Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Dobbe en Van Nispen over de beïnvloeding van de Eritrese diaspora door de Eritrese regering
Vragen van de leden Dobbe en Van Nispen (beiden SP) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie en Veiligheid over de beïnvloeding van de Eritrese diaspora door de Eritrese regering (ingezonden 28 februari 2024).
Antwoord van Minister Bruins Slot (Buitenlandse Zaken), mede namens de Minister van
Justitie en Veiligheid (ontvangen 14 mei 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar
2023–2024, nr. 1282.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Rellen Den Haag kunnen ook werk regering Eritrea zijn»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2 en 3
Hoe beoordeelt u de mogelijke beïnvloeding van de Eritrese diaspora in Nederland door
de Eritrese regering? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Welke maatregelen gaat u nemen om onwenselijke beïnvloeding door de Eritrese regering
nog verder te voorkomen? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Antwoord 2 en 3
Zoals ook aangegeven in een brief aan uw Kamer in 20162 is het beeld van sociale druk binnen de Eritrese gemeenschap niet volledig eenduidig.
Mogelijk vindt dit wisselende beeld zijn oorsprong voor een deel in een generatieverschil
tussen personen die voor, dan wel na de onafhankelijkheid het land hebben verlaten.
Het is niet vast te stellen of de druk die sommige Eritreeërs ervaren een direct gevolg
is van invloed die de Eritrese overheid zou uitoefenen in Nederland op personen van
Eritrese afkomst. Het kabinet erkent dat de sociale druk die Eritreeërs in Nederland
kennelijk ervaren niet kan worden genegeerd. Hiervoor zijn verschillende maatregelen
genomen, zie meer hierover onder het antwoord op vraag 4.
In algemene zin geldt dat sinds 2018 het kabinet een nationale aanpak tegen Ongewenste
Buitenlandse Inmenging (OBI) hanteert, waarover uw Kamer meermaals is geïnformeerd.
Deze aanpak bestaat uit drie sporen, te weten het diplomatieke spoor, het weerbaarheidsspoor
en het bestuurlijk/strafrechtelijke spoor. Deze integrale OBI-aanpak wordt voortdurend
bezien op effectiviteit en actualiteit. Hiertoe is in 2018 de zogenoemde OBI-tafel
opgericht, onder coördinatie van de NCTV. Dit is een periodiek, interdepartementaal
overleg waarbij de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Defensie, Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn aangesloten,
alsmede de nationale politie en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Indien ons signalen bereiken over onwenselijke beïnvloeding wordt niet geschroomd
stevig in te grijpen. Zo is in 2017 de Tijdelijk Zaakgelastigde van het Eritrese ambassadekantoor
in Den Haag persona non grata verklaard na berichtgeving over het innen van diasporabelasting
met dwang. In 2020 is daarnaast een lokale medewerker van ditzelfde ambassadekantoor
weggestuurd omdat hij zich voordeed als consul en geld ophaalde. Uw Kamer is destijds
over deze zaken geïnformeerd.
Tot op heden zijn bij ons geen signalen bekend dat er bij de recente rellen sprake
was van aansturing door of vanuit het Eritrese regime. Wel is de Eritrese ambassadeur
in België, onder wiens ressort Nederland valt, uitgenodigd voor een gesprek (zie ook
het antwoord op vraag 7).
Vraag 4
Zijn de maatregelen, zoals aangekondigd in de kabinetsreactie (Kamerstuk 22 831, nr. 125) op het rapport naar aanleiding van de motie Karabulut voldoende uitgevoerd en hebben
zij het gewenste effect gehad? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Antwoord 4
Met bovengenoemde kabinetsreactie van december 2016 heeft de regering maatregelen
aangekondigd n.a.v. de moties die werden aangenomen tijdens een debat over de invloed
van Eritrea in Nederland. Deze maatregelen betreffen 1) Het uitvoeren van een onderzoek
naar de inning van diasporabelasting 2) Het onderzoeken of een centraal meldpunt voor
Eritreeërs een zinvolle en doelmatige aanvulling is op bestaande mogelijkheden, 3)
Het bevorderen van integratie en participatie van de Eritrese gemeenschap in Nederland,
in samenwerking met de gemeenschap zelf, 4) Het opstellen van een handreiking voor
lokale overheden en hulpverlening en de situatie in Eritrea en Nederland nauwlettend
volgen. Hieronder per maatregel de stand van zaken.
Over de uitkomsten van het onderzoek naar de inning van diasporabelasting werd uw
Kamer in 2018 reeds geïnformeerd.3 Zie hierover meer bij het antwoord op vraag 5.
Betreffende het meldpunt, is in de beantwoording van Kamervragen van 26 juli 20184 aangegeven dat het kabinet nog steeds van mening is dat een speciaal meldpunt voor
Eritreeërs, zoals waar de motie onder andere toe oproept, niet nodig is. In plaats
van een nieuw meldpunt in het leven te roepen zetten de Ministeries van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid en van Justitie en Veiligheid in op het wijzen op de mogelijkheden
rondom de gang naar de politie. Daarnaast is uw Kamer op 6 april 2023 geïnformeerd
over de algemene geïntensiveerde aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (OBI),
die tot doel heeft mogelijke drempels die burgers ervaren bij het doen van OBI-meldingen
zoveel mogelijk te verlagen, als ook door het centraal bijeenbrengen van OBI-meldingen
trends en dreigingen op dit gebied eerder te kunnen onderkennen.5 Daarnaast wordt momenteel gewerkt aan de uitvoering van de motie Becker die oproept
tot het inrichten van een breed meldpunt voor slachtoffers van OBI.6 U wordt later dit jaar geïnformeerd over de voortgang van de geïntensiveerde aanpak
van OBI. Deze motie zal daar onderdeel van uitmaken.
