Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Overname aandelen Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland door de Staat (Kamerstuk 28165-418)
28 165 Deelnemingenbeleid rijksoverheid
Nr. 423
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 16 mei 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 15 maart 2024 over de overname van de aandelen Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale
Nederland door de Staat (Kamerstuk 28 165, nr. 418).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 april 2024 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 16 mei 2024 zijn de vragen, mede namens de
Minister van Financiën, beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Postma
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Vragen GroenLinks-PvdA-fractie
1.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de antwoorden op de vragen dat de
keuze om de kerncentrale Dodewaard te ontmantelen na een periode van 40 jaar veilige
insluiting, toen de vergunning in 2002 werd verleend, bij de vergunninghouder lag.
Er ontbrak toentertijd een juridisch kader dat directe ontmanteling voorschrijft.
Ook gaf de Staatssecretaris aan dat uit het milieueffectrapport bij de aanvraag bleek
dat er vanuit veiligheids- en milieuoogpunt geen relevante verschillen waren tussen
directe en uitgestelde ontmanteling. Recentelijk hebben de leden van het ARTEMIS Review
Team echter geconstateerd dat de eigenaar van kerncentrale Dodewaard geen tienjaarlijkse
zelfevaluatie (10EVA) heeft uitgevoerd, terwijl deze op grond van de Regeling nucleaire
veiligheid kerninstallaties, artikel 11, derde lid, verplicht is voor houders van
een Kernenergiewetvergunning. Is de ontbrekende 10EVA ook naar voren gekomen in het
«due diligence»-onderzoek, dat de Staatssecretaris naar GKN heeft laten uitvoeren?
Kan de Staatssecretaris aangeven waarom GKN kennelijk heeft verzuimd om deze 10EVA
uit te voeren, en waarom hier kennelijk niet op is gehandhaafd door de toezichthouder
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS)? Klopt de veronderstelling
van deze leden dat GKN deze verplichte tienjaarlijkse evaluatie nu alsnog zal moeten
uitvoeren? Kan de Staatssecretaris dan ook aangeven of de kaders en aannames die in
2002 uiteindelijk leidden tot het besluit om kerncentrale Dodewaard pas in 2045 te
ontmantelen in het kader van de 10EVA zullen worden herzien? Heeft de Staatssecretaris
in de kostenraming van 185 miljoen rekening gehouden met de mogelijke kosten die voortvloeien
uit de 10EVA? Is zij het met deze leden eens dat het opportuun is om te herzien of
veilige insluiting tot 2045 nog steeds een te prefereren optie is, ook financieel
gezien?
Antwoord
GKN heeft sinds 2002 een vergunning voor het in een toestand van veilige insluiting
brengen en houden van de installatie tot aan definitieve ontmanteling vanaf 2045.
Dit betekent dat de kerncentrale Dodewaard niet meer in gebruik is en dat er geen
splijtstof binnen de inrichting aanwezig is. In de vergunning zijn voorschriften opgenomen,
waarop de ANVS toeziet. Ook levert GKN elke vijf jaar een geactualiseerd ontmantelingsplan
op, dat door de ANVS dient te worden goedgekeurd.
Sinds 2011 is in artikel 11, derde lid, van de Regeling nucleaire veiligheid kerninstallaties
de verplichting opgenomen tot het uitvoeren van een periodieke veiligheidsevaluatie,
tenminste elke tien jaar («10EVA»). Het doel daarvan is onder meer het identificeren
van verbeteringen voor de nucleaire veiligheid. Alle nucleaire inrichtingen in operatie
voeren dergelijke evaluaties uit. Vanwege de specifieke situatie van de kerncentrale
Dodewaard, zonder aanwezigheid van splijtstof of van nucleaire bedrijfsvoering, heeft
een dergelijke evaluatie niet plaatsgevonden. Dit is inderdaad door het ARTEMIS Review
Team geconstateerd, zonder dat het daaraan conclusies verbindt. De ANVS heeft geen
aanleiding gezien tot handhaving op dit punt. In het «due-dilligence» onderzoek is
de 10EVA ook niet aan de orde gekomen als risico.
