Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Hoeff en Crijns over het bericht 'Zorgen bij kinderombudsman: Steeds meer kinderen gaan niet naar school'
Vragen van het lid Van der Hoeff en Crijns (beiden PVV) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de Staatssecretaris van Volksgezondheid Welzijn en Sport over het bericht «Zorgen bij kinderombudsman: Steeds meer kinderen gaan niet naar school» (ingezonden 16 april 2024).
Antwoord van Minister Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs), mede namens de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (ontvangen 21 mei 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zorgen bij de Kinderombudsman: steeds meer kinderen
gaan niet naar school?»1
Antwoord 1
Ja, en ik heb ook een persoonlijk gesprek gevoerd met de kinderombudsman om de zorgen
uit de brief verder te bespreken.
Vraag 2
Wat is uw mening over de inhoud van dit bericht?
Antwoord 2
Het is niet goed als je niet naar school kunt omdat je bijvoorbeeld langdurig ziek
bent, op school overprikkeld raakt of niet voldoende wordt uitgedaagd. We herkennen
het beeld, we monitoren het aantal thuiszittende leerlingen namelijk jaarlijks via
de Leerplichttelling2. Daarnaast gaat het om een grotere groep dan de cijfers laten zien, zoals leerlingen
die geoorloofd niet op school zijn, bijvoorbeeld vanwege ziekte of mentale problemen.
Deze leerlingen hebben ook recht op onderwijs. Ook zien we dat het aantal kinderen
dat is vrijgesteld van de leerplicht ook toeneemt.
Vraag 3 en 4
Kunt u uitleggen waarom, ondanks de invoering van de Wet passend onderwijs, het aantal
kinderen dat niet naar school gaat nog steeds toeneemt? Wat gaat u doen om deze trend
te keren?
Hebben de problemen in de jeugdzorg, zoals de lange wachttijden, invloed op de toename
van het aantal kinderen dat niet naar school gaat? Zo nee, waaruit blijkt dit?
Antwoord 3 en 4
Het is een taai vraagstuk, waar diverse (maatschappelijke) redenen onder liggen: de
groeiende wachtlijsten voor het gespecialiseerd onderwijs en de jeugdhulp, het lerarentekort
zijn enkele van die redenen. Ook de grote toestroom aan nieuwkomers in het onderwijs
speelt een rol omdat het enige tijd kost om een school voor hen te vinden. Daarnaast
is er een groep kinderen die als gevolg van Long COVID niet naar school kan. Een combinatie
van deze en andere factoren hebben een negatieve impact op de omvang van het aantal
thuiszittende leerlingen. Samen met scholen, samenwerkingsverbanden en gemeenten en
zorgorganisaties zetten we ons in om ervoor te zorgen dat geen kind meer onnodig thuiszit.
Er wordt gewerkt aan verschillende concrete maatregelen:
– Met het actieprogramma Digitale School stimuleert het Ministerie van OCW dat scholen
de kansen van digitaal afstandsonderwijs ten volle benutten voor leerlingen die door
hun gezondheidssituatie niet of niet volledig naar school kunnen. Specifiek voor de
groep thuiszittende leerlingen opent voor de zomer een subsidieregeling waarmee er
onder de verantwoordelijkheid van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden initiatieven
tot stand kunnen komen om leerlingen maatwerk met digitaal afstandsonderwijs te bieden,
totdat zij weer fysiek naar school kunnen.
– Er is meer maatwerk voor leerlingen die dat nodig hebben mogelijk. Bijvoorbeeld via
meer ruimte in regels voor onderwijszorgarrangementen en een subsidieregeling gericht
op niet ingeschreven kinderen (Wel In Ontwikkeling). Zo wordt de afstand om weer naar
school te gaan steeds kleiner en ontstaat er meer ruimte in onderwijstijd en programma
te bieden. In totaal 76 onderwijszorgarrangementen doen mee aan het experiment OZA
waar nu al 945 kinderen een plek vinden, die op verschillende manieren gebruik kunnen
maken van meer ruimte in wet- en regelgeving.
– Met het wetsvoorstel «Terugdringen verzuim» krijgen scholen, samenwerkingsverbanden,
gemeenten en het Ministerie van OCW betere handvatten om verzuim te voorkomen en terug
te dringen. Hiermee krijgen zij beter inzicht in de totale afwezigheid van leerlingen
(ook de leerlingen die – langdurig – geoorloofd verzuimen). Met dit verbeterde inzicht
kunnen samenwerkingsverbanden zorgen voor de juiste ondersteuning voordat het verzuim
zorgelijk wordt. Ook wordt het verzuimbeleid op scholen verbeterd. In het verzuimbeleid
beschrijven scholen hoe ze preventief maatregelen nemen om verder verzuim te voorkomen.
Zowel de ruimte voor initiatieven op het snijvlak onderwijs en zorg als digitaal afstandsonderwijs
krijgen uiteindelijk een duurzame plek in de wet. Op deze manier borgen we dat leerlingen
die uitvallen of dreigen uit te vallen via maatwerk (weer) onderwijs kunnen volgen.
