hoe vaak wordt aangifte gedaan
door gemeenten van valse papieren?
Antwoord 8
De VNG geeft aan dat steeds meer gemeenten weten hoe zij de echtheid van diploma’s
en VOG’s kunnen controleren. Begin van het jaar heeft de Inspectie Gezondheidszorg
en Jeugd (IGJ) in samenwerking met de VNG een kennissessie omtrent dit onderwerp verzorgd
voor 150 toezichthouders. Op deze kennissessie komt op verzoek van deze toezichthouders
nog een vervolg. Daarnaast organiseren de politie en de IGJ in juni 2024 een verdiepende
kennissessie over zorgfraude. Deze kennissessie is een onderdeel van een bredere strategie,
waaronder een communicatiecampagne van de IGJ die in 2023 is gestart, om bewustwording
te creëren over zorgfraude bij zowel zorgaanbieders als gemeenten.
De Politie houdt gegevens bij over aangiften van verschillende vormen van fraude,
maar er worden geen eenduidige gegevens bijgehouden over het melden van valse diploma’s
en VOG’s of het doen van aangifte hiervan door een gemeente. Er kan dan ook geen informatie
gedeeld worden over hoe vaak dit wordt gedaan en of dit voldoende wordt gedaan.
Vraag 9
Welke bevoegdheden hebben gemeenten om malafide zorgaanbieders aan te pakken? Is het
mogelijk om bestuurlijke boetes op te leggen? Kunnen onterecht verstrekte zorggelden
worden teruggevorderd?
Antwoord 9
Voorop staat dat zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat gemeenten malafide aanbieders
contracteren of dat malafide aanbieders invulling geven aan een pgb. Op het moment
dat een gecontracteerde aanbieder fraudeert, kan de gemeente de overeenkomst met deze
aanbieder beëindigen. Het is belangrijk dat zowel in de verordening als in contracten
duidelijke en meetbare kwaliteitseisen en afspraken worden opgenomen. Ook bestaat
er een mogelijkheid om een schadevergoeding te vorderen.
Daarnaast moet het terugvorderingsbeleid goed ingericht zijn. Terugvorderen blijft
nu vaak nog uit bij gemeenten, onder meer omdat er in sommige gevallen lange en kostbare
juridische procedures bij komen kijken, maar ook omdat het terugvorderingsbeleid niet
altijd goed is ingericht. In het kader van het pgb is terugvorderen vanwege het zogenaamde
dubbel-opzet vereiste, waarbij zowel opzet bij de aanbieder als de cliënt moet worden
vastgesteld, ingewikkeld voor gemeenten. In het wetsvoorstel «Wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in verband
met het dubbel opzetvereiste en het creëren van een grondslag voor gegevensverwerking
door zorgaanbieders en het CAK aan gemeenten inzake de zorgverlening aan onverzekerden» wordt daarom voorgesteld het dubbel-opzet vereiste te schrappen uit de Wmo. Dit wetsvoorstel
ligt momenteel ter advisering bij de Raad van State.
Het is niet mogelijk om bestuurlijke boetes op te leggen. In artikel 5:4 lid 1 van
de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is geregeld dat de bevoegdheid tot het opleggen
van bestuurlijke sancties alleen bestaat als de betreffende wet (in dit geval de Wmo)
dat bepaalt. Daarvan is in het kader van de Wmo geen sprake. Op basis van hoofdstuk
5 van de Awb kan een gemeente wel een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang
opleggen om bijvoorbeeld zorgaanbieders te dwingen de kwaliteit van zorg of de administratie
op orde te krijgen. Hiervoor moet een gemeente wel nadere regels in de eigen verordening
opnemen.
Vraag 10
Wat is de inzet van de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIECs) bij de aanpak
van zorgcriminaliteit? Hoe ondersteunt u deze inzet?
Antwoord 10
De specifieke inzet van RIEC’s op de aanpak van criminaliteit in de zorg verschilt
per regio. De stuurgroepen van de RIEC’s hebben namelijk de ruimte om zelf regionale
prioriteiten te stellen. RIEC’s kunnen criminaliteit in de zorg tegenkomen
als onderdeel van casuïstiek rondom bijvoorbeeld de aanpak van drugs- en/of mensenhandel.