Er is op dit moment geen directe aanleiding om op grond van de veiligheid, noch vanuit
financieel oogpunt, in dit overnameproces het tijdstip om vanaf 2045 te ontmantelen
te herzien. Het doel van de overname van de aandelen GKN is niet gericht op het tijdstip
van ontmanteling. In de kostenraming is rekening gehouden met de beheer- en onderhoudskosten
in de fase tot aan ontmanteling vanaf 2045.
2.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de recente brief dat de Staatssecretaris
voornemens is om de aandelen van GKN, nadat ze zijn verworven, direct onder te brengen
bij de COVRA. Er staat ook dat deze aandelentransactie geen nieuwe verplichtingen
voor de Staat schept. De aandelen van de COVRA zijn in handen van de Minister van
Financiën. Tegelijkertijd is de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
samen met de Minister van Financiën, verantwoordelijk voor de goedkeuring van de verplichte
financiële zekerheidstelling voor de ontmantelingskosten van kerncentrales. Op welke
wijze gaat de Staat, meer specifiek, de Minister van Financiën, borgen dat bij het
goedkeuren van de financiële zekerheidstelling van Dodewaard er geen belangenverstrengeling
optreedt?
Antwoord
Binnen het Ministerie van Financiën zijn de verantwoordelijkheden belegd bij verschillende
teams. Het Ministerie van Financiën borgt dat er geen belangenverstrengeling optreedt
doordat de beoordeling van de verplichte financiële zekerheidsstelling door een team
gedaan wordt dat gescheiden is van het team waar het aandeelhouderschap in COVRA is
belegd.
3.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen erop dat de Autoriteit Nucleaire Veiligheid
en Stralingsbescherming (ANVS) recent haar Beleidsregel toezicht COVRA-tarieven heeft
vastgesteld. Met de beleidsregel werkt de ANVS het bepaalde in het Besluit basisveiligheidsnormen
stralingsbescherming (Bbs), artikel 10.10 uit, dat ziet op het toezicht op de tarieven
van COVRA voor de opslag en het beheer van radioactieve afvalstoffen en verbruikte
splijtstoffen. Op dit moment is de installatie van GKN nog geen radioactief afval
en is het kader dus nog niet van toepassing. Kan de Staatssecretaris uiteenzetten
op welke wijze na de voorgenomen aandelenoverdracht de vereisten uit het Bbs voor
het vaststellen van tarieven voor radioactief afval van GKN op een transparante, objectieve
en niet-discriminerende wijze door de COVRA als aandeelhouder zal worden geborgd?
Antwoord
Artikel 10.10 uit het Bbs ziet erop toe dat COVRA op een transparante, objectieve
en niet-discriminerende wijze haar tarieven voor het radioactief afval vaststelt.
Dat geldt niet alleen voor het huidige afval dat aangeboden wordt aan COVRA, maar
ook voor toekomstige afvalstromen. De genoemde criteria, transparantie, objectief
en niet-discriminerend, moeten er derhalve voor zorgen dat, ongeacht de aanbieder,
duidelijk is hoe deze tarieven tot stand zijn gekomen. De ANVS ziet hierop toe en
heeft die beleidsregel vastgesteld1 om uit te leggen hoe zij de begrippen daarbij toepast.
