Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Baarle over het bericht 'Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël'
Vragen van het lid Van Baarle (DENK) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het bericht «Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël» (ingezonden 15 maart 2024).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Buitenlandse Zaken), mede namens de Ministers van
Defensie en van Justitie en Veiligheid (ontvangen 21 mei 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Zuid-Afrika gaat burgers straffen als ze vechten voor Israël»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Klopt het dat Zuid-Afrika burgers die in het Israëlische leger hebben gediend bij
terugkeer in het land zal vervolgen? Zo ja, wat vindt u van dit voornemen?
Antwoord 2
Dit is zo gezegd door de Zuid-Afrikaanse Minister van Buitenlandse Zaken dr. Naledi
Pandor. Zij heeft aangegeven dat onderdanen die in het Israëlische leger hebben gediend,
zullen worden gearresteerd bij terugkeer in Zuid-Afrika. De Zuid-Afrikaanse Grondwet
verbiedt Zuid-Afrikanen deel te nemen aan een gewapend conflict, tenzij daar in de
Grondwet of in aanvullende wetgeving toestemming voor is gegeven. Het is niet aan
het kabinet daarover te oordelen.
Vraag 3
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d.
23 november 2023?2
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Is het u nog steeds niet bekend hoeveel Nederlanders momenteel actief zijn in het
Israëlische leger noch hoeveel zijn opgeroepen of afgereisd? Indien dit zo is, waarom
wordt dit niet door de Nederlandse regering bijgehouden?
Antwoord 4
Nee. Nederland houdt dit niet bij omdat Nederland niet in gewapend conflict is met
Israël.
Vraag 5
Is het nog steeds zo dat er geen Nederlandse militairen zijn die toestemming hebben
gevraagd om in het Israëlische leger te dienen?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Is het kabinet bereid om een (eventuele) machtiging voor militairen om voor het Israëlische
leger te vechten in geen enkel geval te verstrekken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Nederlandse burgers mogen in vreemde krijgsdienst treden, tenzij zij
Nederlands militair ambtenaar zijn in werkelijke dienst of wanneer Nederland in gewapend
conflict zou zijn met het land in kwestie. Voor militairen geldt dat een machtiging
(formele goedkeuring) van de Minister van Defensie nodig is om toe te mogen treden
tot een vreemde krijgsdienst. Wanneer deze situatie zich voordoet, zal een zorgvuldige
beoordeling per geval worden uitgevoerd. Daarbij zullen de actuele en individuele
omstandigheden worden meegewogen.
Vraag 7
Kan het kabinet uitsluiten dat de Israëlische regering werft in de zin van artikel 205
van het Wetboek van Strafrecht en zich dus onthoudt van het benaderen, bespelen, beïnvloeden
of anderszins overreden van personen om in Israëlische krijgsdienst te treden of namens
Israël deel te nemen aan een gewapend conflict?
Antwoord 7
Zoals in reactie op de eerdere vragen van het lid Van Baarle (DENK) d.d. 23 november
2023 uiteen is gezet, is de Israëlische oproep aan reservisten niet strafbaar op grond
van artikel 205 Sr, omdat dit een al bestaande vorm van dienstbetrekking of arbeidsrelatie
betreft.
Vraag 8
Op welke wijze houdt het kabinet zicht op Nederlanders in Israëlische krijgsdienst
en op de vraag of Nederlanders in Israëlische krijgsdienst mogelijk oorlogsmisdrijven
begaan?
Antwoord 8
Zoals ook geantwoord op vraag 4 houdt de Nederlandse overheid zelf niet bij of Nederlanders
dienst hebben genomen bij de krijgsmacht van landen waarmee Nederland niet in gewapend
conflict is. Zie verder het antwoord op vraag 9.
Vraag 9
Welke wetgeving is van toepassing op mogelijke oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlanders
in Israëlische krijgsdienst en hoe wordt erop toegezien dat bij terugkomst in Nederland
mensen voor mogelijke oorlogsmisdrijven ook vervolgd worden?