Daarnaast hebben verschillende RIEC’s criminaliteit in de zorg specifiek als regionaal
thema geprioriteerd en investeren zij op specifieke signalen van criminaliteit in
de zorg en doen zij actief aan bewustwording en advisering op dit thema. Het Ministerie
van Justitie en Veiligheid ondersteunt de RIEC’s bij hun regionale aanpak van ondermijnende
criminaliteit middels een jaarlijkse structurele bijdrage.
Enkele RIEC’s dragen bij aan de aanpak van criminaliteit in de zorg door te investeren
in het verhogen van de bewustwording bij gemeenten door het organiseren van weerbaarheidstrainingen
en expertmeetings. Zij hebben hiervoor verschillende factsheets en handreikingen ontwikkeld
die gemeenten helpen om signalen van criminaliteit in de zorg eerder te kunnen herkennen
en daarnaar te kunnen handelen. Ook adviseren enkele RIEC’s gemeenten en collectieve
inkooporganisaties actief over de inzet van de Wet Bibob bij aanbestedingsprocedures,
zodat voorkomen kan worden dat criminelen toegang krijgen tot het zorgdomein en kwetsbare
cliënten. Overigens geldt dat niet alleen voor advisering rondom Bibob, maar adviseren
enkele RIEC’s ook breder over welke barrières kunnen worden opgeworpen tegen criminele
activiteiten in de zorgsector. In de regio Twente bestaat er bovendien sinds 2018
een informatieplein waar tussen RIEC-partners signalen worden gedeeld over het thema
criminaliteit in de zorg welke worden opgewerkt tot effectieve interventies.
De aanpak van criminaliteit in de zorg door de RIEC’s heeft in enkele regio’s geleid
tot het stopzetten van geldstromen, het terugvorderen van meerdere miljoenen aan onterecht
verkregen zorggelden en het terugvorderen van uitkeringen en strafrechtelijke vervolging.
Vraag 11
Hoe wordt een sluitende keten in de aanpak van zorgcriminaliteit gewaarborgd? In hoeverre
kan bijvoorbeeld de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) samenwerken met een RIEC?
Antwoord 11
Een sluitende keten in de aanpak van criminaliteit in de zorg is essentieel om criminelen
uit de zorgsector te weren en te stoppen. In het RIEC-samenwerkingsverband werken
verschillende partijen uit het fiscale, strafrechtelijke en bestuursrechtelijke domein
aan de integrale aanpak van georganiseerde criminaliteit. Signalen over criminaliteit
in de zorg kunnen worden ingebracht bij het RIEC, waar partners zoals de politie,
het OM, gemeenten en de Belastingdienst informatie met elkaar kunnen delen en in gezamenlijkheid
op zoek gaan naar het beste handelingsperspectief.
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit van zorg en gaat niet over de aanpak van criminaliteit.
De IGJ sluit niet aan bij integrale casusbesprekingen van het RIEC omdat het geen
convenantpartner van het RIEC-samenwerkingsverband is. De RIEC’s kunnen gemeenten
wel adviseren om signalen van zorgverwaarlozing bij de IGJ te melden en signalen van
vermoedelijke zorgfraude bij het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ).
Vraag 12
Deelt u de mening dat het aanpakken van fraude in de zorg niet mogelijk is zonder
gegevensuitwisseling tussen de betrokken instanties? Waarom is het niet mogelijk voor
gemeentes om persoonsgegevens onderling te delen? Welke mogelijkheden biedt de Wet
bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg bij het delen van persoonsgegevens?
Antwoord 12
Met de onder vraag 5 reeds genoemde Wbsrz worden belangrijke knelpunten in de gegevensuitwisseling
opgelost. De Wbsrz regelt namelijk de grondslagen voor de noodzakelijke uitwisseling
van (persoons)gegevens voor zover dat nodig is voor de bestrijding van fraude in de
zorg. Op deze manier kan opgetreden worden tegen frauderende zorgaanbieders die nu
eenvoudig hun activiteiten in een ander zorgdomein of binnen een andere gemeente kunnen
voortzetten. Deze uitwisseling van gegevens wordt geregeld met het zogenoemde Waarschuwingsregister
zorgfraude.
Daarnaast regelt de Wbsrz een formele status voor het IKZ. Het IKZ wordt een stichting
met een wettelijke taak. Hiermee verdwijnt de huidige vrijblijvendheid van dit samenwerkingsverband.