4.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen erop dat de COVRA een ophaaldienst
is voor radioactief afval. De firma heeft, voor zover bekend bij deze leden, geen
ervaring met het beheren van deelnemingen. De afvoer van radioactief afval naar de
COVRA is voor GKN een zeer grote kostenpost, maar bij de ontmanteling zal ook een
grote hoeveelheid conventioneel afval vrijkomen. Op grond waarvan is de Staatssecretaris
toch tot de conclusie gekomen dat namens de Staat de aandelen van GKN het best bij
COVRA kunnen worden ondergebracht? Op welke wijze kan zij verzekeren dat de tarieven
die de COVRA haar dochter GKN in rekening zal brengen voor bij de ontmanteling van
Dodewaard af te voeren radioactief afval kostendekkend zullen zijn? Indien er bij
de ontmanteling van Dodewaard een kostenoverschrijding plaatsvindt die het beschikbare
budget overschrijdt, waar slaan deze kosten dan neer? Indien de ontmanteling van Dodewaard
binnen het beoogde budget blijft, wie zal er dan aanspraak maken op de resterende
gelden?
Antwoord
Zoals eerder aan uw Kamer2 is aangegeven is COVRA als enig bedrijf verantwoordelijk voor de inzameling, verwerking,
opslag en eindberging van radioactief afval in Nederland. COVRA kent een breed mandaat
dat ook ontmanteling en locatiebeheer omvat en is derhalve bij uitstek geschikt om
het langjarig beheer van de locatie en zorg voor de ontmanteling en opslag en berging
van het daarbij ontstane (radioactieve) afval op zich te nemen.
De mogelijkheid om van GKN een agentschap of zelfstandig bestuursorgaan te maken is,
gezien de huidige beperkte activiteiten van GKN, niet logisch en wenselijk omdat het
geen directe taak is van de overheid om kerncentrales te ontmantelen. Een staatsdeelneming
als COVRA is daartoe beter geëquipeerd.
COVRA zal zich richting GKN net zo zakelijk gedragen als ten aanzien van derden, zoals
andere aanbieders van radioactief afval, en zal daarbij dezelfde condities hanteren.
In de afspraken gemaakt door de Staat met COVRA is een informatie en controle/verantwoordingssysteem
opgenomen met betrekking tot de kosten. Het is immers belangrijk dat de Staat de vinger
aan de pols houdt, en de ontmanteling doeltreffend en doelmatig wordt uitgevoerd binnen
de geldende veiligheidskaders. Zowel in geval van overschrijding van de kosten als
in het geval van eventueel overblijvende middelen komen deze ten laste of ten goede
van de Staat. De gekozen raming zorgt er voor dat de verwachte kans op daadwerkelijke
overschrijding van de kosten slechts circa 10% bedraagt.
5.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben gezien dat de firma NIS Siempelkamp
zowel het ontmantelingsplan als de bijbehorende kostenschatting heeft opgesteld en
gereviewd. Deze leden begrijpen dat deze firma ervaren is in het ontmantelen van nucleaire
installaties. Kan de Staatssecretaris aangeven of de laatste kostenschatting door
NIS Siempelkamp in lijn is met eerdere (realistische) kostenschattingen van kerncentrale
Dodewaard? NIS Siempelkamp geeft in de update van de cost estimate aan dat met een
onzekerheidstoeslag van 4,5% de kans 50% is dat de kostenschatting adequaat zal zijn.
Voor een onzekerheidstoeslag van 23,9% geeft de analyse van NIS Siempelkamp een kans
van 100% adequaat. Van welke onzekerheidsmarge gaat de Staatssecretaris uit bij haar
kostenschatting van 334 miljoen euro (prijspeil 2024)? Kan zij aangeven of zij verwacht
dat de firma NIS Siempelkamp ook een (grote) rol gaat spelen bij de feitelijke ontmanteling
van GKN?
Antwoord
De eerdere ramingen van de kosten voor de ontmanteling van de kerncentrale Dodewaard
zijn uitgevoerd in opdracht van vergunninghouder GKN. De raming uit 2023, die destijds
aan uw Kamer is verzonden, is uitgevoerd in opdracht van de Staat. Bij de eerdere
aanvragen van GKN voor goedkeuring van de financiële zekerheidsstelling voor de ontmantelingskosten
bestond verschil van inzicht tussen de Staat en GKN over de onderbouwing van de raming
van die kosten. De Staat heeft, mede op grond hiervan, de aanvragen van GKN afgekeurd.
