Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over de financiële situatie van de gemeente Vlissingen
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de financiële situatie van de gemeente Vlissingen (ingezonden 13 maart 2024).
Antwoord van Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens
de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (ontvangen 14 mei 2024).
Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitzending van Kassa van zaterdag 9 maart waarin de schrijnende
situaties van inwoners van de gemeente Vlissingen worden geportretteerd?1
Antwoord 1
De verhalen die in de uitzending van Kassa van 9 maart 2024 naar voren kwamen, zijn
aangrijpend om te horen. Het kabinet hecht aan het realiseren van bestaanszekerheid
voor iedereen en beseft – zoals ook blijkt uit de betreffende uitzending – dat er
nog belangrijke stappen te zetten zijn om dit in Nederland te borgen.
Dit kabinet heeft in 2022 de ambitie uitgesproken om de bestaande armoede- en schuldenproblematiek
in Nederland stevig aan te pakken: een halvering van het aantal mensen in armoede
in 2030 (t.o.v. 2015), een halvering van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit
in 2025 (t.o.v. 2015) en een halvering van het aantal huishoudens met problematische
schulden in 2030. In de aanpak Geldzorgen, Armoede en Schulden werkt het kabinet samen
met gemeenten, maatschappelijke organisaties, vrijwilligersorganisaties en ervaringsdeskundigen
aan diverse maatregelen om deze doelstellingen te realiseren.
Het is niet aan mij om in te gaan op individuele casuïstiek bij Vlissingen, die behandeld
werd in de Kassa-uitzending. Het is aan de gemeente Vlissingen om te bepalen hoe zij
hiermee omgaat. Er is destijds bij de decentralisatie bewust voor gekozen om gemeenten
in specifieke situaties maatwerk te laten leveren, in aanvulling op het landelijk
vastgestelde sociaal minimum en hen hierbij beleidsvrijheid te geven, aangezien zij
dicht bij de burger staan. Tegelijkertijd kan ongelijkheid in gelijke gevallen ongewenst
zijn. Dit vraagstuk is ook door de Commissie sociaal minimum aangekaart. Zoals ook
in de reactie op het rapport van de Commissie is vermeld, is het aan een volgend kabinet
om hier verder keuzes in te maken.
Vraag 2
Wat is uw reactie op de persoonlijke verhalen die in het item naar voren komen en
de reactie van de burgemeester?
Antwoord 2
Zoals bij vraag 1 aangegeven, grijpen de persoonlijke verhalen mij aan. Uit de reactie
van de gemeente Vlissingen blijkt dat zij het lokale minima- en armoedebeleid gaat
herzien en dat zij werkt aan het actualiseren van het lokale beleidsplan. Hierin zal
de gemeente afwegen om het recht op minimaregelingen te versoepelen, zodat meer huishoudens
hier gebruik van kunnen maken. In algemene zin vertrouw ik erop dat de gemeente Vlissingen
haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de zorgplicht voor haar inwoners invult
binnen de beleidsvrijheid die de gemeenten hierin is geboden.
Vraag 3
Bent u het met de gemeente Vlissingen eens dat zij voldoen aan de zorgplicht? Hoe
rijmt u dat met de verhalen die in de uitzending naar voren komen?
Antwoord 3
In het lopende artikel 12-traject van Vlissingen wordt conform artikel 12-beleid rekening
gehouden met het voldoen aan wet- en regelgeving, haalbaarheid van bezuinigingen en
mogelijke consequenties voor de burgers. Op basis daarvan heb ik niet het beeld dat
Vlissingen haar zorgplicht niet nakomt.
Vraag 4
Wat is uw reactie op de aanbeveling in het rapport van de inspecteur van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties waarin wordt voorgesteld de wachtlijsten
in de zorg te laten toenemen?2
Antwoord 4
In het artikel 12-traject Vlissingen zijn op basis van onderzoek, onder meer bij andere
gemeenten, vele mogelijke opties en maatregelen geïnventariseerd voor Vlissingen,
waarmee de lasten in het sociaal domein beter beheerst zouden kunnen worden. Eén van
die opties was om in te zetten op wachtlijsten, waarbij mensen meer zelf op zoek zouden
gaan naar alternatieven. In het rapport van de inspecteur is echter te lezen dat ervoor
gekozen is dat Vlissingen niet inzet op wachtlijsten als instrument. Er is dan ook
geen sprake van een aanbeveling van de inspecteur op dit vlak; dit is enkel benoemd
als één van de vele opties.
De artikel 12-inspecteur heeft een eigenstandige rol, waarbij hij samen met de gemeente
beziet hoe de gemeente weer financieel op eigen benen kan staan. Uiteindelijk beslist
de gemeente(raad) altijd zelf, hoe ze haar begroting weer sluitend wil krijgen. De
inspecteur kijkt mee of een gemeente dat volgens de afspraken doet. Zijn bevindingen
geeft hij weer in een jaarlijks inspectierapport. Dat is een advies aan de fondsbeheerders
van het gemeentefonds (BZK en Financiën). Zij besluiten uiteindelijk over de hoogte
van een extra uitkering aan de gemeente en de daaraan gekoppelde voorwaarden.