Aanvullend is wetgeving in voorbereiding die gegevensuitwisseling tussen gemeenten
onderling en ziektekostenverzekeraars mogelijk maakt bij fraudeonderzoek in de fase
ná gegevensuitwisseling met het IKZ. Daarmee wordt een knelpunt in de gegevensuitwisseling
dat is ontstaan bij de overgang van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)
naar de Wlz, de Zvw, de Wmo en de Jeugdwet per 1 januari 2015 hersteld.
Vraag 13
Welke rol kan de Kamer van Koophandel (KvK) als poortwachter hebben in het voorkomen
van zorgfraude? Welke strengere voorwaarden en eisen kunnen we landelijk stellen voor
starters in de zorg, om een professioneel zorgbedrijf te beginnen is bijvoorbeeld
enkel een inschrijving in de KvK voldoende?
Antwoord 13
De KvK schrijft ondernemers in, waaronder zorgondernemers. Er vindt een gesprek plaats
en een ondernemer moet zich in bepaalde gevallen fysiek legitimeren. Bij zorgondernemers
kan worden doorgevraagd over daarvoor relevante aspecten. Bij een signaal van zorgfraude
kan een adviesteam worden geraadpleegd, onder voorwaarden kan een signaal, bijvoorbeeld
aan de Nederlandse Arbeidsinspectie, worden verstrekt en in het uiterste geval kan
een inschrijving worden geweigerd. Met uitzondering van de ten uitvoerlegging van
eventuele door de rechter opgelegde bestuursverboden, heeft de KvK geen middelen om
de inschrijving van een onderneming tegen te houden.
Vraag 14
Klopt het dat zorgbedrijven die gerund worden door criminele netwerken niet alleen
geld verduisteren maar ook een risico vormen doordat zij kwetsbare patiënten en/of
cliënten ronselen voor hun criminele activiteiten? Ziet u mogelijkheden om deze kwetsbare
groep weerbaarder te maken tegen deze beïnvloeding?
Antwoord 14
Het is zorgelijk en onaanvaardbaar als zorgaanbieders kwetsbare cliënten inzetten
voor criminele activiteiten. Het is primair de verantwoordelijkheid van gemeenten
om zicht te hebben en te houden op de kwaliteit en integriteit van aanbieders. Dit
geldt voor zowel gecontracteerde aanbieders als voor het pgb. Bij het pgb geldt met
name dat het belangrijk is dat de juiste doelgroep een pgb krijgt toegewezen.
In de Kamerbrief van 22 december 20222 heeft de Minister van VWS uw Kamer geïnformeerd over een aantal concrete verbeterplannen
in de toerusting van (potentiële) pgb budgethouders en gemeenten. Deze concrete verbeteringen
zijn afgestemd met cliëntenorganisatie Per Saldo en de VNG. Zo is er een kader voor
pgb-vaardigheid ontwikkeld. Met dit kader als leidraad kunnen verstrekkers en (potentiële)
budgethouders bepalen of iemand in staat is om een pgb te beheren. Daarnaast is Per
Saldo in opdracht van het Ministerie van VWS gestart met een pilot met een aantal
gemeenten waarin budgethouders aan de voorkant uitgebreid worden geïnformeerd over
de taken en verantwoordelijkheden die bij een pgb horen. Ook worden ambtenaren bij
gemeenten beter toegerust in de manier waarop zij kunnen inschatten of een persoon
pgb-vaardig is. Door zowel de ambtenaren als budgethouders goed toe te rusten, wordt
beoogd dat de juiste doelgroep een pgb krijgt toegewezen.
Vraag 15
In hoeveel gemeenten zijn rechtmatigheidsonderzoeken ingesteld naar aanleiding van
vermoedens en signalen van zorgcriminaliteit? Welke beeld komt uit deze onderzoeken
en in hoeveel gevallen is ook daadwerkelijk sprake geweest van zorgcriminaliteit?
Antwoord 15
Hiervan zijn geen cijfers bekend. In algemene zin kan worden gesteld dat niet bij
elk signaal met betrekking tot fraude in de zorg een rechtmatigheidsonderzoek wordt
gestart. In de praktijk bestaan er vaak meerdere signalen vanuit verschillende afdelingen
naast elkaar, die pas in een onderzoek samenkomen doordat er bijvoorbeeld een netwerk
van mensen of bedrijven achter zit. Fraude in de zorg raakt meerdere afdelingen van
een gemeente (toezicht, sociale recherche/boa, ondermijning, openbare orde en veiligheid),
waarbij het belangrijk is dat er goede afstemming plaatsvindt voor het oppakken van
dergelijke signalen.