De Raad van State heeft in beide gevallen dat GKN hiertegen in beroep is gegaan, de
Staat in het gelijk gesteld. De raming uit 2023 in opdracht van de Staat is gebaseerd
op een huidige realistische inschatting van de ontmantelingskosten.
In het NIS Siempelkamp rapport uit 2023 bedragen de ontmantelingskosten bij een P90-raming
€ 303 miljoen. Deze raming betekent dat gesteld kan worden dat voor de uiteindelijke
ontmantelingskosten de verwachte kans op overschrijding van dat bedrag circa 10% bedraagt.
Dit geeft een hoge mate van zekerheid over de uiteindelijke ontmantelingskosten en
om die reden wordt met dit bedrag rekening gehouden bij de bepaling van het voorziene
tekort.
6.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de brief dat met de voorgenomen transactie
de volledige ontmanteling van de kerncentrale Dodewaard wordt zekergesteld tegen zo
laag mogelijke maatschappelijke kosten. Deze leden stellen zich voor dat het worden
verlost van de last die kerncentrale Dodewaard was geworden goed nieuws is voor de
energiebedrijven ENGIE Energie Nederland, de Elektriciteits-Produktiemaatschappij
Zuid-Nederland (EPZ), NUON Power Generation (Vattenfall) en Uniper Benelux, de huidige
achterliggende aandeelhouders van het NEA. Uit de toelichting van de Staatssecretaris
maken deze leden ook op dat van de achterliggende aandeelhouders geen enkele extra
eigen bijdrage wordt verlangd voor de ontmanteling, terwijl zij het tekort op de gelden
nu raamt op ca. 185 miljoen euro. Kan de Staatssecretaris aangeven of er in de onderhandelingen
is gesproken over een bijdrage van de achterliggende aandeelhouders, en waarom dat
er nu uiteindelijk niet van lijkt te komen? Was de juridische positie van de Staat
in dit dossier zwak? Op welke wijze kan de Staatssecretaris voorkomen dat dit nog
een keer voorkomt?
Antwoord
GKN is als vergunninghouder van de voormalige kerncentrale Dodewaard verantwoordelijk
voor het verkrijgen van een goedkeuring voor de financiële zekerheidsstelling voor
de kosten van buitengebruikstelling en ontmanteling. Zoals hierboven aangegeven, heeft
de Raad van State in beide gevallen dat GKN tegen het afwijzen van de financiële zekerheidstelling
in beroep is gegaan, de Staat in het gelijk gesteld. GKN zal echter naar verwachting
blijvend niet in staat zijn te voldoen aan de eisen voor de goedkeuring van de financiële
zekerheidstelling, welke wetgeving per 2011 in werking is getreden. De kerncentrale
Dodewaard is immers niet meer operationeel; GKN ontvangt daardoor geen inkomsten meer
uit de (in 1997 gestaakte) bedrijfsvoering en kan dus de door haar gereserveerde middelen
voor de ontmanteling niet meer aanvullen.
De Staat heeft in het kader van de ontmantelingsopgave waar GKN zich voor gesteld
ziet, de afgelopen jaren feitelijk en juridisch onderzocht in hoeverre het mogelijk
is jegens NEA en/of haar achterliggende aandeelhouders aanspraak te maken op aanvullende
middelen, indien die middelen bij GKN tekortschieten. Daartoe zijn onder meer een
juridische procedure en onderhandelingen gevoerd met GKN, NEA en haar achterliggende
aandeelhouders. De conclusie is getrokken dat er geen reële juridische mogelijkheden
openstaan om NEA en haar achterliggende aandeelhouders (geheel of gedeeltelijk) aansprakelijk
te houden voor de kosten van de ontmanteling van de kerncentrale voor zover GKN die
zelf niet kan opbrengen. Een tekort aan middelen voor de ontmanteling van de kerncentrale
zal uiteindelijk – bij niet-ingrijpen – het faillissement van GKN tot gevolg kunnen
hebben. Een faillissement van GKN voor of tijdens de ontmantelingsfase heeft onder
meer tot gevolg dat de vennootschap GKN ophoudt te bestaan. Daarmee zouden de kosten
van de ontmanteling van de kerncentrale hoe dan ook voor rekening van de Staat komen.