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat dit soort aanbevelingen ontoelaatbaar zijn en het niet van
je postcode mag afhangen of iemand recht heeft op fatsoenlijke zorg- en inkomensvoorzieningen?
Antwoord 5
Zoals aangegeven bij vraag 4, is er geen sprake van een aanbeveling, maar is dit als
één van de vele opties benoemd. Binnen de kaders van de wet- en regelgeving is het
aan de gemeente om te bepalen hoe uitvoering wordt gegeven aan de zorg- en inkomensvoorzieningen.
Het is inherent aan de keuze voor beleidsvrijheid van gemeenten, binnen de kaders
van wet- en regelgeving, dat er dan ook verschillen (kunnen) ontstaan tussen gemeenten.
Vraag 6
Wat vindt u ervan dat er door alle financiële bezuinigingen in Vlissingen ook regelingen
voor kinderen zoals muziek- en zwemles zijn verdwenen of sterk afgebouwd?
Antwoord 6
Het kabinet vindt het belangrijk dat kinderen kunnen participeren, ook als ouders
als gevolg van hun financiële situatie hun kinderen dit zelf niet kunnen bieden. Om
deze reden heeft het kabinet de ambitie uitgesproken om kinderarmoede in 2025 te willen
halveren. Gemeenten, en ook verschillende landelijke armoedefondsen, krijgen financiële
middelen van het Rijk om kinderen uit gezinnen met een laag inkomen te ondersteunen,
zodat zij zich kunnen ontwikkelen en kansrijk kunnen opgroeien. Via de armoedefondsen
is het onder meer mogelijk om zwemles, een sportabonnement, een laptop voor onderwijsdoeleinden
en een verjaardagspakket (vergoed) te krijgen.
Hiermee kunnen gemeenten hun inzet op kinderen met kindvoorzieningen vergroten en
versterken. Ook ondersteunt het kabinet professionals en vrijwilligers rond kind en
gezin actief bij het signaleren van en omgaan met kinderarmoede.
Navraag bij de gemeente Vlissingen leert dat de gemeente Vlissingen een aanbod kent
van minimaregelingen waar in de basis huishoudens met een inkomen tot 110% van de
bijstandsnorm gebruik van kunnen maken. Bij sommige regelingen ligt deze inkomensgrens
hoger. Het Jeugdfonds, waarmee onder meer een tegemoetkoming in de kosten voor zwemles
kan worden verkregen, kent een inkomensgrens van 120% van de bijstandsnorm. Naast
een tegemoetkoming in de bovengenoemde specifieke kosten kent Vlissingen bijvoorbeeld
ook de individuele inkomenstoeslag en studietoeslag. Van afbouw of het verdwijnen
van deze regelingen is geen sprake. Daarnaast geeft de gemeente Vlissingen aan dat
zij als gevolg van groeiende inkomensproblematiek van de laatste jaren sowieso al
werkt aan een herziening van het lokaal armoedebeleid. Een mogelijkheid is dat bij
deze herziening minimaregelingen (deels) worden verruimd en/of versoepeld, zodat meer
huishoudens hier gebruik van kunnen maken.
Vraag 7
Vindt u dat ieder kind recht heeft op zwemles, en zeker een kind dat opgroeit in een
gemeente omringt door water?
Antwoord 7
Het kabinet ziet, net als u, de meerwaarde van zwemles voor kinderen. Op verschillende
manieren wordt gestimuleerd dat ook kinderen van ouders met een laag inkomen op zwemles
kunnen. Gemeenten spelen hier een rol in, bijvoorbeeld via hun minimabeleid, maar
het komt ook voor dat men dit via schoolzwemmen mede mogelijk maakt. De rol van gemeenten
is hierin echter niet exclusief. Verschillende armoedefondsen krijgen subsidie om
kinderen mee te laten doen.
De gemeente Vlissingen heeft aangegeven dat er twee zwemscholen zijn waar kinderen
zwemlessen kunnen volgen. Ouders met een laag inkomen kunnen via de uitvoeringsorganisatie
Orionis Walcheren een tegemoetkoming in de kosten van zwemlessen voor hun kinderen
aanvragen bij het Jeugdfonds Sport & Cultuur. Voor deze regeling geldt een inkomensgrens
van 120% van de bijstandsnorm.
Gemeenten zijn nu niet wettelijk verplicht om zwemles mogelijk te maken; dit is een
besluit dat de gemeenten nemen binnen de lokale context.
Vraag 8
Bent u het ermee eens dat de inkomens van inwoners van een gemeente nooit onder het
sociaal minimum mogen zakken, ook niet als een gemeente een Artikel 12-gemeente is?
Antwoord 8
Het is van groot belang dat mensen bestaanszekerheid kennen. Dit is een verantwoordelijkheid
van de rijksoverheid. Het kabinet heeft daarom, naar aanleiding van het advies van
de Commissie sociaal minimum, eerste stappen gezet om het sociaal minimum toereikend
te maken. Hiermee is de bestaanszekerheid van mensen verbeterd, maar het kabinet is
zich ervan bewust dat de maatregelen er nog niet altijd voor zorgen dat iedere inwoner
voldoende heeft om van te leven.