De Expertise Unit Sociale Stabiliteit heeft, conform de toezegging in de kabinetsreactie
van december 2016, een netwerk opgebouwd binnen de Eritrese gemeenschap in Nederland.
Daarnaast zijn gemeenten individueel ondersteund bij vraagstukken over de lokale Eritrese
gemeenschappen en daar waar nodig in contact gebracht met (leden van) dit netwerk.
Dit netwerk is nog steeds actief.
Tot slot heeft het Ministerie van SZW in 2017 een «Handreiking voor ondersteuning
van Eritrese nieuwkomers bij hun integratie» laten opstellen, met als doel een beschrijving
te geven hoe de participatie en integratie van Eritrese statushouders wordt vormgegeven
en voor elk beleidsterrein dat daarmee gemoeid is, best practices en tips te delen.
Dankzij deze maatregelen werden de oplopende spanningen van de afgelopen maanden binnen
de Eritrese gemeenschap gesignaleerd door de Expertise Unit Sociale Stabiliteit. Van
oktober 2023 tot en met januari 2024 zijn hierover (signaal)gesprekken gevoerd met
verschillende ministeries, gemeenten en de gemeenschap zelf.
Vraag 5
Blijft u bij het standpunt dat het innen van diasporabelasting niet kan worden verboden
binnen de huidige rechtsgronden, zoals u onder andere verwoord heeft in het schriftelijk
overleg uit 2019?7 Ziet u noodzaak en/of mogelijkheden om de wet te wijzigen om dit wel mogelijk te
maken?
Antwoord 5
Zoals ook aangegeven in een Kamerbrief van 9 november 20188 zijn de afgelopen jaren op verzoek van uw Kamer verschillende onderzoeken uitgevoerd
naar de Eritrese diasporabelasting en de wijze van inning van deze belasting. Uit
deze onderzoeken is gebleken dat de inning van diasporabelasting niet onrechtmatig
is. In het algemeen geldt dat staten de vrijheid hebben om, binnen de grenzen van
het internationale recht, hun belastingstelsel in te richten en hierbij maatregelen
te nemen om zich te verzekeren van de inning van belasting. De onderzoeken bevestigden
tevens dat het in het Nederlandse belastingstelsel niet mogelijk is om de heffing
en de inning van de Eritrese diasporabelasting in Nederland te verbieden. De inning
is sinds een ministeriële regeling uit 20169 wel verboden als deze gepaard gaat met fraude, dwang, afpersing en andere strafbare
feiten, of wanneer zij in strijd is met het op Eritrea van toepassing zijnde sanctieregime.
Dat is niet gebleken.
Het kabinet blijft de situatie ten aanzien van de inning van diasporabelasting nauwgezet
volgen. Om vast te kunnen stellen of er sprake is van dwang, intimidatie of fraude
bij de inning van de diasporabelasting, is het van groot belang dat personen die dwang
of intimidatie ervaren hiervan aangifte doen bij de politie, zodat hieraan strafrechtelijke
opvolging kan worden gegeven.
Vraag 6
Zijn er na het incident uit 2020 nog meer incidenten geweest met de Eritrese ambassade
met betrekking tot het innen van de diasporabelasting en/of de beïnvloeding van de
Eritrese diaspora door de Eritrese regering? Is de Kamer daarover geïnformeerd? Kunt
u een uitgebreide toelichting geven?
Antwoord 6
Bij het kabinet zijn geen incidenten bekend na 2020 waarbij is vastgesteld dat diasporabelasting
werd geïnd door de Eritrese ambassade onder dwang.
Vraag 7
Bent u van plan een onderzoek in de stellen naar de beïnvloeding van de Eritrese diaspora
door de Eritrese regering? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in 2016 reeds opdracht gegeven
voor een kwalitatief onderzoek om inzicht te krijgen in het netwerk van Eritrese (zelf)organisaties
in Nederland, de mate en aard van de (buitenlandse) aansturing van Eritrese (zelf)organisaties
in Nederland door de Eritrese overheid en/of daaraan gelieerde organisaties en de
mate en aard van de ervaren druk onder Eritreeërs in Nederland. Hierover is uw Kamer
geïnformeerd (Kamerstukken II, 2016–2017, 22 831, nr. 125)10. Er zijn bij het kabinet geen verdere indicaties die erop wijzen dat de uitkomsten
van dit eerdere onderzoek niet meer in overeenstemming zijn met de huidige situatie.
Wel heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Eritrese ambassadeur in Brussel,
onder wiens ressort Nederland valt, in een gesprek duidelijk kenbaar gemaakt dat Nederland
verwacht dat de ambassade signalen van eventuele spanningen rondom evenementen onder
de aandacht brengt bij de Nederlandse autoriteiten. Tevens is benadrukt dat verwacht
wordt dat de ambassade zich inspant om een de-escalerende rol te spelen bij spanningen
binnen de Eritrese gemeenschap.
Vraag 8
Bent u bereid bereid om, bij een eventueel onderzoek, ook de verschillende groeperingen
in Nederland in kaart te brengen en de beïnvloeding van deze afzonderlijke groepen
in het onderzoek mee te nemen?
Antwoord 8
Zie het antwoord op vraag 7.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.G.J. Bruins Slot, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.