De Staat heeft daarom in gesprekken met GKN, NEA en de achterliggende aandeelhouders
gezocht naar een uitweg uit deze situatie. Dit proces heeft geleid tot een overeenkomst
tussen GKN, NEA, haar aandeelhouders en de Staat, waarbij de Staat de aandelen GKN
overneemt voor € 1,– en aandeelhouder NEA haar gehele eigen vermogen (nu berekend
op ca. € 77 miljoen) overdraagt aan GKN. Voordeel voor de Staat van de beoogde transactie
is dat daarmee het te verwachten tekort binnen GKN terugloopt en het bedrag dat de
Staat naar verwachting uiteindelijk zal moeten bijdragen aan de ontmanteling van de
kerncentrale Dodewaard dus sterk wordt verminderd.
Sinds 2011 is in artikel 15f van de Kernenergiewet opgenomen dat een vergunninghouder
van betreffende nucleaire installaties op een door de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat en de Minister van Financiën goedgekeurde wijze financiële zekerheid
stelt ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het buiten gebruik stellen en
de ontmanteling van de inrichting. Deze verplichting geldt ook voor toekomstige vergunninghouders.
Vragen NSC-fractie
1.
De leden van de NSC-fractie vragen of exact kan worden aangegeven wat nu de geschatte
bijdrage is die bij de Voorjaarsbesluitvorming 2024 uit de algemene middelen vrijgemaakt
zal moeten worden. Waarom is/wordt afgezien van verdere juridische stappen om de huidige
en achterliggende aandeelhouders van GKN (NEA c.q. de energiebedrijven Engie, EPZ,
Uniper en Vattenfall) aan te spreken ter voldoening van de resterende kosten voor
de instandhouding en ontmanteling, zelfs als de juridische slagingskans onzeker is?
Is onzekerheid in beginsel niet altijd aan de orde bij juridische stappen? Kan de
Staatssecretaris de Kamer informeren over de (juridische) adviezen over het al of
niet nemen van juridische stappen richting de energiebedrijven? Hoe verhoudt de onzekerheid
over het slagen van juridische stappen richting energiebedrijven zich financieel tot
de gekozen minnelijke regeling? Welke financiële risico’s zijn verbonden aan juridische
stappen in plaats van een minnelijke regeling?
Antwoord
Zoals hiervoor ook is aangegeven in antwoord op vraag 6 van de GroenLinks-PvdA-fractie
is op basis van feitelijk en juridisch onderzoek geconcludeerd dat er geen reële juridische
mogelijkheden openstaan om de achterliggende aandeelhouders van GKN met succes aan
te spreken ter voldoening van de resterende kosten van de ontmanteling en dat wanneer
de Staat niet ingrijpt hoogstwaarschijnlijk het faillissement van GKN in het verschiet
ligt. Wanneer de Staat niet voortgaat met de nu voorgenomen overname van GKN waarvan
de dotatie vanuit NEA deel uitmaakt, is het reële risico aanwezig dat de door NEA
toegezegde bijdrage aan het vermogen van GKN van circa € 77 miljoen voor de ontmantelingskosten
uit zicht raakt. Met de beoogde transactie wordt het volledige eigen vermogen verkregen
dat zich op dit moment in de vennootschap van aandeelhouder NEA bevindt. Daarmee wordt
onder de huidige omstandigheden zoveel als mogelijk recht gedaan aan het principe
van «de vervuiler betaalt». Het kabinet heeft in de Voorjaarsnota aanvullend € 145
miljoen vrijgemaakt voor de kosten van de beheer- en ontmanteling, bovenop de reeds
€ 40 miljoen die hiervoor beschikbaar was op de Aanvullende Post.