Gemeenten leveren op verschillende wijzen een bijdrage aan bestaanszekerheid voor
hun inwoners. Dit doen zij met name door het verstrekken van bijstandsuitkeringen.
Hierbij zijn zij gebonden aan regelgeving, waarmee geborgd is dat voor iedere Nederlander
dezelfde criteria gelden. Dit vormt daarmee de basis. Gemeenten hebben hierin geen
beleidsvrijheid. Gemeenten verstrekken daarnaast individuele bijzondere bijstand.
Hierin is sprake van maatwerk; elke situatie dient op zichzelf beoordeeld te worden.
Binnen het gemeentelijk minimabeleid hebben gemeenten meer beleidsvrijheid.
Vraag 9
Wat vindt u van het voorstel van de SP om een basisafspraak te maken waarin wordt
gesteld dat het zorg- en inkomensbeleid van gemeenten altijd op peil blijft ondanks
de financiële situatie van de gemeente?
Antwoord 9
Alle gemeenten, dus ook gemeenten met financiële problemen, moeten voldoen aan de
vereisten van de wet- en regelgeving op het vlak van zorg- en inkomensvoorzieningen.
Dit betekent echter niet dat er geen bezuinigingen zijn te realiseren. Het is ook
niet zo dat alle gemeenten hetzelfde beleid voeren ten aanzien van zorg- en inkomensvoorzieningen.
De Commissie sociaal minimum constateerde verschillen tussen gemeenten, en de gevolgen
daarvan voor inwoners. Deze vormen een belangrijk punt van aandacht. Hoe hiermee om
te gaan, is een grote vraag waar zorgvuldig naar gekeken moet worden, en waar potentieel
grote consequenties aan verbonden zijn voor de verantwoordelijkheidsverdeling tussen
Rijk en gemeenten. Dit is om deze redenen aan een nieuw kabinet. Er is destijds bij
de decentralisatie bewust voor gekozen om gemeenten in specifieke situaties maatwerk
te kunnen laten leveren, in aanvulling op het landelijk vastgestelde sociaal minimum,
en hen hierbij beleidsvrijheid te geven, aangezien zij dicht bij de burger staan.
Besluitvorming hierover vindt in de gemeenteraad plaats.
Ik ben dan ook geen voorstander om bij artikel 12 bepaalde beleidsterreinen, zoals
de zorg en ondersteuning, geheel uit te sluiten van bezuinigingen of aanpassingen,
daar een groot deel van deze taken ook onder de reikwijdte van de (individuele) beleidsruimte
van gemeenten vallen. De aanvullende uitkering via artikel 12 wordt immers verstrekt
ten laste van het Gemeentefonds, ofwel ten laste van de collectiviteit van de Nederlandse
gemeenten. Het artikel 12-stelsel is dan ook gebaseerd op solidariteit tussen de gemeenten.
Dit zou ernstig onder druk komen te staan als er bij de zorg geen maatregelen zouden
kunnen worden genomen en daardoor de artikel 12-status onnodig langer duurt en de
aanvullende uitkering veel hoger uitvalt.
Vraag 10
Kunt u ingaan op de gevolgen die de bezuiniging van drie miljard bij gemeenten gaan
hebben op zorg- en inkomensbeleid?
Antwoord 10
In zijn algemeenheid geldt dat de gemeenteraden vrij zijn in de besteding van de middelen
uit het Gemeentefonds. Het valt dan ook niet te zeggen wat de implicaties van de beschikbare
budgettaire middelen op lokaal niveau zijn. Dergelijke keuzes worden gemaakt door
de gemeenteraad.
Het kabinet heeft in samenspraak met de koepels van de medeoverheden besloten om de
oploop van de opschalingskorting te schrappen vanaf 2026 en tegelijkertijd de nieuwe
financieringssystematiek op basis van bbp vervroegd vanaf 2024 in te voeren. Het doel
hiervan is een stabiele(re) financiering en meer autonomie voor medeoverheden. Gemeenten
en provincies worden incidenteel grotendeels gecompenseerd voor de overgang naar de
nieuwe bbp-systematiek. Het schrappen van de opschalingskorting resulteert in een
plus van 675 miljoen voor gemeenten en een plus van ruim 40 miljoen voor provincies.
Ook is gesproken over een gedeelde verantwoordelijkheid om aan de balans tussen ambities,
taken, middelen en uitvoeringskracht te werken. Zo gaan Rijk en gemeenten gezamenlijk
werken om de beheersbaarheid van de uitgaven in relatie tot de wettelijke zorgtaken
van de Wmo 2015 te borgen.
Vraag 11
Kunt u garanderen dat door de voorgestelde bezuinigingsmaatregel geen inwoners met
een zorg- of inkomensbehoefte in de knel zal komen? Kunt u deze vraag met ja of nee
beantwoorden?
Antwoord 11
Zoals aangegeven, is het binnen de kaders van de wet- en regelgeving aan een gemeente
zelf om een afweging te maken over de zorg- en inkomensvoorzieningen.
Vraag 12
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.