Vraag 16
Hoe oordeelt u over het feit dat de IGJ al jarenlang op rij constateert dat het toezicht
op de Wmo ondermaats is?
Antwoord 16
Doordat de Wmo een decentrale wet is en de wetgever er destijds bewust voor heeft
gekozen het toezicht op de Wmo aan gemeenten over te laten, is het toezicht divers
georganiseerd. Er zijn, gelet op de IGJ-rapporten van de afgelopen jaren, zorgen over
de wijze waarop het lokale toezicht is vormgegeven. De IGJ heeft geconstateerd dat
het toezicht niet overal stevig genoeg is georganiseerd.
Naar aanleiding van de rapportages van de IGJ heeft Significant, in opdracht van VWS,
een onderzoek uitgevoerd dat op 10 december 2021 naar uwKamer is gestuurd3. Hierin is een analyse gemaakt over het Wmo-toezicht, zijn knelpunten benoemd in
de huidige uitvoeringspraktijk en voorstellen gedaan voor verbetering.
Naar aanleiding van dit onderzoek zijn er gesprekken gevoerd met de VNG, gemeenten,
de IGJ, de GGD-GHOR en Toezicht Sociaal Domein (TSD) over een visie op goed toezicht
in de Wmo. Op basis van deze gesprekken is een beleidskader Wmo-toezicht opgesteld
waarmee bestuurlijk is ingestemd tijdens het Bestuurlijk Overleg op 15 februari 2023.
De verbetervoorstellen uit dit beleidskader4 zijn geland in een voorgenomen wetswijziging enerzijds en een stimuleringsprogramma
anderzijds.
In dat kader werkt VWS momenteel samen met de VNG en GGD-GHOR aan het inrichten van
een stimuleringsprogramma om het toezicht te verstevigen en verder te professionaliseren.
Daarbij is samen met de VNG en GGD-GHOR oog voor een integrale aanpak en de samenhang
tussen kwaliteits- en rechtmatigheidstoezicht. In het stimuleringsprogramma zal onder
meer aandacht zijn voor het opleiden van toezichthouders en de wijze waarop gemeenten
de juiste afwegingen kunnen maken bij het inrichten van het toezicht op de Wmo. Ook
is, onder regie van de GGD-GHOR, vanuit de praktijk de afgelopen periode gewerkt aan
een model toetsingskader voor toezichthouders. Daarnaast is een implementatietraject
onderdeel van het stimuleringsprogramma waarbij de verschillende elementen uit het
stimuleringsprogramma door VNG en GGD-GHOR worden uitgerold onder gemeenten.
Ondertussen heeft het Wmo-toezicht zich de afgelopen jaren positief ontwikkeld. Zo
heeft de IGJ in de rapportage over 2022 laten weten dat steeds meer gemeenten bovengemeentelijke
samenwerking opzoeken. Ook valt in positieve zin op dat steeds meer gemeenten vastleggen
welke keuzes zij in het Wmo-toezicht maken en op welke manier bijvoorbeeld het pro-actieve
toezicht en calamiteitentoezicht worden uitgevoerd, terwijl dit nog geen wettelijke
verplichting is.
Vraag 17
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het formuleren van nadere wettelijke
kaders ter verbetering van Wmo-toezicht, zoals aangekondigd in antwoorden op Kamervragen
van het lid Bevers (VVD) over het Rapport Wmo-toezicht 2021?
Antwoord 17
Momenteel wordt een wetswijzigingstraject van de Wmo voorbereid waarin onder meer
aandacht is voor de inrichting van het Wmo-toezicht, het onafhankelijk functioneren
van de toezichthouder en transparantie in het toezicht, zoals de openbaarmaking van
toezichtrapportages. Deze wetswijziging wordt momenteel
ambtelijk voorbereid, waarbij ook wordt afgestemd met de VNG, gemeenten, de IGJ, de
GGD-GHOR en TSD. De planning is om het conceptwetsvoorstel deze zomer in (internet)consultatie
te brengen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.