2.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de uitkomsten van het informeel overleg met
de Europese Commissie aangaande de staatssteuntoets eind vorig jaar verwacht werden.
Voor zover deze leden weten, zijn de uitkomsten daarvan nog niet met de Kamer gedeeld.
Is de toegezegde staatssteuntoets inmiddels uitgevoerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
kan de Kamer deze ontvangen? Als dit nog niet bekend is, zou de uitkomst hiervan niet
afgewacht moeten worden voor besluitvorming? Wat is de reactie van de Europese Commissie
op het informele overleg in het najaar?
Antwoord
Na het informele overleg met de Europese Commissie (EC) afgelopen najaar heeft de
EC eind januari dit jaar een vertrouwelijke en eveneens informele reactie gegeven.
Uitgangspunt van de Staat in het contact met de EC is steeds geweest dat deze casus
geen staatssteun inhoudt en dat daarmee ook geen verplichting bestaat tot een melding
bij de EC. Het informele overleg en de in dat kader gegeven informele reactie van
de EC geven geen aanleiding de positie van de Staat te herzien.
3.
De leden van de NSC-fractie vragen of door snel aan te vangen met de ontruiming, kosten
bespaard kunnen worden. Welke kostenbesparing is mogelijk, indien dit jaar nog wordt
besloten om de ontmanteling zo spoedig mogelijk te starten en niet te wachten tot
2045? Is de Staatssecretaris voornemens de ontmanteling zo spoedig mogelijk te starten,
zodra de aandelen in handen van de Staat zijn? Heeft de Staatssecretaris hierover
afspraken gemaakt met de beoogde aandeelhouder COVRA?
Antwoord
Het doel van de beoogde transactie tot overname van de aandelen GKN nu is om te borgen
dat de kerncentrale Dodewaard vanaf 2045 veilig ontmanteld kan worden tegen een zo
laag mogelijke financiële last voor de Staat. Op het moment van overname zal het vermogen
van GKN naar schatting in totaal circa € 162 miljoen bedragen (inclusief het eigen
vermogen van NEA). De kosten van beheer en onderhoud van de installatie worden tot
2045 geraamd op ca. € 44 miljoen. De verwachting is dat het vermogen van GKN in de
periode tot aan 2045 een rendement kent dat de kosten voor beheer en onderhoud zal
dekken. Periodiek wordt bezien hoe de financiële positie van GKN gedurende de periode
tot aan de ontmanteling zich ontwikkelt en wat dit betekent voor de kosten voor beheer
en ontmanteling. Ook worden vanwege de bijdrage van de Staat aan het beheer van de
middelen van GKN strikte voorwaarden gesteld die waarborgen dat het vermogen van GKN
integraal wordt beheerd en aangewend voor beheer, onderhoud en ontmanteling van de
installatie. Die voorwaarden zijn instrumenteel aan en essentieel voor de financiële
zekerheidstelling van de ontmanteling.
De kerncentrale Dodewaard is in zogenoemde «veilige insluiting». Op dit moment is
er geen reden om eerder te ontmantelen, ook niet vanuit het oogpunt van veiligheid.
Het doel van de overname van de aandelen GKN is niet gericht op het tijdstip van ontmanteling.
Er zijn derhalve geen afspraken gemaakt over eerder dan 2045 ontmantelen van de kerncentrale
Dodewaard met de beoogde aandeelhouder COVRA.
4.
De leden van de NSC-fractie hebben tot slot ook vragen over de bredere discussie omtrent
het waarborgen van financiële zekerheid over de kosten van ontmanteling van kerncentrales.