Antwoord 9
Nederlandse burgers actief in het Israëlische leger blijven onder het Nederlandse
strafrecht vallen, alsook onder de nationale wet- en regelgeving van Israël. Op grond
van de Nederlandse Wet internationale misdrijven heeft Nederland onder meer rechtsmacht
over internationale misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven, die zijn begaan door
Nederlanders. Indien het openbaar ministerie indicaties krijgt dat mogelijk sprake
is van internationale misdrijven waarover Nederland rechtsmacht heeft, zal niet worden
nagelaten om hier een oriënterend onderzoek naar te doen om te bezien of strafrechtelijke
vervolging opportuun is.
Vraag 10
Deelt u de mening dat eventuele oorlogsmisdrijven gepleegd door Nederlanders in Israëlische
krijgsdienst nooit onbestraft zouden mogen blijven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Ja. Nederland zet zich sinds jaar en dag in voor de strijd tegen straffeloosheid voor
internationale misdrijven, waaronder oorlogsmisdrijven. Zo is Nederland onder meer
partij bij het Internationaal Strafhof en heeft het zich de afgelopen jaren hard gemaakt
voor de totstandkoming van de Ljubljana – The Hague Convention die interstatelijke
samenwerking bij de opsporing en vervolging van internationale misdrijven beter zal
faciliteren. Indien er indicaties zijn van internationale misdrijven waarover Nederland
rechtsmacht heeft, kan het Openbaar Ministerie bezien of het opportuun is om een strafrechtelijk
onderzoek in te stellen. Het is aan het Openbaar Ministerie om die afweging te maken.
Vraag 11
Bent u bekend met de talloze uitingen van mensenrechtenorganisaties en VN-experts
over mogelijke oorlogsmisdrijven van het Israëlische leger? Zo ja, ziet u daarin geen
aanleiding om Nederlanders te ontmoedigen om in Israëlische krijgsdienst te gaan?
Antwoord 11
Ja, ik ben daarmee bekend. Het is Nederlandse burgers niet verboden in vreemde krijgsdienst
treden, tenzij zij militair ambtenaar zijn in Nederland of wanneer Nederland in gewapend
conflict is met het land in kwestie. Daar is in dit geval geen sprake van. Deelname
aan de Israëlische krijgsmacht levert naar Nederlands recht geen strafbaar feit op.
Zoals hiervoor in antwoord op de vragen 9 en 10 aan is aangegeven, zijn er mogelijkheden
om op te treden indien er indicaties zijn dat Nederlanders oorlogsmisdrijven plegen
of hebben gepleegd.
Vraag 12
Zijn er Nederlanders bekend die mogelijk in Israëlische krijgsdienst hebben bijgedragen
aan mogelijke oorlogsmisdrijven? Zo ja, worden deze personen bij terugkeer vervolgd?
Antwoord 12
Zoals hiervoor in antwoord op vraag 10 uiteen is gezet, zal, indien het Openbaar Ministerie
indicaties krijgt dat mogelijk sprake is van internationale misdrijven waarover Nederland
rechtsmacht heeft, niet worden nagelaten om hier een oriënterend onderzoek naar te
doen om te bezien of strafrechtelijke vervolging opportuun is.
Vraag 13
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Nederlanders actief bijdragen aan de
gewapende strijd van Israël in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Zie het antwoord op vraag 11.
Vraag 14
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat het voor Nederlanders verboden wordt om in Israëlische
krijgsdienst te treden? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 14
Zoals in het antwoord op vraag 11 is beschreven, is het – behoudens enkele uitzonderingen
– niet verboden dat Nederlanders in krijgsdienst treden van een andere staat dan Nederland.
Het kabinet ziet geen aanleiding hierin verandering te brengen. Voor zover Nederlanders
in vreemde krijgsdienst (ernstige) strafbare feiten plegen, is het in voorkomend geval
mogelijk voor het Nederlandse Openbaar Ministerie hiernaar een onderzoek te starten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.