Deze aanpak staat niet op zichzelf maar is in brede zin onderdeel van de Verbeteraanpak Passend Onderwijswaarover uw Kamer recentelijk is geïnformeerd3.
Vraag 5
Deelt u de zorgen van de kinderombudsman over het welzijn van de kinderen die niet
naar school gaan, zoals het beperkte sociale netwerk van thuiszitters? Zo ja, bent
u bereid om concrete acties te ondernemen, zoals afspraken over extra ondersteuning
in de klassen?
Antwoord 5
Niet naar school kunnen heeft een grote impact op het leven van kinderen. Kinderen
komen in een uitzonderingspositie en verliezen het contact met leeftijdsgenoten. Daarom
is het van groot belang dat er contact blijft tussen de school en het kind om gezamenlijk
met ouders en deskundigen te bepalen wat er wel kan en op welke wijze dat vorm moet
krijgen. Wanneer ouders er desondanks met de school of het samenwerkingsverband niet
uitkomen zijn er nog andere partijen die kunnen bijdragen aan het vinden van een passende
plek. Daarom ondersteun ik Gedragswerk en – samen met het Ministerie van VWS – de
Onderwijs(zorg)consulenten. Dit zijn onafhankelijke partijen die naast het kind en
de ouders gaan staan met als doel om weer een passende plek voor het kind te vinden.
Wat betreft de concrete acties verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 6
Welke maatregelen overweegt u om deze kinderen beter te laten integreren in het sociale
en educatieve systeem?
Antwoord 6
Zie antwoord op vraag 3.
Vraag 7
Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderen met ernstige fysieke of psychische beperkingen
en problemen gepaste onderwijsvoorzieningen ontvangen die wel aan hun specifieke behoeften
voldoen?
Antwoord 7
Bij het vinden van een gepaste onderwijsvoorziening kijken school, ouders en leerling
naar wat er nodig is en maken daarover afspraken. Daarbij kan waar nodig ook jeugd(gezondheids)zorg
worden ingeschakeld. De jeugdarts adviseert dan over deelname en gewenste aanpassingen
aan het lesprogramma en onderwijsactiviteiten. Wanneer ouders er desondanks met de
school of het samenwerkingsverband niet uitkomen, kunnen Gedragswerk en de Onderwijs(zorg)consulenten
helpen bij het vinden van een passende plek. Zoals aangegeven in de beantwoording
van vraag 3 werken we aan een pakket van maatregelen om het onderwijs te versterken
als het gaat om onderwijs aan leerlingen met een bijzondere ondersteuningsbehoefte.
Specifiek met het wetsvoorstel «terugdringen verzuim» wordt geregeld dat er variatie
in de duur van de vrijstelling 5 onderdeel a4 komt. Ook wordt geregeld dat het onderwijskundig perspectief van de leerling altijd
wordt meegenomen bij het afgeven van deze vrijstelling. Dit is van belang zodat er
altijd gekeken wordt naar hoe een kind zich wel kan ontwikkelen en welke mogelijkheden
er in de regio bestaan om hierop aan te sluiten.
Het wetsvoorstel «Versterking positie ouders en leerlingen in het passend onderwijs»
verplicht scholen bovendien ook met leerlingen met ernstige fysieke of psychische
beperkingen en problemen in gesprek te zijn over hun ontwikkeling (hoorrecht). De
school komt zo samen met deze leerlingen tot een ondersteuning die aansluit bij hun
ondersteuningsbehoeften.
Vraag 8
Is er een verband tussen de afbouw van de gesloten jeugdzorg en de daarbij behorende
onderwijsvoorzieningen en het aantal kinderen dat niet school gaat?
Antwoord 8
Er zijn geen signalen of cijfers bekend waaruit blijkt er een verband is tussen de
af- en ombouw van de gesloten jeugdzorg en het aantal thuiszitters. Kinderen die in
gesloten jeugdhulpinstellingen verblijven hebben recht op onderwijs. Zij volgen dit
meestal op een school bij de instelling. De af- en ombouw van de gesloten jeugdhulp
leidt er toe dat steeds meer kinderen in kleinschaliger woonvoorzieningen «in de wijk»
of in open jeugdhulpinstellingen verblijven en daarmee vaker op de school van herkomst
onderwijs volgen.
Vraag 9
Welke langetermijnstrategieën ontwikkelt u om het aantal thuiszitters niet alleen
aan te pakken, maar ook structureel te verminderen in de toekomst?
Antwoord 9
Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 3 zetten we voor de korte én lange
termijn in op een pakket van maatregelen. We werken op de langere termijn toe naar
een inclusieve inrichting van het onderwijs zodat nog meer kinderen dichtbij huis
naar school gaan. Daarbij zullen we er alles aan doen om de noodzakelijke randvoorwaarden
te realiseren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs -
Mede namens
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.