In dat kader hebben deze leden de volgende vragen: leiden de discussies met GKN, NEA
en de energiebedrijven tot bijstelling van de Kernenergiewet met het oog op het waarborgen
van financiële zekerheid over de kosten van ontmanteling van kerncentrales? Zo ja,
welke bijstellingen worden overwogen? Zo nee, waarom niet? Kan de Kamer de resultaten
ontvangen van de doorlichting van de bepalingen in de Kernenergiewet voor de wijze
van financiële zekerheidsstelling, die de Staatssecretaris in juli 2023 heeft toegezegd
en samen met de Minister van Financiën zou worden uitgevoerd? Hoe kan de Staat afdwingen
dat partijen (blijven) beschikken over voldoende middelen om de ontmanteling van kerncentrales
te financieren? Welke maatregelen kan de Staat nemen bij zaken die de financiële positie
van de vergunninghouder verzwakken, zoals faillissement van of onttrekking van vermogen
uit de vergunninghouder?
Antwoord
De ontmanteling en de daaraan gepaarde kosten voor de kerncentrale Dodewaard betreffen
een unieke casus; de verplichtingen met betrekking tot financiële zekerheidstellingen
zoals die nu (sinds 2011) in de wet zijn opgenomen waren dat nog niet toen deze centrale
uit bedrijf genomen werd (1997). GKN ontvangt geen inkomsten meer sinds de gestaakte
bedrijfsvoering en kan dus de door haar gereserveerde middelen voor de ontmanteling
niet meer aanvullen.
De nucleaire vergunninghouders van de kerncentrale Borssele, de onderzoeksreactoren
in Petten en Delft beschikken wel over een goedgekeurde financiële zekerheidsstelling.
Voor de verrijkingsinstallatie te Almelo geldt momenteel dat een aanvraag voor goedkeuring
van de financiële zekerheidsstelling in behandeling is. Daarmee wordt geborgd dat
de kosten voor de ontmanteling van die betreffende installaties aan het einde van
hun bedrijfsduur zijn gedekt.
Samen met de Minister van Financiën worden de bepalingen uit de regelgeving ten aanzien
van financiële zekerheidsstelling tegen het licht gehouden om te bezien of de huidige
situatie in de regelgeving nader geactualiseerd moet worden of aanvulling behoeft.
Voor deze evaluatie is het streven om dit medio volgend jaar af te ronden, waarna,
indien nodig, de regelgeving aangepast kan worden.
Voor de voorgenomen realisatie van de bouw van nieuwe kerncentrales betekent dit dat
toekomstige vergunninghouders, voordat de kern van een nieuwe kerncentrale voor het
eerst beladen wordt met splijtstof, dienen te beschikken over een goedgekeurde financiële
zekerheidstelling voor de kosten van ontmanteling. Daartoe zal met toekomstige vergunninghouders
overlegd worden hoe aan de wettelijke verplichting tot financiële zekerheidstelling
voldaan zal worden.
Vragen BBB-fractie
1.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het onzeker is of via juridische weg de huidige
en achterliggende aandeelhouder(s) van GKN met succes kunnen worden aangesproken ter
voldoening van de resterende kosten van de ontmanteling.
De leden van de BBB-fractie vragen wanneer er uitsluitsel komt over de vraag of het
via een juridische weg mogelijk is om aanspraak te doen op de huidige aandeelhouder(s)
voor de resterende kosten van de ontmanteling.
Antwoord
Verwijzend naar de antwoorden op vraag 6 van de GroenLinks-PvdA-fractie en op vraag
1 van de NSC-fractie wordt hier de conclusie herhaald, dat er geen reële juridische
mogelijkheden openstaan om de achterliggende aandeelhouders van GKN aan te spreken
ter voldoening van de resterende kosten van de ontmanteling en dat wanneer de Staat
niet ingrijpt hoogstwaarschijnlijk het faillissement van GKN in het verschiet ligt.
Met de beoogde transactie wordt reeds het maximaal haalbare bereikt: namelijk het
volledige eigen vermogen van de aandeelhouder van GKN (NEA) wordt naar GKN overgeheveld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.L. Postma, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier